18
Waarin Simon Templar Marius te woord staat, en de kroonprins zich een schuld herinnert
Een ogenblik later knielde de Saint naast Norman Kent, en onderzocht diens wond met kennis van zaken. Norman probeerde hem van zijn voornemen af te brengen.
‘Pat,’ zei hij bijna onhoorbaar. ‘Ik verborg haar in jouw kamer.’ Simon knikte.
‘Uitstekend. Dan is ze voorlopig veilig. En bovendien is het beter dat ze daar blijft zolang Marius hier rondhangt. Laten we eerst eens kijken wat we voor jou kunnen doen.’
Hij ging voort met zijn onderzoek. De kogel was ongeveer tien centimeter boven de knie in de dij gedrongen, en de wond was groter dan die welke door het zwaarste kaliber revolver kon zijn veroorzaakt. Er was geen gat, waardoor de kogel weer naar buiten gedrongen was, en Norman Kent schreeuwde het uit van de pijn toen de Saint de wond onderzocht.
‘Dat is ‘t, kerel,’ zei de Saint, en Norman vertrok zijn lippen zodat zijn tanden bloot kwamen. ‘Het been versplinterd, nietwaar?’ Simon gooide zijn jas uit, en scheurde een mouw van zijn overhemd aan flarden om een voorlopig verband aan te leggen. ‘Versplinterd, ja,’ zei hij kort. ‘De zwijnen gebruiken dum-dum kogels… Vlug, een flink glas whisky, Roger. Een kleine hartversterking voor je, Norman.’ ‘Het is tenminste iets,’ zei Norman hees.
Het was alles wat hij er van zei; doch één ding wist hij met onmiskenbare zekerheid.
Geen mens ter wereld kan heel ver, of heel hard lopen met een versplinterd dijbeen.
Vreemd genoeg bekommerde hij zich daar niet om. Hij dronk gretig de whisky die de anderen hem rijkelijk boden, en onderwierp zich onverschillig aan de behandeling van de Saint. Het doodsbleke gezicht van Norman Kent was wonderlijk kalm van uitdrukking.
Ook Simon Templar begreep wat de wond beduidde; doch hij dacht er anders over dan Norman.
Hij wist dat Marius in de opening van de deur stond, doch hij keek niet op of om, eer hij met behendige vingers, als van een vrouw, de wond zo goed mogehjk verbonden had. Talrijke problemen hielden hem inmiddels bezig, en hij diende er enige klaarheid in te brengen alvorens hij met Marius kon beginnen te onderhandelen. Als hij eenmaal goed en wel op weg was, kon het denkproces kalm voortgang vinden, terwijl hij ondertussen de ene zin na de andere afratelde; doch allereerst diende hij zich een scherp omlijnd beeld te vormen van de toestand. Heel opwekkend zag het er niet uit, constateerde hij. De tegenwoordigheid van Pat betekende in de gegeven omstandigheden een hindernis temeer. Norman Kent was kreupel geschoten. Verder had hij de Britse Geheime Dienst, in de persoon van Gerald Harding, onder zijn dak. Een krijgsgevangene binnen de belegerde veste, een krijgsgevangene die vrij vage toezeggingen had gedaan. Inspecteur Teal zwierf in de omgeving rond, en kon elk ogenblik het toneel met zijn tegenwoordigheid komen opluisteren. Rayt Marius, tenslotte, had met een niet te onderschatten legerkorps de vesting omsingeld, en zijn soldaten hadden reeds blijk gegeven, dat zij niet in Maidenhead waren samengetrokken voor een parade.
Kort en goed, zelfs een weergaloos optimist als Simon Templar moest toegeven, dat het er niet bepaald rooskleurig uitzag. Er was een tijd geweest, dat de Saint beweerde, dat zijn hele leven en streven er op gericht was: ‘herrie te zoeken’. Het schoot hem eensklaps te binnen, en hij vroeg zich af, of hij ooit had durven verwachten dat zijn verzoek zo overvloedig zou worden ingewilligd. Eindelijk kwam hij overeind, en zijn meditaties verzonken in de onpeilbare diepten van zijn geest; en zijn gezicht stond vriendelijker en innemender dan ooit.
‘Hallo, goeie middag, heilsoldaat,’ zei hij zacht. ‘Ik heb met verlangen naar je komst uitgekeken. Ik vond het leven de laatste achttien uur, zonder jouw lieflijke tegenwoordigheid, maar al te leeg. Maar laten we ‘t daar niet over hebben.’ De reus boog. ‘U kent me, nietwaar ?’
‘Ja,’ zei de Saint. ‘Ik geloof dat we elkaar al eens eerder ontmoet hebben. Uw gezicht komt me tenminste bekend voor. Was U niet de achterste helft van de gecamoufleerde olifant in dat circus waar
mijn grootmoeder mij heen sleepte, vlak voor ik de mazelen kreeg?’ Marius haalde de schouders op. Evenals bij hun eerste ontmoeting in Brook Street, droeg hij ook nu weer een jacquet; doch in deze omgeving, en gecombineerd met ‘s mans enorme afmetingen, en zijn weerzinwekkend lelijk gezicht, zou het geheel belachelijk grotesk geweest zijn, als het niet zo griezelig weerzinwekkend geweest was.
‘Ik heb reeds enkele malen van je geestigheid en humor mogen genieten, Templar…’
‘Bij een zekere gelegenheid, die we ons allen nog herinneren,’ voltooide de Saint vrolijk, en vervolgde: ‘Inderdaad. Maar we rekenen niets extra voor een herhaling, en je krijgt waar voor je dubbeltje.’
Marius keek met zijn kleine, glurende oogjes naar de anderen: Roger Conway, die tegen de boekenkast leunde en met zijn revolver speelde. - Norman Kent, die op de grond tegen de sofa geleund lag en een glas in zijn hand hield. - Gerald Harding, die aan de andere kant van de deur stond, de handen in de zakken, met een lichte blos op zijn ietwat jongensachtig gezicht. ‘Ik heb nog geen kwartier geleden vernomen, dat U de gentleman bent, die zich ‘De Saint’ noemt,’ zei Marius. ‘Inspecteur Teal was onvoorzichtig genoeg om een publieke telefoon te gebruiken, binnen gehoorsafstand van één mijner mannen. De telefoonbox in kwestie was niet bijzonder geluiddicht. Dit is Uw bende, vermoed ik,’ voltooide hij, op de anderen wijzend.
‘Bende?’ protesteerde de Saint welwillend. ‘Nee, ‘bende’ is een onjuiste aanduiding. Ik weet zeker dat een Saint er geen bende op nahoudt. Ja, dit zijn discipelen van de Saint… Maar… och toe, neem me niet kwalijk, en laat ik U alsnog even mogen voorstellen. Ja? De persoon links van U is Captain in buitengewone dienst, Saint Geraldus Harding, voorheen geestelijke van Clark’s College, heilig verklaard ter oorzake van een macht godsvruchtige werkzaamheden, onder andere het verkrijgen van de handtekening van een vrekkige milhonnair onder een cheque met vijf cijfers voor liefdadige doeleinden en oogmerken. De milhonnair schrok zich een breuk, toen hij de uitbetaalde cheque van de bank terugkreeg… Die andere is Saint Roger Conway, eerste prijswinnaar in de vrije schoonheidswedstrijd voor mannen in de Arke Noach’s, in den jare ‘25, heilig verklaard wegens het verheerlijken van een Amerikaans meisje… tenminste zij verklaarde voor de rechtbank dat hij haar ‘verheerlijkt’ had. Die daar op de grond is Norman Kent, wereldkampioen bierdrinker sedert de laatste wedstrijd van gepatenteerde Geheel Onthouders, gecanoniseerd wegens het verschaffen van vrij bier en worst aan een aantal blinde bedelaars op tweede Kerstdag. Particuliere bijzonderheid: de bedelaars waren eerst blind nadat ze gedronken hadden… Oh, en dan ik zelf natuurlijk. Ik ben de simpele Simon, en daarmee is alles gezegd. Ik zou graag anders geheten hebben, maar ik ben bang dat ‘t te laat is om me over te laten dopen.’
Marius had stilzwijgend naar de daverende onzin geluisterd; zijn gezicht bleef volkomen uitdrukkingloos. Toen de Saint uitgesproken bleek, zei hij eindelijk: ‘En Miss Holm?’ ‘Niet aanwezig, vrees ik,’ zei de Saint. ‘Ik verjaar vandaag, en ze is naar de Franse Bazar om cadeautjes te kopen.’ Marius knikte.
‘Doet er ook niet toe,’ zei hij. ‘U weet waarvoor ik hier gekomen ben?’
Simon scheen het geheel niet te weten en er diep over te moeten nadenken.
‘Laat eens zien wat ‘t zijn kan… Kom je een deuntje pianospelen? Kan niet, want we hebben geen piano. Of kom je de wasmachine draaien? Maar die hebben we ook niet; de grote was gaat buitenshuis, weet je. Nee, ik weet ‘t niet. Ja toch, wacht eens, ik geloof dat ik er ben. Je reist in stijve strohoeden, en nette boordjes. Jammer, we kunnen van de aanbieding geen gebruik maken, we hebben al ingeslagen voor het seizoen.’
Marius streelde met oneindige tederheid en een zijden zakdoek zijn hoge hoed. Zijn gezicht was een masker zoals immer. Simon kon niet nalaten ‘s mans zenuwen te bewonderen. Hij had persoonlijk een ernstige vete te beslechten, en Marius wist dat; maar Marius stond kalm zijn hoge hoed op te strijken, in tegenwoordigheid van de man die beloofd had hem te zullen doden. Zeker, Marius was eerst te voorschijn Jgekomen nadat er met de witte vlag gezwaaid was, en hij kon aannemen, dat iemand als de Saint deze zou respecteren; doch uit niets bleek dat Marius zich er rekenschap van gaf, dat hij zich in een dehcate positie bevond, nu hij een ultimatum ging stellen aan de man die hem door z’n maag zou schieten, zodra hij maar een schijn van aanleiding zag. ‘Je wint er niets mee, of je al tracht tijd te winnen,’ zei Marius. ‘Ik ben hier gekomen, in de hoop enkelen van mijn mannen het leven te redden, want zo wij genoodzaakt worden te vechten zullen er ongetwijfeld vallen.’
‘Wel, wel, hoe fijngevoelig,’ spotte de Saint. ‘Wordt je geweten verontrust door de herinnering aan de man die je daar in Bures koelbloedig vermoordde, of is het alleen maar omdat de begrafenissen nogal prijzig zijn?’ Marius haalde de schouders op.
‘Dat is mijn zaak,’ zei hij. ‘In plaats van daar aan te denken, doe je beter je eigen positie te overwegen. Iedere telefoonlijn tien mijlen in de omtrek is doorgesneden - onmiddellijk nadat we ontdekt hadden waar je uithing. Zodoende is er geen andere snelle verbinding met Londen dan per auto. En de plaatselijke politie is volkomen onschadelijk. Zelfs Inspecteur Teal kan geen verbinding krijgen met zijn hoofdkwartier, en er is een valstrik voor hem opgesteld die hij met geen mogelijkheid ontlopen kan. Bovendien heb ik op alle kruispunten van de wegen in de buurt van deze woning mannen in pohtie-uniform geposteerd, en zij zullen iedere wagen die deze kant uitkomt tegenhouden, zodat niemand dicht genoeg in de buurt kan komen om de schoten te horen. Er moet minstens een uur verlopen, eer je hulp kunt verwachten, en… in dat geval hangt je niets anders boven je hoofd dan je eigen arrestatie. Tenminste, als je dan nog in leven bent. Je kunt de hoop laten varen, mij voor de tweede maal om de tuin te leiden met dezelfde comedie die je gisteravond vertoond hebt, en niet zonder succes, dat moet ik toegeven.’ ‘Ben je er zo zeker van, dat het comedie was?’ ‘Als ‘t geen comedie geweest was, zou ik je hier niet gevonden hebben. Geloof je werkelijk, dat ik zo slecht met de officiële gewoonten en gebruiken op de hoogte ben, dat ik niet zou weten, dat men je in geen geval zo spoedig op vrije voetenzouhebben gesteld?’ ‘En toch,’, zei de Saint peinzend, ‘zou het wel eens mogelijk kunnen zijn dat men ons hier geposteerd heeft, om een val te vormen voor… jou!’
Marius glimlachte. De Saint zou nooit geloofd hebben dat een gezicht als dat van Marius tot glimlachen in staat was, als hij dat mirakel niet al eens eerder had aanschouwd. En Marius glimlachte griezelig welwillend.
‘Sinds Inspecteur Teal Londen verliet,’ zei Marius, ‘hebben-mijn agenten hem geen ogenblik uit het oog verloren. Zodoende heb ik gegronde reden aan te nemen, dat hij jou nog steeds niet heeft ontdekt. Ik geloof, Templar, dat je ditmaal iets beters zult moeten bedenken dan de aardigheid die je vriend gisteravond uithaalde.’ Simon knikte.
‘En dus,’ vervolgde Marius, ‘ligt de conclusie voor de hand, dat je geen andere keus hebt dan deze: of je levert Vargan goedschiks uit, of ik zal je er met geweld toe moeten dwingen.’ Ditmaal ghmlachte de Saint.
‘Kruis, en dan win jij; munt, en dan win ik. Best! Maar stel je voor, dat de gulden op z’n kant blijft staan, wat altijd mogelijk is? Stel je voor dat je jezelf in een lelijk parket hebt gebrac^it, en met beide voeten in de modder trapt! We zijn hier niet in Chicago, weet je! Je kunt hier in Engeland zo maar niet al je particuliere oorlogjes uitvechten. Het kon wel eens gebeuren dat je last krijgt met de boeren, en dat ze je spruitjes naar je hoofd beginnen te gooien. Ik weet wel niet precies wat spruitjes zijn, maar lollig zal ‘t wel niet zijn.’
Opnieuw ghmlachte Marius op zijn beleefd onaangename wijze. ‘Je begrijpt me niet goed, geloof ik. Mijn vaderland eist Vargan en diens vinding op. Teneinde dat doel te bereiken zal ik zoveel mensen opofferen als nodig bhjkt; en mijn mannen, die buiten mijn bevelen wachten, zijn even bereid hier te vallen als op enig ander slagveld.’ ‘Jouw Vaderland!’
De Saint stak een sigaret op, de hand die de lucifer vasthield, beefde niet in het minst; en een toevalhg voorbijganger, die het toneel zag zonder het gesprek te kunnen verstaan, zou hoogstens hebben kunnen denken, dat het een enigszins opgewonden en onvriendelijk gesprek omtrent de uitslag van een voetbalwedstrijd gold, inplaats van een onderhoud waarbij op een gegeven ogenblik het heil van twee naties op het spel stond… En eensklaps vond de Saint dat de comedie lang genoeg geduurd had, en het leek of er een bom sprong toen de Saint die twee woorden herhaalde:
‘Jouw Vaderland.’ Het was niet langer de vriendelijke, ietwat langzame stem van de Saint, het was een stem hard en koud als staal, scherp als een bijtend zuur. ‘Jouw Vaderland!’ ‘Dat zei ik.’
‘Heeft een man zoals jij een vaderland? Is er één vierkante meter op Gods aardbodem die een man zoals jij liefheeft om geen ander motief dan dat het zijn huis en thuis is?
Ben jij aan iets anders trouw dan aan de geldwolven wier web jij weeft? Is er één volk dat jij het jouwe kunt noemen? Broeders, die je niet voor dertig zilverlingen versjacheren zou? Is er iets ter wereld buiten de mammon van het goud waarvoor jij eerbied koestert, Marius?’
Voor het eerst kwam er enige verandering op het gezicht van Marius.
‘Het is mijn vaderland,’ zei hij. De Saint lachte smalend.
‘Als je hegen wilt, vertel dan iets anders, Marius, daar vliegen we niet in.’
‘Het fa mijn vaderland,’ herhaalde Marius, ‘en de mannen buiten werden mij voor dit werk ter beschikking gesteld!’ ‘Dringt het niet tot je door,’ zei de Saint, ‘of geef je je er geen rekenschap van, dat ook wij bereid zouden kunnen zijn voor ons vaderland te vallen - en dat de zekerheid, gevangen genomen te zullen worden in geval we ontzet worden, daar niet de minste invloed op heeft?’
‘Dat heb ik inderdaad overwogen.’
‘En stel je niet al te veel vertrouwen in onze loyaliteit? Wat belet ons de wapenstilstand teniet te doen, en jou als gijzelaar hier te houden?’
Marius schudde zijn hoofd.
‘Wat belette mij onder dekking van de witte vlag hier te komen, jullie aandacht af te leiden, en inmiddels de rest van dit huis door mijn mannen te laten bezetten? Als het heil van iemands vaderland op het spel staat, kan hij dat allemaal niet zo nauw nemen. Een witte vlag mag misschien op het slagveld geëerbiedigd worden, doch hier geldt het meer dan een slagveld. Dit is welhaast zo beslissend als de slag aan de Marne.’
‘Dan zou jij niettemin onze gijzelaar zijn, beste jongen,’ zei de Saint. ‘En als ‘t blijkt dat er enig verraad in het spel is…’ ‘Mijn leven betekent niets,’ zei Marius. ‘Er is een leider buiten’ -hij wees naar de weg - ‘die niet zou aarzelen mij op te offeren, en vele anderen met mij.’ ‘Namelijk?’
‘Zijne Hoogheid…’ Simon Templar haalde diep adem. ‘Zijne Hoogheid Kroonprins Rudolf van ‘Heil!’ zei de Saint.
‘Enige tijd geleden heb je hem het leven.gered,’ zei Marius. ‘Om die reden heeft Zijne Hoogheid mij hier heen gezonden om je een kans te geven. Hij verlangde tevens dat ik mijn verontschuldigingen zou aanbieden, voor het feit dat je gisteren gewond werd, hoewel wij toen nog niet wisten dat jij de Saint was.’ ‘Allervriendelijkst,’ zei de Saint. ‘Ik wil wedden dat je aan de wens van Zijne Hoogheid geen gevolg zou hebben gegeven, als je zijn mannen niet voor je vuile werk nodig had gehad.’ Marius gebaarde met zijn reusachtige handen. ‘Dat doet hier niets ter zake. Ik heb zijn wens opgevolgd, en ik wacht op je besluit. Ik wil je één minuut laten om te beslissen.’ Simon wierp met een onverschillig gebaar zijn sigaret naar buiten. ‘Je kunt mijn besluit onmiddellijk krijgen,’ zei hij. Marius boog. ‘Misschien wil je één vraag beantwoorden,’ zei de Saint. ‘Wat wens je te weten?’
‘Toen je Vargan ontvoerde,konjehet apparaat niet meenemen…’ ‘Ik begrijp waar je heen wilt,’ onderbrak de reus. ‘Je denkt, dat als je Vargan uitlevert, de Britse deskundigen niettemin in het bezit blijven van het apparaat, dat zij kunnen namaken zonder het geheim er van te kennen. Die illusie moet ik je ontnemen. Terwijl wij bezig waren Vargan te ontvoeren waren enkele anderen van mijn agenten bezig het apparaat grondig te vernielen - zeer grondig. Je kunt er zeker van zijn dat niemand in staat is er iets mee te beginnen. Het spijt me, dat ik je teleur moet stellen, maar…’ ‘Integendeel, Tiny Tim. Integendeel,’ riep de Saint uit. ‘Dat is het beste nieuws dat ik in dagen gehoord heb. Als je niet zo weerzinwekkend lelijk was, zou ik j e, geloof ik, om j e stierennek vallen!. .. Ik vermoedde wel dat ik me op je verlaten kon, maar ik ben blij dat ik zekerheid dienaangaande heb
Aan de andere zijde van de kamer klonk de stem van Roger Conway.
‘Kijk eens hier, Saint, als de Kroonprins zich buiten ophoudt, hebben we niets anders te doen dan hem de waarheid te vertellen omtrent Marius
Marius wendde zich om. ‘Welke waarheid?’ vroeg hij zalvend.
‘Wel, - de waarheid omtrent het soort patriotisme dat jij er op nahoudt! Vertel hem wat wij weten! Vertel hem dat hij slechts een pion is in jouw verderfelijk spel
‘En denk je dat hij het geloven zou?’ vroeg Marius spottend. ‘Je bent al te naïef, Conway! Zelfs jij kunt niet ontkennen dat ik mijn uiterste best doe, om de vinding van Vargan in handen van Zijne Hoogheid te stellen.’ De Saint schudde ontkennend het hoofd.
‘Tiny Tim heeft gelijk, Roger,’ zei hij. ‘De Kroonprins krijgt z’n kaviaar, en het kan hem weinig schelen op welke manier de steur aan z’n eindje gekomen is. Nee, ik weet, geloof ik, een betere oplossing.’
En opnieuw wendde hij zich tot Marius.
‘Het staat dus werkelijk en onloochenbaar vast dat Vargan de sleutel is van het hele’geval, nietwaar?’ vroeg hij zacht doch dringend.
‘Ongetwijfeld.’
‘Vargan is dus inderdaad het vet van jullie soepje?’ De reus haalde de schouders op.
‘Ik versta niet veel van jullie vreemde uitdrukkingen en vergelijkingen. Maar ik meen dat ik duidehjk genoeg geweest ben.’ Opnieuw gleed er een ghmlach over het gezicht van de Saint, een zorgeloze, met alles spottende glimlach. Hij zette zijn handen in de zijde en keek Marius spottend aan.
‘Hier heb je ons antwoord,’ glimlachte hij. ‘Als je Vargan hebben wilt kom hem dan halen, of ga naar huis, en kauw kauwgummi. Doe je keus, Tiny Tim!’ Marius stond onbeweeglijk.
‘In dat geval wenst Zijne Hoogheid U te laten mededelen, dat hij alle verantwoordelijkheid voor de gevolgen van Uw dwaasheid van de hand wijst, en…’
‘Een ogenblik!’
Het was Norman Kent, die moeizaam en pijnlijk zich op zijn ene gezonde been trachtte op te richten. De Saint was in een oogwenk naast hem, en legde zijn hand op Norman’s schouder.
‘Kalm aan, ouwe jongen!’ Norman glimlachte zwakjes.
‘Ik wil opstaan, Simon.’
Leunend op de Saint kwam hij overeind en keek Marius aan. Zijn gezicht was ongewoon ernstig en koel.
‘Veronderstel,’ zei Norman Kent, ‘veronderstel dat wij eens verklaarden dat Vargan zich niet in onze handen bevindt?’ ‘Ik zou weigeren het te geloven.’
Roger Conway kwam tussenbeide: ‘Waarom zouden we hem vasthouden, als we alleen beoogden hem uit jouw handen te houden? En als we hem inmiddels aan de autoriteiten uitgeleverd hebben? Welke belangen hebben wij erbij om hem vast te houden?’
‘Jullie kunt redenen hebben die mij onbekend zijn. Een losprijs misschien voor jullie eigen vrijheid. De regering zou waarschijnlijk bereid zijn een hoge prijs…’
Norman Kent onderbrak hem met een felle, spottende lach, die meer dan welk betoog ook de onhoudbaarheid van Marius’ theorie aantoonde.
‘Denk na, Marius! Je begrijpt ons totaal verkeerd… Wij rekenden Vargan in terwille van de vrede, en om millioenen levens te redden. Wij hoopten hem van zijn kwade voornemens af te brengen, en hem ertoe te kunnen bewegen zijn uitvinding prijs te geven. Hij wilde geen rede verstaan. En dus heb ik hem terwille van de wereldvrede
Hij wachtte even, en streek zich met zijn hand langs het voorhoofd. Hij richtte zich moeizaam in zijn volle lengte op, en zijn donkere ogen staarden zonder vrees in verre verten, en peilloze diepten. Helder en scherp klonk weer zijn stem.
‘.. .heb ik hem terwille van de wereldvrede neergeschoten als een dolle hond.’
‘Jij–’
Harding sprong naar voren, doch Roger Conway versperde hem de weg.
‘Om wille van de wereldvrede,’ herhaalde Norman Kent. ‘En terwille van de vrede van mijn beste vrienden. Jij zult mij begrijpen, Saint. Ik begreep dat je nimmer zou toestaan, dat Roger of ik het vonnis uitvoerden, en de verantwoordelijkheid en de gevolgen van die daad aanvaardden. Daarom oefende ik zelf gerechtigheid uit. Omdat Pat je liefheeft, en omdat jij mijn beste vriend bent. Ik wilde niet dat zij haar hele verdere leven de gedachte in zich zou moeten omdragen, dat jij in de schaduw van de galg leeft. Ik bemin Pat, jij ook, Simon. Het spijt mij ‘Jij doodde Vargan?’ vroeg Marius ongelovig. Norman knikte. Hij was volmaakt kalm.
En buiten in de vreedzame tuin werden de schaduwen der bomen langer en langer.
‘Ik trof hem aan, bezig aantekeningen te maken op een blocnote. Hij had reeds een groot aantal bladen beschreven. Ik weet niet hoever hij gevorderd was, en of het voor een deskundige voldoende is. Ik ben geen deskundige. Maar zekerheidshalve heb ik de papieren meegenomen. Ik had ze willen verbranden, doch ik kon nergens lucifers vinden. Ik zal ze echter hier, voor je ogen vernietigen ; en dat zal het einde van alles zijn… Je aansteker, Saint De Saint stak zijn hand in zijn zak.
Roger Conway zag dat Marius zijn rechterhand naar zijn heup bracht. Hij wendde zich om, en richtte zijn revolver op de reus. ‘Kalm aan, Marius!’ siste Roger tussen zijn tanden. De Saint had, om Roger te ondersteunen, de ene revolver in zijn zak gestoken. Teneinde zijn sigaren-aansteker te voorschijn te kunnen halen had hij de andere revolver een ogenblik op de arm van de sofa gelegd.
Hij had er zich geen rekenschap van gegeven, dat de anderen dusdanig stonden opgesteld dat Conway onmogehjk Marius en Harding tegelijkertijd onder schot kon houden. Twee simpele bewegingen waren voldoende geweest om die catastrofale verandering tot stand te brengen… toen Norman probeerde zich op te richten, en Marius naar zijn wapen greep. En Simon had het niet opgemerkt. Hij had die morgen gezegd dat hij vandaag zo traag was als een trekschuit, hetgeen al dan niet waar kon zijn; doch het feit bleef, dat hij een onderdeel van een seconde niet op zijn tellen had gepast, en hij zag zijn fout een onderdeel van een seconde te laat.
Met één sprong was Harding bij de sofa en greep het wapen; hij sprong even snel terug, en stelde zich weer tegen de muur op. ‘Laat vallen die revolver! Ik geef je drie seconden. Een…’ Conway behoefde slechts het hoofd te wenden om vast te kunnen stellen dat Harding hem neer kon schieten, eer hij ook maar zijn revolver had kunnen opheffen. Er viel ook niet aan te twijfelen of deze zijn bedreiging zou uitvoeren. De uitdrukking van onverzettelijke vastberadenheid op diens gezicht bewees duidelijk dat hij geen moment zou aarzelen, en ten koste van alles het zojuist behaalde voordeel zou verdedigen. En de ogen van Harding stonden zo hard en onverbiddelijk als hem mogelijk was..
Veronderstel dat Roger zijn arm ophief? Hij zou neergeknald worden. Best. Maar wat kon de Saint erbij winnen? Marius was eveneens gereed te schieten, en dus… ‘Drie…’
Roger Conway het zijn revolver vallen, evenals Harding kort tevoren had moeten doen, en voelde al de bittere vernedering die Harding moest hebben gevoeld. ‘Schop de revolver hierheen.’
Conway gehoorzaamde; en Harding raapte het wapen op. Met de beide revolvers in zijn handen kon hij een ieder in het vertrek 4 onder schot houden.
‘De eer van de Britse Geheime Dienst,’ zei de Saint met een glimlach, die de bijtende spot in de klank van zijn stem nog sterker deed uitkomen.
‘De wapenstilstand is geëindigd,’ zei Harding afgemeten. ‘In mijn plaats zou je hetzelfde gedaan hebben. Geef die papieren hier!’ De Saint het Norman Kent voorzichtig los, en deze leunde half zittend, half staand op de leuning van de sofa. En Simon verzamelde zijn krachten voor de laatste slag.
Dan gleed er eensklaps een schaduw langs hem heen; hij keek op en zag dat het getal der omstanders met één vermeerderd was. Een lange, militaire gestalte, in het grijs gekleed, was in de opening van de tuindeur verschenen. Een uitermate correct gekleed persoon, die uitermate kalm en volkomen op zijn gemak scheen te zijn… Het is misschien, en misschien ook niet, dwaasheid te beweren, dat iemand door zijn afkomst alleen boven zijn medemensen uitsteekt; docli deze man, die zoeven binnen was gekomen, kon slechts degene zijn die hij was.
‘Marius,’ zei de man in het grijs, en Marius wendde zich om. ‘Achteruit, Hoogheid! In ‘s hemelsnaam…’ De waarschuwing werd gegeven in een vreemde taal, doch de man in het grijs antwoordde in het Engels.
‘Er is geen gevaar bij,’ zei hij, ‘ik kom alleen eens kijken waarom je langer wegbleef dan afgesproken was.’
Hij stapte rustig de kamer binnen, zonder veel respect voor Harding of voor diens beide revolvers.
Dan hoorde de Saint eensklaps een gerucht in de gang, achter de nog steeds op een kier staande deur.
Met één roekeloze sprong was hij bij de deur, en smeet deze dicht. Met schier bovenmenselijke inspanning sleepte hij de zware boekenkast van de muur en sleurde deze aan, duwde, en de zware kast tuimelde tegen de deur. Ook de zware tafel in het midden van de kamer werd aangesleept om de barricade te versterken. Eerst toen keerde Simon terug naar de plaats waar hij gestaan had. Hij haalde diep adem, en er lag een uitdrukking van wantrouwen op zijn gezicht.
‘Zo’, zei hij eindelijk, ‘nog een man van eer… Uwe Hoogheid!’ De Prins draaide met een uiterst zorgvuldig gemanicuurde vinger zyn snor op.
‘Ik had Marius een bepaalde tijd toegemeten om met U te onder-‘ handelen,’ zei hij. ‘Toen de tijd om was, en hij niet terugkeerde kon ik slechts veronderstellen, dat U de wapenstilstand had geschonden, en hem vasthield. Ik gaf mijn mannen opdracht het huis binnen te vallen. Zij waren zo fortuinlijk een dame krijgsgevangen te maken
De Saint verbleekte.
‘Ik zeg nadrukkelijk ‘fortuinlijk’ want de dame was gewapend, en zo ze niet bij verrassing overrompeld was, zou ze misschien niet geaarzeld hebben van haar wapen gebruik te maken. Er is haar echter in geen enkel opzicht leed geschied. Ik breng het feit alleen te berde om U te tonen, dat ik niet hier gekomen ben zonder voorzorgsmaatregelen te treffen. Bent U Simon Templar?’ ‘Tot Uw dienst.’ De Prins reikte hem de hand.
‘Ik geloof dat ik U mijn leven verschuldigd ben. Ik hoopte gelegenheid te zullen hebben kennis met U te maken, maar ik had niet kunnen verwachten dat het onder zulke bezwaarlijke omstandigheden plaats zou vinden. Marius zal U in ieder geval wel hebben medegedeeld dat ik niet ongenegen ben, de schuld die ik tegenover U heb te vereffenen.’ Simon bleef staan waar hij stond.
‘Ik heb U het leven gered, Kroonprins Rudolf,’ antwoordde hij, en zijn stem klonk als het snieren van een zweep, ‘omdat ik hoegenaamd geen wrok tegenover U koesterde. Doch nu heb ik wel degehjk een wrok, en het kon wel eens gebeuren dat ik U het leven benam, eer deze dag ten einde is.’ De Prins haalde hchtehjk de schouders op.
‘Mogehjk! Maar zolang we over dat punt disputeren, zoudt U misschien Uw vrienden kunnen verzoeken hun wapens op te bergen. Dat leidt mij af.’
Captain Gerald Harding leunde in gemakkelijke houding tegen de muur en richtte één van zijn ‘afleidende’ revolvers regelrecht op de Prins.
‘Ik behoor niet tot de vrienden van Templar,’ zei hij. ‘Ik ben slechts een nederig lid van de Britse Geheime Dienst, en ik had opdracht Vargan op te sporen en terug te brengen. Ik kwam te laat om Var-gan te redden, maar ik moet me al heel sterk vergissen, als ik niet op tijd kwam om iets te redden dat welhaast even waardevol is, Uwe Hoogheid.’