13

Waarin Simon Tetnplar belegerd wordt, en Patricia om hulp roept

Gedurende enkele ogenblikken hield hij haar dicht tegen zich aangedrukt ; hij vond dat dit ogenblik duizend veldslagen ruimschoots waard was, en dan eindelijk maakte hij zich voorzichtig uit haar omhelzing los.

‘Moed houden, Pat, mijn heveling,’ zei hij zacht, ‘Ik moet eens even onze fortificatie inspecteren.’

De kamer was, gelukkigerwijze, slechts smal, en voor de weinige ruimte die deze bood stond er een grote hoeveelheid meubelen. De Saint sleepte het bed, de wastafel, en nog een kast bij elkaar, waarmee de ruimte tussen de deur en de muur zo volkomen was opgevuld, dat de deur onmogelijk geopend kon worden. Doch, het was evenzeer onmogehjk de barricade hoger op te bouwen. Zelfs als de Saint niet gewond was geweest, zou hij er niet in zijn geslaagd de ene kast op de andere te stapelen, zodat het bovenste gedeelte van de deur onbeschermd bleef. En indien de belegeraars met bijlen aan het werk togen…

Het was slechts een veronderstelling, en het diende tot niets zich daar nu reeds zorgen over te maken.

‘In ieder geval,’ zei de Saint, ‘hebben ze voorlopig de handen vol.’ Hij keek met een zeker welgevallen naar de opgeworpen barricade. Het scheen of hij scherp luisterde terwijl hij sprak; en nadat hij uitgesproken was bleef hij nog luisteren.

Het lawaai op de gang was eensklaps verstild, en een stem klonk duidelijk en helder.

Simon kon niet verstaan wat er gezegd werd, maar hij hoefde er niet aan te twijfelen wie de spreker was.

Niemand zou zich dienaangaande kunnen vergissen. De stem klonk scherp, en arrogant. Het was een hoge, schrale stem die bevelen uitdeelde.

‘Hallo, Marius, ouwe jongen!’ riep de Saint. ‘Hoe staat ‘t ermee?’ Dan gaf Marius in het Engels antwoord.

‘Als ik jou was zou ik maken dat ik bij de deur vandaan kwam, Templar,’ merkte Marius zalvend op. ‘Ik ga het slot in splinters schieten.’ De Saint lachte luidkeels.

‘Dat laat me Siberisch koud, Marius,’ antwoordde hij, ‘maar ik vind dat je dient te weten dat één van je vrienden vlak voor het slot staat en onmogehjk weg kan komen, en dat ik hem er niet weg kan halen zonder m’n barricade overhoop te gooien.’ ‘Dat is beroerd voor hem,’ zei Marius meedogenloos, en de man, die aan de deur geprikt stond, brulde van angst. De Saint bracht Patricia in een hoek in veiligheid, en beschermde haar met zijn eigen lichaam daar Marius ging vuren. Hij keek over zijn schouder achterom, hij zag dat de man mond en ogen in doodsangst open sperde. Het schot knalde, langzaam zakte de man voorover; zijn hoofd bonsde tegen de kast, dan bleef hij stil en onbeweeglijk hangen. De Saint had zenuwen van staal, maar de onmenselijke koelbloedigheid, waarmede de moord begaan was, deed hem een ogenblik huiveren.

‘Arme bliksem,’ mompelde hij.

Buiten op de gang klonk de bevelende stem van Marius, en de bestorming werd hervat.

Simon liep op het venster toe; maar één enkele blik op de tralies overtuigde hem ervan, dat het onmogelijk was langs die weg te ontkomen. En nergens in de kamer was iets te vinden dat als hefboom zou kunnen dienen om de tralies te verwrikken. Zeker, hij zou één der spijlen van het bed kunnen nemen, doch hij kon het niet doen zonder de barricade te doen tuimelen. Nee, de val zat dicht en er was geen ontkomen aan. Van buiten viel geen hulp te verwachten, tenzij Roger… Doch het nuchtere feit van Marius’ tegenwoordigheid bewees, dat Roger uitgeschakeld was.

‘Hoe vond je de weg hierheen?’ vroeg het meisje. De Saint vertelde haar omstandig hoe het in zijn werk was gegaan, doch terwijl hij sprak waren zijn gedachten elders. Daardoor viel het misschien te verklaren dat het niet onmiddellijk tot hem doordrong dat zij met haar snel begrip reeds had ingezien hoe… ‘Maar als je Roger met Marius achterhet…’ De Saint keek haar aan en knikte berouwvol. ‘We moeten de toestand onder de ogen durven zien,’ zei hij. ‘Roger is er in getippeld, maar misschien is hij aan ‘t ergste ontkomen. Hij is niet direct het beste nummer van onze troep, maar hij beschikt in ieder geval over een flinke dosis handigheid om zich ergens uit te redden. Tenzij Teal inmiddels op het toneel verschenen is…’ ‘Teal? Waarom zou Teal… ?’

Simon keerde met een ruk tot de werkelijkheid terug. Er was zoveel gebeurd sedert hij haar voor het laatst gezien had, dat hij zich er geen rekenschap van gaf dat zij van bepaalde omstandigheden onkundig was.

Hij vertelde haar hetgeen zij nog niet wist… het avontuur in Esher, en de vlucht naar Maidenhead. Voor het eerst begreep zij ■ wat er allemaal op het spel stond, en tevens begreep zij waarom men haar ontvoerd had.

Op zijn luchtige, half schertsende manier, alsof het een onbeduidend gebeuren betrof, vertelde de Saint. En voor hem was het hele geval tot die graad afgezakt: door de bomen kon hij het bos niet meer zien.

‘En dus,’ zei hij, ‘zul je wel begrijpen waarom het voor Tiny Tim bittere ernst is, en waarom er vannacht zo’n beroering heerst in het vreedzame Bures.’

En terwijl hij sprak keek hij onwillekeurig naar de levenloze gestalte die over de kast hing, een voor eeuwig zwijgend getuige van de waarheid zijner woorden; en het meisje volgde zijn blik. Simon’s ogen ontmoetten de hare, en hij haalde de schouders op. Hij dwong haar op het bed te gaan zitten, waar hij zich naast haar zette, een sigaret opstak, en er haar tevens een aanbood. ‘En’, begon hij eindelijk. ‘Vertel eens hoe ze het hebben aangelegd om je hierheen te krijgen, en waar ik me met het nodige gevaar bij je heb kunnen voegen.’

‘Dat was gemakkelijk genoeg,’ antwoordde zij. ‘Ik was allerminst op iets dergehjks voorbereid, begrijp je? Als je me een beetje omstandiger had ingelicht toen je me opbelde… enfin, ik liep erin als een blind paard. Er waren heel weinig reizigers en ik had een codjsé alleen. Ik denk dat we zowat bij Reading waren toen er een heer door de gang kwam en vroeg of ik hem vuur kon geven, hij had z’n lucifers vergeten. Ik hielp hem aan vuur, en hij bood mij een sigaret… Natuurlijk, ik weet wel dat het dwaas was, om die aan te nemen, maar de man zag er, wat zal ik zeggen, doodgewoon uit, en ik had geen enkele reden om achterdocht te koesteren. Simon knikte.

‘Voordat je ergens anders, in een auto bijvoorbeeld, wakker werd?’

‘Precies… Ik was aan handen en voeten gebonden, en ze hadden een zak over mijn hoofd gegooid… We reden een hele tijd, en tenslotte werd ik hier gebracht. Een uur ongeveer voordat jij kwam en die steentjes tegen het venster mikte… Oh, Simon, ik was zo bhj dat jij er was!’ De Saint drukte haar steviger tegen zich aan.

‘En ik eveneens,’ zei hij.

Hij keek naar de deur. Het was duidelijk dat zijn barricade de nodige dienst bewees, want de aanval werd niet voortgezet. Dan klonk weer de stem van Marius die bevelen uitdeelde. Gedurende enige tijd klonk er slechts een geroezemoes van stemmen; eensklaps zweeg men, en Simon hoorde iemand over de gang lopen. Zijn meest ongunstige voorgevoelens schenen bewaarheid te zullen worden.

Een ogenblik later bleek het dat hij juist had geraden, want er werd een hevige klap op de deur gegeven, en het geluid verschilde duidelijk van al de vorige. ‘Wat is dat?’ vroeg Patricia.

‘Ze hebben een blikjes-opener gehaald,’ zei de Saint luchtig, maar zijn stem was niet in overeenstemming met zijn gevoelens, want hij hoorde duidelijk dat men met een zware bijl op de deur los hakte, en de scheur in één der panelen bewees dat zelfs een nog dikkere deur het onder dat geweld niet lang zou kunnen houden. Opnieuw klonk een daverende slag. Nogmaals.

Bij de vierde slag drong de punt van de bijl door het hout en was een ogenblik als een zilveren streep op het donkere eikenhout zichtbaar.

Het was een kwestie van enkele minuten, en dan zouden de belegeraars volop gelegenheid hebben de kamer onder vuur te nemen en behoorlijk te mikken. En als dat gebeurde… De Saint wist dat het meisje hem aankeek, en van hem uitkomst verwachtte, en wanhopig trachtte hij het antwoord op de vraag, die zij in haar ogen had, uit te stellen. ‘Marius!’

Een ogenblik klonk er gemompel van stemmen, dan antwoordde Marius.

‘Wou je soms zeggen,’ vroeg de reus treiterend, ‘dat je eindelijk van plan bent ons de moeite te besparen om de deur in splinters te hakken?’

‘Oh, nee, maak je geen illusies,’ zei de Saint, op de manier van Al Jolson. ‘Ik hou wel niet van grijze luchten, sunny boy, maar als ik jou zie, wordt m’n zolderkamer een paradijs… Maar zeg eens, wat heb je met m’n vrind uitgevoerd?’ Marius lachte luid, een onaangenaam, gorgelend keelgeluid. ‘Hij is nog steeds in Brook Street, onder de hoede van Hermann. Je weet wel, Hermann, die jij bewusteloos sloeg… Ik weet zeker dat Hermann goed op hem zal passen… Is er nog meer datje wenst te weten?’

‘Nee, voor ‘t ogenblik niet,’ zei de Saint.

Marius uitte enkele woorden in zijn eigen taaltje, en de bijl hakte opnieuw.

De Saint ontmoette de blik van Patricia en zag dat zij de toestand begrepen had, doch zij toonde geen vrees.

Hand in hand, in sterke greep, zagen zij elkander diep in de ogen. ‘Ik vind het ellendig,’ zei de Saint heel zacht. ‘Erger dan ik je ooit zal kunnen zeggen.’

‘Maar ik begrijp het, Simon,’ zei zij, en haar stem klonk even vast en helder als immer. ‘De goden laten je niet in de steek,’ zei zij, en haar stem klonk zoals de Saint het zo gaarne hoorde. ‘De goden laten je niet in de steek, Simon. Is dit niet een einde zoals je altijd gehoopt hebt?’

‘Het is het eind van de wereld,’ zei de Saint kalm. ‘Roger was de enige verdedigingslinie. Als ik niet in Brook Street terugkeerde na een bepaalde tijd, zou hij zich hier bij ons voegen. Maar het is duidelijk, dat Roger niet komen zal…’ ‘Ik weet ‘t.’

‘Jou mogen ze niet levend in handen krijgen, Pat.’ ‘En jij?’ Hij lachte.

‘Ik zal proberen Marius mee te nemen op de grote reis. Maar, oh, God, Pat, ik zou m’n ziel willen geven om jou er buiten te kunnen houden. Dit is een geschikt einde voor mij, maar niet voor jou…’ ‘Waarom niet? Moet ik dan niet de laatste strijd samen met jou strijden?’

Haar handen lagen op zijn schouders, en hij hield haar gezicht tussen zijn handen. Zij keken elkander diep in de ogen. ‘Lieveling,’ zei hij. ‘Ik beklaag me niet. We leven niet in één der glanstijdperken van de geschiedenis; maar ik heb altijd getracht ook in onze tijd ervan te maken wat er van te maken viel. Ik heb gedaan wat ik kon om mijn ideaal te verwezenlijken en te leven als een gelukkig en zorgeloos ridder. Maar jij hebt het mij mogelijk gemaakt. Jij deed mij altijd weer nieuwe avonturen zoeken. Veldslagen en een plotselinge dood! Jawel, maar beide in de naam van vrede, leven en hefde. Je weet hoe hef ik je heb, Pat…’ Zij wist het. En zo zij hem immer tevoren de diepste diepten van haar hart had geschonken, deed zij het nu, en in haar omhelzing was een vreugde even levendig en duidelijk als had zij haar geluk uitgejubeld.

‘Daarnaast is alles onbelangrijk,’ zei zij zacht, doch de Saint protesteerde.

‘Maar ik heb jou opgeofferd! Als ik geweest was als andere mannen, als ik het gevaar niet zo roekeloos onderschat had, als ik meer aan jouw behoud gedacht had, en…’ Zij glimlachte.

‘Ik zelf zou het niet anders gewild hebben. Je hebt nooit getracht jezelf te verontschuldigen, waarom doe je het dan nu?’ Hij gaf geen antwoord. En welk antwoord had hij kunnen geven op zoveel grootmoedigheid?

Zij zaten naast elkander, terwijl de dreunende slagen regelmatig op de deur vielen. De zware deur kraakte en trilde onder iedere slag, en het klonk als het langzaam luiden van de doodsklok. ‘Maar voor de donder,’ riep de Saint, ‘dit kan het einde niet zijn. We hebben nog zoveel te doen, jij en ik!’ Eensklaps was hij overeind.

Hij kon niet geloven dat dit het einde zou zijn. Hij was niet gereed, hij was niet bereid voorgoed afscheid te nemen van het leven, zelfs niet op een glorierijke manier. Hij kon niet geloven dat zijn uur reeds gekomen was.

Onwillekeurig viel zijn blik op de deur, en hij zag het gezicht van Marius.

‘Ik zou je aanraden, Templar, de vesting over te geven,’ zei de reus koel. ‘Als je weerspannig blijft word je neergeschoten.’ ‘Daar zou je niet veel mee opschieten, wel? En hoe denk je Vargan te vinden?’

‘Je vriend Conway zal wel aan het praten zijn te krijgen.’ ‘Daar kon je je wel eens in vergissen!’

‘Ik heb mijn eigen middelen om iemand aan de praat te krijgen, Templar, en ik verzeker je, dat mijn methode minstens zo goed is als de jouwe. En bovendien, geef je je er rekenschap van, dat Miss Hohn onbeschermd achterblijft als jij sneuvelt?’ ‘Inderdaad,’ zei de Saint. ‘Maar ik heb ook overwogen, dat als ik me overgeef, ze precies in dezelfde omstandigheid komt te verkeren. Ze heeft evenwel een mes, en ik geloof niet dat je er veel nut van zou hebben. Denk nog maar eens na, Marius!’ ‘Overigens,’ zei Marius op dezelfde koele toon, ‘zou het niet nodig zijn je direct te doden. Het zou mogelijk zijn je weer te verwonden.’

De Saint wierp het hoofd in de nek. ‘Overgeven doe ik in geen geval,’ zei hij. ‘Uitstekend,’ zei Marius kalm.

Hij gaf opnieuw een bevel, en wederom hakte de zware bijl op de deur. De Saint begreep dat er een gat gekapt werd, groot genoeg om een man in de gelegenheid te stellen te kunnen schieten, en te kunnen zien hoe hij schoot, en hij wist dat het einde niet ver meer kon zijn.

Er was geen enkele dekking in de kamer. Zij zouden natuurlijk plat tegen de muur kunnen gaan liggen, langs de muur waarin zich de deur bevond, zodat zij van buiten af niet gezien konden worden, doch het zou op den duur slechts weinig verschil maken. Enkele welgemikte schoten langs de wand zouden afdoende bhjken.

De Saint beschikte over geen ander wapen dan het veroverde mes, en dat had hij Patricia ter hand gesteld. De kansen stonden te ongelijk. Mogelijkheden zag hij niet. Hij keek naar de splinters die rechts en links vlogen onder het geweld van de bijl; het gat was inmiddels zo groot als het hoofd van een man, en eensklaps kreeg hij de krankzinnige inval, Marius uit te dagen om het met hem alleen uit te vechten. Onmiddellijk verwierp hij die inval. Tientallen anderen zouden misschien zijn uitdaging hebben aanvaard, gezien hun verschil in postuur, uit vrees anders als een lafaard beschouwd te worden, of uit noodzaak om hun prestige tegenover hun ondergeschikten op te houden. Voor Marius telde dit alles echter niet mee. Marius kende slechts één doel, en het was duidelijk gebleken, dat hij zijn doel, met alle middelen, zonder iets te ontzien, zou trachten te bereiken. De man, die hij in koelen bloede en zonder de geringste aarzeling doodgeschoten had, was er het gruwelijk bewijs van. Maar wat dan?

De Saint hield Patricia in zijn armen, en zijn brein scheen te zoemen en te dreunen als het gieren van een reusachtig vliegwiel. Hij wist dat zijn krachten nu snel afnamen. De overmatige, schier bovenmenselijke inspanning, waarmede hij zich een weg naar deze kamer had moeten banen, had het onmogelijke van hem gevergd. Hij streek zich met zijn hand langs het voorhoofd, en voelde zich mateloos zwak.

‘Oh, God!’ kreunde hij. ‘God, help mij!’

Niets, niets was er wat hij doen kon… niets dan de wanhopige daad die hij eensklaps stelde. Hij duwde Patricia van zich af, en sprong op de deur toe. Met zijn hchaam dekte hij de opening die er in was gehakt. Marius zag hem.

‘Nog niet van mening veranderd, Templar?’ vroeg de reus koel. ‘Allerminst, jongenlief,’ zei de Saint, met een harde, schelle lach. ‘Ik doe niets anders dan me zó opstellen dat ieder schot fataal zou zijn. En ik weet dat je er geen prijs op stelt, mij nu reeds te doden want je hebt me nodig om Vargan te vinden. Zodoende hou ik je nog even bezig, niet? En duurt het nog wat langer eer het gat groot genoeg is om veilig te kunnen schieten ‘Je bent alleen beroerd vervelend en lastig,’ zei Marius, zonder enige stemverheffing en gaf wederom een bevel. De man met de bijl hervatte het werk.

Maar het zou langer duren - dat was alles wat de Saint beoogde. Zolang er leven was was er nog hoop. Misschien, misschien gebeurde het wonder… misschien… Eensklaps stond Patricia naast hem. ‘Simon… wat betekent dat?’ ‘We leven nog, heveling, en dat is al een heel ding.’ Zij trachtte hem met geweld van de deur weg te trekken, maar hij duwde haar handen van zich af. Dan sprong zij plotseling achteruit en met starende, niet begrijpende blikken volgde de Saint haar toen zij op het venster toe rende, het raam opschoof en naar buiten keek in de nacht. ‘Help!’

‘Ben je gek?!’ schreeuwde de Saint, verbitterd. ‘Moet je hun de voldoening gunnen ons om hulp te horen roepen?’

Hij vergat alles, behalve dat punt van eer, en verliet zijn plaats voor de deur. Met enkele schreden had hij haar bereikt, hij vatte haar ruw bij de schouders om haar voor het raam weg te trekken.

Zij gilde opnieuw: ‘Help!’

‘Zwijg,’ zei de Saint scherp.

Doch toen hij haar naar zich had toegewend, zag hij dat haar gezicht kalm en rustig was, geenszins het gezicht van iemand in uiterste wanhoop.

‘Jij vroeg om hulp zoëven, boy,’ zei zij. ‘Wel, waarom zou ik dan niet de hulp in mogen roepen van de mannen die inmiddels zijn aangekomen!’

En zij wees naar buiten.

De Saint keek, en hij zag dat de laan en de poort die toegang gaf tot de weg helder verhcht werden door de lampen van een auto, die voor de poort was bhjven staan. Zonder het lawaai van de hakkende bijl zou hij de nadering van de wagen hebben gehoord.

Dan verscheen er op het verhchte pad de gestalte van een man, lang, donker en goed gekleed. De man bracht zijn handen aan de mond als een scheepsroeper en brulde:

‘We komen, Pat!… Hallo, Simon!’

‘Norman!’ gilde de Saint. ‘Norman, Norman, Norman!!’

Dan dacht hij eensklaps aan de grote overmacht, en riep opnieuw:

‘Wees voorzichtig, Norman! Ze zijn gewapend en talrijk!’

‘En wij eveneens,’ zei Norman opgewekt. ‘Inspecteur Teal en een hele troep van zijn mannen hebben het huis omsingeld. Er kan niemand ontsnappen.’

Voor een ogenblik was de Saint sprakeloos.

Dan klonk het eindelijk en aarzelend: ‘Wat zei je? Inspecteur

Teal?’

‘Ja,’ schreeuwde Norman terug. En hij voegde er iets aan toe. Hij wist dat de mannen in het huis buitenlanders waren - dat zelfs Marius met zijn al te perfect Engels een buitenlander was - en dat alleen geboren Engelsen als Pat en de Saint het afschuwelijk Londens jargon dat hij eraan toevoegde konden verstaan. En Simon begreep dat het slechts bluf was, dat er noch Inspecteur, noch pohtieagenten in de buurt waren, maar voor de anderen, Marius en Co., was het een ander geval.

Simon sloeg zijn arm om de schouder van Patricia, hij had eindelijk hcht gezien in de duisternis. Het wonder was gebeurd, en het avontuur vond voortgang. En hij hervond zijn stem.

‘Oh, boy!’ riep hij; terwijl hij Patricia onder de voorlopige beschutting van de barricade in veiligheid bracht. Boven hun hoofden knalde het eerste schot, en de kogel vloog fluitend door het open venster naar buiten in de donkere nacht.