11

Waarin Roger Conway de waarheid spreekt, doch Inspecteur Teal een leugen voor waarheid aanneemt

Inspecteur Teal duwde Hermann de kamer binnen, en legde hem snel een p^ar handboeien aan. Vervolgens richtte hij zijn slaperige ogen ©p Roger.

‘Hallo, Bewusteloze!’ zuchtte hij.

‘Niet helemaal bewusteloos,’ antwoordde Roger, ‘maar veel scheelt ‘t niet. Het kostte me een stevige opstopper om je te waarschuwen.’

Teal schudde zijn hoofd. Hij was eeuwig en altijd vermoeid, en zelfs die onbeduidende beweging scheen hem een gigantische inspanning te kosten.

‘Je vergist je,’ zei hij. ‘Ik ben Norman niet. Wat voer je hier uit?’ ‘Zeehondje spelen,’ zei Roger sarcastisch. ‘Reusachtig lollig. Doe je ook mee? Hermann is de oppasser die ons de vis in de muil gooit!’

Mr. Teal zuchtte opnieuw en zeer diep. ‘Hoe heet je?’ vroeg hij.

Er verhepen enige seconden eer Roger antwoordde. In die korte tijd moest hij een beslissing nemen, die misschien een geweldige verandering in het leven van de Saint teweeg ging brengen, en eveneens in het leven van Roger zelf… en misschien een ommekeer zou veroorzaken in de geschiedenis van Europa… Toevallig was het een gewoonte van hem, zelden of nooit iets in zijn zakken te hebben, en voor zover hij kon nagaan, had hij niets bij zich, waardoor men hem zou kunnen identificeren. Op den duur zou het natuurlijk ontdekt worden, maar de eerste vier en twintig uur was het bedrog misschien vol te houden. En gedurende die tijd zou de Saint de handen vrij hebben, zou hij Patricia kunnen redden, naar Maidenhead terugkeren, met Vargan afrekenen en de zending, die hij op zich genomen had, tot een goed einde brengen. Aan de mogelijke en zelfs waarschijnlijke gevolgen, die een en ander voor hem zelf mee zou brengen, dacht Roger niet in het minst. Dat betekende niets in vergelijking met het doel. ‘Ik ben Simon Templar,’ zei hij, ‘en als ik me niet vergis zoek je mij.’

Hermann keek verbaasd. ‘Dat liegt ie!’ schreeuwde hij. ‘Hij is Templar niet!’

Teal wendde zijn somnambule-achtige blik naar de ander. ‘Wie vroeg jou iets?’

‘Let er niet op,’ zei Roger. ‘Hij weet er geen bliksem van. Ik ben Templar. Kort en goed!’

‘Maar dat liegt ie!’ hield Hermann opgewonden vol. ‘Templar is een uur geleden vertrokken! Die vent…’

‘Jij houdt je onsmakelijke gezicht dicht!’ zei Roger scherp. ‘En zo niet, dan zal ik ‘t dicht spijkeren. Jij…’

Teal sloot slaperig de ogen.

‘Iemand is bezig een sprookje te vertellen,’ zei hij sloom. ‘Nou, willen jullie allebei een ogenblik je kaken op elkaar houden, ja?’ Hij stapte lui en langzaam de kamer door, en boog zich over Roger, vatte hem bij zijn jas, knoopte die los en las het monogram dat aan de binnenzijde geborduurd was.

‘Ik ben bang, dat jij de sprookjes-vertellende-grootmoeder bent, hoe je ook heet,’ zei hij, en zuchtte wederom zeer diep.

‘Dat is mijn werkelijke en onvervalste naam,’ zei Roger bitter.

‘Conway - Roger Conway.’

‘Dat klinkt waarschijnlijker.’

‘Maar wat dat magere varken ook zegt

‘Een verklikker,’ verklaarde Teal geduldig. ‘Dat is zo de gewoonte onder de heren van de onderwereld, z’ri vrienden met huid en haar aan de politie overleveren om er zelf genadig af te komen. Jouw vriend zeker?’ voegde hij er sardonisch grinnikend aan toe, terwijl hij op Hermann wees. ‘Jullie schijnen elkander tenminste van naam te kennen.’ Roger gaf geen antwoord. Dat was achter de rug. Het was vlugger gegaan dan hij gedacht had. Wat stond er nu te gebeuren?

Dus, Hermann had klaarblijkelijk genoegen genomen met de hem toegedachte rol. Roger vond het vreemd, wetend wat voor type de ander was. Maar…

Roger keek hem aan, en wist eensklaps dat hij zich vergist had. Hermann was allerminst bereid de rol van verklikker op zich te nemen. Zijn protest had hij in een onbewaakt ogenblik geuit, instinctmatig, in zijn plotselinge angst op zelfverdediging bedacht, en vrezend dat zijn chef een fout had gemaakt. Hij pijnigde zijn hersens om een andere leugen te vinden die de eerste kon dekken, en een leugen om zichzelf uit de hete puree te redden… De toestand bleef even ingewikkeld als voor de komst van Teal. Hermann spande zich in om leugens te bedenken. Conway hield zich met dezelfde bezigheid onledig, en beiden hadden zij slechts één doel voor ogen; hun wederzijdse leiders ten koste van alles te dekken. Onvermijdelijk moesten hun respectievelijke leugens elkander aan alle kanten tegenspreken, en met iedere nieuwe leugen geraakten zij noodzakelijker wijze dieper en dieper in het moeras. En geen van beiden kon de waarheid vertellen… Konden zij geen van beiden de waarheid vertellen? Die gedachte schoot Roger door het brein, als een fel lichtende bliksem die eensklaps het duistere dilemma in plenzend hcht plaatste. De stoutmoedigheid ervan benam hem een ogenblik de adem.

Konden zij geen van beiden de waarheid vertellen?

En alsof Roger gesmeekt had om de leiding van de Saint, zo was deze daar om hem te helpen.

Want, was dit dilemma in de grond niet precies eender als het probleem dat de Saint nog geen uur geleden had opgelost? Ook nu stond het geval op het dode punt; het was dezelfde botsing van aan elkaar tegenovergestelde doeleinden, dezelfde cataleptische onbeweeglijkheid. De oude geschiedenis van de onweerstaanbare kracht en het onbeweeglijke voorwerp… En de Saint had het vraagstuk opgelost door met één enkel gebaar de lei schoon te vegen…

Zou het niet ten tweede male kunnen lukken - of, minstens de atmosfeer zuiveren - en, zou er zich misschien niet een uitweg voordoen die hij nu met de beste wil van de wereld met kon onderkennen? Als Roger nu deed zoals de Saint gedaan had - het enige wat hem overigens te doen overbleef - en de waarheid vertelde?

De waarheid zou Teal overtuigen. Roger kon de waarheid gemakkelijker en op meer geloofwaardige wijze naar voren brengen dan een leugen, en het moest eenvoudig zijn om zijn getuigenis met bewijzen te staven. Zelfs Hermann zou het moeilijk vallen er iets aan te verwrikken. En…

‘In ieder geval,’ zei Teal, ‘gaan jullie mee naar de Yard, jongens, daar kunnen we de zaak verder onder ogen zien.’ … En het vertrek naar de Yard zou er misschien door vertraagd kunnen worden. De waarheid was waarschijnlijk interessant genoeg om Teal in Brook Street te houden. Mogelijk, dat Norman Kent nog kwam opdagen, en Norman was een zoveel handiger samenzweerder dan Roger…

‘Voor we gaan,’ zei Roger, ‘heb ik je misschien nog iets te vertellen dat je interesseert.’

Teal trok zijn wenkbrauwen op, maar niet hoger dan één millimeter.

‘En wat is dat voor geleerds?’ vroeg hij. ‘Wou je.me vertellen dat je de koning van de Kannibalen Eilanden bent?’ Roger schudde zijn hoofd. Het was heel gemakkelijk. Teal was misschien de enige man van de Yard, die er op in zou gaan. Het was onmogehjk zich voor te stellen, dat een zo flegmatiek type ooit ergens haast mee zou maken… en wel allerminst met het overbrengen van twee gevangenen naar de Yard. ‘Ik ga op mijn beurt iets verklikken,’ zei Roger. Teal knikte.

En alsof hij voor zijn hele verdere leven absoluut niets meer te doen had, het hij zich in een fauteuil neer, en haalde een pakje kauwgum te voorschijn.

Met rhythmisch kauwende kaken vroeg hij: ‘Nou, en?’ ‘Als ‘t je hetzelfde is,’ zei Roger om tijd te winnen, ‘zou ik graag gaan zitten, de vloer is niet zo zacht als je misschien denkt. En als ik een sigaret kon roken

Teal kwam overeind, hees Roger in een fauteuil, en verschafte hem tevens een sigaret. Met majesteitelijk geduld liet hij zich vervolgens weer in zijn eigen zetel neer.

Hij maakte geen bezwaar tegen het uitstel op grond van de overweging dat er buiten collega’s stonden te wachten, hetgeen zeggen wilde dat ze er ook niet waren. Roger herinnerde zich dat men van Teal beweerde dat hij bij voorkeur alleen werkte. Het was een bewijs van zijn onwankelbaar vertrouwen in eigen bekwaamheid en ervaring, een vertrouwen - om hem te geven wat hem toekomt - dat alleszins gerechtvaardigd was, gezien zijn staat van dienst. Doch in dit geval…

‘Dit keer vertel ik de waarheid,’ zei Roger. ‘Wij zitten in de val -Simon Templar inbegrepen - en dat danken we aan enkele kameraden van Hermann - Templar weet het echter niet. Ik stel er allerminst prijs op dat je hem inrekent, maar als je dat niet vliegensvlug doet, overkomt hem een ongeluk. Luister, wij hebben Vargan in handen. Maar wij waren niet de eerste aanvallers. De kameraden van die meneer Hermann waren de eersten ‘Nog een leugen!’ onderbrak Hermann giftig. ‘Heb je nog geen tijd genoeg met hem verknoeid, Inspecteur? Op één leugen heb je hem al betrapt, en…’

‘.. .en jij bent erop betrapt dat je hier met een revolver rond-spankert,’ onderbrak Roger hem. ‘Wat heb je daarop te antwoorden? En waarom, voor de donder, ben ik geboeid? Wel een wonder dat je nog niet beweert dat je een particulier detective bent, en juist op het punt stond de politie te waarschuwen, om mij over te leveren!’ Teal sloot zijn ogen.

‘Ik kan niet naar twee tegehjk luisteren,’ zei hij, ‘wie van jullie beiden vertelt deze geschiedenis?’ ‘Ik’, zei Roger.

‘Jouw verhaal lijkt mij interessanter,’ bekende Teal, ‘zelfs als Hermann straks aantoont dat het verzonnen is. Vertel verder, Con-way. En jij houdt je gezicht tot je wat gevraagd wordt,’ voegde hij eraan toe, zich tot Hermann wendend.

Hermann zweeg nijdig; Roger inhaleerde diep en blies de rook tegehjk met een schietgebed van dankbaarheid naar het plafond. ‘Wij waren naar Esher gegaan om Vargan in te rekenen,’ hervatte

Roger, ‘maar het bleek dat men ons voor geweest was, en dat anderen zich reeds de professor hadden toegeëigend. Vargan scheen die avond buitengewoon in trek te zijn. Om kort te gaan wij wonnen het gevecht, en gingen er met de buit vandoor.’ ‘Waar brachten jullie hem heen?’

‘Volg je eigen raad op, en val me niet in de rede,’ zei Roger kort. ‘Ik vertel deze geschiedenis op m’n eigen manier, of ik vertel niets.’

‘Ga verder, asjebheft.’

‘Wij brachten Vargan ergens buiten Londen. Templar en ik gingen hier naar toe om enkele dingen te halen… Zeg eens,’ onderbrak hij eensklaps, ‘hoe vond je de weg hierheen?’ ‘Ik ging naar Brighton en vond er de autohandelaar, die de Cadillac geleverd had,’ zei Teal met enige voldoening in zijn stem. ‘Je kunt ‘s Zondags al die heren in Brighton treffen, met de kostbaarste wagens uit hun toonkamers. Dat was nogal eenvoudig.’ Roger knikte.

Hij vervolgde langzaam zijn verhaal, en hield ongemerkt de klok in het oog.

‘De bende waartoe Hermann behoort wist, al voor het feest begon, dat wij belang stelden in Vargan. Hoe ze dat wisten doet er op het ogenblik niet toe, dat is een geschiedenis apart… Nee… feitelijk toch ook niet, nu ik er goed over nadenk. Je herinnert je de eerste geschiedenis bij de villa van Vargan?’ ‘Inderdaad.’

‘Twee personen wisten langs de chauffeur van Humer Smith heen te ontkomen - een man en een vrouw. Dat waren Templar en een vriendin van hem. Zij waren toevallig daar aangeland. Zij reden er met de auto langs, toen zij een vreemd licht zagen en zij wilden weten wat dat te beduiden had. Wat hen eensklaps op de vlucht deed slaan was de verschijning van een tweede man, de reus, waarvan je later de voetsporen hebt gevonden. Ik zal je zeggen hoe hij heet, want het was de leider van de bende waartoe Hermann behoort

Hermann viel hem eensklaps in de rede: ‘Inspecteur, dat wordt weer een leugen!’

Teal trok zijn ene ooghd op. ‘Hoe weet je dat?’ vroeg hij vriendelijk.

‘Hij weet dat ik de waarheid spreek!’ riep Roger triomfantelijk. ‘Hij heeft zichzelf verraden. Luister, de naam van die reus was Dr. Rayt Marius. En als je me niet gelooft, zie dan dat je één van z’n schoenen te pakken krijgt, en kijk eens hoe precies ze passen in de gipsafgietsels die je van de indrukken gemaakt hebt.’ De beide kaken van Mr. Teal waren op zijn borst gezakt. Het leek of hij sliep, en zijn stem klonk dienovereenkomstig. ‘En die lui vonden uit dat jullie hier huisden?’ ‘Ja’, zei Roger. ‘En ondertussen maakten zij zich meester van het meisje dat die eerste keer met Mr. Templar bij de villa was - het meisje dat hij liefheeft. - Marius kwam hier om te onderhandelen: hij wilde haar uitwisselen tegen Vargan. Templar ging er niet op in. Hij wilde hen allebei hebben. “Wij kwamen er achter waar men het meisje had gebracht, en Templar ging er op uit om haar te bevrijden. Ik bleef hier om op de gevangenen te passen: Marius, Hermann en nog zo’n kerel, een zekere Otto. Ze wisten mij te overmeesteren en smeerden ‘m, maar heten Hermann hier om mij te bewaken. Ik moest dienst doen als gijzelaar. Marius en Otto zetten de Saint achterna. Zij hadden reeds gezorgd dat er een hinderlaag gelegd werd op de weg waarlangs Templar moest komen. Marius had dat telefonisch in orde gemaakt, van hier uit. Templar weet echter niet wat hem te wachten staat. Hij rekent er op dat de kerels, die het huis op de heuvel bewaken, van niets weten. Hij gaat rechtstreeks een wisse dood tegemoet

‘Een ogenblik,’ zei Teal. ‘Over welk huis op welke heuvel heb je het?’

De manier waarop de vraag gesteld werd, toonde aan, dat de klank van waarheid in het verhaal niet aan de oren van de Inspecteur ontsnapt was, en Roger haalde opnieuw diep adem. Hij had verteld wat hij meende te kunnen vertellen, en het was een omslachtige, maar belangstelling wekkende inleiding. Hoeveel kon hij er nog aan toevoegen? Hoe groot was het gevaar dat de Saint bedreigde? v

Roger kende de Saint als iemand, die heel wat verdragen kon, en tegen heel wat was opgewassen, maar hoe groot was de overmacht? Zou de Saint het kunnen bolwerken? Gesteld dat de politie arriveerde, juist op het ogenblik dat hij de zege had bevochten? Zou die omstandigheid hem noodzaken een tweede veldslag te leveren?… Of mocht hij aannemen dat de Saint de dreigende gevaren wel baas zou kunnen? Kon het verraad zijn, nog meer kaarten uit handen te geven… al was het dan ook om Pat te bevrijden? Hoe moest een man, die voor de keus gesteld werd tussen zijn geliefde en de wereldvrede, kiezen? Aangenomen, dat de Saint zou moeten worden opgeofferd, dan bevond Vargan zich toch nog altijd in handen van Norman Kent, die duidelijke en afdoende orders had ingeval zich onvoorziene omstandigheden voor mochten doen… Maar waar hing Norman uit?

Roger keek in de smalle, heldere oogjes van Hoofdinspecteur

Teal. Dan wendde hij de blik af, en ontmoette de loerende, giftige blik van Hermann. Hij slaagde erin middelerwijl op de klok te letten, zonder dat Teal het bespeurde.

‘Welk huis op welke heuvel?’ vroeg deze opnieuw. Wat doet dat er toe?’ vroeg Roger, die wanhopig trachtte tijd te winnen.

‘Dat doet er veel toe,’ zei Teal, zich met geweld bedwingend. ‘Als je niet zegt waar Templar naar toe is, kan ik hem moeilijk uit de val halen waar hij, volgens jou, ingelopen moet zijn.’ Roger boog het hoofd.

Als Norman Kent niet heel spoedig kwam opdagen, en Teal om de tuin wist te leiden, zodat Roger en Norman samen de Saint te hulp zouden kunnen snellen, bleef er niets anders over dan de waarheid, en de gehele waarheid, Teal aan de neus te hangen. Het mocht echter kosten wat het wilde, de Saint diende tot elke prijs gered te worden. Roger zag het eensklaps duidelijk in. ‘Stel je in verbinding met de politie in Baintree,’ zei hij. ‘Templar moet dat dorp door. Hij rijdt een open Hirondel. Als je dat gedaan hebt zal ik verder vertellen. Er is geen tijd te verhezen…’ De slaperige ogen van Teal gingen eensklaps wijd open, en hij keek Roger scherp, doordringend en onderzoekend aan. ‘Is dat de waarheid wat je me hebt verteld?’ ‘Op mijn woord van eer.’ Teal knikte zeer nadrukkelijk.

‘Ik geloof je,’ zei hij, en spoedde zich met verrassende haast naar de telefoon.

Roger mikte zijn eindje sigaret in de haard, en tuurde naar de patronen van het tapijt, terwijl zijn hersens koortsig werkten om enige orde te scheppen in de chaos der hem bestormende gedachten.

Als Norman op weg naar Brook Street was geweest had hij er nu reeds moeten zijn. Dus Norman had besloten in Maidenhead te bhjven. En daarmee was die kans op uitkomst verkeken. De stem van de detective bereikte Roger als door een nevel van wanhoop.

‘Een open Hirondel… rijdt waarschijnlijk als de duivel. Houd elke wagen die er vannacht langs komt aan… Ja, het is beter dat jullie wapens meeneemt. Als je hem te pakken hebt breng je hem met de wagen naar Londen. - New Scodand Yard - direct… Bel mij op, als je onderweg bent.’ De Inspecteur legde de hoorn op de haak.

‘Wel, Conway, laat eens horen wat er met dat huis aan de hand is.’ Een ogenblik was er iets in Roger’s keel, dat hem het spreken belette, of scheen te beletten.

Eindelijk klonk het: ‘Wij kennen het alleen als ‘Het Huis op de heuvel’. Het werd aldus aangeduid in een brief die we op Marius vonden. Maar het is ergens in…’ Zzzzzzzz… zzzzzzz!

Teal keek naar de deur. Dan wendde hij zich tot Roger en er was

een scherpe klank in zijn stem.

‘Weet je wie daar is?’

‘Geen flauw vermoeden van.’

Zzzzzzzzzzzz!

Opnieuw het doordringende geluid van de rinkelende bel. Roger’s hart klopte enkele slagen sneller. Hij kon zich later onmogelijk verklaren, hoe hij er in geslaagd was volmaakt zijn kalmte te bewaren, en te kijken of hij werkelijk hevig verwonderd was; maar hij wist dat zijn comedie volkomen echt leek. De snel vervagende uitdrukking van wantrouwen op het gelaat van Teal bewees het hem. En met al het aplomb waartoe hij in sta_at was, herhaalde hij:

‘Geen flauw vermoeden van!’

Doch hij wist dat slechts één man ter wereld gebeld kon hebben. En Hermann wist het eveneens.

Roger Het echter niets blijken, en vermeed Hermann aan te kijken.

Het bleef een gokspel. Roger, die de waarheid en de zuivere waarheid vertelde, en - voor zover Hermann wist - daarmee door zou gaan, bracht de ander in een toestand van groeiende angst en wanhoop. Het verhaal dat Roger vertelde zou Hermann noodzaken straks tal van netelige vragen te beantwoorden… Zou hij verstandig en behendig genoeg zijn om in te zien, dat het voor hem voordeliger was zich aan de politie over te geven dan aan zijn onofficiële vijanden?… Hermann bleef zwijgen.

Teal verhet het vertrek en Roger had kunnen juichen van opluchting.

Doch hij durfde niet te roepen - zelfs niet om Norman te waarschuwen. Zo nuttig als dat de eerste keer geweest was, zo ondienstig zou het nu zijn. Norman moest op eigen gelegenheid door het net zien te slippen, en het was te hopen, overwoog Roger, dat al de goede beschermgeesten van de Saint hem terzijde mochten staan, zoals zij de Saint zelf geholpen zouden hebben… Teal opende de voordeur, en hield zijn rechterhand in zijn zak. Norman aarzelde slechts een onderdeel van een seconde. Later verklaarde hij, dat de woorden hem automatisch naar de lippen geweld waren, zonder dat hij er bij nadacht, en dat het was alsof een goede geest hem de woorden ingaf. ‘Bent U Mr. Templar?’ vroeg Norman Kent. En toen hij de woorden hoorde, die hij sprak zonder er zelfs maar bij te denken, stond hij zelf verbaasd over de eenvoud en de ontzaglijke gedurfdheid van de hst. ‘Nee,’ zei Teal afgemeten. ‘Is Mr. Templar thuis?’ ‘Op het ogenblik niet.’

‘Wel, kunt U me misschien helpen? Ik heb Mr. Templar nooit ontmoet; maar ik krijg zojuist een hoogst ongewone boodschap, en ik dacht dat ik, alvorens naar de politie te gaan…’ De woorden misten hun uitwerking niet.

‘Misschien dat ik iets voor U doen kan,’ klonk het minder kort, en met wat meer tegemoetkomendheid. ‘Wilt U niet binnenkomen?’ ‘Gaarne,’ zei Norman Kent.

Teal ging opzij om hem door te laten, en wendde zich om, teneinde de voordeur weer te sluiten.

Langs de muren van het portaal hing een groot aantal vreemde, exotische wapens, herinneringen uit het veel bewogen bestaan van de Saint, in alle uithoeken van de wereld. Er hingen Spaanse messen, en het zwaard van een matador; musketten en antieke pistolen; speren van de Zuidzee Eilanden afkomstig; Maleise krissen en klewangs; een boemerang uit Nieuw Zeeland; een Irokese boog, een assegaai, een blaasroer van de Papoea’s, en dergelijke. De blik van Nornian Kent viel op een kleine knuppel, die dicht onder het bereik van zijn hand hing. Hij het het wapen bliksemsnel in zijn zak glijden.