9
Dathne maakte zich van haar echtgenoot los en staarde in zijn bedrukte gezicht. Haar donkere ogen stonden wantrouwend. 'Het dagboek?' zei ze ten slotte. 'Asher, wil je zeggen dat -'
'Bedoel je Barls dagboek?' vroeg Pellen terwijl Asher en zij elkaars broeiende blik vasthielden. 'Asher, je hebt gezegd dat het was vernietigd. Om Lur te beschermen tegen de magie die het bevatte. Je hebt gezegd dat Gar het dagboek tot as heeft verbrand.'
Asher haalde zijn schouders op. 'Ja, nou... ik heb gelogen.'
'Tegen mij!' riep Dathne uit terwijl ze opsprong. 'Asher, hoe kon je!'
Met zijn kaak koppig naar vorig gestoken haalde Asher opnieuw zijn schouders op. 'Ik had Gar beloofd dat ik het zou beschermen, nietwaar?'
'Je zou Lur ook beschermen!' zei Dathne met haar handen op haar heupen geplant. 'Je hebt het zelf gezegd: ondanks de gelijkheid tussen de Olken en de Doranen zijn er nog steeds magiërs zoals Rodyn Garrick die zichzelf als superieur beschouwen. Die terugverlangen naar vroeger. Als de magie in dat dagboek in zijn handen valt, of in de handen van een andere magiër zoals hij, dan -'
Asher schudde zijn hoofd. 'Dat zal niet gebeuren.'
'Je hoopt dat het niet zal gebeuren!' was haar weerwoord. 'Maar in zaken die Doraanse magie betreffen, geef ik de voorkeur aan zekerheid boven hoop. Je had dat dagboek moeten verbranden, Asher. Je had het niet mogen bewaren. Je had niet het recht te liegen!'
'Luister,' zei Asher. 'Het spijt me. Het was nooit de bedoeling dat jullie erachter zouden komen dat het dagboek niet vernietigd is. Maar -'
'En waarom is het niet vernietigd?' vroeg Pellen. 'Van alle mensen hadden juist jij en Gar moeten weten hoe gevaarlijk het is.'
'Omdat Gar.. 'Asher zuchtte. 'Ik weet dat het idioot klinkt, maar.. ik denk dat hij op het eind wat sentimenteel werd over Barl. Hij was allemaal stukken uit dat verduivelde dagboek aan het vertalen, ik denk dat hij.. En hij stond op het punt te sterven!' Hij streek met een hand over zijn gezicht. 'Het was zijn laatste wens dat het dagboek bewaard zou blijven, zodat iets van haar in de wereld behouden zou blijven. Hoe kon ik dat weigeren?'
Met een als uit steen gehouwen gezicht staarde Dathne op hem neer.
'Je had ja kunnen zeggen en het daarna alsnog kunnen verbranden.'
'En mijn belofte aan hem verbreken?' zei Asher met al net zo'n ijzige blik. 'Waar zie je me voor aan? Als jij denkt dat ik zo'n soort man ben, Dathne, dan -'
'Ik weet niet wat ik denk,' zei ze kil. 'Niet meer. Tot een paar minuten geleden dacht ik tenslotte ook dat je nooit tegen me zou liegen.'
'Wel alle roestige ankers!' zei Asher bijna schreeuwend. 'Ik was het hem verschuldigd, Dathne, en ik -'
'En ben je mij dan niets verschuldigd?' zei ze, bijna in tranen. 'Je vrouw. De moeder van je kinderen.'
'Nou, als ik het me goed herinner ben jij in de loop der tijd ook wel wat dingen vergeten te vertellen, Dath,' zei Asher, nu volledig op stoom.
'Dus misschien kun je beter niet met modder smijten, dame, aangezien je zelf-'
'Zo is het wel genoeg,' zei Pellen toen Dathne op het raam van de salon afstevende. 'Alsjeblieft. Laten we allemaal even diep ademhalen. Het laatste wat we kunnen gebruiken, is dat we dingen zeggen waar we al snel spijt van zullen krijgen. Asher.. '
'Wat?' zei Asher met een venijnige blik. 'Heb jij ook nog een mes dat je in mijn hart wilt steken, Pellen?'
'Nee. Nee, natuurlijk niet,' zei hij zo sussend mogelijk. 'Maar wat ik me afvraag. . Asher, dacht je dat je ons de waarheid niet kon toevertrouwen?'
Asher keek hem aan alsof hij zijn verstand had verloren. 'Doe niet zo belachelijk, Pellen. Ik dacht alleen dat het beter voor jullie zou zijn als jullie het niet wisten. Dat het beter zou zijn als jullie dachten dat er geen kans meer was dat een Doraan dat verdraaide dagboek in handen zou kunnen krijgen, en dat de oude Olkenmagie nooit meer zou kunnen worden gebruikt. Ik weet dat ik er een stuk gelukkiger mee zou zijn als ik dat kon denken!'
Bij de herinnering aan zijn nachtmerries over die strijd op het Marktplein, bij het zien dat Morg hulpeloze mannen en vrouwen tot lelijke, moordlustige beesten transformeerde... bij de herinnering aan de vreselijke wezens die Asher uit het niets had opgeroepen om hen te verslaan, knikte hij. 'Dat kan ik me voorstellen.'
Ashers blik was grimmig. 'Soms word ik midden in de nacht wakker, doodsbang voor wat er in dat dagboek staat,' zei hij bijna fluisterend. 'Doodsbang voor wat er kan gebeuren als een van die spreuken vrijkomt. Denk je dat ik dat jou en Dathne toewens?'
'Je motieven zijn waarschijnlijk erg nobel,' zei Dathne ijzig. 'Maar misschien moet je dat soort beslissingen aan ons overlaten!'
'Doe verdomme niet zo stom, Dath,' zei Asher. 'Als ik het je eenmaal had verteld, had je het geweten, nietwaar? En dan had ik het niet meer kunnen terugnemen, wel?'
Dathne deed haar mond open, maar dacht toen even na. 'Daar gaat het niet om,' mompelde ze. 'Het gaat erom dat ik niet als een kind wil worden behandeld.'
'Ik heb je verdorie niet als een kind behandeld!' snauwde hij. 'Ik heb je behandeld als de vrouw van wie ik zielsveel hou. Ik probeerde je te beschermen, Dathne. En jou ook, Pellen. Maar goed, jullie weten nu dat het dagboek niet verbrand is, dus het heeft geen zin om erover te blijven bekvechten. Wat gebeurd is, is gebeurd.'
Terwijl Dathne snuivend haar boosheid probeerde te bedwingen, fronste Pellen. 'Waar heb je het verborgen?'
'Ha.'Ashers mondhoeken gingen even omhoog in wrang vermaak.
'Gar heeft het.'
Hij staarde hem aan. 'Wat? Je bedoelt toch niet...'
'Jawel. Het ligt in zijn kist. Niemand zal het in zijn hoofd halen daarin te gaan rommelen.'
'Dat is walgelijk,' zei Dathne.
'Waarom? Hem zal het niet uitmaken,' zei Asher. 'En zo beschermt hij nog steeds het koninkrijk. Ik denk dat hij het wel zou kunnen waarderen als hij het wist.'
'Asher -'
'Rustig, Dathne. Hij heeft gelijk. Wat gebeurd is, is gebeurd. En wat we nu moeten doen, is beslissen wat er moet gebeuren. Hebben we eigenlijk wel iets aan dat dagboek? We weten dat er oorlogsbezweringen in staan, maar staat er verder nog iets in? Iets wat we kunnen gebruiken?'
'Gar heeft er een gedeelte van vertaald,' zei Asher. Zijn mondhoeken gingen naar beneden en zijn gezicht stond weer zorgelijk. 'Maar ik heb alleen de oorlogsbezweringen gelezen. En nadat ik Morg had gedood. . nadat Gar.. ' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik wilde dat vervloekte ding nooit meer zien.'
'Het is dus mogelijk,'hield hij aan, 'dat er ergens in dat dagboek een verklaring staat van wat er nu gebeurt. Misschien zelfs wel een spreuk waarmee.. Lur kan worden genezen voordat echt alle Olken aanvoelen dat er iets mis is. Voordat iemand het de Doranen vertelt, of voordat ze het zelf merken.'
'Als die er is, en Gar heeft hem vertaald, kunnen we algehele paniek voorkomen,' zei Dathne. Met haar armen over elkaar geslagen en een broeiende blik in haar ogen keek ze Asher aan. 'We zouden Lur kunnen redden zonder dat iemand anders erachter hoeft te komen dat het in gevaar was. Zónder KlimaatRegeling.'
'Daar zou ik wel mee kunnen leven,' zei Asher. 'Het is heus niet zo dat ik sta te springen om weer met die ellende te beginnen.'
Pellen keek hem peinzend aan, niet op zijn gemak, hoewel dit hun beste hoop was om een ramp te voorkomen. 'Je gaat het dagboek dus weer tevoorschijn halen?'
'Zo snel mogelijk,' antwoordde Asher. 'Dat beloof ik.'
Pellen knikte, op een vreemde manier gerustgesteld. Als er een manier was om deze nieuwe problemen van Lur op te lossen, zou zijn vriend die vinden.
'Goed.'
Asher fronste. 'Pellen, vestig je hoop hier niet te veel op. Het is niet zeker dat ik een antwoord in dat dagboek vind. En zelfs al vind ik dat wel, dan ben ik misschien niet in staat de magie te gebruiken. Ik ben niet getraind en ik kan geen Doraan om hulp vragen. Ik bedoel.. ik zal het proberen. Ik zal mijn verdomde best doen. Maar ik kan je niks beloven.'
Het was niet eerlijk wat ze van hem vroegen. Wat ze van hem verwachtten. Door schuld overmand probeerde hij de angst achter Ashers vertrouwde bruuske uiterlijk niet te zien. 'Dat weet ik,' zei hij met een poging tot een glimlach. 'Het is wel goed.'
'Het is helemaal niet goed,' mompelde Asher. 'Het is gewoon zoals het is.'
Er viel een ongemakkelijke stilte terwijl ze beiden in hun eigen gedachten en angsten verzonken. Bang om volledig in de neerslachtige stemming te verdrinken, en geplaagd door nog één onafgedane kwestie, keek Pellen op. Hij aarzelde om het ter sprake te brengen, hoewel hij snakte naar het antwoord.
'Wat?' zei Dathne.
Hij voelde zijn gezicht warm worden. Ze kent me te goed. 'Niets. Sorry. Alleen.. je zou me over Rafel vertellen.'
'Rafel,' verzuchtte Asher. 'Ja.' Hij wreef over zijn kin. 'Nou, het lijkt erop dat Rafel net zo is als ik.'
'Zoals jij,' zei hij vlak. Toen besefte hij wat Asher bedoelde. 'Een magiër zoals jij? Bezit hij Doraanse magie?'
'Ja.'Asher leek er niet gelukkig mee. Zijn ogen stonden somber en zijn gezicht verstrakte. 'En daar zaten Dathne en ik natuurlijk niet op te wachten.'
Natuurlijk niet. Wie wist beter dan zij welke problemen zo'n gave tot gevolgen kon hebben?'Wie is er nog meer op de hoogte?'
'Nou, Raaf weet het,' zei Asher met een soort grimmige geamuseerdheid. 'Die ouwe piller Nix. En piller Kerril, sinds Nix zijn praktijk heeft neergelegd. En Darran wist het.'
'Verder niemand? Geen van de leden van de Magiërsraad?'
'Nee,' zei Dathne, al even bezorgd als haar echtgenoot. 'En dat willen we graag zo houden.'
'Want het laatste waar we op zitten te wachten, is dat die verdraaide Rodyn Garrick en zijn vrienden lucht krijgen van Rafels gave,' zei Asher. 'Het is al erg genoeg dat ze mij vanuit hun ooghoeken in de gaten houden. Ik moet er niet aan denken dat ze dat ook bij mijn zoon gaan doen.'
'En Deenie? Is zij ook.. '
'We denken van niet,' zei Dathne. 'We hebben er tot nu toe niets van gemerkt.'
'Duim dan maar dat dat ook nooit gebeurt,' zei Asher. 'Mijn muisje heeft geen Doraanse magie nodig.'
Pellen dacht aan Charis, en hoe hij zich zou voelen als ze dezelfde gaven zou hebben als Rafel, en hij fronste. 'Nee.' Toen begonnen de consequenties van dit nieuws tot hem door te dringen. 'Rafel weet toch hopelijk wel hoe belangrijk het is dat -'
'Ja,' zei Asher. 'Dath en ik hebben het hem verteld.'
Pellen zag zijn eigen bezorgdheid weerspiegeld in de gespannen gezichten van zijn vrienden. Zag meer dan bezorgdheid, en zijn onrust nam toe. 'Hoeveel kracht heeft hij precies?'
Asher en Dathne wisselden een aarzelende blik. Toen zuchtte Dathne. 'Genoeg om... We hebben voorzorgsmaatregelen genomen toen hij nog klein was,' gaf ze onwillig toe. 'Met behulp van Nix hebben we zijn magie geblokkeerd, zodat hij zichzelf en anderen niets kan aandoen.'
'Weet hij dat?'
Asher schudde zijn hoofd. 'Als we hem dat zouden vertellen, kun je er donder op zeggen dat hij gaat proberen zijn magie zelf te deblokkeren. Onze Raaf vindt het maar niets dat hij niet vrij is om met zijn magie te experimenteren.'
Dat verbaasde hem niets. Asher en zijn zoon hadden veel met elkaar gemeen. 'Bedankt dat jullie me dit hebben verteld,' zei hij. Het klonk hem vreemd formeel in de oren. 'Ik zal er uiteraard met niemand over praten.'
En daarmee leek alles gezegd. Toen hij met Asher en Dathne naar het toegangshek van zijn burgemeestershuis liep, keerde Charis terug van haar speeluurtje in de toren. Het dienstmeisje dat zijn dochter had thuisgebracht liet haar hand los, maakte eerst een beleefde kniebuiging naar hem en toen naar Asher en Dathne, accepteerde een zilveren trin, en vertrok toen weer.
'Pappie! Pappie!' kirde Charis, met een zonnebloem zwaaiend. 'Kijk eens wat ik heb gemaakt!'
Hij tilde zijn dochter met een zwaai in zijn armen en begroef zijn gezicht in haar zachte krullen. Liefde spoelde als een brekende golf door hem heen. 'Ik zie het! Wat een knappe meid ben je toch.'
Wriemelend wierp Charis een flitsende glimlach in de richting van Asher en Dathne. 'Deenie heeft er ook eentje gemaakt, maar de mijne is groter,'zei ze trots. 'En meester Rumley heeft me er helemaal niet bij geholpen.'
'Heb je les gehad van meester Rumley?' vroeg hij. Hij schudde zijn hoofd naar zijn vrienden. Niet omdat hij het erg vond dat ze haar magie, die ze van Ibby had geërfd, leerde gebruiken, maar omdat de Olkense magiër een flinke prijs voor zijn lessen vroeg, en Asher noch Dathne zou toestaan dat hij een deel van het lesgeld betaalde wanneer Charis met Deenies lessen meedeed.
Dathne drukte een kus op Charis' kruin. 'Het is een prachtige zonnebloem, Charis.'
'Dat is het zeker,' zei Asher glimlachend. 'Je bent de koningin van de zonnebloemen, poppetje.'
Pellen klemde zijn dochter stevig tegen zich aan. 'Nee, ze is de koningin van de badkuip. Kom op, kleine tuinierster. Tijd om in bad te gaan. Asher.. Dathne.. '
De glimlach in Ashers ogen verdween. 'We praten later verder.'
'Goed,' zei hij met een licht scherpe toon in zijn stem. 'Geen geheimen meer.'
'Geheimen?' zei Charis. 'Wat voor geheimen, pappie? Wie heeft er een geheim?'
Barl beware hem. Kinderen. 'Ik,'zei hij, zich van het tuinhek en zijn vrienden afwendend. 'En ik wed dat je nooit raadt wat het is.'
'Echt wel!' zei ze pruilend. 'Ik kan het echt wel raden, hoor, pappie!'
Lachend om haar felheid bracht hij haar naar binnen, de deur naar de wereld en zijn problemen achter zich sluitend. Even nog vergunde hij het zichzelf te geloven dat ze veilig waren, dat Lur veilig was, en dat slechte tijden niet meer waren dan verhalen uit het verleden. Het lommerrijke woondistrict waar de rijkste Doranen en Olken woonden en waar Pellen al woonde zolang hij burgemeester was, achter zich latend, wandelden Asher en Dathne zwijgend naar het commerciële district, om over de grote weg naar het paleis en naar huis te wandelen. De wekelijkse markten vonden pas over vier dagen plaats, dus was het betrekkelijk rustig op straat. Een paar paarden en hun ruiters. Een handvol karren en rijtuigen, een paar wandelaars die hun schoenzolen versleten. De inwoners van Dorana, die er inmiddels aan gewend waren hen buiten te zien lopen, knikten en glimlachten slechts tijdens het passeren. En soms zelfs dat niet, wanneer het Doranen waren. De zon was aan haar lange, langzame afdaling begonnen en verleende de felgekleurde muren en daken van de huizen een gouden gloed. Nu de middagschaduwen langer werden, begonnen enkele winkels hun deuren en luiken te sluiten. Asher fronste toen hij dat zag. Dath en hij hadden bijna de hele dag aan Lur en zijn problemen besteed, en nog waren ze niet dichter bij een oplossing. In plaats daarvan was er nog meer onrust ontstaan, door die verdraaide Fernel Pintte en zijn vurige haat jegens alles wat Doraans was, en Polly's ongezouten bewering dat hij niet alleen stond in zijn afkeer.
Dat nieuws had een vieze smaak in zijn mond achtergelaten, die nog erger werd bij het idee dat hij Barls vervloekte dagboek moest opgraven. Hij liet de gespannen stilte voortduren totdat Dathne en hij halverwege de toren waren. Toen nam hij haar hand bezitterig in de zijne en trok haar wat dichter naar zich toe.
'Toe nou, Dath,' vleide hij. 'Je weet dat je niet eeuwig boos op me kunt blijven.'
Ze snoof. 'Ik kan het proberen.'
'Misschien was het niet goed dat ik je niet over het dagboek heb verteld. . maar ik heb er niet over gezwegen omdat ik je niet vertrouw.'
Hij voelde hoe haar vingers zich ontspanden. Hoorde haar een lange, diepe zucht slaken. 'Dat weet ik,' zei ze. Het klonk alsof ze nog steeds kwaad op hem wilde zijn, maar dat niet kon. 'Maar daarom heb ik nog wel zin om je te slaan.'
'Je mag wel meer doen dan me slaan wanneer het licht vanavond uit is,' stelde hij voor. 'Je mag met me doen wat je wilt, en ik zal niet tegenwerken.'
Ze snoof opnieuw. 'Je bent onmogelijk.'
'Ja,' zei hij grijnzend. 'Maar daarom hou je toch juist van me?'
Ze snoof een derde keer spottend. 'Wie zegt dat ik van je hou?'
Zonder erop te letten of er misschien iemand toekeek, bleef hij stilstaan, trok haar naar zich toe en boog haar over zijn arm om haar te kussen tot ze buiten adem was. 'Dat zeg ik.'
Met felrode blosjes op haar wangen trommelde ze met haar vingers op zijn borst.'Asherl'protesteerde ze toen Olkense voorbijgangers fluisterden en grinnikten. 'Wat dóé je?'
Hij trok een wenkbrauw op. 'Ik oefen voor wanneer het licht uit is.'
Ze moest lachen, zoals hij had verwacht. Hand in hand liepen ze verder de glooiende weg op.
'Asher.. 'zei Dathne na een korte stilte. 'Wat Fernel Pintte betreft.. '
Hij kneep in haar hand. 'Maak je over hem maar geen zorgen, Dath. Ik denk dat ik die idioot wel aardig op zijn nummer heb gezet.'
'Je hebt hem de schrik van zijn leven bezorgd, bedoel je,' zei ze. 'En mij ook.'
'Dat was niet mijn bedoeling,' zei hij verrast. 'Jou niet, in ieder geval. Ik wilde dat hij het in zijn broek deed van angst. Die vervloekte stommeling. Wat haalt hij zich in zijn hoofd, om zulke problemen op te werpen?'
Dathne beet op haar onderlip. 'Asher, stel dat het waar is? Stel dat sommige Olken inderdaad zo ongelukkig zijn als hij en Polly beweren?'
'Dath, ik heb geen Olken die ik ken dat soort onzin horen uitkramen. Laat je niet op stang jagen door hem.'
'Dat mensen iets niet zeggen, betekent nog niet dat ze het niet denken.'
'En wat dan nog? Zoals je zelf al zei: we kunnen de Doranen er niet uit gooien. Ze kunnen nergens heen. Dus als er nog meer stomme Olken zoals Fernel Pintte en die zeurkous van een Polly zijn, dan zullen ze de feiten onder ogen moeten zien. Want er zal niets veranderen. De Doranen wonen nu eenmaal in Lur, net zoals wij Olken.'
Ze zuchtte. 'O, Asher.'
'Dath, je kunt wel "o, Asher" blijven zeggen tot de kalfjes op het ijs dansen, maar je weet dat ik gelijk heb.' Hij kneep weer in haar hand.
'Maak je geen zorgen. Wanneer we de aarde weer tot rust hebben gebracht, komt de rest ook tot rust. Dat zul je zien.'
In een gemoedelijke stilte lieten ze de stad achter zich en betraden het terrein van het paleis. Ze wandelden over het brede, met djelbabomen geflankeerde pad in de richting van de toren, knikkend en glimlachend naar de bezoekers die hun respect hadden betoond in de Tuin der Herinnering. Een paar keer stopten ze voor een praatje, voorwendend dat er niets aan de hand was, omdat dat van hen werd verwacht. Ze waren de koninklijke familie van Lur niet - maar ze kwamen er het dichtstbij.
Eindelijk passeerden ze de hekken die hun grondgebied van het publiek afscheidden. . en zagen hun smoezelige zoon met gekruiste benen onder een grote boom zitten. Toen hij hen zag, sprong hij overeind, met zijn handen tot vuisten gebald langs zijn zijden.
'Pa, mama.' Raaf stak zijn onderlip naar voren, een teken dat hij moeilijkheden verwachtte. 'We moeten praten.'
Het laatste wat hij iedere avond deed voordat hij naar bed ging, behalve wanneer hij ziek was of straf had, was de trap af lopen en naar buiten gaan, naar de stallen, om Tikker een appel te geven. Zelfs op de koudste avonden in de winter deed hij dat. Het gaf hem een warm gevoel te weten dat de pony pas ging slapen wanneer ze hun onderonsje hadden gehad. Het was stil op het door zacht glimvuur verlichte stalerf. De staljongens en Jed waren in de slaapzaal boven de stallen waar pa vroeger ook sliep. De paarden maakten slaperige nachtgeluiden in hun stallen. Stro knisperde en hoeven schraapten over de stenen. In stalmeester Divits woonvertrek boven de voederkamer brandde licht, en een schaduw die over de dichtgetrokken gordijnen gleed, maakte duidelijk dat hij veilig daarbinnen was en zich met zijn eigen grotemensenzaken bezighield. Tikker keek over de staldeur heen, met gespitste oren en met zijn hoofd zwaaiend. Dat was de pony's manier om te zeggen: Schiet op, schiet op. Rafel klikte met zijn tong en Tikker hinnikte diep in zijn keel, zodat het klonk alsof hij lachte. Hij was blij hem te zien en verlangde naar zijn appel.
'Alsjeblieft,' zei Rafel. Hij aaide de warme bruine nek terwijl de pony de appel vermaalde. Wit appelschuim droop op de grond. 'Je hebt goed je best gedaan vandaag. Je rende sneller dan die knol van Gans. Je bent de beste pony in het koninkrijk.'
Tikker snoof instemmend. Rafel legde zijn voorhoofd tegen Tikkers wang en stak zijn hand uit om de pony achter de oren te krabben, waar hij wel eens jeuk had. Hij hoorde het grappige geflapper van Tikkers lippen, het geluid dat hij maakte wanneer zijn vingers het juiste plekje vonden.
'Ik ben bang, Tikker,' fluisterde hij. 'Pa en mama zeggen dat wat ik in het meertje voelde de aarde was die zich omdraaide in zijn slaap, meer niet, maar dat is niet waar. Ik wéét dat het niet waar is. En ik denk dat pa gaat proberen op te lossen wat er mis is. Maar stel dat hij dat niet kan,Tikker? Het is erg. Het is héél erg. Stel dat pa. . Stel dat hij.. '
Hij kon de woorden niet hardop uitspreken. Hij werd al misselijk als hij ze dacht.
Hij wreef met zijn mouw over zijn gezicht, boos op zichzelf omdat hij bang was dat pa dood zou gaan. Boos op zijn vader omdat hij had gelogen. Omdat hij hem nog steeds als een klein kind behandelde. Ik ben Deenie niet. Ik ben oud genoeg om het te weten. Tikker duwde tegen zijn arm, bedelend om nog een appel.
'Sorry,'zei hij. 'Ik had er maar eentje bij me. Ik neem er altijd maar eentje mee. Dat zou je inmiddels toch wel moeten weten, ouwe knol.'
Tikker snoof weer. Zijn neus rimpelde en hij stak zijn lange tong uit. Omdat het hun spelletje was, en omdat het Tikkers schuld niet was dat hij zich onrechtvaardig behandeld voelde, greep Rafel naar de tong van de pony en trok eraan, een paar keer maar. Hij was niet in de stemming voor spelletjes.
'Welterusten, Tikker,' zei hij. Hij klopte de pony op de neus. 'Tot morgenochtend.'
Hij liep terug naar de toren, en voelde de bewolkte avond donker en stil om zich heen. Zelfs het gezang van de nachtvogels klonk zacht, alsof ze bang waren iets wakker te maken met hun lied. Achter het raam van de salon brandde helder licht. Het was natuurlijk nog te vroeg voor pa en mama om naar bed te gaan. Halverwege de brede trap naar de toren vertraagde hij zijn pas en bleef toen stilstaan. Hij zou nu regelrecht naar bed moeten gaan, zo hoorde het. Eén appel voor Tikker, en dan naar boven om te gaan slapen. Maar..
Hoe kan ik gaan slapen als zij me de waarheid niet willen vertellen? Na wat ik vandaag heb gevoeld, zouden ze me de waarheid moeten vertellen. Het had geen zin om erover in discussie te gaan, al wilde hij dat natuurlijk maar al te graag. Hij had het al een keer geprobeerd, maar toen was pa in alle staten geweest, en ma had hem moeten kalmeren. Dat had ze al zo vaak gedaan dat ze er inmiddels goed in was geworden. Maar nadat hij pa zo over zijn toeren had gezien, was hij blij dat hij zijn ouders niet alles had verteld. Hij had ze verteld wat hij met Gans bij het meertje had gevoeld, maar het gedeelte over de zilveren karpers had hij weggelaten. Het was geen Doraanse magie, maar toch.. het zou ze van streek hebben gemaakt. En als pa van streek was, merkte hij dingen op, en dat was het laatste wat hij kon gebruiken. En als hij erachter komt wat ik nog meer heb gedaan terwijl hij al in een slecht humeur is..
Schuldbewust en bang, en daardoor nog twee keer zo geïrriteerd, stampte hij de toren in en de wenteltrap op naar de blauwe verdieping, die helemaal van hem was. Misschien zou hij zich beter voelen als hij Tollins avonturen nog eens las. Ze waren angstaanjagend - Gans en hij hadden het bijna in hun broek gedaan toen ze het perkament lazen - maar op een vreemde manier was het een leuk soort angst. Spookverhalenangst. De hele middag nadat ze het hadden gelezen, hadden ze ontdekkingsreizigertje gespeeld, en gedaan alsof ze tientallen keren een langzame, vreselijke dood stierven. Maar toen hij naar huis reed, had hij weer aan het meertje bij de rivier gedacht... en zijn vrolijkheid was in één klap verdwenen. Tollins perkament lezen zou hem vast opbeuren. Alleen midden op zijn bed zat Deenie op hem te wachten.
'Wat wil je?' zei hij, de deur met een klap achter zich dichtgooiend. Zijn hart bonsde. Als ze had rondgesnuffeld. . als ze het verstopte perkament had gevonden. . 'Dit is mijn kamer. Je mag hier helemaal niet komen.'
Met haar knieën opgetrokken tot aan haar borst, haar armen eromheen geslagen, keek Deenie hem aan. Haar lange nachthemd glansde bleekroze in het glimvuur van het lampje op het nachtkastje. Haar ogen vulden zich met tranen.
'Snotter, snotter, snotter,' hoonde hij. 'Je bent echt een méisje, Deenie. Ga terug naar bed.'
Ze snufte opnieuw, maar het zich niet wegjagen. 'Wat is er vandaag gebeurd, Raaf?'
Hij knipperde verrast met zijn ogen. 'Niets. Waarom? Wat bedoel je?'
'Ik heb iets gevoeld,' zei ze terwijl ze haar armen nog steviger om haar knieën klemde. 'Ik voelde.. ik voelde jou.'
'Niet waar,'zei hij. 'Je bent nog maar een snotneus, Deenie. Jij kunt niets voelen.'
'Dat kan ik wel,' zei ze, heftig knikkend. 'Je hebt grote magie gedaan, Raaf. En je werd helemaal bang en in de war toen de aarde raar ging doen. Ik heb het gevoeld.'
'Nee, dat heb je niét!' Zijn mond was droog en zijn maag draaide zich om. 'En als je pa en mama vertelt dat het wel zo is, dan zal ik.. dan zal ik.. Ik doe geen grote magie.'
Haar kin trilde. 'Jawel, dat doe je wel. Vandaag heb je de vissen laten springen. En andere keren maak je stenen stuk en laat je blaadjes dansen, en je doet gekke dingen met je badwater.' Ze ademde hikkerig en haar ogen schitterden helder. 'En je doet nog meer grote trucs. En. . en vanmorgen heb je iets écht moeilijks gedaan.'
Had ze gevoeld dat hij spreuken van Arlin had gepikt? Had ze gevoeld dat hij pa's Doraanse slot had geopend? Ademloos van schrik staarde hij zijn zusje aan. Toen gaf hij haar met twee handen een harde duw, zodat ze achterover op zijn kussens viel.
'Als je pa of mama daar iets van vertelt, dan.. dan.. dan spüüg ik op je!' hijgde hij, bijna blind van angst. 'Met magie erin! Ik zweer het je!'
Deenie liet zich snel op de grond glijden, zodat het bed met de dikke sprei erop tussen hen in stond. 'Ik zal het niet vertellen. Waarom zou ik het vertellen? Spuug niet op me. Spuug alsjeblieft niet op me, Raaf.'
Hij voelde zich plotseling vreselijk, alsof hij de akeligste persoon in Lur was. Deenies ogen werden groot. Ze was een lastpost, zijn kleine zusje, en een méisje, maar ze was familie. En door hem stond ze daar met tranen in haar verschrikte ogen naar hem te staren. En dat was zijn schuld. Hij had haar bang gemaakt.
'Dat zal ik niet doen,' zei hij, met gloeiende wangen van plotselinge schaamte, en hij liep zich op zijn bed vallen. 'Ik zal het niet doen, Deenie. Dat beloof ik.'
Weer snuffend klauterde ze naast hem op het bed. 'Waarvan was je zo ondersteboven, Raaf?'
'Ik weet het niet precies,' zei hij. Hij stak zijn arm uit zodat ze tegen hem aan kon kruipen. 'Het is moeilijk uit te leggen. Hoe kan het dat je weet wanneer ik moeilijke magie doe, Deenie? Zelfs pa weet dat niet.'
Veilig en gerustgesteld naast hem zittend haalde ze haar smalle schoudertjes op. 'Ik weet het gewoon,' fluisterde ze.
'Ja, maar hoe?'
Hij voelde haar schouders weer omhooggaan. 'Ik voel het,' zei ze.
'Hierbinnen.' Ze prikte met een vinger in haar met het nachthemd bedekte borst. 'Alsof er iets kriebelt.'
Zoiets had hij nog nooit gehoord. Piller Kerril had er nooit iets over gezegd, en pa en mama ook niet. 'Wie weet dat je magie voelt?'
'Niemand,' zei ze. 'Alleen jij.'
'Weet pa het niet? En mama ook niet?'
Ze schudde haar hoofd. 'Nee.'
'Heb je het zelfs niet tegen Charis verteld?'
'Raaf.. '
'Waarom niet? Je vertelt haar altijd alles,'zei hij. 'Jullie zijn altijd met z'n tweeën aan het fluisteren en aan het giechelen.'
Ze wurmde zich onder zijn arm vandaan. 'Dat is niet waar! Jij en Gans zijn trouwens net zo. Alleen giechelen jullie niet. Jullie snuiven. Charis zegt dat dat voor jongens hetzelfde is als giechelen.'
'Charis,' zei hij minachtend. 'Charis is een mager spierinkje.'
'Dat is ze niét!' zei Deenie. 'En trouwens, Gans is een.. een stomme gans.'
'Dat is hij helemaal niet!'
'Wel waar!'
'Niet waar!'
'Wel waar. Hij.. hij. .'
'Hou je mond, Deenie,'zei hij met een opgestoken vuist. 'Dit is mijn kamer, en Gans is mijn vriend. Waag het niet hem uit te schelden.'
Met rode wangen en tranen in haar ogen liet Deenie zich van het bed af glijden en zette haar handen op haar heupen. 'Je bent gemeen, Rafel, je bent een. . een. . bazige ouwe dról!'
Hij rolde met zijn ogen. 'Ik ben tien, Deenie. Ik ben verdomme niet oud.'
Ze sloeg haar hand voor haar mond. 'Ooo!' zei ze. 'Je zei "verdomme", Rafel. Je vloekte.'
'Jij ook,' zei hij meesmuilend. 'Dus staan we quitte.'
'Dat is niet hetzelfde!'
'Wel waar.'
'Niét waar!'
Gefrustreerd en woedend staarden ze elkaar aan. Toen begon Deenie te giechelen. Hij probeerde boos op haar te blijven, probeerde kwaad te blijven kijken, maar hij kon het niet. Dus giechelden ze samen. Deenie kroop weer op het bed, met haar knieën hoog opgetrokken tegen haar borst, zoals ze het liefst zat.
Maar het lachen verging hem plotseling toen hij zich herinnerde wat ze had gezegd. Hij kon het niet van zich afzetten, als een zere kies waar je steeds met je tong aan moest voelen. 'Heb je echt gevoeld dat ik die vissen riep?'
Ernstig, met haar ogen zo rond als die van een uil, knikte ze.
'En daarna? Voelde je. . voelde je. .' Hij kon het niet zeggen. Elke keer wanneer hij aan de kreunende aarde van Lur dacht, werd hij misselijk.
'Mmm,' zei Deenie, en haar ogen vulden zich met nieuwe tranen. Deenie was een huilebalk, ze jankte voortdurend. Ze was echt een méisje. 'Alles werd vreemd,' fluisterde ze. 'Rimpelig en kreukelig. De lucht rook verkeerd. En jij was zo bang.'
Niet waar! wilde hij zeggen. Maar hij wist dat ze hem zou tegenspreken. Grappig hoe ze het beschreef. Rimpelig en kreukelig. Dat was niet hoe hij het voelde, maar piller Kerril zei dat iedere magiër anders was.
Hij fronste naar zijn kleine, lastige zusje. 'Heb je pa of mama verteld over je gevoel dat er iets mis was met de aarde?'
'Nee,' zei ze, en toen leek ze ineen te krimpen. 'En dat mag jij ook niet doen.'
Dat verraste hem. 'Waarom niet?'
In plaats van antwoord te geven, tekende ze met één voorzichtige vinger figuurtjes op zijn sprei.
'Deenie, waarom niet?'
Ze haalde haar schouders op. 'Pa wordt er boos om, hij houdt niet van magie.'
Deenie was te jong om een gesprek van man tot man met pa te hebben, dus hoe kon ze weten dat pa er boos om zou zijn?'Is dat weer zo'n gevoel van je?' vroeg hij achterdochtig.
'Ik kan er niets aan doen,' zei ze met een bibberstemmetje. 'Het gebeurt gewoon.'
Hij was er niet gelukkig mee, maar hij kon het haar niet kwalijk nemen. 'Waarom heb je het Charis niet verteld?'
'Omdat,'zei Deenie langzaam, 'ze dan helemaal opgewonden wordt, en dan kan ze geen geheim bewaren. Het is niet haar bedoeling het door te vertellen, het gebeurt gewoon.' Ze zuchtte. 'Heb je het aan Gans verteld?'
'Natuurlijk,'zei hij minachtend. 'Hij is niet zo'n opgewonden standje. Hij weet hoe hij zijn mond dicht moet houden. Niet zoals een meisje.
'Het is niet omdat ze een meisje is! Het is omdat ze Charis is. Maar ze is nog steeds mijn beste vriendin.' Deenies boze gezicht werd weemoedig. 'Ze maakt prachtige zonnebloemen. Beter dan ik.'
Rafel gaf zijn zusje een zachte por met zijn knie. 'Misschien. Maar ze kan niet de dingen voelen die jij voelt.'
'Misschien ook wel.'Deenie liet haar vinger nu over een van de brede blauwe strepen op de sprei gaan. 'Ik weet het niet zeker. Ik heb het haar niet gevraagd. Maar ik denk dat zij ook weet dat er iets mis is.'
Daar dacht Rafel even over na. Hij wist het. Pa wist het, en mama. Deenie wist het. En nu Charis? Pa wilde het geheimhouden, maar hoe kon hij dat? Misschien wisten een heleboel mensen het. En als dat zo was, zouden ze al snel op de stoep staan om hem erover lastig te vallen. Zo waren mensen. Ze zouden verwachten dat hij alles in orde maakte, zoals hij vroeger had gedaan omdat hij de Onschuldige Magiër was. Angst welde weer in hem op, heet en hongerig in zijn keel.
Dit keer heeft hij koning Gar niet om hem te helpen. Hij heeft mama, maar dat is niet hetzelfde. Het is niet eerlijk. Dit is allemaal de schuld van de Doranen. Zij zijn hiermee begonnen. Zij zouden het moeten oplossen. Wat als pa het niet in zijn eentje kan oplossen? Wat als... wat als...
'Rafel?'zei Deenie. Het klonk bijna jammerend. 'Rafel, wat is er aan de hand? Wat -'
En toen ging de kamerdeur open en daar stond mama, met haar gezicht op onweer.
'Rafel? Deenie? Jervale zij genadig, wat gebeurt hier?' vroeg ze scherp.
'Weten jullie hoe laat het is? Onmiddellijk terug naar bed, jongedame. En jij, Raaf! Jij zou ook al in bed moeten liggen. Geen appels voor die pony meer voor het naar bed gaan als het op deze manier gaat!'
Deenie tuimelde bijna van het bed, een snik onderdrukkend. Ze begon altijd te sniffen wanneer iemand zijn stem tegen haar verhief. 'Het spijt me, mama.'
'Dat mag ik hopen. En jij, Raaf?' zei mama terwijl Deenie op haar blote voetjes langs haar schuifelde. 'Spijt het jou ook?'
Nee, het speet hem niet, maar als hij dat tegen mama zei, kon Tikker zijn avondappel voorlopig wel vergeten. Dus boog hij zijn hoofd.
'Ja, mama.'
'Hm,' zei mama. Ze was lastig om de tuin te leiden. 'Dat zal wel.'
Ze klonk nog steeds boos, maar niet héél boos. Dus keek hij weer op. 'Mama.. '
'Wat is er?' vroeg ze terwijl ze verder de kamer in liep. 'Raaf? Waar hadden Deenie en jij het over? Je hebt haar toch niets verteld? Over wat er vandaag is gebeurd?'
Nee, mama. Zij heeft het mij verteld. Maar dat kon hij ook niet zeggen. 'Natuurlijk niet. Jij had gezegd dat dat niet mocht.'
'Goed zo,' zei ze. Ze ging naast hem op het bed zitten en streek met haar hand over zijn haar. 'Want ze mag dan slim zijn, ze is nog steeds maar een klein meisje. Een bedeesd klein meisje, Raaf. Ze is niet ruw en onbesuisd zoals jij.'
Ruw en onbesuisd. Zo had mama hem nooit eerder genoemd. Hij vond het leuk klinken. Hij trok een gezicht. 'Deenie is een huilebalk,' zei hij. 'Ze jankt altijd.'
Mama's vingers knepen in zijn oor. 'Dat is niet aardig, Raaf. Grote broers passen op hun kleine zusjes. Ze schelden ze niet uit.'
'Ja, mama,' zei hij braaf, want hij wilde niet dat ze hem zijn avondbezoekjes aan de stallen verbood. 'Het spijt me, mama.'
'Mooiprater,' zei ze, half glimlachend, half boos. 'Je bent al net zo erg als je vader. Vooruit, trekje nachthemd aan, mijn lieve jongen, en je bed in.'
'Goed,' zei hij. 'Dat zal ik doen.'
Dit keer kuste ze zijn voorhoofd. 'Brave jongen.'
'Mama.. ' zei hij. 'Pa. . pa. .'
'Wat is er met pa?'
Kan hij ons redden? Zal hij ons redden? Maar de woorden kwamen niet voorbij de brok in zijn keel. Mama ging op haar hurken zitten en nam zijn koude handen in de hare.
'Rafel, maak je niet druk,' zei ze zacht, met een schittering in haar felle ogen. 'Er gaat niets ergs gebeuren. Daar zorgt je pa wel voor. Jouw pa is de sterkste, dapperste man in het koninkrijk. We zijn allemaal veilig. Dat beloof ik je.'
Hij knikte. Zijn ogen prikten en haar gezicht werd wazig. Hij had niet één keer gesnotterd toen hij haar en pa had verteld wat hij in het meertje had gevoeld. . maar nu kon hij het niet tegenhouden.
'Stil maar,' zei mama. 'En nu je bed in. Wanneer ik terugkom, wil ik dat je diep in slaap bent.'
'Ja, mama,' zei hij met een laatste snik in zijn stem. Toen ze de deur achter zich sloot, schopte hij zijn laarzen uit. Hij rukte zijn sokken van zijn voeten, trok zijn hemd, zijn broek en zijn onderbroek uit en gooide ze op een hoop op zijn kledingkist. Hij liet zijn nachthemd over zijn hoofd glijden en kroop in bed, waarna hij het glimvuur met een vingerknip doofde.
Jouw pa is de sterkste, dapperste man in het koninkrijk. We zijn allemaal veilig. Dat beloof ik je.
Zich vastklampend aan mama's woorden, zijn angsten even naar de achtergrond verdreven, en zonder behoefte aan Tollins perkament, viel hij in slaap.