2

Het gevoel overspoelde hem toen hij door de kersenboomgaard wandelde die Dathne bij het paleis had laten aanleggen. Niet dat er al kersen te plukken waren - de bomen hadden nog niet eens knoppen. Maar de winter was op zijn retour en een glimpje lentewarmte in de zonneschijn kuste zijn wang. Dat betekende dat de kersenbomen binnenkort in roze bloesem zouden uitbarsten en vol zouden komen te zitten met groeiend fruit. Het was een vrolijke gedachte, en hij was hierheen gevlucht om te worden opgevrolijkt. Om alleen te zijn. Even een moment van rust en vrede in de frisse lucht, onder de melkblauwe hemel, voordat de verplichtingen van Raden en het Gerechtshof hem weer kopje-onder zouden duwen.

Toen werd hij overrompeld door een misselijkmakende vlaag van onheil, en hij moest zich aan de eerste de beste kronkelige boomstam vastgrijpen om overeind te blijven. Bijna dubbelgevouwen spuwde hij speeksel op het vochtige gras, in de hoop zijn lunch binnen te kunnen houden. Dit was heftig. Heel heftig. Heftiger dan ooit tevoren. De eerste keer dat hij het voelde terwijl hij niet sliep en in dromen verwikkeld was. Dat betekende dat hij niet langer kon doen alsof. Dat hij het gevoel niet langer kon negeren, het niet meer kon wijten aan te veel appeltaart met slagroom vlak voor het slapengaan. Dit keer moest hij de onverteerbare waarheid onder ogen zien. Er was iets mis in hun prachtige koninkrijkje.

Met een bonzend hart en een opstandige maag sloot Asher zijn ogen en wachtte tot de misselijkheid wegebde.

'Alle roestige ankers,' mompelde hij terwijl hij voorzichtig weer rechtop ging staan. 'Alle roestige ankers op een hoop.'

Het was lang, lang geleden dat hij zich zo bang had gevoeld. Hij veegde zijn mond af aan de mouw van zijn jasje en keek om zich heen. Hij was nog alleen, maar aangezien hij mensen had verteld waar hij heen ging, zou dat niet lang meer duren. Die oude kraai van een Darran was pas gelukkig als hij iets had om over te zeuren. Hij moest ergens heen waar hij rustig kon nadenken. Ergens waar ze hem niet zouden komen zoeken. Een plek waarvan niemand zou verwachten dat hij daar zou zijn. Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hij was nu eenmaal wie hij was - wie hij tegen wil en dank was geworden - en het zou niet makkelijk zijn om zo'n plek te vinden. Het antwoord kwam als een pijnlijke steek.

Barls Weerkamer,

Natuurlijk. Niet alleen omdat het er stil was, maar.. Met de smaak van gal nog in zijn mond en een hart dat hevig tekeerging, verliet hij de vredige stille boomgaard en begaf zich naar die ene plek waarvan hij had gedacht dat hij er nooit meer een voet binnen zou zetten. De plek waar de oude Asher was gestorven, en de nieuwe Asher was geboren. Licht hijgend, dode bladeren en spinnenwebben van zijn jas afvegend, stond hij op de grotendeels overwoekerde open plek naar de kamer te staren. Het was zo lang geleden sinds hij hier was geweest. Op de dag nadat Morg Barls Muur had vernietigd, en daarna nooit meer. Tien jaar geleden, waar is de tijd gebleven? Alle roestige ankers... Is het echt zo lang geleden?

Ja. Zo lang was het inderdaad geleden. Want Rafel was nu tien, en aan de hand daarvan mat hij het voortschrijden van zijn leven. Zijn maatstaf was niet Gars dood of de ondergang van de Muur, maar het wonder van de geboorte van zijn eerste kind. De belofte van een niet door profetieën besmette toekomst. Een toekomst waarvan hij niet zeker had geweten dat ze ooit zou komen. In de dagen en weken na Morgs vernietiging, na de val van Barls Muur, toen gevoelens en angsten nog steeds hoog opliepen, waren er mensen geweest die wilden dat de Weerkamer steen voor steen en nagel voor nagel zou worden afgebroken, plank voor plank zou worden versplinterd en tot as zou worden verbrand. Uit het geheugen zou worden gewist, uit de geschiedenis, alsof hij nooit had bestaan. Maar dat had hij niet toegelaten. Als deze kamer werd afgebroken, zou men over een paar jaar misschien zeggen dat hij niet meer dan een verzinsel was. De kamer, de magie, de manier waarop het klimaat in Lur werd beheerst. Mensen zouden kunnen beweren dat het allemaal nooit had bestaan. Dat alles was verzonnen. Dat het niet meer was dan een kinderverhaaltje voor het slapengaan. En dan zouden oude fouten opnieuw worden gemaakt.

In de wrange nasleep van de ellende van het koninkrijk, toen de koninklijke familie er niet meer was en het leven op zijn kop stond, had hij zijn zin gekregen. Hij was Asher van Restharven, die Morg de magiër had vernietigd. Hij had zonder enige tegenspraak alles gekregen wat hij wilde. De mensen die om zijn bloed hadden geschreeuwd en hem daarna hun leven verschuldigd waren, wilden hem maar al te graag laten zien dat het geen zin had om oude koeien uit de sloot te halen. Gedane zaken nemen geen keer, even goede vrienden, toch?

'Haat ze niet,' had Dathne tegen hem gezegd. 'Ze waren zwak en bang, Asher, maar ze zijn niet slecht. Niet zoals Morg.'

Dat was zeker waar. En bovendien, wie was hij om met vingers te wijzen en te klagen, terwijl Gar was gestorven toen hij hem probeerde te redden, en al die harde woorden die tussen hen waren gezegd nooit waren teruggenomen? Dus had hij zijn afkeer en zijn wreedste herinneringen - rotte eieren, wrede beschuldigingen, nog wredere, prikkende lansen - opzijgezet, en had hij zijn best gedaan om het koninkrijk te herstellen tot het weer in balans was. En daar was hij in geslaagd, met behulp van mensen als Dathne en Pellen Orrick, en iedereen in de Kring die niet net als Veira was gesneuveld. En nu stond hij daar en keek naar de muur van ruwe blauwe stenen van de kamer, met de glazen koepel erop, en voelde aan zijn botten dat Lur weer in de problemen zat.

De pijn verdringend, misselijk van afkeer, stampte hij met zijn voeten om ze warm te krijgen. . en stampte toen naar binnen. De overkoepelde kamer was nog precies zoals Morg hem had achtergelaten op de dag dat hij stierf. De ronde muren waren nog steeds bedekt met kaarten en aantekeningen, erfgoed van die vergane tijden waarin Barl over het leven in Lur had geregeerd. Haar magische weerkaart van het koninkrijk nam nog steeds een groot deel van de versleten vloer in beslag, er was niet veel van over na Morgs gewelddadige inmenging. Het was moeilijk te verteren. Van alles wat Barl had gemaakt, was haar weerkaart het mooiste. Zelfs wanneer hij half verdoofd was door de weermagie was hij erdoor betoverd geweest... maar nu was er nog maar een enkele flard van de schoonheid ervan over. Hij was hier gekomen om te piekeren en na te denken, maar toch glimlachte hij naar de uitgestrekte, met gras bedekte Dalen en de verspreid liggende dorpjes en stadjes. Ze waren uiteraard verstild. Gevangen tussen twee hartslagen, een eeuwige herinnering aan het moment waarop Barls Muur viel, en aan hoe die val de eeuwenoude verbintenis tussen klimaat en wereld had verbroken.

Hij stak zijn hand uit om de rand van de weerkaart aan te raken, als een soort bedankje. Als erkenning van Barl en alles wat ze had gedaan. Zeshonderd jaar lang had ze ervoor gezorgd dat ze veilig waren. Wat er tien jaar geleden was gebeurd, was haar schuld niet. Zijn vingertop maakte vederlicht contact - en een vonk van kracht schoot door zijn bloed, waar de weermagie al jaren ongestoord sluimerde. Geschokt trok hij zijn hand terug.

Nee. Dat is onmogelijk. Barls magie is gestorven. Dath en ik en de anderen hebben toch gevoeld hoe haar magie stierf? We hebben haar magie toch zien sterven toen Morg haar Muur liet instorten?

Opnieuw met een bonzend hart, met ontwaakt en zingend bloed, raakte hij de weerkaart voorzichtig aan. Liet zijn vingers erop rusten terwijl hij diep inademde en de lucht vasthield. Ja. Hij voelde iets. Barl was nog niet helemaal dood.

Of.. was het niet meer dan een echo? Een schimpscheut uit het verleden, uit de korte tijd waarin hij heer en meester van deze plek was - van het klimaat van Lur, van zijn magie - in alle opzichten een koning, behalve in naam. Niet dat ik dat ooit heb gewild. Niet dat ik het ooit voor mezelf heb gedaan.

Nee, hij had het voor Gar gedaan, een goed mens. Omwille van hun onwaarschijnlijke vriendschap. Om een man te dwarsbomen die hij niet mocht. Om redenen die er misschien niet meer toe deden. Hij had het gedaan en de prijs betaald. En in tegenstelling tot sommige anderen had hij dat verhaal nooit doorverteld. Vreemd genoeg was de wanhoop van die duistere dagen grotendeels vervaagd. Hij kon zich herinneren dat hij doodsbang was geweest. Hij herinnerde zich hoe opgesloten en onwerkelijk hij zich had gevoeld. Er was paniek geweest. Verwarring. Een eindeloze jammerkreet van Waarom ik?

Hij was toen natuurlijk nog jong. Dwars en koppig. Hij was nu ouder. Een getrouwd man, vader van twee kinderen, het onwillige hoofd van Lurs Magiërsraad en een gewilde stem in de Algemene Raad. Verdediger van de wet in het Gerechtshof. Hij had nooit een leider willen zijn, maar in die tien jaar had niemand eens gevraagd wat hij wilde. Het maakte niet uit dat hij dit nooit had gewild, hij had de gave om leiding te geven. En nadat de Muur was gevallen, en mensen zo ontregeld en in de war waren, zelfs de Doranen, hadden ze iemand nodig gehad om hen te leiden. Om hen in de juiste richting te sturen. Bovendien.. na hoe hij hen had gered, hadden ze hem niet meer willen laten gaan. Ze hadden geweigerd te geloven dat ze het zonder hem ook zouden redden. Dus bleef hij in Dorana, ook al hunkerde hij naar de onbedorven oceaan. Het was de enige manier die hij kon bedenken om iets goed te maken tegenover Gar.

Maar het maakt me nog geen koning, wat die oude kraai Darran ook zegt.

Al met al was het geen slecht leven. Hoe kon hij het een slecht leven noemen wanneer hij Dathne, Rafel en de kleine Deenie had om van te houden? Wanneer hij goede vrienden had, zoals Pellen Orrick, en een doel dat het dienen waard was? Hij zou een ondankbare schoft zijn als hij zou gaan zitten jammeren omdat de hele wereld niet om hem draaide. Dat zou hem niet beter maken dan die dode zeeslak Willer. En elke keer wanneer hij ontwaakte uit dromen over sneeuwstormen, over zacht vallende regen en de turbulentie van ontkiemende zaden, over weermagie die zijn aderen verschroeide als kokende wijn, ach. . geen leven kon worden geleefd zonder momenten van berouw. Barls kaart fluisterde en zoemde onder zijn vingers. Niet slechts een echo, maar een echte siddering van kracht. Langzaam uitademend trok hij zijn hand een tweede keer terug en sloot toen zijn ogen. De tijd welde als een stortvloed in hem op en voerde één enkele, verschroeiende herinnering met zich mee: zijn eerste KlimaatRegeling. 

Hij keek hoe zijn trillende vingers de tekens vormden terwijl een stem die hij nauwelijks herkende de woorden sprak waarmee de regen werd opgeroepen. Hij keek hoe de tekens vurig tot leven kwamen. Zag blauwe vlammen van onder naar boven over zijn armen dansen. Voelde de magische wind opsteken, eerst zacht, daarna sterker, en nog sterker, tot hij op hem inbeukte als een storm die over open zee op het land af raasde. Zijn bloed borrelde met een kracht die zich de oceaan herinnerde. Hij had niet kunnen stoppen, al had hij het gewild.

Barl beware hem. Hij wilde het niet.

De lucht boven de kaart begon dikker te worden. Donkerder. De kracht die hij had opgeroepen liet zich horen in rommelende donder en fel geknetter van bliksem. Hij had het heet en koud tegelijk. Hij trilde en was roerloos tegelijk. Zijn lichaam tintelde, als de kussen van honderd mooie meisjes. Vonken spatten van zijn haren en vingers, en de hele wereld zinderde fel en blauw.

Toen barstte de regen los. . en de wereld spoelde in een hartslag van blauw naar rood toen zijn bloed door zijn aderen heen barstte en brandend uit zijn ogen, zijn neus en zijn mond stroomde. En overal waar hij zich wendde was pijn.

Schreeuwend, terwijl zijn hart tegen zijn ribben bonkte, struikelde Asher bij de kaart vandaan. Zweet stond op zijn gezicht en liep warm over zijn ruggengraat. Hij raakte zijn neus aan, zijn ogen, en staarde toen naar zijn vingertoppen, verwachtend dat ze bevlekt zouden zijn met bloed.

Ze waren schoon.

Hij veegde met zijn wollen mouw over zijn voorhoofd en ijsbeerde door de kamer, het zorgvuldig vermijdend om naar Barls gehavende kaart te kijken. Langzaam, te langzaam, zakte de ontwaakte pijn in zijn lichaam terug in zijn sluimering. Zijn ademhaling kwam tot rust. De levendige, stekende herinnering trok zich terug.

Het is voorbij. Voorbij. Ik zit niet meer in die waanzin.

'Alle roestige ankers,' mompelde hij, luisterend naar het ongelijkmatige getik van de hakken van zijn laarzen op de gekraste parketvloer.

'Doe dat niet nog eens, driedubbel overgehaalde idioot.'

Zijn stem klonk geschokt en bibberig in de stilte. En toen hoorde hij snelle voetstappen op de stenen wenteltrap naar de kamer.

'Asher? Ben je daarboven? Asher?'

Dathne.

Ze bleef stokstijf in de deuropening staan bij het zien van zijn gezicht. 'Jervale zij genadig, gaat het wel goed met je?'

Hij kon Barls verdomde Bergen persoonlijk oversteken en in de schaduwen verdwijnen, in een eindeloze, duistere kloof vallen, zichzelf naar de bodem van de haven van Westwalen laten zinken - en dan nog vermoedde hij dat ze hem zou vinden. Ze was gekomen om hem naar huis te slepen. Zij was zijn thuis, en zou dat altijd zijn. Hij bleef stilstaan. 'Ik voel me prima, Dath,' zei hij. Vertel het haar niet. Het is nergens voor nodig om haar bang te maken. Nog niet. 'Ik ben alleen.. Ik verstop me alleen voor Darran.'

Dathnes blik was scherp. 'Darran en Raaf zijn boeken kopen in de stad.'

'O,' zei hij. 'Mooi, dan ben ik nog even veilig.'

Tien jaar en twee kinderen later was ze geen spat veranderd. Soms, wanneer hij naar haar keek, verwachtte hij Matt ieder moment te zien, zozeer leek ze in zijn ogen nog op haar jongere zelf. De Dathne op het Marktplein van Dorana, die eerste dag, en de Dathne die nu naar hem fronste, waren een en dezelfde persoon. Klein en tenger, met haar slordige donkere haren en even slordige kleding. Ze was een belangrijke Olken geworden, maar dat zou je niet zeggen wanneer je naar haar keek. Ze droeg zijde alsof het veredeld katoen was en lachte wanneer hij haar juwelen gaf.

'Asher.. ' Dathne overbrugde de afstand tussen hen en legde haar handpalmen tegen zijn borst. Met haar hoofd in haar nek keek ze naar zijn gezicht. 'Dit gaat niet om Darran.'

Een haarlok die uit de strakke vlecht was ontsnapt, kriebelde tegen haar hoekige kaak. Hij wikkelde hem om zijn vinger en trok er zacht aan. 'Natuurlijk wel.'

'Asher,'zei ze terwijl ze zijn kin tussen haar duim en wijsvinger klemde. 'Behandel me niet als een idioot. Niemand komt naar de Weerkamer. Niet meer.'

'Wist je waar je me moest zoeken?'

Ze glimlachte. Wanneer ze zo glimlachte, smolten zijn botten bijna. 'Nou... ja. Ik ben Jervales Erfgenaam, weet je nog?' Ze sloeg zacht met haar vuist boven zijn zwoegende hart. 'Dat was ik in ieder geval.'

Haar schitterende glimlach vervaagde en haar ogen en gezicht werden somber, met een flikkering van angst. 'Dus geen spelletjes meer, mijn lief. Ik weet waarom je hierheen bent gegaan.'

Hij zag dat het zo was. Voelde het. Maar hij wilde niet dat ze het hardop zei. Wanneer de woorden werden uitgesproken, zou wat hij in de kersenboomgaard, in zijn droom, had gevoeld waar zijn - en hij dacht niet dat hij er klaar voor was om de waarheid onder ogen te zien. Tien jaar lang hadden ze vrede gehad, en onophoudelijke welvaart. Tien jaar is niet lang genoeg. We verdienen langer dan dat.

'Er is iets aan de hand in Lur,' zei ze, plotseling met een zweem van tranen in haar stem. 'Iets.. slechts. Het maakt je rusteloos 's nachts. En een tijdje geleden was er datzelfde gevoel van onrust, sterker dan ooit. Zeg niet dat je het niet ook voelt, want dat geloof ik niet.'

Zoals altijd benam ze hem de adem. Was er dan niets in hem wat voor deze vrouw verborgen bleef? Al voordat hij haar ooit had gezien wist ze meer over hem dan hij ooit over zichzelf had geweten. Maar hij had niet beseft dat zij ook dingen had gevoeld. Het was onuitstaanbaar. Hoe kon zij altijd dingen voor hem verbergen, terwijl hij er nooit in slaagde iets voor haar verborgen te houden?

'Als jij dit gevoeld hebt, Dathne, waarom heb je dat dan niet gezegd?'

Het klonk beschuldigend, maar dat kon hem niets schelen. Misschien zouden ze als ze een beetje ruzie kregen niet praten over wat hem dwarszat.

'Ik wilde het mis hebben,'fluisterde ze. Ze wendde zich van hem af. De adem stokte in haar keel, een zacht, bedroefd geluidje, en ze draaide zich weer naar hem toe. 'Ik zou er alles voor geven om het mis te hebben. Maar ik wist vanaf het begin dat ik het niet mis had. Waar wordt het door veroorzaakt? Weet jij dat?'

Sinds de dag dat hij Morg had gedood - en Gar - had hij de kracht die in hem zat, waar hij nooit om had gevraagd en die hij niet had gewild, bijna nooit meer gebruikt. Het was niet nodig geweest. Wat hij in de Raden en in het Gerechtshof deed, was nadenken en praten en mensen ervan overtuigen verstandig te zijn. Daar was geen magie voor nodig.

Maar de laatste tijd voelde het alsof zijn magie zich toch roerde. Midden in de nacht zwetend wakker worden. De aarde voelen kreunen. Weten dat Lurs aardelied was verstomd of van toon was veranderd - ook dat. Dat is allemaal magie, of ik het leuk vind of niet.

'Ik weet het niet zeker, Dath,' zei hij. 'Dat is de waarheid.'

Ze fronste. 'Het zijn niet de Doranen, wel? Het is niet die arrogante Ain Freidin die nog steeds denkt dat ze de nieuwe Barl is?'

'Ik denk het niet. Dat gefrunnik van haar zou de aarde niet van slag kunnen brengen. En ze heeft me met de hand op het hart gezworen dat ze haar lesje heeft geleerd. Bovendien heb ik niet van boer Tarne gehoord dat er nog een oogst is mislukt, en het is nu bijna een maand geleden dat die verdraaide vrouw door de mand viel.'

'Maar toch.. ' Dathne sloeg haar armen stijf rond haar middel. 'Hou haar in de gaten, Asher. Ze is niet te vertrouwen.'

'Dat weet ik,' zei hij. 'Ik roep de bewaking nog niet terug.'

Hoewel dat het leven in de Magiërsraad met Rodyn Garrick er niet makkelijker op maakte. Er was al een woordenwisseling geweest, waarbij Garrick duidelijk had gemaakt dat hij het er niet mee eens was dat een Olken een Doraan een straf oplegde om magie. En toen hij had gehoord dat Ain Freidin in de gaten werd gehouden, had hij bijna een rolberoerte gekregen. Maar de rest van de Magiërsraad had zijn bezwaar verworpen. Wat voor spelletje speelt Garrick? Ik krijg geen hoogte van hem. Officiële hoorzittingen ten overstaan van de Magiërsraad voorspellen problemen voor iedereen. Dat is niet stil te houden. Is dat waar hij op uit is? Dat mensen over Doraanse magie gaan fluisteren, net nu de nachtmerrie over Morg in Lur vrijwel is vergeten? Waarom?

Het was een goede vraag, waar hij geen antwoord op had. Maar Rodyn Garrick was niet zijn enige zorg. Hij begon zich over alle Doranen zorgen te maken. Nu er geen weermagie was om mensen in toom te houden, hoeveel Ain Freidins waren er nog meer die zich in het geheim met gevaarlijke bezweringen bezighielden? Barls wetten schonden? Ain Freidin had geluk gehad. Een paar verrotte piepers op haar geweten, geen grote schade aangericht. Maar de volgende keer? De volgende keer zou er iemand gewond kunnen raken. Of sterven.

'Was Matt maar hier,' zei Dathne, met een schaduw van verdriet op haar gezicht. 'Hij zou wel weten door wie of wat dit wordt veroorzaakt. Ik heb nooit iemand gekend die zo goed was in het aanvoelen van dingen in de wereld.'

Ja, hij wenste hetzelfde. Er ging geen dag voorbij dat hij niet wenste dat meester Matt er was. Hij kon de stallen niet binnengaan zonder dat er herinneringen opdoken. Zonder dat hij verdriet voelde. Zonder dat hij hem voor zich zag, een hoefijzer verwisselend, een deken verstellend, in zijn stinkende paardenpap roerend op het oude fornuis in de zadelkamer. De tijd zou alle wonden moeten helen en verdriet moeten verzachten. Groen gras zou een graf moeten bedekken. Maar niet zijn graf. En ook Gars graf niet. Ik ben nog net zo gewond als op de dag waarop ze stierven. En zelfs Dathne kan die pijn niet verzachten.

Ze keek hem onderzoekend aan. 'Het spijt me,'zei ze. 'Ik wilde geen oude wonden openrijten. .' Ze zuchtte. 'Het spijt me. Je praat er nooit over, dus soms vergeet ik.. '

'Wat valt erover te zeggen?' zei hij schouderophalend. 'We kunnen het verleden niet ongedaan maken.

'En zelfs als we het konden, zouden we het niet doen,' fluisterde ze. Ze sloeg haar armen weer stevig om haar middel. Ze dacht niet alleen aan Matt, maar ook aan Veira, die bazige, bemoeizuchtige oude heks. En aan de leden van haar Kring, die waren gestorven voordat ze hen ooit had leren kennen. 'Zelfs niet als het ons pijn doet.'

Omdat haar pijn hem pijn deed, omdat hij hem niet weg kon kussen, draaide hij zich weer naar Barls weerkaart. 'Nee,' beaamde hij schoorvoetend. 'Dat zouden we niet doen.'

Dathne vermande zich. 'Laten we dan maar niet aan het verleden denken. We hebben hier en nu een probleem op te lossen, en met een beetje geluk is er nog tijd om het tij ten goede te keren voordat het te laat is.'

Wanhopig schudde hij zijn hoofd. 'Denk je dat echt?'

'Ik denk dat het tijd is dat we elkaar het weinige vertellen dat we weten. Want als we geheimen voor elkaar hebben, is alle hoop verloren,' zei ze scherp. 'Hebben we elkaar niet beloofd dat er geen geheimen meer zouden zijn?'

Ja, dat hadden ze beloofd. En tien jaar lang hadden ze zich aan die belofte gehouden. . omdat er geen geheimen waren geweest om te bewaren. Somber stak hij zijn handen in zijn zakken.

'Ik dacht dat het voorbij was, Dath. Ik dacht dat die verdraaide Profetie tegelijk met Morg was gestorven, en dat ik de weermagie voorgoed achter me kon laten. Ik dacht dat Lur daarvan bevrijd was.'

Ze haalde diep adem. 'Dat is ook zo, Asher, dat is ook zo.'

'Nee, Dath, dat is het niet,' zei hij. Hij knikte naar de weerkaart.

'Omdat dat vervloekte ding niet dood is.'

'Niet dood?' herhaalde ze. 'Asher, waar heb je het over? Kijk ernaar. Morg heeft Barls kaart vernietigd toen hij de Muur neerhaalde.'

'Dat wilde ik geloven. Maar Dathne, geloof me, er zit nog kracht in. Ik voel het. En dat kan niet veel goeds betekenen.'

Dathne liep aarzelend om de zwaar beschadigde weerkaart heen.

'Hoe kan er kracht in zitten? Er is geen weermagie meer in Lur. Morg heeft...'

'Ja, dat dachten we,' zei hij vermoeid. 'Maar we hadden het mis. Het ziet ernaar uit dat Doraanse magie niet zo makkelijk sterft. Misschien wel nooit. Die is sterk, Dathne. Die wil.. léven.'

Het was iets wat hij haar nog nooit had verteld, in de wetenschap dat het haar moeizaam verkregen gemoedsrust zou verstoren. Het was niet echt een geheim, meer iets wat hij voor haar bestwil voor zichzelf had gehouden.

Dathne bleef voor de weerkaart stilstaan en keek naar hem op. Haar gezicht was verontrustend bleek. 'Voel je het? Kun je het na al die tijd nog steeds voelen?'

Hij knikte. 'Ja.'

Talloze nachten na zijn bloederige confrontatie met Morg was hij angstig naar bed gegaan, doodsbang dat hij in zijn slaap, in zijn nachtmerries, de strijdbeesten van de Doraanse oorlogsvoering zou oproepen die hij van Barl had geleerd. De helwargen, de manticoren en de wolftrollen, monstruositeiten van mythe en moord. Hij was doodsbang geweest dat hij 's morgens wakker zou worden en Dathne aan bloederige flarden gescheurd naast zich zou vinden. Ten einde raad, uitgeput en wanhopig, had hij zich tot piller Nix gewend. De Doraanse geneesheer had hem verdoofd en zijn vermoeide geest in kalmerende bezweringen gehuld. Hij had hem geleerd hoe hij die vreselijke woorden moest wegstoppen, de woorden waarmee hij met een gedachte kon doden. En door die les had hij een ongedefinieerd soort vrede gevonden.

Maar de woorden zaten nog ergens diep in hem, evenals de weermagie. Zelfs Nix kon ze niet wegnemen. Barls magie had hem gebrandmerkt, hem veranderd, en er was geen terugkeer mogelijk. Hij kon alleen vooruit, en proberen te begrijpen wat hij was geworden. Dathnes gezicht was vertrokken van verdriet. 'Asher.. '

'Het is wel goed. Maak je maar niet druk om mij. Laten we ons hier liever druk over maken.'

Ze haalde opnieuw diep adem om de pijn te verdringen en staarde naar de kaart. 'Als de weermagie niet is verdwenen, wat betekent dat dan voor Lur?'

Hij ging naast haar staan en liet een arm om haar smalle schouders glijden.Toen ze tegen hem aan leunde, voelde hij de kilte van haar akelige voorgevoel iets afnemen. 'Ik weet het niet,' zei hij terwijl hij zijn wang tegen haar naar jasmijn geurende haar legde. 'Het enige wat ik zeker weet is dat wat we voelen op de een of andere manier met deze vervloekte weerkaart is verbonden.'

'Asher.. 'Haar vingertoppen trommelden tegen zijn borst. 'Hoe lang voel je je al zo onrustig?'

'Ha,' zei hij, haar dichter tegen zich aan drukkend. 'Zeg jij het maar.'

'Vier dagen. En jij?'

Negen. 'Net zoiets.'

'Het spijt me dat ik niets heb gezegd.' Haar vingers klemden zich om zijn jasje en ze schudde hem door elkaar. 'Jij had iets moeten zeggen.'

Hij kuste haar. 'Ja, nou... Aangezien we allebei schuld hebben, valt niemand iets te verwijten. Wat heb je precies gevoeld?'

'Een verandering in de lucht,' zei ze zacht. 'Een verandering onder mijn voeten. Een valse noot aan de rand van mijn gehoor. Niet meer dan een fluistering, tot vandaag.' Ze huiverde. 'Vandaag schreeuwde het.'

Ja, dat deed het zeker. 'Heb je geen visioen gehad? Nergens over gedroomd?'

'Al jaren niet meer. Niet sinds de Muur is gevallen. Ik zou het je hebben verteld als het wel zo was.'

'Je hebt me dit ook niet verteld.'

'Geen verwijten, zei je toch?'

Hij kuste haar weer. 'Het spijt me.'

'Ik wilde dat het niet waar was,' zei ze met trillende stem. 'We waren zo gelukkig, liefste. We hebben de storm van de val van de Muur doorstaan, de onthulling van onze ware magische aard. We hebben een nieuw Lur uit de as van het oude Lur laten herrijzen, en alle problemen die we tegenkwamen overwonnen. Olken en Doranen leven vreedzaam naast elkaar, op enkele uitzonderingen na. Ik moet er niet aan denken dat ons nieuwe leven om ons heen in elkaar stort.'

Hij ook niet. Maar hij vond het nog erger haar zo van streek te zien. Hij drukte haar nog steviger tegen zich aan, om haar troost en warmte in zijn armen te laten voelen.

'Wie zegt er iets over in elkaar storten? Dat weten we niet, Dath. Niet zeker. Maar zelfs als het wel zo is, heeft het geen zin om erover te piekeren. Welke problemen er ook op ons pad komen, we zullen ze overwinnen. Denk eens aan wat we al hebben doorstaan, Dath. Jij en ik kunnen alles aan.'

Hij voelde haar huiveren. Toen stapte ze uit zijn omarming en begon weer rond de weerkaart te lopen, haar gezicht duister van afkeer en verlangen.

'Dat ding is dus toch niet dood.' Ze beet nadenkend op haar lip.

'Maar wat betekent dat?'

'Nou...' Hij begon samen met haar rond de kaart te lopen. 'We hebben zeshonderd jaar lang Barls weermagie gehad, Dathne, die tot diep in de botten van Lur is gedrongen. En deze kaart maakte daar een groot deel van uit.'

'En als ze niet dood is, zoals we dachten, dan.. 'Ze hapte met opengesperde ogen naar adem. 'Asher.. '

Hij knikte en voelde zich misselijk worden. Hij wist dat ze allebei dezelfde vreselijke gedachte hadden. 'Ik denk dat iets van die magie is blijven werken toen de Muur naar beneden kwam, en dat dat deze kaart een heel klein beetje in leven heeft gehouden.'

'Een restje weermagie,'mompelde ze. 'Dat zou die tien jaren na Morg verklaren. Geen overstromingen. Geen droogte. Geen hongersnood. Lur is niet veel anders geweest dan toen we nog een KlimaatRegelaar hadden. Ik moet toegeven dat dat me heeft verbaasd.'

Het had hem ook verbaasd - maar hij was nog verbaasder dat hij het haar hoorde zeggen. Hij bleef stilstaan. 'Dat heb je nooit gezegd. Wanneer mensen ernaar vroegen, zei je dat er geen reden was om te denken dat het klimaat opeens in het honderd zou lopen.'

'Dat zei jij ook,' zei ze verdedigend. Ze bleef tegenover hem stilstaan. 'En we weten allebei waarom. Omdat mensen rustig houden onze voornaamste taak was.'

'Ja,' zei hij bezorgd. 'Maar ik geloofde het, Dath. Ik dacht dat jij het ook geloofde.'

Niet op haar gemak sloeg ze haar armen weer om zichzelf heen.

'Toen de Muur naar beneden kwam, was ik bang dat die stormen nooit zouden ophouden. En toen waren ze opeens verdwenen. En ik dacht... ik hoopte. . dat het betekende dat er uiteindelijk niets was veranderd. Dat er niets zóu veranderen. Dat Lurs korte periode van beproevingen en lijden voorbij was. Ik was een dwaas. Ik had beter moeten weten.'

'Waarom?' vroeg hij. 'Dit is jouw schuld niet, Dathne. Hoe had je het kunnen weten? Zoiets als dit is nog nooit eerder gebeurd.'

Ze wist een vluchtige, sombere glimlach op te brengen. 'Ik kan er niets aan doen. Ik ben Jervales Erfgenaam. Het was altijd mijn taak om het koninkrijk te beschermen.'

En mijn taak. Maar dat zei hij niet hardop. Hij dacht er zelfs liever niet aan. Niemand heeft me gevraagd of ik die vervloekte verantwoordelijkheid wilde.

Dathne keek weer fronsend naar de weerkaart. 'Maar als de aarde nu in beroering is.. als we kunnen voelen dat er iets mis is. .' Ze keek op. In haar ogen daagde een afschuwwekkend begrip. 'Jervale beware ons allemaal.'

Hij wilde het ook niet geloven. De gedachte bezorgde hem de koude rillingen. 'Ik denk niet dat er een andere verklaring is, Dath. De weermagie is eindelijk op, en Lur voelt dat.' Hij slikte. 'Wij voelen het. En ik ben bang dat wat we voelen nog maar het begin is.'

Boosheid en angst verduisterden haar gezicht. 'Dus de ramp die we tien jaar geleden verwachtten begint nú pas?'

'Dat zou kunnen.' Hij stak zijn handen in zijn zakken. 'En als dat zo is.. '

Ze haalde sissend adem. 'Asher. Dat kun je niet doen!'

'Ik heb misschien geen keuze, Dath.'

'Er is altijd een keuze!' beet ze hem toe. 'Géén weermagie meer, heb je me beloofd. Hoe kun je erover denken om je woord te breken?'

'Hoe kan ik daar niét over denken? Er staat verdomme een heel koninkrijk op het spel!'

'Maar Asher, je hebt tegen allebei de Raden gelogen. Tegen iedereen in Lur. Je zei dat de weermagie door het doden van Morg uit je bloed was verdwenen. Als je ze vertelt dat je hebt gelogen, zullen ze hun vertrouwen in je verliezen. En wanneer dat vertrouwen kapot is -'

'Er zijn ergere dingen die kapot kunnen gaan dan vertrouwen, Dath. Ik heb gelogen zodat Lur een nieuwe start kon maken en het verleden kon vergeten. Maar dat verleden hapt ons nu naar de kuiten.'

'Asher, je kunt doodgaan als je de weermagie terugbrengt. Je zou eraan kunnen stérven!'

'Ik heb nooit gezegd dat ik de weermagie wil terugbrengen!' protesteerde hij. 'Geloof me, Dath, dat is wel het laatste wat ik wil. Iedere verdraaide ademhaling deed me pijn in de tijd dat ik Gars werk voor hem deed. Iedere dag was het alsof ik op messen liep. Glas inademde. Vuur inademde. Het ligt achter me, en opgeruimd staat netjes. Ik wil die vervloekte tijd niet terug. Maar.. '

'Wat?' vroeg ze. 'Maar wat?'

Zijn maag draaide zich om. Ze hadden ruzie. Ze hadden nooit ruzie. Niet zoals nu. Niet over die verdraaide magie. 'Luister, Dath. Als we de afgelopen tien jaar op Barls restjes hebben geteerd. . als de onrust die jij en ik voelen maar een voorproefje is van wat ons te wachten staat... wat doen we er dan aan? Wat doe ik eraan? Wat moet ik doen als ik de enige ben die tussen ons en de ondergang in staat?'

'Wie zegt dat jij de enige bent? Lur is nu een land vol magiërs, Asher. Gooi een steen in een willekeurige richting en je raakt er drie.'

Ze probeerde hem te beschermen. Er was een tijd geweest, ooit, dat ze hem bij kop en kont voor de leeuwen wierp. . maar dat was toen. Ze zag er misschien nog hetzelfde uit, maar ze was nu een heel andere Dathne. De vraag is, denk ik: Ben ik een andere Asher?

Hij wist het antwoord. 'Ja, misschien wel, maar ze behoren tot een verkeerd soort magiërs, Dathne,'zei hij. De vermoeidheid welde in hem op als een met bloed bevlekt getij. 'Er is behalve mij geen man of vrouw in Lur die de KlimaatRegeling kan doen. Ik ben de enige die de juiste magie daarvoor bezit. En er is geen manier om die door te geven. Niet meer. Dat weet je. Verduiveld, dat wéét je.'

Met glinsterende ogen en haar puntige kinnetje arrogant opgeheven keek ze hem over Barls zorgwekkende kaart aan. 'Vergeet de weermagie dan. We vinden wel een andere manier om dingen te herstellen, als blijkt dat dat nodig is. Maar je kunt niet terugkeren naar die tijd van bloed en pijn, Asher. Ik sta het niet toe. Je bent vader. Je kinderen hebben je nodig. Ik heb je nodig.'

'O, Dath. .' Opnieuw verwarmd door haar vurige liefde, maar verkild door zijn angsten, schudde hij zijn hoofd. 'Het gaat nooit om wat wij willen. Het gaat altijd als eerste om wat Lur wil. Jij was degene die altijd zei dat ik ben geboren om het te redden.'

'En je hebt het ook gered,' zei ze. Tranen trilden op haar wimpers.

'Dat is voorbij.'

'En als het niet voorbij is? Wat dan? Wat als Lur opnieuw moet worden gered?'

De tranen vielen. 'Dan moet iemand anders het verdomme maar redden! Ik ken geen enkele Profetie waarin staat dat jij het twee keer moet redden!'

Hij liep naar haar toe en trok haar in de bescherming van zijn armen. 'Nee, geen Profetie. Ik denk dat het iets veel machtigers is. Je zei het zelf al, Dath. Ik ben nu vader. Denk je dat er iets is wat ik niet zou doen om te voorkomen dat Raaf en Deenie iets gebeurt?'

'Nee, dat weet ik wel,' fluisterde ze. 'Maar ik kan niet toestaan dat je je eigen leven op het spel zet - alles waar we voor hebben gewerkt op het spel zet - op basis van niet meer dan een gevoel. Hoor je me?

Ik sta het niet toe. Dit is te belangrijk. Dit is ons leven.'

Ja, maar ze was een koppig, pookneuzig wicht. Ze wist dat het niet zo eenvoudig lag. Ze wist dat dit ging om het leven van iedere man, iedere vrouw en ieder kind in Lur. Dat ze, opnieuw, op hem rekenden, terwijl hij alleen maar rust wilde.

'Dath, Dath.. ' Hij werd verscheurd door spijt. 'Het heeft geen zin onze kop in het zand te steken. De dreiging is echt, dat weten we allebei, en waarschijnlijk zijn we niet de enigen die het voelen. Er zijn bijzonder gevoelige Olken in Lur. Mensen die zich bewust zijn geworden van wie en wat ze zijn. En als ze gaan rondsnuffelen en we zijn er niet klaar voor om hun angsten te sussen, dan zal er een conflict ontstaan, dat zichzelf razendsnel zal verspreiden.'

Ze huiverde en knikte aarzelend. 'Ik weet het. Maar je kunt je leven niet in de waagschaal stellen op basis van vermoedens en veronderstellingen. We moeten zeker weten wat er aan de hand is.'

'Ja, maar.. '

Ze maakte zich van hem los. 'De Kring kan ons helpen,' zei ze. 'Wat ervan over is. Ik zal de sterksten van hen proberen te bereiken - Fernel Pintte en Jinny uit Houtkreek. Eén of twee anderen. Ik zal ze vragen naar de stad te komen. We zullen zien wat zij weten. En dan beslissen we wat er moet gebeuren. Goed?'

Hij zuchtte. 'Ja, goed.'

Haar vinger prikte venijnig in zijn borst. 'En dat betekent in de tussentijd géén weermagie, Asher. Geen gegoochel totdat we zeker weten dat er geen andere uitweg is. Beloof me dat. Belóóf het.'

'Ik beloof het,' zei hij, want wat kon hij anders zeggen? Hij wilde geen ruzie met haar. Hij wilde haar niet aan het huilen maken. Ze kuste hem. 'Mooi. Laten we dan nu maken dat we hier wegkomen. Ik heb altijd een hekel aan deze kamer gehad. Hij bezorgt me braakneigingen.'