Deel Drie
23
Arlin reisde naar Dorana in zijn vaders dure, luxueuze rijtuig. Hoewel, het was nu natuurlijk zijn rijtuig. Alles was van hem: de wijngaarden, het landhuis, het huis in de stad, de schatkist. De bibliotheek. Het familielandgoed, waarvan hij de enige erfgenaam was. Met zoveel zo snel verworven rijkdom zou men kunnen zeggen dat hij Asher en Rafel dankbaar moest zijn. Hij wist zeker dat sommige mensen dat ook zeiden, achter zijn rug, zodat hij het niet kon horen. Laten ze dat maar eens recht in mijn gezicht zeggen. Negen dagen waren er verstreken sinds die onnozele Sarle Baden de stad had verlaten, aan het hoofd van de expeditie waar hij ook deel van had moeten uitmaken. Waar hij ook deel van zou hebben uitgemaakt, als hij niet door verdriet overmand was geweest. Als Baden hem niet aan de kant had geschoven.
En nu zal hij falen. Hij zal het Oude Dorana niet vinden. De idioot. Als hij niet zo arrogant was geweest, zo gretig om vaders droom over te nemen alsof het de zijne was. Als hij bereid was geweest zich te laten leiden. Dan had ik hem misschien geholpen. Dan had ik hem misschien verteld wat vader wist, en wat ik weet, en niemand anders.
Sinds het vertrek van de expeditie leek Lur in stukken te zijn gebroken en doelloos voort te strompelen, nu de volle omvang van de hachelijke toestand eindelijk was doorgedrongen. De regen was teruggekeerd en doorweekte de al doorweekte grond. Ook de stormen waren terug en veroorzaakten nieuwe overstromingen en aardbevingen, heviger en gewelddadiger dan ooit. De helft van de familiewijngaarden, zijn trots, was voor zijn ogen verrot en tot slijm vergaan. En Lur rotte mee. Het was allemaal Ashers schuld. Hij had nog geen bewijzen, maar hij wist het. Iedere ziekte van dit koninkrijk was op hem terug te voeren. Iedere ziekte. .
Mijn vader is dood.
Het rijtuig vertraagde. Hadden ze Dorana al bereikt? Dat was misschien ook niet zo verwonderlijk. Het was bijzonder rustig op de weg. Met het miserabele weer en de voortdurende angst van niet weten waar de bliksem zou inslaan of wanneer de aarde zou beven, gapend en gretig" om mensen in hun geheel op te slokken, waren weinig mensen bereid om ver door open gebied te reizen.
Hij trok het gordijntje van het raampje opzij en keek naar buiten. Ze waren de openstaande stadspoorten gepasseerd en reden nu in de richting van de kamer van de Algemene Raad achter het Marktplein. Hij zag regen. Modder. Natte, ongelukkige gezichten. Een aantal verdwaasde, zichzelf voor de gek houdende Olken probeerde te doen alsof de wereld niet om hen heen verdronk. Probeerde te doen alsof ze zelf ook niet aan het verdrinken waren.
Verdrinken. De haven van Westwalen, schuimend, kolkend en dodelijk. De koude schok van de onderdompeling toen hij in het water plonsde. Pijn en verwarring toen hij in de boot werd gehesen. En zijn vader. . zijn vader. . die laatste afgrijselijke glimp van hem in de maalstroom. Schreeuwend. Draaiend. Draaiend en vervolgens naar beneden gezogen om te sterven. Rafels schuld. . en die van Asher. Hij had sinds die dag nauwelijks iets gegeten. Wie had voedsel nodig in een buik vol haat?
Ik moet mijn recht halen. Moord mag niet ongewroken blijven. En hij zou het krijgen.. maar niet bij volmacht. Sarle Baden mocht dan vertrouwen in de werking van het Gerechtshof hebben gehad, maar hij wist wel beter. Vader had hem goed onderricht. De corrupte marionetten van het hof waren niet te vertrouwen. Bovendien.. wraak zou niets betekenen als hij niet intens persoonlijk was. Uitgevoerd door zijn eigen hand.
Eindelijk bereikte het rijtuig zijn bestemming, en hij liep met grote passen het gebouw binnen waar de Algemene Raad zetelde, erop gebrand om de incompetente mensen die in dit doorweekte, beklagenswaardige koninkrijk voor leiders moesten doorgaan, duidelijk te maken dat de grote Rodyn Garrick met bloed moest worden gewroken. Asher mocht dan op zijn doodsbed liggen, maar zijn onnatuurlijke zoon leefde. Zijn zoon kon betalen. Zijn zoon zou betalen. . of de Olken van Lur zouden het gewicht van heer Arlin Garricks zware hand voelen.
Er heerste tumult in de raadszaal. Pellen Orrick, grauw en zijn eigen verdiende doodsbed nabij, zo halfdood leek hij, ging tekeer tegen de aanwezige raadsleden.
'.. had gelijk! Alwéér! Waarom hebben jullie niet geluisterd? Als jullie hadden geluisterd, zou Asher nu de prijs niet betalen voor jullie koppige ongeloof! Barl beware ons, we verdienen hem niet!'
Arlin, die door twee makkelijk te intimideren gardisten van de Stadswacht was binnengelaten, keek onopgemerkt toe hoe Orrick zich zwetend en hoestend in zijn stoel liet vallen, en hoorde hoe de ordeloze Raad zichzelf tegen zijn beschuldigingen verweerde. Hoe ze tegen hem schreeuwden, en tegen elkaar. Hij werd er misselijk van om te zien hoe zijn volk zich verlaagde om begrip van een Olken te krijgen. We zijn Doranen. De grootste magiërs die de wereld ooit heeft gekend. Hoe kunnen we dat zijn vergeten? Hoe zijn we deze tamme, bazelende onderdanen geworden? Vader had gelijk. Ik had nooit aan hem moeten twijfelen. We hebben ons trotse erfgoed verraden, onze eigen vernietiging in gang gezet.
Spreker Shifrin, die Olkense dwaas, droeg aan het tumult bij door op zijn bel te slaan, zonder dat ook maar een van de raadsleden daarop reageerde. Shifrin was nutteloos. Hetzelfde gold voor Barlsman Jaffee, die zich meer bezorgd maakte om Orricks amechtige gehijg dan om orde in deze chaos te scheppen. En Rafel? Waar was Rafel? Was hij hier eigenlijk wel?
Ja. Daar was hij, met een kruik onderweg naar de sprekerstafel. Arlin keek toe hoe hij Pellen Orricks glas met bier vulde en zijn bevende hand ondersteunde terwijl hij dronk, en voelde een golf van walging door zich heen spoelen, zo intens dat hij even bang was dat hij door de knieën zou gaan.
En toen was het voorbij en had hij zichzelf weer in de hand. Dat was belangrijk. Vader zou hem verachten als hij emoties toonde die zijn vastberadenheid zouden ondermijnen.
'Meester Spreker!' riep hij luid. 'Meester Spreker, ik wens gehoord te worden!'
Maar Shifrin hoorde hem niet boven het tumult en zijn eigen jammerlijke pogingen om de orde te herstellen. Dus zonder zich er druk over te maken dat hij niet was uitgenodigd, omdat hij zich ver boven dergelijke plichtplegingen voelde staan, liep hij de kamer door.
'Heer Garrick!' zei Shifrin, die hem eindelijk in het oog kreeg. 'Het spijt me, maar dit is een besloten raadsvergadering. Je hebt geen toestemming om deze bij te wonen.'
'Ik heb geen toestemming nodig om waar dan ook te komen,' zei hij, met bestudeerde onverschilligheid naar de sprekerstafel toe lopend.
'Voor het geval u het bent vergeten, Shifrin, mijn vader was een raadslid.'
'En wat dan nog?' zei Rafel, met één hand op Orricks schouder.
'Raadsposities zijn niet erfelijk, Arlin.'
Een voor een staakten zowel de Olkense als de Doraanse raadsleden hun gewauwel en het werd stil in het vertrek. Glimlachend bleef Arlin stilstaan. Hij besloot de onbeleefdheid door de vingers te zien, voor nu.
'En toch ben jij hier, Rafel.'
'Ik ben uitgenodigd,'zei Ashers zoon. Zijn gezicht betrok. 'En mijn vader is niet dood.'
Zijn glimlach werd breder. 'Nog niet.'
'Heer Garrick!' zei Jaffee. Zijn geschokte protest sneed door het gemompel van de raadsleden. 'Dat was ongepast.'
Hij negeerde de oude dwaas en de rest van de Raad, en hield zijn blik op Rafel gericht. 'Spreker Shifrin, ik ben hier om vergelding te zoeken voor een groot onrecht. Mijn vader -'
'Arlin!' zei Rafel. Hij het Orricks schouder los en stapte achter de sprekerstafel vandaan. 'Doe dit niet. Zet jezelf niet voor schut. Ga naar huis en rouw. Je vader is niet vermoord.'
'Natuurlijk zeg jij dat, Rafel,'antwoordde hij meedogenloos beleefd,
'als een van zijn moordenaars. Maar ik geef de voorkeur aan -'
'Arlin, accepteer het verdomme. Je vader heeft zijn eigen dood veroorzaakt,' beet Rafel hem toe. 'En daarbij heeft hij de mijne ook bijna de dood in gejaagd. Het spijt me dat hij dood is, maar -'
'Spijt?'Hij moest even naar adem happen van verbijstering. 'Het spijt je, Rafel? Dat is nogal een.. onbeduidend woord. Een woord zonder enig gewicht of betekenis. Het is een woord dat je gebruikt als je per ongeluk op iemands tenen gaat staan. Of wanneer je iemand onderbreekt tijdens een gesprek. Het is niét het woord dat je gebruikt voor het van het leven beroven van een onschuldig mens.'
'Ik heb niemand ergens van beroofd!' riep Rafel uit. 'Ik heb niemand gedood. Ik -'
'Hou je mond,' zei Pellen Orrick met een hese stem. 'Jullie allebei. We hebben hier geen tijd voor. We moeten. .'Toen sloot hij even zijn ogen en schudde zijn hoofd. 'Burgemeester Stott, het was niet mijn bedoeling om...'
Fernel Pinttes plaatsvervanger wierp een blik op Shifrin en stak toen een hand op. 'Je hoeft je niet te verontschuldigen, Pellen. Je ervaring staat buiten kijf. Ga alsjeblieft verder.'
'Heer Garrick,' zei Pellen Orrick. 'Er is geen man of vrouw in dit vertrek die het verdriet van een zoon om het verlies van een vader zal bagatelliseren. Maar dit is het Gerechtshof niet. Als je een grief hebt, wend je dan na deze vergadering tot vrouwe Marnagh. Een administrateur van het Gerechtshof zal je klacht bekijken en -'
'Het is alom bekend dat vrouwe Marnagh Asher gunstig gezind is,'
protesteerde Arlin, zonder de moeite te nemen de oudere Doraanse vrouw aan te kijken, die weigerde te erkennen bij wie haar loyaliteit lag. 'Ik heb geen vertrouwen in haar oordeel.'
'Dat kan wel zo zijn, heer Garrick,' zei Barlsman Jaffee boven het gemompel van de Raad uit. 'Maar niemand van ons staat boven de wet. Vertrek nu, zodat we ongestoord verder kunnen gaan met deze belangrijke bespreking.'
Ze stuurden hem wég? Als een onbeduidende Olken?'Wat kan er belangrijker zijn dan moord?'wilde hij weten. 'Belangrijker dan de afslachting van een van de grote magiërs van Lur?'
'Het overleven van dit koninkrijk!' zei Shifrin. 'Heer Garrick.. zoals meester Orrick al zei, deze Raad lijdt met je mee en rouwt om het verlies van je vader, maar -'
'Gemeenplaatsen!'beet hij de dikke dwaas toe. 'Ik ben hier niet gekomen voor gemeenplaatsen. Ik wil -'
'Het kan niemand hier een donder schelen wat jij wilt, Arlin!' zei Rafel woedend. 'Maak dus dat je wegkomt, voordat ik -'
Pellen Orrick sloeg met zijn vlakke hand op de sprekerstafel. 'Rafél -'
'Nee, Pellen!' zei Rafel, zich half omdraaiend. 'Ik ben dit schofterige heerschap en zijn giftige tong spuugzat. Hem, Fernel Pintte en Sarle Baden, die allemaal dezelfde leugens verspreiden. Ik een moordenaar? Mijn vader een moordenaar? Noemt u zichzelf pa's vriend?
Meende u eigenlijk wel wat u eerder zei? Of bent u geen haar beter dan deze vervloekte Raad, deze lekkende schuit vol driedubbel overgehaalde stommelingen?'
Orrick sprong overeind, wankelend op zijn houten been. 'Schaam je, Rafel. Als je vader hier was -'
'Nou, dat is hij niet,' beet Rafel hem toe. 'Hij ligt halfdood in bed, met mijn moeder er huilend naast. Omdat hij zijn leven voor dit koninkrijk heeft gewaagd, alwéér.' Zijn woeste blik zwierf door de kamer.
'Ik snap niet hoe jullie jezelf nog in de spiegel kunnen aankijken.'
Arlin, die even was vergeten, trok zich terug tot vlak bij de deuren, waar hij het verloop van de gebeurtenissen discreet zou kunnen volgen. Er was een reden waarom Rafel hier was uitgenodigd. En hij wilde weten wat die reden was. Het leven van die moordenaar is mijn zaak geworden. Ik zal alles over hem te weten komen, hoe onbeduidend ook. Ik zal hem kapotmaken. Ik zal hem op zijn knieën dwingen. Hij zal huilend aan mijn voeten liggen voordat ik klaar ben met hem.
'Rafel,'zei Spreker Shifrin streng. 'Je woede is niet onbegrijpelijk.. je vreest voor je vaders gezondheid. Dat doen wij ook. Maar je bent hier niet uitgenodigd om over ons te oordelen.'
Rafel keek de Spreker uitdagend aan. 'Waarom dan wel? Waarom ben ik hier?'
Shifrin liet zijn blik over de mompelende Raad gaan totdat het stil werd. Vervolgens keek hij Jaffee, Sarnia Marnagh, en als laatste Pellen Orrick aan. Toen wendde hij zich weer tot Rafel. 'Je bent Ashers zoon.'
Rafel staarde terug, op zijn hoede. 'Zo, dat is nieuw voor me.'
'Oneerbiedigheid, Rafel?'zei Shifrin met een misprijzende blik. 'Lur staat een duistere tijd te wachten, en jij —'
Pellen raakte de Sprekers arm aan. 'Shifrin,' zei hij. 'Het zijn zware tijden.'
'Wat ik wilde zeggen,'zei Shifrin tussen opeengeklemde kiezen door, 'is dat jij, net als je vader, de aarde kunt voelen op een andere manier dan andere Olkense magiërs, nietwaar?'
'Ja, en?' zei Rafel, nog steeds behoedzaam.
'En net als je vader bezit je Doraanse magie?'
Arlin, die scherp toekeek, zag Rafels slecht verhulde angst. Zijn hart sprong op. Angst was een zwakte.. en zwakte kon worden uitgebuit.
'Dat weten jullie al,' zei Rafel. 'Wat is hier aan de hand? Jullie willen toch niet suggereren dat het mijn schuld is wat er is gebeurd? Of pa's schuld? Want wij hebben dat niet veroorzaakt, wij waren -'
'Néé,' zei Shifrin, nors van ongeduld. 'Rafel, niemand geeft jou de schuld. . noch je vader. We weten hoeveel we aan hem te danken hebben.'
'Vertel me dan wat jullie willen,'zei Rafel, zo arrogant. Hij was waarlijk zijn vaders zoon. 'Anders ga ik terug naar de toren. Mijn moeder heeft me nodig.'
'Datzelfde geldt voor Lur,' zei Shifrin met een schichtige zijdelingse blik op Pellen Orrick. 'Rafel, nu je vader.. ' Hij aarzelde.'.. verhinderd is, zou het kunnen dat jij de enige kans op overleving voor het koninkrijk bent.'
'Dat ben ik niet,' zei Rafel geschrokken. Alle arrogantie was plotseling verdwenen. 'Er is iets mis met het klimaat, en ik ben geen KlimaatRegelaar.'
'Dat weten we,'zei Spreker Shifrin. 'Maar je hebt krachten. Er moet iets zijn wat je kunt doen om te voorkomen dat Lur instort.'
Alle raadsleden, zelfs de Doranen, leunden naar voren om te horen wat Rafel te zeggen had. Of hij hen kon redden. Rafel. Ze waren meelijwekkend. Rafel keek hen aan, nog steeds onzeker. 'Als dat zo is, zou ik niet weten wat.'
'Toen Lur voor zijn eerste grote crisis stond, zijn Doraanse en Olkense magie samengesmolten,' zei Barlsman Jaffee. 'En de weermagie werd geboren om ons te beschermen. Nu dreigt Lur opnieuw te worden vernietigd, en deze Raad vindt -'
'Wat?' zei Rafel ongelovig. 'Dat we onze eigen weermagie moeten maken? Of iets wat daarop lijkt? Dat is belachelijk. Dan maken we alles waarschijnlijk alleen maar erger, in plaats van beter. Die magie. .'
Een herinnering, onaangenaam, schoot voor zijn geestesoog langs. Er was weer angst. Wat weet hij? 'Daar willen jullie toch niet mee gaan rommelen?'
Arlin beet op zijn tong. Hoezeer het hem ook tegenstond, hij was het met Rafel eens. Deze Doranen waren magiërs van niks. Geen van hen was sterk genoeg om zoveel kracht uit te oefenen. Zoveel kracht bestond hier niet eens. Daar had Barl wel voor gezorgd. De magie die ze zochten, was alleen aan de andere kant van de bergen te vinden, in het verloren Dorana.
'Er is nog niets besloten, Rafel,'zei Jaffee fronsend.'Er kan nog niets worden besloten, totdat we de betekenis van iedere kronkel, iedere trilling in dit koninkrijk begrijpen. Jij bent de sterkste Olkense magiër die we hebben. Wil jij het antwoord voor ons zoeken? Wil je jezelf met Lurs lijdende aarde verbinden en ons vertellen wat we moeten weten, opdat we wellicht kunnen genezen waar ons arme, geteisterde thuisland aan lijdt?'
Rafel stak zijn handen in zijn zakken en staarde naar de grond. Liep een paar passen. Liep weer terug, zonder iets te zeggen. Toen keek hij op. Arlin, die recht in zijn gezicht keek, schrok van de harde uitdrukking die erop lag. Een gedachte drong zich bij hem op: Maak hem niet kwaad. Verstoord, geërgerd, verdrong hij die. De eerste Olken voor wie ik bang ben, moet nog geboren worden.
'We zoeken een manier om het koninkrijk te redden, zodat er niet nog meer tragische offers zullen worden gebracht,'zei Jaffee. Hij klonk bijna nederig. 'Maar we kunnen het niet redden zonder jou, Rafel. Alsjeblieft, help ons.'
Het was doodstil in de raadskamer. Iedereen hield zijn adem in, niemand verroerde een vin. Iedere hoopvolle, gekwelde blik was op Ashers moordzuchtige zoon gericht.
'Goed dan,' zei Rafel ten slotte. 'Ik zal morgen op onderzoek uitgaan.. op twee voorwaarden.'
'Rafel.. 'Pellen Orrick schudde zijn hoofd. 'Wil je onderhandelen?
Nú? Nu er zoveel op het spel staat? Je vader -'
'Is een dwaas,' zei Rafel fel. 'En weet u waarom? Omdat als iemand hem iets vraagt - het vraagt - hij het altijd geeft. Hij geeft het, wat het hem ook mag kosten, zonder ooit aan zichzelf te denken. Nou, ik zit anders in elkaar.'
Ongemakkelijk geschuifel alom. 'Wat wil je?' vroeg Shifrin uiteindelijk. Met zijn armen strijdlustig over elkaar geslagen liet Rafel zijn meest arrogante blik over de aanwezigen gaan. 'Ten eerste wens ik geen tegenspraak wanneer ik jullie vertel wat ik ontdek. Jullie gaan me niet aan mijn kop zeuren dat ik me vergis. Ik wil niet genegeerd worden, zoals jullie mijn vader altijd negeren. Want één ding weet ik wel. Wat jullie van me vragen, gaat pijn doen. Veel pijn. En ik heb weinig zin om achteraf voor leugenaar te worden uitgemaakt.'
Shifrin wierp een snelle blik op zijn mederaadsleden. Geen van hen zei iets. Geen enkel gezicht vertoonde bezwaar.
'Akkoord,' zei de Spreker. 'Wat je ook vindt, we zullen het accepteren als de waarheid, onvoorwaardelijk. Wat is je tweede.. verzoek?'
Arlin slikte zijn minachting weg. Verzoek? Eerder een eis. Ashers misdadige zoon intimideerde ze, draaide ze een poot uit... en zij pikten het. Geen wonder dat het koninkrijk in zo'n armzalige staat verkeert, wanneer zulke zwakkelingen de dienst uitmaken. Wat voor nut heeft een Raad die smeekt, in plaats van leidt?
Na even te hebben nagedacht, draaide Rafel zich om en stak een wijzende vinger uit. 'Jullie zeggen tegen hem dat hij ophoudt met mij en mijn vader moordenaars te noemen. Jullie laten die zogenaamde héér Arlin Garrick een eed zweren ten overstaan van de Raad, hier en nu, dat hij weet dat wat er in Westwalen is gebeurd géén moord was.'
Ziedend van woede, met een overweldigende drang om te vernietigen, liep Arlin met grote passen uit de schaduw vandaan, het licht weer in. Vlak voor Rafel bleef hij stilstaan en liet zijn vijand hem zien, hem werkelijk zién, voor het eerst in zijn leven. Hij keek hoe Rafel de klap verwerkte. Zag de omhooggevallen Olken met zijn ogen knipperen. Slikken.
Inderdaad, Rafel. Nog iets om bang voor te zijn.
Toen gleed hij weer achter zijn masker en richtte zijn blik langs de moordenaar van zijn vader op Shifrin. 'Geen sprake van, Spreker! Ik weiger mijn vader te verloochenen voor hém. En dat hij hier staat en mij mijn recht op gerechtigheid wil afnemen, mijn recht om publiekelijk te worden gehoord, dat hij een mes tegen de keel van dit koninkrijk drukt... dat is het bewijs dat ik gelijk heb in alles wat ik heb gezegd.' Hij lachte en keek weer naar Rafel. 'Wie is hier nu degene met de giftige tong?'
Rafel wendde zijn blik af. Een kleine overwinning... en hij genoot ervan.
De eerste van vele, Rafel, dat beloof ik je. De eerste van vele.
'Rafel.. ' Langzaam en met een van pijn vertrokken gezicht, iedere stap een grote inspanning, kwam Pellen Orrick achter de sprekerstafel vandaan en liep naar Ashers zoon toe. Legde zijn hand op zijn schouder. 'Rafel, het spijt me. Dat kun je niet vragen. Heer Garrick mag dan ongelijk hebben, en verblind en in de war zijn van verdriet, maar hij heeft het recht om om opheldering te vragen. Ons vragen hem dat te weigeren is een mes op Lurs keel zetten. En wanneer je vader het hoort...'Hij schudde zijn hoofd. 'Wil je zijn hart breken?'
Rafel draaide zich om en liep de kamer uit.
'Heer Garrick,' zei Spreker Shifrin toen de commotie eindelijk afnam en Pellen Orrick weer was gaan zitten, met een grauwer gezicht dan ooit. 'Zoals je ziet, kan - wil - deze Raad geen partij kiezen in deze zaak. Als je de dood van je vader ter discussie wilt stellen, moet je een verzoekschrift indienen bij het Gerechtshof. Dan verzoek ik je nu vriendelijk te vertrekken. Deze Raad heeft zaken te bespreken die helaas voorrang hebben op je verdriet.'
Met de hele Raad tegenover zich kon hij niets anders doen dan gehoorzamen. Dus boog hij voor de blinde dwazen die Lurs lot in handen legden van een moordenaar, en liep de raadszaal uit naar de voorkamer, om zijn volgende zet te overdenken. Rafel was nergens te bekennen. En daar had hij geluk aan.
'En als ik je smeek om niet te gaan, Rafel? Zou dat iets uitmaken?'
Zonder op te kijken propte Rafel nog een extra hemd in zijn bijna volle reistas. Mama, alsjeblieft, hou op. Wilje dat ik me nóg slechter ga voelen? 'Het is maar voor drie dagen. Hooguit vier.'
'Drie dagen - of vier - kan precies zijn hoe lang je vader nog heeft!'
antwoordde zijn moeder fel. 'Je hebt gehoord wat Kerril zei. Het is een wonder dat hij nog ademt. Hij zou kunnen stoppen met ademen voordat je de stadspoorten hebt bereikt. Is dat wat je wilt, Rafel? Door de randdistricten struinen terwijl je vader zijn laatste adem uitblaast?'
'Ik doe wat pa zou willen!' zei hij, in gevecht met de gespen van de tas. 'Ik stel Lur op de eerste plaats, net zoals hij zo'n beetje zijn hele leven heeft gedaan. Dat is de reden waarom hij nu als een ademend lijk in bed ligt. En ik doe het ook voor mezelf.'
'Voor jezelf?' vroeg mama. 'Wat bedoel je?'
Hij staarde haar over zijn met kledingstukken bezaaide bed aan. De afgelopen lange dagen van wrede onzekerheid waren vooral voor haar zwaar geweest. Donkere kringen onder haar ingevallen ogen, bleke wangen; alle kracht die ze in zich had, was omgezet in angst. Het was alsof een vreemdeling haar gezicht droeg. Regen sloeg tegen het kamerraam, de stilte opvullend met dreigementen van strijd.
'Gans,' zei hij uiteindelijk. Hij vond het vreselijk het te moeten uitspreken. 'Pa dacht dat als. .' Hij moest zijn zin afbreken, zijn buik brandde van schuld. 'Hij dacht...'
Mama liet zich op de dekenkist aan het voeteneind van het bed vallen. Met haar ellebogen op haar knieën, haar gezicht in haar handen verborgen, zag ze er zo verslagen, zo klein en eenzaam uit, dat hij wel had kunnen janken.
'Ik weet wat hij dacht,' zei ze gedempt. Zo vermoeid. 'O, Asher.'
En uiteindelijk was het allemaal voor niets geweest. Gans en de anderen waren de bergen in getrokken, en alleen Barl wist wat hun te wachten stond. Er was nog geen bericht aangekomen via de spreekstenen die ze hadden meegenomen. Met de zorgen om hem en pa en het voelen van Lurs doodsstrijd, werd het steeds moeilijker om in slaap te komen.
'Mama,' zei hij, de wanhoop nabij. 'Je weet dat hij zou willen dat ik ga-'
Ze keek op. 'En denk je dat het mij iets kan schelen wat hij wil?'
Hij had haar nooit eerder verslagen gezien, niet zoals nu. Zelfs niet in Westwalen, toen ze de moed had opgegeven en was weggelopen.
'Mama.. '
'Niet doen,' zei mama. Ze verborg haar gezicht weer. 'Rafel, ik zie het nut er niet van in. Barls kaart is vernietigd en er is geen weermagie meer. De laatste verbindingen ervan met Lur zijn geknapt. Dus wat kun je doen?'
Zuchtend gooide hij de dichtgegespte tas op het bed en ging naast zijn moeder op de dekenkist zitten. Hij liet zijn arm om haar schouders glijden en trok haar tegen zich aan. 'Ik voel de aarde. Beter dan ieder ander. Zelfs beter dan jij. Nou, ja, niet beter dan pa.' Hij trok een gezicht. 'En misschien niet beter dan Deenie.'
'Déénie?' Mama maakte zich van hem los en stond op, met haar armen stijf om haar ribben geklemd, alsof ze zichzelf beschermde tegen een dodelijke verwonding. 'Laat Deenie buiten deze waanzin, Rafel. Jij bent nu een man. Je neemt je eigen beslissingen en ik kan je niet tegenhouden. Maar Deenie?' Haar stem brak. 'Ze is jong voor haar leeftijd. In veel opzichten nog een kind. Ik laat haar hier niet in meeslepen. Ik laat haar leven niet geruïneerd worden door magie, door anders-zijn, door -'
'Maar mama,'zei hij zo voorzichtig mogelijk. 'Ze is anders. Je kunt niet -'
Ze draaide zich met een ruk naar hem toe, haar ogen schitterend van tranen en woede. 'Waag het niet te zeggen wat ik wel of niet kan doen! Ik ben haar moeder en ik zal haar beschermen tot de laatste adem mijn lichaam verlaat! Ik ben als Jervales Erfgenaam geboren en ik heb die last aanvaard. Ik heb alles gedaan wat van me gevraagd werd om ervoor te zorgen dat het kwaad werd overwonnen. Maar de dagen van de Profetie zijn voorbij, Raaf. De Kring is verbroken en ik zal niet toestaan dat hij weer wordt hersteld. Ik geef hem mijn dochter niet.'
Ze snikte bijna, met haar vingers tegen haar lippen gedrukt. Tranen liepen over haar wangen. 'Ik zal het je vader nooit vergeven dat hij hem jóü heeft gegeven.'
'Mama!' Geschokt stond hij op. 'Geef pa hier de schuld niet van. Ik wilde helpen.'
'En nu wil je weggaan,' zei ze verbitterd. 'Maar wat heb ik daaraan?'
De behoefte om haar vast te houden, om door haar te worden vastgehouden, was zo scherp dat het pijn deed. Maar hij durfde zich niet te bewegen. Als ze me nu zou afweren, zou ik instorten. 'Wat goed is voor Lur, is goed voor iedereen, mama. Ja toch?'
Ze snoof. 'Dat dacht je vader ook. En kijk eens naar hem. Hij is een klomp vlees in een bed. En is Lur geholpen? Nee. Lur lijdt, meer dan ooit.'
'En daarom moet ik gaan. Ik moet de stad uit, naar de randdistricten, om te kunnen voelen wat er aan de hand is zonder dat er mensen in de weg lopen. Doraanse magie is zo luid.'
'Dat zei Matt ook altijd,' mompelde ze. 'En uiteindelijk is het zijn dood geworden. Het doodt iedereen. Ik haat het.'
'Mama, ik zou Deenie nooit vragen dit te doen,' zei hij. Ze moest hem geloven. 'Ik weet hoeveel pijn ze heeft. En dat is nog een reden waarom ik moet gaan. Als ik kan voelen wat er met Lur is gebeurd, als ik het kan begrijpen, dan -'
'Dan wat? Je kunt dit niet herstellen, Rafel! Lur is ten dode opgeschreven en er kan niets aan worden gedaan.'
Nu hij zo naar haar keek, was het moeilijk te geloven dat ze ooit Jervales Erfgenaam was geweest. Ze had het opgegeven. Wist pa dat ze het had opgegeven?'Dat weet je niet zeker.'
'Jawel, dat weet ik wel,' hield ze vol. 'Raaf, het is voorbij. Barls magie is eindelijk opgedroogd. . en we hebben geen keuze dan de duistere tijden te doorstaan die voor ons liggen. En ik weet, Raaf, dat de Raad dwaas is om te denken dat jij ons kunt redden.'
De spot in haar stem was als een zweepslag. 'Want jij denkt er anders over. Waarom? Omdat ik niet de magiër ben die pa is?'
'Nee!' riep ze uit. 'Omdat wat zij willen onmogelijk is. Wat je vader wilde, is onmogelijk. Niets heeft het eeuwige leven, Raaf. Zelfs een koninkrijk niet.'
Hij deed een stap achteruit. 'Dus.. jij wilt niets doen? Jij wilt dat we met open mond in de regen gaan zitten tot we verdrinken?'
Zijn moeder staarde hem lange tijd somber zwijgend aan. Toen schudde ze langzaam haar hoofd en draaide zich om. 'Je hebt geen woord gehoord van wat ik heb gezegd.'
'O ja, ik heb je wel gehoord!' antwoordde hij. 'Ik denk alleen dat je ongelijk hebt!'
'Prima,' verzuchtte ze. 'Ga dan maar. Zwerf naar hartenlust door de randdistricten. Doe wat de Raad wil. Maar wees niet verbaasd als ze jou de schuld geven wanneer je niet met je vingers kunt knippen zodat alles in één klap weer in orde is.'
'Dat zullen ze niet doen. Ze begrijpen -'
'Het enige wat ze begrijpen, Rafel, is dat ze willen dat de wereld weer wordt zoals hij was!'zei ze, zich met een ruk naar hem omdraaiend. 'En wanneer ze eindelijk beseffen dat ze dat niet zullen - niet kunnen - krijgen, zullen ze kwaad zijn. Geloof me.'
'Nee. Ik ben niet gek, mama,' zei hij. Hij begon nu ook kwaad te worden. 'Ik heb de Raad laten beloven dat ze naar me zullen luisteren. Maak je om mij maar geen zorgen. Ik denk dat je -'
'Sla niet zo'n neerbuigende toon tegen me aan!' zei ze met een ijskoude blik in haar ogen. 'Behandel me niet alsof ik oud en dement ben! Ik heb dit eerder meegemaakt. Je zult de waarheid onder ogen moeten zien, Rafel, hoe pijnlijk en onverteerbaar die misschien ook is. Lur heeft al zijn nieuwe kansen verspeeld. De laatste fragiele hoop op verlossing was Fernel Pinttes verdoemde expeditie. En nu die verloren is gegaan, hebben we -'
Gans. 'Die is niet verdoemd,'snauwde hij. 'En je weet niet of ze verloren is gegaan. We hebben alleen nog niets van ze gehoord. Je weet niet -'
'Wat weet ik niet?' beet ze hem toe. 'Weet je nog wat er met Tollin en zijn expeditie is gebeurd? Nou, slimme jongen, hier is nog iets wat we je nooit hebben verteld. Ik zat naast die man toen hij stierf. Ik heb de stank en het verderf van zijn rottende vlees ingeademd terwijl het van zijn rammelende botten viel. Je vader had gelijk. Pintte en Baden hadden niet moeten gaan. Zij en hun volgelingen zijn gestorven, en de hoop met hen. Nu moeten wij achterblijvers in Lur oogsten wat Barl en haar dierbare Morg hebben gezaaid.'
Hij wist niet wat hij daarop moest zeggen. Hij was zo kwaad, zo teleurgesteld. . Hij kon elk moment zijn zelfbeheersing verliezen en dingen zeggen die hij nooit meer zou kunnen terugnemen. Die ze hem misschien niet zou vergeven.
'Raaf.. '
Halverwege de deur, met zijn reistas in zijn ene hand en zijn lange oliejas en breedgerande leren hoed in de andere, bleef hij stilstaan. Draaide zich om. De pijn in haar ogen was een klap in zijn gezicht.
'Mama, ik doe dit niet om jou te kwetsen,' zei hij met een brok in zijn keel. In zijn keel, en in zijn borst. Ademhalen deed pijn. 'Ik doe het voor Lur. Voor pa.'
'Dat weet ik,' zei ze. Alle zachtheid was uit haar verdwenen. 'Vergeet niet afscheid van hem te nemen. Zodat je weet dat je het hebt gedaan, al weet hij het misschien niet.'
'Mama.. ' Zijn ogen brandden. 'Ik ben over een paar dagen terug. Binnen een week.'
'Je komt terug wanneer het jou uitkomt, Rafel,' zei ze schouderophalend. 'En geen minuut eerder.'
Hij liet haar achter in de kamer, vol woede, vol pijn, en stampte de trap af naar de verdieping van zijn ouders, waar hij zijn tas, jas en hoed op de overloop liet vallen, de grote deur opende en zachtjes naar het privévertrek liep.
Daar trof hij Deenie aan, die pa aan het voorlezen was. Zijn zuster keek op toen hij binnenkwam, en legde haar vinger op de plek in het boek waar ze was gebleven. 'Rafel. Ga je weg?'
'Ja,' zei hij ruw. Hij deed twee stappen naar binnen. 'Ga jij ook tegen me zeuren?'
Deenie schudde haar hoofd. Ze zag bleek en leek te klein voor de kleren die ze droeg. 'Waarom zou ik tegen je zeuren, Raaf? Je probeert alleen maar te helpen.' Haar gezicht betrok. 'Ik wilde dat ik kon helpen. Maar ik ben nutteloos.'
'Dat ben je niet,'zei hij terwijl hij verder de kamer in liep. Hij keek naar zijn zus, niet naar zijn vader, want wanneer hij naar pa keek, werd hij helemaal week en bibberig. 'Jij houdt pa gezelschap.'
'Alsof dat enig nut heeft.'
'Dat weet je niet. Je weet niet of hij je kan horen.'
'Misschien,' zei ze ongelukkig.
Hij keek haar scherp aan en zag de sporen van pijn rond haar mond.
'Voel je je nog steeds zo slecht?'
'Ik voel wat ik voel,' zei ze zacht. 'Erover praten heeft geen zin, Raaf. Ik kan het niet laten verdwijnen, net zomin als jij dat kunt.'
'Nee,'gaf hij toe. 'Maar jij voelt dingen sterker. Dat is altijd al zo geweest.' Hij trok een gezicht. 'Ik wilde dat ik was zoals jij, Deenie. Ik wilde -'
'Nee, dat wil je verdomme niét,' zei ze, plotseling nijdig. Maar Deenie werd nooit nijdig. Het was alsof hij een stomp in zijn maag kreeg.
'Waarom zeg je zoiets, Raaf?'De tranen stonden in haar ogen en glinsterden op haar wimpers. 'Je leven lang heb je me horen schreeuwen. Je weet wat voor nachtmerries ik heb. Jij kunt tenminste weggaan en proberen te herstellen wat er mis is gegaan. Maar ik? Ik zit hier opgesloten, smerige drankjes drinkend waar ik bijna van moet overgeven, en als je zo was als ik, zou jij dat ook doen. Klets dus geen onzin. Niet tegen mij.'
Hij liep naar haar toe en hurkte naast haar neer. 'Het spijt me, Deenie. Het was niet mijn bedoeling om...'
'Dat weet ik,' mompelde ze. 'Let maar niet op mij. Ik heb een slechte ochtend achter de rug.'
Hij stopte een lok van haar donkere haar achter haar oor. 'Ik merk het.'
Ze greep zijn hand vast. 'Ik ben bang, Raaf,' zei ze. 'Ik ben zo bang dat pa doodgaat.'
'Deenie.. ' Haar vingers voelden broos en krachteloos aan tussen de zijne. Hij bracht ze naar zijn lippen voor een kus.. en stond zichzelf, eindelijk, toe naar zijn vader te kijken.
O, pa.
Zo roerloos. Zo stil. Al zijn rusteloze energie vervlogen. Hij zag er leeg uit. Ver weg. Niet meer dan een vorm onder de dekens.
'Ik moet steeds aan Darran denken,' zei Deenie met een dikke stem.
'Ik was nog heel klein, dat weet ik, maar ik herinner me hem. Ik herinner me die laatste avond.'
'Niet doen,' zei hij schor, omdat hij het zich ook herinnerde. 'Darran was een oude man. Jaren en jaren ouder dan pa. Hij was versleten. Pa gaat niet dood.'
Deenie keek naar de geopende kamerdeur en dook diep in haar stoel weg. 'Ik wil je iets vertellen,' zei ze, zo zacht dat hij haar nauwelijks kon verstaan. 'Het is erg. Ik heb geprobeerd het mama te vertellen, maar.. ze wil niet luisteren. Ze zegt dat het komt doordat ik me niet goed voel. Ze zegt dat ik me dingen inbeeld door al die drankjes en medicijnen. Piller Kerril zegt hetzelfde.' Ze boog zich huiverend naar hem toe. 'En ik heb inderdaad vreselijke nachtmerries. Maar dit is geen nachtmerrie, Raaf. Dit is echt.'
Hij had haar nog nooit zo gespannen gezien. 'Wat, Deenie? Wat is echt?'
'Er zit iets duisters in hem, Raaf. Iets slechts wat hem ziek maakt. Wat hem in slaap houdt. Wat hem bij ons vandaan houdt.'
Hij staarde haar onzeker aan. 'Deenie. .'
'Ik vóél het!' Ze drukte zijn handpalm tegen pa's koude voorhoofd.
'Voel jij het ook, Raaf? Zeg me alsjeblieft dat jij het ook voelt.'
Maar het enige wat hij voelde was ellende, om pa zo te zien liggen. Hij trok zijn hand terug. 'Misschien,' zei hij aarzelend. 'Misschien voel ik ook wel iets.'
Ze deinsde vol walging bij hem vandaan. 'Dat zeg je alleen om me zoet te houden. Je bent al net zo erg als mama. Jullie behandelen me als een klein kind.' Ze stond op, zonder acht te slaan op het boek dat met een plof op het tapijt viel. 'Ik moet mijn drankje innemen. Als je gaat, goede reis.'
'Nee. . Deenie, wacht. Doe niet...'
Maar ze was pa's kamer al uit gestampt, een en al gebogen ellebogen en boosheid. Hij keek naar zijn vader. 'Heeft ze gelijk, pa?'.fluisterde hij. 'Ben je ergens daarbinnen, vechtend om vrij te komen?'
Pa gaf geen antwoord. Hij had niet meer bewogen sinds piller Nix hem in de Weerkamer uit zijn aanval van stuiptrekkingen had gehaald. Dagen en dagen van stilte en verdriet. Zelfs zijn ingevallen ogen bewogen niet onder zijn gesloten oogleden. Zijn borst ging omhoog en omlaag wanneer hij ademhaalde. Meer niet.
'Pa. .' Rafel kuste zijn vaders schurende stoppelwang en stond op. 'Ik ga een tijdje weg. De Raad heeft mijn hulp gevraagd. Maar ik kom terug, dus niet weggaan. Hoor je me?'
Hij draaide zich om naar de deur... en daar stond zijn moeder. Tranen stroomden als regen over haar ingevallen wangen. Ze deed een stap opzij toen hij dichterbij kwam, en hief haar gezicht niet op voor een kus. Ze hief haar gezicht altijd op voor zijn kus.
'Mama.. '
Ze sloot haar ogen en stak een hand uit om hem af te weren.
'Je weet waar ik heen ga,' zei hij verslagen. 'En ik heb een stuk spreeksteen bij me. Laat het me weten als je me nodig hebt.'
Ze zei niets en weigerde nog steeds om hem aan te kijken. Met een oneindig triest gevoel liep hij langs haar naar de overloop. Hij raapte zijn gepakte reistas, zijn jas en zijn hoed op. Liep de wenteltrap met twee treden tegelijk af, met boos klinkende hakken op het marmer. In de hal aangekomen trok hij zijn oliejas aan en knoopte hem dicht. Rukte zijn handschoenen uit zijn zak en trok ze aan. Sloeg zijn hoed op zijn hoofd en beende met zijn tas om zijn schouder gehesen met grote passen naar buiten. De regen was afgenomen tot een irritant druilregentje, wat een zegen was. Zijn enige. Vuurdraak, wiens been weer helemaal genezen was, stond hem op te wachten. Hij bond zijn tas aan de zadelboog, steeg op en hield het paard kort totdat ze het stalerf af waren. Toen gaf hij het de vrije teugel en galoppeerden ze in volle vaart, modderkluiten achter zich opwerpend, door de met bomen geflankeerde laan, weg van de toren, weg van zijn vader, het terrein van het paleis af en de poort door.