4

Verbijsterd staarde Dathne haar onuitstaanbare echtgenoot na. In het bed naast haar lag Darran te hijgen en te kwijlen. Bij de tieten van Barl. Die beste oude man verdiende een waardige dood na een leven van onzelfzuchtige dienst aan de Kroon en het volk van Lur. Zonder Darran zou er geen Lur zijn. In ieder geval geen land dat ook maar iemand die nu in leven was zou herkennen. Het zou uit elkaar gerukt zijn, gereduceerd tot een zieke, stinkende en vergiftigde atmosfeer, net als de landen achter de Bergen van Barl.

We zijn hem zoveel verschuldigd. En nu ligt hij op sterven en Asher maakt ruzie met hem? Ik zou hem een flinke draai omzijn oren moeten geven, Matt.

Het was een ingebakken gewoonte om tegen Matt te praten. Misschien zou ze er eens mee moeten ophouden. Het kon toch niet normaal zijn om tegen een dode man te praten? Maar ze miste hem nog net zo erg als vlak na zijn dood, toen ze nog niet kon geloven dat hij er niet meer was, dat ze zich niet meer tot hem kon wenden voor raad of troost, en ze zich moederziel alleen had gevoeld zonder hem. Haar vriend. Haar broer. Haar geweten.

Wat zou je zeggen, Matt, als je hier was? Ik wilde dat je hier was. Ik wilde... ik wilde...

'Dathne,'zei Darran. Zijn zwakke vingers klemden zich nauwelijks voelbaar iets steviger om de hare. 'Maak je geen zorgen. En huil niet.. om mij.'

Toen pas besefte ze dat haar wangen nat waren en haar keel heet en pijnlijk dichtgeknepen was. Ze tilde Darrans hand op en drukte hem tegen haar lippen.

'Het spijt me,' fluisterde ze. 'Hij komt wel terug. Echt waar.'

'Misschien,' zei Darran. 'Je moet... goed op die.. schavuit van je. . passen, liefje.'

Ze fronste naar hem. 'Dat doe ik ook. Dat weet je. Darran, waarover hadden Asher en jij ruzie? Over welk geheim hadden jullie het?'

Darrans ogen gleden dicht. De spastische bewegingen van zijn wang waren erger geworden, het vlees onder zijn huid vertrok en trilde. 'Vraag het Rafel.'

'Waarom?'vroeg ze met een hart dat bonsde van angst. 'Darran, wat weet je? Darran?'

Hij gaf geen antwoord. De slaap had hem overvallen, de verdoving van een verzwakkende geest. Ze liet zijn hand los en dwaalde door de kamer, plotseling misselijk van de zoete geur van de brandende kaarsen. Het was te veel. Te véél. Asher in de Weerkamer vinden. De angst in zijn ogen. En daar vlak achteraan het vreselijke nieuws over Darran. En nu Rafel? Haar Rafel?

Wat voor geheimen kan een kind hebben die zo belangrijk zijn dat ze de langzame dood van een oude man bespoedigen? Dat ze hem zijn laatste uren laten doorbrengen in disharmonie?

O, ze wilde naar Asher toe. Maar ze kon die arme Darran niet zo achterlaten. Bovendien zou hij in zo'n opstandige bui toch niet voor rede vatbaar zijn. Hij was dan ouder geworden, maar helaas niet veel wijzer. Hij was nog steeds een heethoofd die bij het minste of geringste op zijn achterste benen stond en zijn kop in de wind gooide. Nee. Nee, dat is niet eerlijk. De dingen die hij voelt, die ik voel, en waarvan we de betekenis maar al te goed begrijpen, beangstigen hem. Ze beangstigen mij ook. We dachten dat onze duurbetaalde vrede welverdiend was. We dachten dat het leven goed was en niet zou veranderen. Maar was dat niet precies wat het volk van Lur had gedacht voordat de Laatste Dagen waren aangebroken? Alleen zij, Jervales Erfgenaam, had geweten dat het een leugen was. En de Kring, die erop had vertrouwd dat ze hen geblinddoekt zou leiden in het duister. Ze werd misselijk bij het idee dat ze de Kring opnieuw bijeen moest roepen. Niet omdat ze haar vrienden weer zou zien, maar om wat dat zou betekenen. Meer strijd voor Lur, meer lijden voor het volk. O, Jervale, als u me kunt horen, laat ons het mis hebben. Laat dit niet meer zijn dan een fantasie, een hersenspinsel.

Maar onder haar voeten voelde ze Lur bewegen en kreunen. .

'Mama,' klonk een iel stemmetje, en ze draaide zich om.

'Rafel! Wat doe je hier? Ik heb gezegd dat ik later naar je toe zou komen.'

Rafel, ontsnapt uit de familievertrekken waar hij en Deenie hun vroege avondmaal aten, stond schoon en somber kijkend in de deuropening. Naast hem stond Deenie, die zich soms - zoals nu - liet verleiden om haar broer te volgen in zijn ondeugende escapades, wanneer hij haar tenminste niet wegjoeg omdat hij haar lastig vond.

'Ik wilde Darran zien,' mompelde hij. Zijn onderlip stak naar voren, hij vond het maar niets om een standje te krijgen. Echt een kind van zijn vader, trots en levendig. Bij het minste of geringste zijn handen tot vuisten ballend. 'Pa zei dat het mocht.'

'Je vader zei dat je zou worden geroepen als Darran in staat was bezoek te ontvangen,' antwoordde ze. 'De waarheid is geen klimop, Rafel, die je kunt laten groeien in de vorm die jou het beste uitkomt. En jij, Deenie,'voegde ze er met een frons naar haar dochter aan toe. 'Ben jij ook bij Cluny weggelopen? Foei!'

Deenie was klein voor haar acht jaar, slank als een jonge populier, een kind van distelpluis en fluisteringen. Ogen zo rond als viooltjes in haar smalle, gesloten gezicht. In tegenstelling tot haar broer verwelkte zij bij de geringste berisping.

'Sorry, mama,' zei ze met een hik in haar stem van schrik. 'Ik wilde alleen maar afscheid nemen, net zoals Rafel.'

Dathne voelde haar hart breken. Nee, nee, ze is te jong. 'Hoe bedoel je, afscheid nemen? Wat is dat voor onzin?'

Deenie wierp een blik omhoog op haar broer, met haar vingers om de rand van haar felblauwe katoenen kiel geklemd. 'Raaf zei. .'

'Klikspaan!' schold Rafel, en hij gaf haar een zet met zijn schouder.

'Ik zei toch dat je je mond moest houden. Kijk nou wat je hebt gedaan. Nu is mama boos!'

Dus Rafel had Deenie verteld dat de oude man op sterven lag. Boosheid hapte naar de hielen van haar verdriet, dat hij de onschuld van zijn kleine zusje zo achteloos op het spel zette.

Rafel had zijn kin opgeheven en zijn wenkbrauwen waren samengetrokken tot een strijdlustige, norse blik, een evenbeeld van zijn vader, altijd klaar voor de aanval, twee karakters die elkaar als heldere spiegels weerkaatsten.

'Niemand heeft gezegd dat ik het haar niet mocht vertellen,' mompelde hij. 'Pa heeft niet gezegd dat ik het geheim moest houden.'

En zij ook niet. Ze had geen moment gedacht dat dat nodig zou zijn. Ze wierp een zijdelingse blik op het bed en zag dat Darran uit zijn sluimering was ontwaakt en haar van onder zijn half geloken oogleden aankeek. In zijn ingevallen ogen, dof van ouderdom, lag ondanks het langzame wegglijden van zijn leven een glimp van vertederd vermaak. O, wat hield hij van haar kinderen. Als ze niet al een geprikkelde genegenheid voor Darran had opgevat voordat Rafel was geboren, zou ze haar hart daarna aan hem zijn verloren, om zijn liefde voor haar kind. Voor haar beide kinderen, die van hem hielden om zijn vriendelijkheid, zijn verhalen en de milde, onbeleefde manier waarop hij de draak stak met hun vader.

'Dathne.. ' Darrans stem was niet meer dan een vluchtige fluistering.

'Je zou me een plezier doen. . als je ze.. laat blijven.'

Ze wilde weigeren, maar alleen omdat ze haar kinderen wilde beschermen. Ja, Raaf en Deenie hadden allebei al eens met de dood te maken gehad, maar dat was de kleine dood van dieren geweest. Dit was geen kleine dood. Darran was een liefdevol deel van hun leven gaan uitmaken. Ze was bang voor de wonden die zijn dood bij haar zoon en dochter zou achterlaten.

Is het ooit mijn bedoeling geweest om hem zo belangrijk te laten worden? Heb ik niet gemerkt hoezeer we allemaal op hem zijn gaan steunen, zelfs Asher? Wanneer ben ik van hem gaan houden? Wanneer wendde Asher zich voor het eerst tot hem als een vriend?

Ze wist het niet meer. Ze wist alleen dat het zo was, dat deze oude man, deze ouwe kraai, vogelverschrikker, ouwe gek, deel uitmaakte van haar familie. En zijn dood zou haar geliefde Rafel en Deenie pijn bezorgen. Maar ze wist dat ze hen niet kon beschermen. Dat kon geen enkele moeder, hoewel ze haar eigen leven zou geven om te voorkomen dat hun onschuld geweld werd aangedaan.

'Alsjeblieft, mama,' zei Rafel. Al sinds hij in zijn wieg lag was hij zo koppig dat hij iets waar hij zijn zinnen op had gezet niet meer losliet.

'Ik wil blijven.'

Ze keek naar haar zoon en zag met haar door verdriet verscherpte blik en een steek van pijn dat hij geen klein kind meer was. Tien jaar oud, wat groeide hij snel. Stevig gebouwd, net als zijn vader. De belofte van een aantrekkelijke jongeman in de kinderlijke vorm van zijn gezicht.

Maar zijn ogen zijn allesbehalve kinderlijk. Hij weet dingen. Hij voelt ze. De waarheid verandert niet door te doen alsof het niet zo is. We hebben hem vervloekt, Asher en ik. We gaven hem kracht toen we hem maakten. Het irriteerde haar dat Darran dingen over haar zoon wist die zij niet wist. Die Asher niet wist. Dat ze van een stervende oude man moest horen dat haar zoon een geheim had dat hem pijn deed.

'Alsjeblieft, mama?' zei Rafel. 'Stuur me niet weg.' Hij wierp een zijdelingse blik op Deenie en trok een smekend gezicht. 'Mogen we blijven?'

Ze wist bijna zeker dat Asher zou hebben geweigerd als hij er was geweest. Niet om Darran dwars te zitten, maar om zijn kinderen te beschermen. En dat zou de verkeerde beslissing zijn geweest.

'Ja, Raaf,' zei ze. Ze voelde haar ogen prikken. 'Je mag blijven.. en afscheid nemen.' Toen keek ze naar de oude man in het bed. 'Maar niet te lang.'

'Dankje, Dathne,'zei Darran zwakjes. 'Ik zal het... niet te lang... maken.'

Ze knikte naar haar kinderen en trok zich terug in de verhullende schaduwen, terwijl Rafel en Deenie naar Darrans bed schuifelden. Bij het zien van de glimlach van de oude man klom Deenie op de matras en nam zijn verwelkte, van ouderdom gevlekte hand in de hare. Rafel, vol minachting over de kinderachtige klauterpartij, was het evenbeeld van zijn vader toen hij met naar achteren getrokken schouders en een chagrijnig gezicht naast het bed bleef staan.

'Rafel,' fluisterde Darran. 'Deenie. Zal ik jullie.. een verhaal vertellen?'

Nog steeds nukkig haalde Rafel zijn schouders op. 'Kun je doen. Als je dat wilt. Maakt mij niet uit.'

Maar Dathne, die toekeek, wist dat hij dat niet meende. Hij snakte naar een verhaal. Hij was dol op Darrans vertellingen, net als Deenie. Asher keek nooit om, zelfs niet voor zijn kinderen. Door Darrans verhalen leerden ze hun vader kennen, die boven alles van ze hield, maar altijd een grotendeels gesloten boek bleef.

Darran gebaarde naar de stoel naast zijn bed. 'Maak het je dan maarmakkelijk, Raaf,' zei hij uitnodigend. Zijn tranende ogen zagen er nu koortsachtig uit. Ze zag dat hij het laatste restje van zijn sputterende kaars voor haar kinderen opbrandde. Ze zou ze eigenlijk moeten wegsturen. Maar ik kan het niet. Ze hebben dit nodig. En hij ook, denk ik. En ik ook.

Rafel liet zich op de stoel naast Darrans bed vallen. Hij deed zijn best om dapper te zijn, hoewel zijn hartje brak.

'Jullie vader,' begon Darran terwijl zijn blik van Rafel naar Deenie ging en weer terug, zo warm als de zon, 'is een rauwdouwer.. en een schavuit... en de moedigste.. man die ik ooit.. heb gekend. Moediger zelfs. . dan wijlen onze.. goede koning, en Gar. Hij had genoeg moed voor. . twintig mannen.'

De moedigste man? Moediger dan Gar? Dathne hoorde haar hartslag in haar oren bonzen. Dat had hij nog nooit gezegd. Hij had Asher wel eens geprezen, maar nooit boven zijn geliefde prins, de jongen van wie hij had gehouden als van een zoon.

'Raaf, ik weet.. dat ik je dit al eens. . heb verteld,'zei Darran. Zijn stem klonk raspend, de geparfumeerde lucht in de kamer floot in zijn keel. 'Het verhaal over.. hoe je vader.. Gars leven redde. Maar ik heb het... je zusje nooit verteld. Ik denk.. ik denk. .' Zijn blik dwaalde naar de schaduwen. 'Ik denk dat het tijd is.. dat Deenie. . het ook hoort.'

Dathne sloeg haar armen over elkaar om een huivering te onderdrukken. Deenie wist dat haar vader als held van Lur werd beschouwd. Natuurlijk wist ze dat. Maar ze hadden haar altijd voor de details behoed. Ze was nog maar klein. Ze had de rest van haar leven om Lurs wrede recente verleden te leren kennen.

Maar.. het was ook belangrijk dat ze dat soort verhalen over haar vader van Darran hoorde. Asher zelf zou ze haar nooit vertellen. Hij protesteerde en mopperde altijd wanneer iemand hem probeerde te prijzen om wat hij had gedaan. Niet alleen omdat hij niet van die ophef hield, maar ook omdat zijn overwinning op Morg bezoedeld was door de andere sterfgevallen. Vooral door Gars dood, die hem nog steeds achtervolgde en zijn gemoedsrust verstoorde.

Deenie had, net als Rafel, het recht om te weten wat haar vader waard was. En er was iets bijzonders aan verhalen die niet door een moeder en echtgenote, maar door een buitenstaander werden verteld. Dat begreep ze. Ze wist wat Darrans verhalen voor Rafel betekenden. Uit de mond van de oude man klonken de verhalen op de een of andere manier meer.. meer waar. En Deenie verdient die waarheid niet minder dan haar broer. Ze verdient het te weten dat haar pa een groot man is. Darran keek haar gespannen aan. Gretig. Hij wilde haar kinderen nog een laatste verhaal schenken. Zijn tijd raakte op. Hoe kon ze weigeren?

Toen ze knikte, kreeg zijn bleke gezicht een kleur van genoegen. Een traan ontsnapte aan zijn hangende linkeroog en liep over zijn trillende wang. Deenie haalde een zakdoek uit haar kiel en depte zacht zijn gezicht droog.

'Dank je, Dathne,'fluisterde Darran toen hij weer kon spreken. Toen glimlachte hij. 'Deenie. Gardenia. Dathne, wisten jullie. . dat het een grapje was.. toen ik zei dat jullie.. een meisje zo moesten noemen?'

Ze knikte. 'Dat wisten we.'

'O,' zei hij. Hij zweeg even voordat hij zich weer tot haar kinderen richtte. 'Goed. . dan. Een verhaal. Dit is wat er.. gebeurde toen jullie vader.. een onbezonnen. . jonge man was. Borne.. de oude koning. . voelde zich niet goed. Dus stuurde hij. . zijn zoon.. prins Gar. . in zijn plaats naar Westwalen.. '

Nadat hij zijn boze bui er grotendeels uit had gelopen, ging Asher op weg naar het stalerf, waar de jongens druk bezig waren de stallen in gereedheid te brengen voor de nacht. Rammelende deuren, klotsende emmers, glimvuurlantaarns die de lucht verguldden en schaduwen wierpen. Ondanks zijn ergernis moest hij glimlachen bij het ongeduld van de paarden; blikkerende, bijtende tanden, trappende en schrapende hoeven. De koele lucht rook naar warme haverpap en verse mest. Hij vond Jed in de voederruimte, waar hij zorgvuldig tellend wortels over zeven voederbakken verdeelde. Toen hij Asher in het oog kreeg, spleet het vreemd jonge en gladde gezicht uiteen in een brede glimlach.

'Kijk!' zei hij, trots wijzend. 'Zie je?'

'Ja,' antwoordde Asher. Hij klopte zijn jeugdvriend op de schouder.

'Ik zie het. Je bent een grote hulp, Jed.'

Jed knikte, met het puntje van zijn tong tussen zijn tanden geklemd. Het wrede, ingedeukte litteken op zijn voorhoofd glansde dof in het glimlicht. 'Grote hulp. Grote hulp.'

De smeulende restanten van Ashers woede doofden uit. Er was hem zoveel afgenomen. Zoveel gestolen door pech. Nu stond hij op het punt Darran te verliezen, die over hem moederde als een hen met één kuiken. Wie had kunnen denken dat die ouwe gek zoveel liefde in zich had?

Ik niet. Dat had ik nooit gedacht. Soms heb ik het gevoel dat ik hem nooit echt heb gekend.

Na een keer in de haverpap te hebben geroerd, zodat de hete, sterk ruikende damp in zijn gezicht prikte, liet hij zich met over elkaar geslagen armen op de rand van de havertrog zakken. 'Jed. Jed. Luister je naar me, Jed?'

Jed knikte, ijverig wortels tellend. Die klap tegen zijn dronken hoofd had niet al het leven uit hem geslagen. Maar wel bijna.

'Jed, ik moet je iets vertellen. Over Darran.'

Jeds gezicht lichtte op. 'Mijn vriend Darran. Ouwe kraai. Ouwe gek.'

'Ja, die ouwe kraai,'zei hij. De pijn klemde zich als een bankschroef om zijn borst. 'Jed. . kom op, je moet naar me luisteren.'

Achter de op een kier geopende deur floten en lachten de jongens. Ze waren vanavond alleen, omdat meester Divit naar Krabij was voor een familiebegrafenis. Nog meer dood. Meer wanhoop. Mensen zouden eeuwig moeten blijven leven. Jed was alweer wortels aan het tellen, verzonken in zijn eigen mistige wereld.

'Jéd!' zei hij scherp terwijl hij tegen de havertrog trapte. 'Luister naar me, verdraaid!'

Jed schrok van zijn scherpe stem en de dreun tegen de havertrog, en de wortels vielen uit zijn handen. 'Het spijt me. Het spijt me.'

Plotseling berouwvol liet Asher zich voor zijn verwarde vriend op zijn hurken zakken en pakte een van zijn polsen vast. 'Je hoeft nergens spijt van te hebben,' zei hij vriendelijk. 'Je hebt niets verkeerd gedaan, Jed. Ik wil alleen dat je luistert.'

Jed knikte met grote ogen. Zijn verwarde haar zat vol grijze strepen, zijn wangen en kin waren bedekt met grijze en zwarte stoppeltjes. 'Ik zal luisteren.'

Hij kon niet vertellen dat Darran op sterven lag. Als Jed de woorden al zou begrijpen, zouden ze hem alleen maar van streek maken.

'Darran gaat een tijdje weg, Jed. Hij heeft me gevraagd je gedag te zeggen namens hem.'

'Weg?' zei Jed vaag. 'Waarheen?'

Goede vraag. Wie wist of de Barkmannen het bij het juiste eind hadden? Wie wist of er een leven na de dood was?'Naar het platteland, Jed.'

Jed fronste. 'Mag ik mee? Ik vind het leuk op het platteland.'

'Dat weet ik,'zei hij. 'Maar dit keer niet. Een andere keer misschien.'

'Een andere keer. Goed.'Jed stond op. 'Ik moet naar Cygnets water kijken,' kondigde hij aan. 'Dat is mijn werk. Ik zorg voor Cygnet.'

De deur sloeg met een klap achter hem dicht. Asher bleef nog even op zijn hurken op de stenen vloer zitten. Bij zijn slapen klopte een hete pijn. Toen stond hij op en begon haver en hooi in de voedertroggen van de paarden te scheppen, troost zoekend in een bezigheid die ooit zoveel had betekend.

'Een droevige avond,' zei een bekende stem.

Verdraaide Pellen. Zelfs met maar één goed been en een houten stomp ter vervanging van het onderbeen dat Morg hem had gekost, kon hij nog sluipen als een kat.

Toen hij zijn gezicht weer durfde te vertrouwen draaide hij zich om.

'Ja. Hoe weet jij dat?'

Tien jaar burgemeesterschap van Dorana had Pellen Orrick grijze haren en een scherpe, sarcastische tong bezorgd. Het vaderschap had hem verwarmd. Het verlies van zijn vrouw had hem nog scherper getekend. Nu, twee jaar later, rouwde hij nog steeds om haar. Natuurlijk deed hij dat. Hij had met heel zijn hart van Ibby gehouden, een hart dat nooit had gedacht dat er in Lur een vrouw voor hem bestond. Het is maar goed dat hij die kleine Charis heeft, anders was hij Ibby waarschijnlijk het graf in gevolgd.

Pellen, die zijn blauw met scharlakenrode uniform met de koperen knopen al lang geleden voor eenvoudige bruine wol had verruild, leunde tegen de deurpost en schraapte zijn keel.

'Dathne heeft iemand naar me toe gestuurd. Ze vond Darran belangrijk genoeg om het me te laten weten.'

Echt iets voor Dathne om daaraan te denken. Zelf was hij te boos geweest. Te verdrietig. 'Ze had gelijk. Dat is ook zo.'

'Ik kan nog niet geloven dat we hem kwijtraken,'zei Pellen. 'Hij lijkt net zo'n vast onderdeel van Dorana als het paleis zelf.'

Hij knikte. 'Ja.'

'Je hebt het er nooit over, maar ik weet dat jij en de oude man de afgelopen jaren naar elkaar toe zijn gegroeid,' zei Pellen zacht. 'Het spijt me, Asher.'

Die verdraaide vent met zijn vervloekte medeleven. Ga weg, Pellen. Heb ik je gevraagd ofje je neus in mijn gevoelens wilde steken? 'Ja. Nou, zo gaan dingen nu eenmaal, nietwaar? Niets is voor altijd, al denk je soms van wel.'

Pellens scherpe gezicht verstrakte en zijn vriendelijkheid bevroor. Asher? Wat is er aan de hand? Het gaat niet alleen om Darran, wel?

Er zit je iets anders dwars.'

Alle roestige ankers op een hoop. Eerst Darran, nu Pellen. Dat was het probleem met vrienden hebben. Ze merkten dingen op. Erger nog: Pellen was voordat hij burgemeester werd lange tijd gardist en commandant geweest. De scherpzinnigheid die hij in die tijd had ontwikkeld was hij nooit kwijtgeraakt, daarom was hij nog steeds burgemeester. Niemand wist de gildes, de Doranen en iedere verdraaide Olken in de stad in toom te houden zoals Pellen.

Nou ja. Ik zou het hem toch wel hebben verteld.

Hij haalde zijn schouders op. 'Ik.. voel dingen. Veranderingen. In de lucht. In de aarde.'

Pellen keek hem zwijgend aan, angst roerde zich achter zijn ogen. Pellen Orrick bang, dat was een unicum. 'In het weer?'

Natuurlijk had hij het geraden. Ze waren nog met z'n vieren over, Dathne en hij, Pellen, en Darran, van de mensen die Jarralt en Morg van dichtbij hadden meegemaakt. Maar vier mensen die het kwaad in het gezicht hadden gestaard en zijn stinkende adem hadden ingeademd. De rest van Lur leefde opgelucht verder. Maar zij niet. Zij gingen gebukt onder herinneringen, met de last van het verleden op hun schouders. Dat was de prijs die ze hadden betaald, opdat Lur verder kón leven. En nu lag Darran op sterven..

'Zou kunnen,' mompelde hij. 'Heb jij helemaal niks gevoeld?'

'Ik?' Pellen schudde zijn hoofd. 'Nee. Welke magie wij Olken ook bezitten, ik heb er niet veel van meegekregen. Dat weet je.' Hij zuchtte en de groeven in zijn gezicht werden dieper. 'Ibby was degene met die gave.'

'Heb je geen mensen met elkaar horen smoezen in de stad?'

'Nee,' zei Pellen. 'Ik wist niet dat ik daarop moest letten, maar dat zal ik vanaf nu gaan doen als jij het nodig vindt.'

Asher keek langs Pellen naar het stalerf, waar het paard van zijn vriend hoopvol hinnikte in de bezoekersstal. Al het schoonmaakwerk, het water geven en het borstelen was klaar. De jongens konden ieder moment komen binnenstormen voor het avondmaal voor de paarden. Die sloegen inmiddels nog harder tegen hun staldeuren. Hij draaide zich weer om naar de voedertroggen, om de rest ervan met haver en hooi te vullen.

'Ik weet niet precies wat er nodig is. Behalve dat de paarden moeten eten. Pak die pan eens voor me, wil je? En de roerstok.'

Dus wijdde de burgemeester van Dorana zich aan paardenzaken, en samen zorgden ze voor het avondeten van de dieren. Toen ze de laatste klodders dampende gerst en lijnzaad door het hooi en de haver hadden geroerd, kwamen de jongens binnenstuiven, hikkend van de lach toen ze de grote Pellen Orrick met spetters havermoutpap op zijn mouwen zagen.

'Klaar,' zei Asher. 'Hier is het voer, met een extraatje voor de knol van zijne edelachtbare.' Hij richtte zich tot Mizzil, de oudste van het stel. 'Jij hebt de verantwoording zolang meester Divit weg is. Laat ik niet merken dat er problemen zijn, anders krijg je met mij te maken.'

Terwijl Mizzil en de andere jongens hem bezwoeren dat er geen problemen zouden ontstaan, ving Asher Pellens geamuseerde blik op, en beide mannen liepen het stalerf op, waar de schemering zich eindelijk had overgegeven aan de avond.

'Wil je Darran nog zien?' vroeg hij terwijl de jongens met hun emmers vol paardenvoer de voederkamer uit stormden. 'Voordat...'

Pellen knikte. 'Als het mag.'

'Kerril zegt dat het geen kwaad kan,' antwoordde hij. 'Ze kan niets meer doen om te voorkomen dat hij ertussenuit piept.'

'Dan blijf ik niet lang,' zei Pellen. Hij volgde Asher het erf af. 'Maar vertel me eerst eens wat je gaat doen aan.. dat andere.'

'Dathne vindt dat ze met een paar Olken van de Kring moet gaan praten, en misschien heeft ze daar wel gelijk in. Op haar na zijn ze de beste magiërs die we hebben.'

'Nee,' zei Pellen, zacht maar indringend. 'Jij bent onze grootste magiër, Asher.'

Echt iets voor hem om zo'n opmerking te maken. 'Ik ben helemaal geen magiër, Pellen. Niet meer.'

'Dat denk jij,' zei Pellen. 'Maar ik zal er niet met je over in discussie gaan. Niet vanavond.'

Ze hadden de houten deur in de muur van het stalerf bereikt die toegang gaf tot het kronkelpad naar de toren. Asher deed hem open en gebaarde naar Pellen dat hij hem moest volgen, waarna hij de deur achter zich dichttrok. Op een korte loopafstand schitterde de toren in het glimlicht, zo warm en uitnodigend, zonder enig teken van het verdriet dat zich onder het pannendak bevond.

'Je kunt die Kringleden hier niet openlijk ontvangen,'zei Pellen terwijl ze doorliepen. Zijn tred was slepend en ongelijkmatig, het grind op het pad weerkaatste het gemis van één voet van vlees en bloed. Asher keek opzij. 'Waarom niet?'

'Omdat de kans groot is dat ze worden herkend. Als je hier niet te veel ophef over wilt veroorzaken. .'

'Hoezo? Ik was eigenlijk van plan om het van het dak van het Gerechtshof te schreeuwen.'

'Erg grappig,' zei Pellen. 'Maar spot met me zoveel je wilt, mijn vriend, als je je daar beter door voelt.'

Het enige wat hem zich beter zou laten voelen, was erachter komen dat dit niet meer dan een droom was. En aangezien dat niet erg waarschijnlijk was..

'En jij kunt ook niet naar hen toe,' voegde Pellen eraan toe. 'Ik bedoel het niet verkeerd, maar ook al hou je je de laatste tijd gedeisd, mensen houden je doen en laten nog steeds scherp in de gaten.'

En dat was maar al te waar. Hij stak zijn handen in zijn zakken.

'Hoe wil je dan een ontmoeting regelen?'

'Met wat gegoochel kunnen we die magiërs naar Dorana brengen zonder argwaan te wekken,' zei Pellen na een nadenkende stilte. 'En we kunnen bij mij thuis praten. Als jij tenminste zeker weet dat het het risico waard is. Als jij echt gelooft.. ' Hij zuchtte. 'Ik zou zo graag willen dat je het mis hebt.'

Ze hadden de toren bijna bereikt. De dubbele deuren stonden open, glimvuur spoelde over de brede trap en het aangeharkte blauwe en witte grind ervoor. Asher legde zijn hand op Pellens arm en maande hem tot stilstaan.

'Denk je dat ik dat niet zou willen?'zei hij zacht. 'Denk je dat ik het niet in mijn broek doe?'

Ondanks zijn bezorgdheid glimlachte Pellen. 'Jij? Het in je broek doen? Dat ik dat nog eens mag meemaken.'

Ooit had Pellen alles in de waagschaal gesteld, zijn levenslust, zijn leven. Hij had zijn commandantseed aan zijn laars gelapt om Asher blindelings te hulp te schieten, alleen omdat Gar dat van hem had gevraagd. Omdat hij een goed mens was die het idee niet kon verdragen dat zijn fout een onschuldig mens had laten lijden. Er was een vriendschap uit gegroeid die op haar eigen manier net zo diep ging als de vriendschappen met Gar en Matt.

Ashers vingers klemden zich om Pellens arm. 'Dit is niet grappig, meneer de burgemeester. Het is niet...'Hij liet zijn hand vallen en nam een moment om adem te halen, alleen maar adem te halen. 'Als we te vroeg hebben gejuicht...'

'Denk je dat?' vroeg Pellen met een behoedzame blik en een strakke mond. 'Denk je.. is het mogelijk.. dat het Morg is?'

'Nee,' zei hij snel. 'Gar en ik hebben hem vernietigd. Hij is dood. Maar dat wil nog niet zeggen dat zijn kwaadaardigheid ook is vernietigd. Je weet wat Tollin achter de bergen heeft gevonden. Niets dan troosteloosheid en ellende. En dat is zijn einde geworden. Een langzamer einde dan de anderen, maar toch heeft het hem uiteindelijk te pakken gekregen. Ik denk dat Morg een erfenis heeft nagelaten die bijna de hele wereld heeft vergiftigd.'

'En ons ook?'vroeg Pellen, duidelijk geschokt. 'Asher.. 'Hij schraapte zijn keel. 'Kun je hier iets aan doen? Je.. je weet wat ik bedoel.'

Ja. Dat wist hij. Behalve Dathne had hij ook Pellen de waarheid over zijn weermagie verteld. Hij kon tegen het koninkrijk liegen, maar niet tegen hen. Niet na wat ze voor hem hadden opgeofferd. Hij had ze trouwens nodig om een oogje op hem te houden, voor het geval er ooit iets mis zou gaan met de magie die hij als Olken nooit had moeten uitoefenen.

'Ik weet het niet, Pellen,' zei hij. 'Eerst moet ik erachter komen of ik gelijk heb. En als dat het geval is, dan.. ' Zijn blik verduisterde. 'Dat is een hindernis die ik zal moeten nemen wanneer ik ervoor sta.'

'Wanneer wij ervoor staan,' antwoordde Pellen. 'Je hoeft dit niet alleen op te lossen, Asher. Niet zolang ik de burgemeester van Dorana en lid van beide Raden ben, en het mijn gezworen plicht is de stad en het koninkrijk te beschermen.'

'Prima,' beaamde hij schoorvoetend. 'Maar dit is niet iets om rond te bazuinen. Jij, ik en Dathne weten dat er problemen zijn. Niemand anders hoeft het te weten.'

'Dat je het de Algemene Raad niet wilt vertellen, althans nóg niet, kan ik begrijpen, Asher,' zei Pellen fronsend. 'Maar de Magiërsraad heeft het recht om -'

'Nee, dat heeft-ie verdomme niet. Denk je dat ik Rodyn Garrick hierin vertrouw? Na hoe hij me heeft lastiggevallen over Ain Freidin?

Ik vertrouw hem niet eens genoeg om hem te vragen hoe laat het is!'

Pellen slaakte een hese zucht. 'En Barlsman Jaffee en Sarnia Marnagh dan, en -'

'Néé, Pellen,' snauwde hij. 'Het is niet veilig. Wat ze niet weten kan ook geen problemen veroorzaken.'

'Het zint me niet, Asher,' mopperde Pellen. 'Ik voel me ongemakkelijk bij zulke geheimen.'

'Dan zorg je er maar voor dat je je er gemakkelijk bij gaat voelen, Pellen. Ik kan dit niet oplossen als de Magiërsraad in mijn nek hijgt.'

'Die. . die verandering die je hebt gevoeld,' zei Pellen na een korte stilte. 'Denk je dat er nog meer mensen zijn die die voelen?'

Rafel. Maar dat kon hij Pellen niet vertellen. Hij wilde er eigenlijk niet eens aan denken. Dathne en hij hadden gedaan wat ze konden om hun zoon te beschermen tegen de magie die hij in zich had - maar was het genoeg? Hij was nog maar tien, een spierinkje nog. Groeide hij nu al boven die bescherming uit?

Nee. Nee. Laat het niet zo zijn.

'Weet ik niet,'zei hij. 'Maar als het erger wordt, zullen heel wat meer mensen het gaan voelen.'

'Als dat gebeurt, kun je geheimhouding wel vergeten,'zei Pellen. Hij streek met een hand over zijn gezicht. 'Voor de Magiërsraad én voor het koninkrijk. Hoe lang hebben we nog voordat dit algemeen bekend wordt?'

'Dat weet ik ook niet.'

'Is er iets wat je wél weet?'

Asher beet op zijn tong en draaide zich half om. Met Pellen bakkeleien omdat ze allebei bang en verdrietig waren, zou niets en niemand ten goede komen.

'Wat ik wel weet, is dat ik je steun nodig heb, Pellen. Ik wil dat je erop vertrouwt dat ik een manier zal vinden om hieruit te komen.'

'Doe niet zo stom!' zei Pellen geprikkeld. 'Wat er ook is misgegaan, ik weet dat jij het weer oplost.'

De oprechtheid van zijn vriend stond buiten kijf, maar in plaats van een troost was Pellens geloof opeens een angstaanjagende last. Wat als hij het mis heeft? Wat als ik het niet kan? Er is tien jaar voorbijgegaan, en ik heb mijn magie sinds Morg nauwelijks aangeroerd. Wat als ik de kracht niet kan oproepen om te doen wat nodig is? Wat als ik de juiste woorden niet weet?

Pellen greep hem bij de schouder. 'Asher, maak je geen zorgen. Wanneer het zover is - als het zover komt - zul je weten wat je moet doen. En als je hulp nodig hebt, weet je me te vinden. Ik zal er altijd zijn.'

'Fijn,' zei hij schor. 'Dat is fijn, Pellen.'

En aangezien er niets meer te zeggen viel, begon hij weer in de richting van de toren te lopen. Pellen volgde hem zwijgend. Ze beklommen de zandstenen trap en gingen naar binnen, waar ze de wenteltrap op liepen naar Darrans stille, zoet ruikende kamer. Piller Kerril stond over de oude man heengebogen. Dathne stond aan het voeteneind van het bed.

'Hij glijdt snel weg,' fluisterde ze terwijl ze op hen afliep. Ze wist een trillende glimlach op te brengen voor Pellen. 'Het spijt me. Hij heeft zichzelf uitgeput omwille van de kinderen.'

Asher fronste. 'Heb je Raaf en Deenie -'

'Ja,' zei ze met een scherpe toon in haar stem. 'Mijn besluit, Asher. Jij had het te druk met mokken.'

Hij wilde geen ruzie met haar maken. En Rafel had gezegd dat hij afscheid wilde nemen. Maar Deenie?

'Ik heb Charis afscheid van haar moeder laten nemen,' zei Pellen zacht. 'Het was pijnlijk voor haar, maar het was de juiste beslissing. Jullie Deenie is een stil kind, Asher, maar ze is veerkrachtig. Ik denk dat het erger zou zijn als ze geen afscheid had mogen nemen.'

Pellen kende Deenie goed. Zij en zijn Charis waren dikke vriendinnen. Ze scheelden maar een jaar. Deenie was de jongste van de twee, en ze waren als twee handen op één buik.

Asher wierp een blik op Dathne, wier ogen vol tranen stonden. Haar pijn veroorzaakte een barstje in het pantser rond zijn hart. 'Ik neem het je niet kwalijk, Dathne. Jij bent hun ma, jij weet wat het beste voor ze is.'

'Mag ik even bij hem?'vroeg Pellen. 'Ik zal het niet te lang maken.'

'Natuurlijk,' zei Dathne. Ze streek met haar hand over Pellens arm.

'Het is goed dat je bent gekomen.'

Toen Pellen naar het bed liep, veegde Dathne met de rug van haar hand over haar natte wangen. 'Die lieve oude man heeft de kinderen een van zijn verhalen verteld. Over de storm in Westwalen. Hij zei dat je de dapperste man bent die hij ooit heeft gekend. O, Asher.. '

Ieder woord was een hamerslag, die zijn hart nog verder deed openbarsten. Die ouwe gek, die ouwe kraai. Hij kon geen woord uitbrengen. Pellen kwam weer bij hen staan. 'Ik laat jullie alleen,' zei hij, schor van verdriet. 'Laat het me weten wanneer.. Laat het me weten. We zullen hem met alle eer behandelen die hij verdient. Lur is hem iets verschuldigd wat hij ons nooit wilde laten terugbetalen.'

Dathne ging op haar tenen staan en kuste zijn wang. 'Dank je, Pellen.'

Asher knikte. 'Ja, bedankt.'

Piller Kerril liet Darrans pols los en kwam overeind. 'Het spijt me,' zei ze zonder acht te slaan op Pellens vertrek. 'Ik betwijfel of hij nog wakker wordt.'

Terwijl de piller haar spullen bijeenraapte, stak Asher uitnodigend zijn armen uit. Dathne leunde tegen hem aan, snikken verstikten haar keel. 'Ga bij hem zitten,'zei ze uiteindelijk. 'Ik ga naar de kinderen toe. Een van ons moet bij ze zijn.'

'Je hebt gelijk,' zei hij, en hij kuste haar voorhoofd. Dathne deed een stap naar achteren. 'Hij heeft de kinderen verteld dat hij van je houdt. Sluit vrede met hem nu het nog kan.'

Daarna vertrokken zij en Kerril, en bleef hij alleen met de oude, stervende man achter in de zoet geurende kamer. Hij trok de stoel dichter bij het bed en ging zitten.

'Waarom heb je me tegen je laten schreeuwen, ouwe kraai?' fluisterde hij terwijl hij naar Darrans ijskoude hand greep. 'Heb ik nog niet genoeg om berouw over te hebben zonder dat jij me tegen een stervende ouwe gek laat schreeuwen?'

De stuiptrekking op Darrans gezicht was tot rust gekomen. Hij zag er vredig uit, zo langzaam, zo oppervlakkig ademend dat het nauwelijks merkbaar was óf hij nog wel ademde.

'Je wilde dat ik het zei, hè?' zei hij. 'Je wilde dat ik het zei, zodat je het me terug voor mijn voeten kon gooien.' Hij streek met zijn zijden onderarm over zijn gezicht. 'Goed dan, bemoeizuchtige ouwe vent. Ik hou van je. Ben je nu tevreden? Wilde je nog een keer lachen? Vooruit, bemoeizuchtige kraai. Laat me je horen lachen. Laat maar horen. Kom op.'

De stilte verdiepte zich, gedempt als sneeuw.

'Ja, nou, zo zou het moeten zijn,' zei hij. 'Jij wilt toch altijd het laatste woord hebben? Me op mijn plaats zetten?'Hij verstevigde zijn greep.

'Toen Gar stierf, haatte ik hem niet. Hoor je me, Darran? Luister je?

Vertel hem dat als je hem ziet. Vertel hem dat namens mij.'

Een nog diepere stilte. Een ingehouden adem.. afwachting. . en toen, als een zegen, bewogen de koude vingers in de zijne. Maar terwijl Asher huilde, kneep Darran ertussenuit.