14

Omdat ze niet wist of ze op haar stem kon vertrouwen, stond Dathne zwijgend bij het raam van de bovenkamer in de toren, en staarde naar de druilerig huilende wereld erachter.

Sinds de avond van Pellens afscheidsfeest had het bijna onophoudelijk geregend en gestormd. In ieder deel van het koninkrijk waren bevingen gevoeld. Ontelbare beken, riviertjes en meertjes stroomden over. Er waren zelfs mensen verdronken. Het wachthuis in Dorana alle wachthuizen in het koninkrijk - was in opperste paraatheid. Bange mensen deden rare dingen. Het wachthuis van Dorana zat al vol heethoofdige Olkense en Doraanse jongelingen die oproer op het Marktplein hadden veroorzaakt, elkaar de schuld gevend van Lurs hevige strijd. Raafs vriend Gans was een van de gearresteerden, meegesleurd in de verwarring toen hij een andere jongen voor een pak slaag probeerde te behoeden.

Een en al angst en geen greintje gezond verstand, die dwazen, zonder ook maar één tel na te denken. Begrijpen mensen dan niets? We overleven dit samen of we sterven eenzaam.

Achter haar hoorde ze Asher bewegen op de lage bank. 'Dath? Ga je nog iets zeggen?'

'Geloof me, Asher, je wilt niet horen wat ik te zeggen heb.'

'Jawel,'zei hij. 'Altijd.'

Goed dan, mijn liefste. Maar zeg niet dat ik je niet heb gewaarschuwd. Ze keerde zich naar hem toe. 'Je mag het niet doen. Vorige keer heeft het je bijna je leven gekost. Bovendien weten we allebei dat dit niet meer hersteld kan worden, zelfs niet met weermagie. De tijd die je Lur hebt geschonken, is op. En er zit niets meer in dat vat.'

'Dath.. 'Asher tilde zijn hoofd op uit zijn handen. 'Als ik het niet nog een keer probeer, zullen die idioten van een Pintte en Garrick -'

'Laat ze hun gang dan maar gaan!' beet ze hem toe. 'Als ze zo stom zijn dat ze niet naar je willen luisteren, laat ze dan maar. Je mag ze toch al niet, dus waarom zou het jou iets kunnen schelen of ze verdrinken?'

Hij zuchtte. 'Dat meen je niet.'

'Niet?' Ze lachte minachtend. 'Als ik moet kiezen tussen jouw leven en dat van hen, denk je dat ik die idioten dan boven jou verkies?'

'Nee, Dath,'zei hij terwijl hij de toppen van zijn duimen tegen zijn ogen drukte. 'Natuurlijk niet.'

'Asher.. ' Ondanks haar angstige woede ging haar hart naar hem uit. Ze liep snel naar de bank en ging naast hem zitten om zijn kortgeknipte haar glad te strijken. 'Hou op met jezelf de schuld geven. Je hebt gedaan wat je kon. Meer dan iedereen van je had mogen verwachten.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Maar het was niet genoeg, wel?'

'Asher, je hebt ons wéér tien jaar respijt gegeven. Er is geen man of vrouw in Lur die meer had kunnen doen. En wat Fernel betreft, en Rodyn Garrick - je hebt jezelf schor geschreeuwd in beide Raden, je hebt ze zelfs persoonlijk benaderd, en nóg blijven ze je negeren. Als ze zo graag blind willen blijven, dan is het niet anders. Maar je kunt de KlimaatRegeling niet nóg een keer riskeren. Ik sta het niet toe. Ik weiger je te verliezen aan -'

Snelle voetstappen op de trap. Rafel. Hij beende met grote passen en een stralend gezicht de bovenkamer binnen, maar Dathne, die hem kende, meende er ongerustheid onder te zien.

'Gans is vrijgelaten,' kondigde hij aan. Zijn haar en schouders waren nat van de regen. 'Ze zijn allemaal vrijgelaten. Met een waarschuwing en een boete, maar meer niet.'

'Ha,' zei Asher. Hij ging rechtop zitten. 'Vertel me nu niet dat kapitein Mason weekhartig is. Toen de Raad hem de leiding over het wachthuis gaf, beloofde hij streng te zijn.'

'Het was een fikse boete,'zei Rafel. 'Vijftig trins, waarvan Gans zijn vader zegt dat hij ze niet gaat betalen. En alle namen van de overtreders worden in het strafregister genoteerd. Dat lijkt me streng genoeg, vooral omdat Gans helemaal niets verkeerd heeft gedaan.'

Dathne glimlachte. Echt iets voor haar zoon om meteen voor iemand in de bres te springen. 'Maar behalve dat hij wat armer is, maakt hij het verder goed?'

'Hij heeft een flink blauw oog,' zei Raaf. Hij trok een gezicht. 'En een paar losse tanden.'

'Nou, misschien zal dat hem leren om zich niet in een ruzie op het Marktplein te mengen,'zei Asher. 'Ik hoop dat jij er ook wat van hebt geleerd, knul.'

Dathne zag de flits van afkeer in de ogen van haar zoon. Zag zijn kaak verstrakken en het instinctief tot vuisten ballen van zijn handen. O, Asher. Pas toch op. Laat je niet verblinden door de nieuwe problemen van Lur.

'Is er verder nog nieuws, Raaf?' vroeg ze, haar tactloze echtgenoot waarschuwend op de hand kloppend. 'Zijn er nog nieuwe roddels?'

Raaf keek zijn vader zijdelings aan en slenterde toen naar het raam.

'Er gaan geruchten dat Fernel Pintte en Rodyn Garrick tegen het eind van de week naar de kust vertrekken.'

'Gaan er nog anderen mee?' vroeg Asher na een korte stilte.

'Daar heb ik niets van gehoord.' Raaf trok een grimas. 'Maar ik vermoed dat Arlin wel mee zal gaan, zodat hij achteraf kan opscheppen hoe hij Lur helemaal in zijn eentje heeft gered.'

'Als er een achteraf is,' mompelde Asher. 'Als ze zichzelf en de helft van Westwalen de dood niet in jagen tijdens hun pogingen.'

'Pa. .' Raaf stak zijn handen in zijn zakken, het evenbeeld van zijn vader. 'We kunnen niet op onze kont blijven zitten en niets doen. Ik zie niet in wat er verkeerd aan is om te proberen het rif te breken.'

'Raaf, dat is al eens geprobeerd,' zei Asher scherp. 'Ik heb het geprobeerd.' Het was weer zo'n wrede herinnering die hij zo vurig wilde vergeten. 'En toen ik daar niet in slaagde, hebben Barlsman Holze en de beste Doraanse magiërs die Morg hebben overleefd het geprobeerd. En hoe is dat afgelopen? De meesten zijn erbij omgekomen en Holze heeft drie maanden lang wartaal uitgeslagen. Dat vervloekte vergif in het rif. Het is onmogelijk.'

Rafel staarde hem aan. 'Ik heb nooit geweten dat jij geprobeerd hebt het rif te breken.'

'Ja, nou, het is lang geleden en we hebben het nooit van de daken geschreeuwd. Waar het om gaat, Raaf, is dat we hebben gefaald.'

'Maar, pa, zoals je zegt, dat was lang geleden,' zei Raaf. Zo jong, zo. . zelfverzekerd. 'Je zei zelf dat dingen veranderen. We dachten allemaal dat Lur veilig en vredig was, maar dat is niet zo. Het wordt met de dag gevaarlijker. Stel dat de regen niet ophoudt? Stel dat de bevingen in de aarde krachtiger worden? Er zijn al oogsten mislukt en er is vee verdronken. Als dat zo doorgaat, komt er een tekort aan voedsel. Wat doen we dan? Waar moeten we dan van leven? We zullen een manier moeten vinden om dit koninkrijk te verlaten. En als we niet over de bergen kunnen trekken, hebben we geen keuze. Dan zullen we met boten de zee op moeten.'

Asher stond op. 'Welke boten, Raaf? Vissersboten? Die zijn niet zeewaardig.'

'Dan bouwen we grotere boten,' zei Raaf vermetel. 'Betere boten.'

'En waar zouden we dan heen moeten varen?' vroeg Asher. Hij begon zijn geduld te verliezen. 'Waarschijnlijk kunnen we nergens heen. Is hier zolang er Olken in Lur zijn ooit een boot aangekomen? Néé. We hebben nog nooit één zeil aan de verdomde horizon gezien!'

'Dat betekent nog niet dat we het niet zouden moeten proberen!' schreeuwde Raaf. 'En als jij niets doet, dan moet iemand anders het doen. Iemand moet meer doen dan de mensen vertellen dat er geen hoop is. Barl beware ons, pa, je zou het mis kunnen hebben. Waarom wil je nooit toegeven dat jij het ook wel eens mis kunt hebben?'

Dathne sprong overeind bij de aanblik van Ashers gezicht. 'Rafel, zo is het genoeg.' Haar stem trilde. Haar hele lichaam trilde. De pijn in Ashers ogen.. 'Je weet niet alles. Je weet niet -'

'Ik weet genoeg, mama,' zei Rafel, bleek van kwaadheid. 'Ik weet dat Lur kapotgaat en dat pa het niet kan herstellen. En als hij het niet kan, kan niemand het. Ik mag Fernel Pintte en heer Garrick net zomin als jullie, maar ze proberen in ieder geval iets te doen. Dus vind ik dat we ze het moeten laten proberen. Ik denk dat we niets te verliezen hebben.'

'Dat is niet altijd waar, Raaf,' zei Asher zacht. 'Soms weten we niet wat we te verliezen hebben totdat we het kwijt zijn.'

Raafs gezicht stond nu gesloten. 'In ieder geval,' zei hij, 'is dat het laatste nieuws.'

'Raaf, waar ga je heen?' vroeg Dathne toen haar zoon naar de deur liep. 'Raaf.. '

'Ik ga even weg,' zei hij zonder zijn pas in te houden. 'Ik ben voor het eten terug.'

Ze luisterde zwijgend hoe zijn voetstappen zich verwijderden. Toen keek ze naar Asher. Ook zijn gezicht stond gesloten, alle gedachten en gevoelens veilig weggestopt. Ze stak haar hand uit en raakte zijn arm aan.

'Asher, hij is nog jong. Hij weet niet.. '

Hij liep naar het raam. Legde zijn handpalm tegen het raam en staarde naar buiten, naar de regen en de drassige tuin. 'Dathne, ik moet ook gaan. Naar Westwalen. Als die idioten vastbesloten zijn dit te doen.. dan moet ik erbij zijn.'

Ze wilde nee zeggen. Ze wilde tegen zijn sombere vastberadenheid in gaan, hem vasthouden en kussen totdat hij van gedachten veranderde. Maar ze kon het niet, want in Westwalen was er nog een kleine kans dat hij iets zou kunnen doen. En wat hij daar ook doet, het zal in ieder geval niet de KlimaatRegeling zijn.

'Ik ga met je mee,'fluisterde ze. 'We gaan met z'n allen.'

Hij draaide zijn hoofd met een ruk om. 'Nee, Dath. Jij en de koters moeten hier blijven. Je weet niet wat er gebeurt wanneer ze met dat rif gaan rotzooien. Holze en ik en die anderen zijn voorzichtig te werk gegaan. Dat zullen Pintte en Garrick niet doen. Die idioten gaan proberen het aan stukken te scheuren. Het is er niet veilig.'

'Op dit moment is het nergens in het koninkrijk veilig,' was haar weerwoord. 'Wat dat betreft heeft Raaf gelijk. Bovendien wordt het tijd dat hij een paar dingen uit ervaring leert, onze onbezonnen zoon. En ik wil niet dat Deenie alleen achterblijft. Ze is nog zo jong. Ze heeft me nodig. En Asher, jij hebt óns nodig.'

Ze voelde zijn tweestrijd. Hij wilde tegensputteren, zichzelf als dappere held opwerpen. Als eenzame wolf. Maar zijn ogen vertelden een ander verhaal. Hij was gekwetst door Raaf, wiens jeugdige arrogantie scherper was dan een mes. En erger dan de pijn was de schaamte.. omdat hij zich door haar had laten overhalen om zich niet weer aan de KlimaatRegeling te wagen.

Maar zij weigerde zich daarvoor te schamen. Hoewel hij er nooit over sprak, wist ze dat er wonden waren die nog niet waren genezen. Die misschien nooit zouden genezen. Wat had koningin Dana ook alweer tegen Gar gezegd, dat Gar tegen Asher had verteld, en hij tegen haar?

De weermagie is als een zwaard dat aan twee kanten snijdt. Elke keer dat je het gebruikt, snijd je jezelf eraan.

En voor Gars welzijn en dat van Lur had Asher zichzelf bijna aan reepjes gesneden. Ze wilde niet dat hij zichzelf opnieuw sneed. Niet nu, en nooit meer. En hij wist het.

Maar.. kon ze erop vertrouwen dat hij haar angst respecteerde? Als Pintte en Garrick in Westwalen faalden, wat heel waarschijnlijk leek, en Lurs strijd scheurde het koninkrijk inderdaad aan stukken.. kon ze er dan op vertrouwen dat hij de KlimaatRegeling niet zou aanwenden om hen nogmaals te redden?

Natuurlijk niet. Hij is Asher.

'Mijn lief,' zei ze. 'Ik wil dat je me iets plechtig belooft. Wat er ook gebeurt aan de kust, beloof me dat je de KlimaatRegeling nooit meer doet. Beloof me op het leven van je kinderen dat je die weerkaart nooit meer zult aanraken.'

Vermoeid schudde hij zijn hoofd. 'Dath. .'

'Belóóf het me.'

'Goed dan,'zei hij na een angstaanjagende stilte. 'Ik beloof het.'

Ze glimlachte gespannen. Het kan me niet schelen of hij nu een hekel aan me heeft. Het kan me niet schelen wat hij doet, zolang hij maar niet teruggaat naar die verdomde Weerkamer. 'Mooi zo. Dan ga ik maar pakken, aangezien we naar de kust gaan.'

'Ik zorg ervoor dat het rijtuig en de paarden klaarstaan,' zei Asher.

'En daarna denk ik dat ik maar eens een woordje met Pellen moet gaan wisselen. Hij kan wel wat gezelschap gebruiken, en hij zal willen weten wat Pintte en Garrick van plan zijn.'

Ze fronste. 'Hij zou moeten rusten. Als je hem uitput met politiek en geroddel, Asher, dan wordt hij nooit -'

'Geloof me, Dath, hij zal zich veel drukker maken als hij niet weet wat er aan de hand is. Het laatste wat Pellen wil, is ergens buiten gelaten worden.'

En ook daar had hij gelijk in. Ze zuchtte. 'Als je maar op tijd thuis bent voor het eten. Anders raakt Kokkie in alle staten, en jij bent niet degene die haar gezeur moet aanhoren.'

Ze draaide zich voor de tweede keer om om weg te gaan, en voor de tweede keer hield hij haar tegen. 'Dath. .'

Twintig jaar was een lange tijd om met een man samen te leven. Ze kende hem net zo goed als ze zichzelf kende. Soms beter dan haar lief was. Te goed om te liegen. 'Het kan niet, Asher,' zei ze zacht. 'Ik weet dat je altijd wilt dat hij het beste van je denkt. Maar stel jezelf de volgende vraag, liefste. Zal het Raaf helpen of hem pijn doen als je hem over de weerkaart vertelt? Terwijl hij er niets mee kan doen? Terwijl er niets is wat hij voor jou kan doen?' Ze deed een troostende stap in zijn richting. 'Hij geeft het misschien niet toe, maar hij is bang, net als wij allemaal. Raaf kent je. Hij houdt van je. Je raakt hem hierdoor niet kwijt. Hij weet beter dan ieder ander dat je geen lafaard bent.'

Hij probeerde te glimlachen. 'Denk je?'

'Ik weet het zeker. En ga nu Pellen maar opvrolijken. Doe hem de groeten van mij.'Toen vloog ze op hem af en kuste hem licht op de lippen. 'En vergeet niet... dat ik ook van je hou.'

Toen liet ze hem alleen, want hij huilde niet graag in gezelschap. Zelfs niet wanneer hij al twintig jaar met dat gezelschap getrouwd was. Tot aan de dag waarop Morg Dorana probeerde te vernietigen, heette het bierhuis dat hier stond de Groene Gans. Volgens de mensen die zich dat nog herinnerden, was het de favoriete drinkgelegenheid geweest van het personeel van het paleis en de toren. Pa kwam er drie, vier keer per week om te drinken en te bikkelen, had hij gehoord. Maar het bierhuis was afgebrand op de dag dat Morg stierf, en de herbergier en zijn gezin waren bij de brand omgekomen. Het nieuwe bierhuis dat ervoor in de plaats was gekomen, heette de Dansende Beer. Het bier dat er werd geschonken, werd door Gans zijn pa gebrouwen, en soms door Gans zelf, die het vertrouwen van zijn pa had gewonnen om zelf te stoeien met de hop, de gerstmout en de recepten die prijzen hadden gewonnen op het jaarlijkse gildefestival. Nog steeds kwaad op zijn vader zat Rafel mokkend boven een kroes door Gans gebrouwen moutbier. In een hoekje maakten twee violen en een tamboerijn vrolijke muziek, die hij meer kon waarderen dan het lawaai tijdens Pellens feest. Hoewel er veel was veranderd in de stad, bleef dit een plek voor Olken. Er kwamen nooit Doranen. En de meeste van die Olken wierpen tersluikse blikken over hun schouder naar de zoon van de held in de hoek. Blikken die teleurstelling en ontmoediging uitdrukten, dat de held dit keer geen vinger had uitgestoken om hen te helpen. Dat is mijn schuld niet. Ik heb geprobeerd om met hem te praten.

'Hé,' zei Gans, die zich naast hem op de bank liet glijden. Zijn haar was nat. Zou het ooit nog ophouden met regenen?'Ik kreeg je boodschap. Wat is er aan de hand?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Niks. Ik had alleen geen zin om in mijn eentje te drinken.' Zijn stemming verbeterde iets en hij leunde achterover. 'Heb je erge problemen met je pa?'

Gans zwaaide naar een van de barmeisjes en trok een gezicht. 'Laten we zeggen dat ik op dit moment niet zijn favoriete zoon ben.'

'Gansje bent zijn enige zoon.'

'En niet zijn favoriet.'

'Maar je hebt niets verkeerd gedaan,' protesteerde Raaf. 'Je probeerde Solly te helpen.'

'Wat me vijftig trins en een vermelding in het strafregister heeft opgeleverd, dus.. ' Gans brak zijn zin af en glimlachte naar het barmeisje. 'Een pint bitter, Flora, liefje.'

Er verschenen kuiltjes in Flora's wangen. 'Van jezelf of van je pa?'

'Van mezelf, natuurlijk,' zei Gans grijnzend. 'Anders komen er misschien praatjes. Een brouwer die zijn eigen bier niet drinkt? Dat maakt de tongen wel los.'

Flora's kuiltjes werden dieper. 'Komt eraan, Gans.'

Even bewonderde Raaf de vloeiende beweging van haar heupen toen ze terugkeerde naar de bar. Toen keek hij weer naar Gans. 'Je pa is een idioot. Hij zou trots op je moeten zijn, dat je voor een vriend opkomt.'

'Dat zou hij waarschijnlijk ook zijn als het me geen vijftig trins had gekost,' zei Gans berustend. 'Je weet hoe mijn pa met geld is.'

'Ja,' zei hij. Hij nam nog een slok bier, dat een tikje milder was dan het bier dat Gans' pa brouwde. Maar Gans was dan ook milder dan zijn pa, dus dat was geen verrassing.

In afwachting van zijn bier keek Gans de gelagkamer rond. Er werd gelachen, er werd gespeeld, de muziek was hard en opgewekt, maar onder al die vrolijkheid lag een bittere smet van angst. De regen deed de stemming geen goed. Hij roffelde nog steeds op de pannen van het dak van de Beer, een voortdurende herinnering dat Lur aan het bezwijken was. Gans dempte zijn stem. 'Ik hoorde wat de burgemeester en heer Garrick van plan zijn,'zei hij. 'Is het waar? Hebben we geen keuze dan vertrouwen in die twee te hebben?'

Het zoete bier werd plotseling zuur in zijn maag. 'Daar ziet het wel naar uit.'

'Maar Raaf.. ' Gans beet op zijn lip, even ontmoedigd als de andere Olken in het vertrek. 'Jouw pa is de KlimaatRegelaar, hij -'

'Dat was hij, Gans. Ik weet niet wat hij nu is.'

Flora's terugkeer met Gans' kroes verbrak de geschokte stilte. 'Dank je, liefje,' zei Gans afwezig, en hij viste wat munten voor haar uit zijn zak. Toen ze weg was, leunde hij over de verweerde tafel heen. 'Raaf, wat is er aan de hand?'

Rafel zette zijn eigen kroes neer en wreef met een hand over zijn gezicht. Dat wilde ik niet zeggen. Ik wilde niet... 'Niets,' mompelde hij.

'In ieder geval niets waar ik over wil praten.'

'Voel je je nog steeds zo beroerd?' vroeg Gans, plotseling vol sympathie. 'Ik dacht dat alles wat tot rust was gekomen. Dat heb ik andere Olken, krachtige magiërs, horen zeggen.'

'Dat is ook zo,' zei hij vermoeid. 'Je hebt gelijk, de aarde huilt niet meer zo hard.' Waarschijnlijk omdat hij zichzelf bijna dood had gehuild. Maar hij voelde zich niet sterk genoeg voor die conversatie. Niet vanavond. 'Dus ja, ik voel me iets beter.' Zolang het duurt. Gans knikte. 'Dat is mooi. Raaf.. '

Ze waren al zo lang vrienden dat Gans zijn zin niet hoefde af te maken. 'Nee. Ik kan niets doen om te herstellen wat er mis is. Dat vindt mijn pa niet goed.'

'Raaf.. ' Gans wreef over zijn neus. 'Je pa probeert je alleen te beschermen.'

Woede spoelde door hem heen. 'Heb ik hem dat gevraagd?'zei hij, met een gebalde vuist geheven over de tafel leunend. 'Dat heb ik nooit gedaan, Gans. Dat heb ik verdomme nooit gevraagd. En nu ik iets kan doen, met al die kracht in me.. ' Achteroverleunend goot hij de rest van zijn bier in zijn keel. 'Ik heb net zoveel nut als tieten op een stier.'

'Nou ja,' zei Gans ten slotte ongemakkelijk. 'Je voelt je in ieder geval niet meer zo beroerd.' Hij nam nog een slok van zijn eigen bier en boerde. 'Ik kwam op weg hierheen langs de kapel. Hij was felverlicht en vol met mensen die de dienst van Barlsman Jaffee bijwoonden.' Zijn blik zwierf door het rumoerige vertrek. 'Het lijkt wel alsof we vandaag de dag alleen maar bidden of drinken.'

'Dat zijn niet onze enige keuzes, Gans,' zei hij terwijl hij opstond. Zijn hoofd gonsde van het bier. 'We kunnen ook gokken. Laten we een potje bikkelen opzoeken, ik ben in de stemming om een flinke gok te wagen.'

Ze schoven aan bij een ronde die was begonnen door een paar jongens die op de veemarkt werkten, en al snel voegden twee anderen, oude schoolvrienden, zich bij het gezelschap. Luidruchtig en uitgelaten schreeuwend werden de kuyks en trins van de een naar de ander geschoven. De gele bikkels werden gegooid en er vlogen gemoedelijke beschuldigingen over tafel over valsspelen. En zo deden ze alsof er niets aan de hand was in de wereld.

Toen Rafel opkeek naar de klok boven de bar en zag dat hij te laat dreigde te komen voor het avondeten, haalde hij diep adem en boog zich naar Gans toe om in zijn oor te brullen.

'Het wordt al laat. Ik moet gaan.'

Vrolijk van het bier knikte Gans. 'Goed. Maar waarom kom je morgenochtend vroeg niet naar de brouwerij? We komen mensen tekort... en jij hebt toch niets beters te doen.'

De woorden waren vriendelijk en plagend bedoeld, maar ze staken hem als naalden. Niets beters te doen. En hij had nog gelijk ook. Ik ben Gans niet. Ik wil geen brouwer zijn. Het enige wat ik wil, ligt buiten mijn bereik. En ik weet nog steeds niet wat ik daaraan moet doen. Maar dat was Gans' schuld niet... en zich in de brouwerij in het zweet werken was een manier om de tijd te doden en wat centen te verdienen.

'Goed,' zei hij. 'Ik zal er zijn.

Buiten trok hij de kraag van zijn jas omhoog. Het miezerde nu alleen nog, en de verlaten straat was verraderlijk glad onder zijn voeten. De glimlampen sputterden en vonkten in hun pogingen om aan te blijven, zoals ze al deden sinds de avond van oom Pellens feest, en de storm die Lur uit zijn warme, veilige cocon had gerukt. Maar daar wilde hij niet over nadenken, dus stak hij zijn handen diep in zijn zakken en begon naar huis te lopen. Aangespoord door wat Gans had gezegd, nam hij dit keer niet de stille straatjes, maar liep naar het Marktplein, waar de kapel nog steeds in fel glimlicht was gehuld en de mensen op de stoep stonden omdat ze niet meer naar binnen konden. Er klonk gezang. Prachtig gezang. Hymnes voor Barl. Hij bleef in de schaduwen van het plein staan luisteren, en beetje bij beetje verdween zijn boosheid, gesust door de lichte stemmen in plaats van door Gans' zoete bier.

Na een tijdje besefte hij dat hij niet alleen was. Hij keek opzij en zag pa iets verderop staan. Hij stond ook te luisteren.

'Ik ben bij Pellen geweest,' zei pa zonder zijn blik van de kapel af te wenden. 'Om wat dingen te bespreken.'

Oom Pellen had sinds die avond in het gildehuis geen voet meer buiten zijn deur gezet. Rafel voelde de bezorgdheid daarover in zijn keel kriebelen. 'Voelt hij zich wat beter?'

Pa schudde zijn hoofd. 'Nee.'

'Dus Kerril heeft gelijk?' vroeg hij schor. 'Gaat hij dood?'

'We gaan allemaal dood, jongen,' zei pa. 'De een alleen wat eerder dan de ander.'

Dat was niet het antwoord dat hij had verwacht. 'Bedankt, pa. Erg opbeurend.'

Pa snoof. 'Je weet dat je te laat komt voor het avondeten?'

Hij hief zijn gezicht op naar de met wolken besmeurde avondhemel, en voelde de motregen harder worden, wat meer regen voorspelde. 'Jij ook.'

'Ja,' zei pa, nog steeds bedachtzaam. 'Dan hebben we in ieder geval iets met elkaar gemeen.'

Ze hadden ook hun magie met elkaar gemeen, maar hij werd verondersteld te doen alsof dat niet zo was. Hij voelde de boosheid weer opkomen.. maar hij was te beneveld door het bier en te moe om ruzie te maken, dus hield hij zijn mond.

'Ik ga naar Westwalen,' zei pa. 'Je ma en Deenie gaan mee, en ik vind dat jij ook mee moet gaan. Ik vind dat je zelf moet zien wat er gebeurt wanneer je knoeit met dingen die je beter met rust kunt laten.'

'Pa. .' Hij draaide zich met een ruk om. 'Waarom moet je het op die manier zeggen? Waarom kun je niet zeggen dat je naar Westwalen gaat om de burgemeester en heer Garrick steun te betuigen?'

'Omdat dat niet de reden is waarom ik ga,' zei pa, achteloos zijn schouders ophalend.

'Dus je gaat erheen om ze te bespotten en achteraf te zeggen: "Ik heb het wel gezegd"?' vroeg hij ongelovig. 'Pa, dat is gemeen.'

Pa keek hem aan, met een patroon van glimvuurschaduwen op zijn gezicht. Zijn ogen schitterden fel. 'Ik ga erheen om er te zijn wanneer alles in het honderd loopt, Rafel. Ik ga omdat ik die dwazen misschien kan redden wanneer ze door hun arrogantie hun leven misschien op het spel zetten. Ik ga erheen. .' Pa zweeg en haalde een paar keer diep adem, 'omdat ik ze misschien op andere gedachten kan brengen voordat ze beginnen.'

'Dat zal niet lukken,' zei hij. 'Ze zijn vastbesloten, pa, net als jij.'

'Dat weet ik,' zei pa bijna fluisterend. 'Maar ik moet het proberen, jongen. Hoe kan ik met mezelf leven als ik het verdomme niet probeer?'

Hij klonk zo verloren. Zo gekwetst. Geschokt staarde Rafel hem aan. Dat is mijn pa niet. Z0 klinkt Asher van Restharven niet.

'Kom, jongen,' zei pa, op magische wijze opeens weer zichzelf. Bruusk. Zelfverzekerd. Onbezorgd over de wereld en zijn gevoelens.

'Laten we naar huis gaan, zodat je ma een houten lepel op ons hoofd kapot kan slaan. Je weet hoe je ma over stipte etenstijden denkt. Het is een vervelende eigenschap, maar ze geeft het niet op.'

Ondanks zijn sudderende boosheid en zijn onrust moest hij lachen.

'Goed.'

De kapel en het gezang in de natte avond achter zich latend, liepen ze naar de Hoofdstraat, op weg naar huis.

'Pa,' zei hij terwijl de stemmen smekend naar de verborgen sterren dreven. 'Geloof jij daarin?'

'Waarin?' zei pa, stevig doorlopend.

Hij voelde zich plotseling vreemd. Beschaamd. Maar hij was eraan begonnen, dus moest hij het afmaken. 'Je weet wel. De kapel. De gebeden. Barls genade. Denk je dat ze echt is?'

'Ooit was ze echt,' zei pa na een korte stilte. 'Ze was een vrouw van vlees en bloed, Raaf. Ze leefde en ademde en liep door deze straten.'

'Dat weet ik wel.' Waarom kon pa nooit gewoon antwoord op een vraag geven?'Maar nu? Denk je dat ze over ons waakt? Dat ze ons hoort bidden? Dat ze doet wat we vragen?'

Pa gromde wat. Ze hadden het steile gedeelte van de Hoofdstraat bereikt, het laatste stuk, dat regelrecht naar de paleispoorten leidde. Ze hijgden van het snelle lopen.

'Kun je zo'n vraag niet beter aan iemand als Barlsman Jaffee stellen?'

'Ik weet al wat hij denkt. Ik wil weten wat jij denkt. Ik wil weten of-'

'Of we onszelf voor de gek houden door te bidden?' vroeg pa zwaar ademend. 'Of we onze buiken met valse hoop vullen, zoals jij de jouwe vanavond met bier hebt gevuld?' Pa schudde zijn hoofd. 'Ik weet het niet, Raaf. Eerlijk waar niet. Misschien wel. Misschien zijn wij wel de enigen die dat vrome gezang van die mensen achter ons horen. Maar als ze zich er beter door voelen.. als het ze kracht geeft.. maakt het dan iets uit? Mensen hebben iets nodig om zich aan vast te grijpen wanneer de zee ruw wordt.'

'En die is ruw, nietwaar? Lur zit in de problemen, pa. Grote problemen.'

'Ja,' zei pa somber. 'Dat kun je wel zeggen.'

Zijn hoofd bonsde. 'Wanneer vertrekken we naar Westwalen?'

Hij voelde zijn vaders verbazing in de vochtige, slecht verlichte duisternis. Zijn heimelijke genoegen. 'Dus je gaat mee?'

De brouwerij liep niet weg. Wanneer hij terug was, kon hij er ook nog geld verdienen. Hij zou Gans een boodschap laten overbrengen. Zijn vriend zou het wel begrijpen.

'Ja. Ik ga mee.'

'We vertrekken morgenochtend, zo vroeg mogelijk,' zei pa. 'Ik wil er zijn voordat Pintte en Garrick en die dwazen die ze met zich meenemen komen opdagen. Ik wil wat tijd hebben om aan te voelen hoe het er daar voor staat. Ik wil kijken of wat zij willen doen mogelijk is.'

Hij wierp een blik opzij en vertraagde zijn pas iets. 'En als dat zo is? Help je ze dan?'

'Als het mogelijk is, zal ik wel moeten, nietwaar?'

'Hoe? Er zal geen Olkense magie worden gebruikt, pa. Er zullen alleen Doraanse spreuken worden gebruikt.'

'Ja, nou,' zei pa, plotseling op zijn hoede. 'Ik heb nog wel wat trucjes achter de hand.'

De kist Durms geheime spreukenboeken en perkamentrollen, waarvan hij geacht werd niets te weten. Hij knikte achteloos en probeerde onschuldig te kijken.

'Dat is mooi, pa. Dat is fijn om te weten.'

De rest van de weg naar huis werd in stilzwijgen afgelegd. Zodra de zon de volgende ochtend opkwam, laadden ze in een gestage motregen het rijtuig op en reden Dorana uit, op weg naar het kustplaatsje Westwalen. Het was een troosteloze reis. Dertien dagen lang regen, harde wind, twee hagelbuien en nog vier sidderende aardbevingen. Het rijtuig kwam drie keer vast te zitten en een van die keren brak er een wiel. Dat gebeurde op een verlaten stuk weg tussen Platijzer en Ezelsoor en werd met Doraanse magie opgelost, aangezien Asher op dat moment voor koetsier speelde en er niemand in de buurt was die het kon zien. Rafel keek hoe zijn vader de gebroken spaken met afwezig gemak repareerde. Hij moest weglopen, zo kwaad maakte dat hem. Eén regel voor pa en een andere voor hem. En zijn ouders vroegen zich af waarom hij zo snel geïrriteerd was. Toen ze Westwalen eindelijk bereikten, met Fernel Pintte, Rodyn Garrick en de rest ergens achter hen op de weg, namen ze hun intrek in de Dansende Dolfijn, die na al die jaren nog steeds in bedrijf was. Daarna was het een kwestie van afwachten.

Mismoedig stond Asher met zijn gezin op de lange stenen pier van Westwalen. Hij staarde naar het slaperige water van de haven en de schuimende golven die erachter braken op het Drakentandrif. Achter het rif kolkten maalstromen en verraderlijke, onvoorspelbare waterhozen, veroorzaakt door de vuile magie die na Morgs vernietiging was achtergebleven. De magie die al die jaren geleden had geprobeerd hem te doden. Het was een vreselijke herinnering, bijna net zo erg als de herinnering aan wat er met Matt en Veira. . en Gar was gebeurd. Daar wilde ik eigenlijk nooit meer aan hoeven denken. En toch was hij hier, en hij dacht eraan, oog in oog met een verleden dat hij niet kon vergeten of ontvluchten. Twee dagen geleden, op de middag dat hij met zijn gezin in Westwalen was aangekomen, was hij met een bootje naar het rif gevaren. In zijn eentje, hoewel dat idee zijn gezin geenszins aanstond. Twee keer per jaar, ieder jaar, voer iemand van de vissersgemeente langs de rand van het rif om te kijken of de maalstromen en waterhozen waren verdwenen of zwakker waren geworden, maar dat was nooit het geval. Er waren zelfs drie mannen bij verdronken die iets te onvoorzichtig waren geweest. Dathne, Rafel en Deenie waren bezorgd dat hij de vierde zou worden. Hij had hun protesten genegeerd. Hij moest het rif van dichtbij zien.

Terwijl hij het bootje verbeten tegen de zuiging van de maalstromen in stuurde, zo dicht bij het rif varend als hij durfde, had hij gekeken hoe de waterhozen lukraak uit het schuimende oppervlak van het water omhoog spoten. Hij had zijn ogen half dicht moeten knijpen tegen het bijtende, stuivende water dat in zijn gezicht sloeg, zijn haren en kleren doorweekte en tegen het zeil van zijn bootje spatte. De lucht was vol agressieve geluiden, en zijn hele lichaam bonsde synchroon met het razende bonzen van zijn hart. Toen keek hij naar de tollende, grommende monden van de maalstromen, monsterlijke gaten in de oceaan, gretig om hulpeloze schepen naar hun ondergang te slepen. Hij opende zijn geest voor de verrotting in het rif. Het was net zo erg als hij zich herinnerde. Hij braakte zijn lunch over de zijkant van het bootje uit toen hij het voelde. Pintte en de anderen waren gek. Hij moest ze tegenhouden voordat het te laat was. Maar hij wist niet hoe.

Harde stemmen brachten hem terug naar de werkelijkheid. Verderop op de pier, helemaal aan de andere kant, was het een drukte van jewelste. Rodyn Garrick, zijn zoon en de Doraanse magiërs die hij bij zich had, waren zich daar aan het voorbereiden om Morgs oprukkende verwoesting het hoofd te bieden. Die lastpak van een Ain Freidin was een van hen. . wat de nodige vragen opriep.

Fernel Pintte was er ook. Hij was in een gesprek verwikkeld met de burgemeester en de Raad van Westwalen, en spoorde ondertussen de Olkense vissers aan die er - tegen een fikse prijs - in hadden toegestemd hen naar het rif te varen. Dwazen waren het, stuk voor stuk. Met een sombere blik over de haven haalde hij zijn handen uit zijn zakken en sloeg zijn armen over elkaar. 'Ik blijf erbij dat dit een verdomd slecht idee is.'

Dathne, die naast hem stond, klopte hem op de arm. 'Ja, Asher. Dat weten we.'

Deenie klemde haar vingers in de kromming van zijn elleboog. 'Het rif geeft me de rillingen,' zei ze zacht.

'Jij krijgt nog rillingen van je eigen schaduw,' spotte Raaf. 'Waarom ben je eigenlijk meegegaan?'

Omdat voorgewende doofheid en stomheid het beste was wanneer Rafel in een tegendraadse bui was, negeerde Asher hem en keek omlaag naar zijn dochter. 'Het rif is slecht, muis, ik weet het. Maar is dat alles wat je voelt?'

'Niet doen, pa,' zei Rafel. 'Je maakt het alleen maar erger. Je weet toch hoe ze is?'

Geërgerd wierp hij zijn zoon een waarschuwende blik toe. Het was verdraaid jammer dat Raaf na het ontbijt tegen Arlin Garrick op was gelopen, en zich door dat puisterige rotjoch had laten opjutten. Niet dat daar op dit moment veel voor nodig was. Dath had gelijk. Hun zoon mocht dan twintig zijn, maar hij was nog lang niet volwassen. Twintig. Toen ik zijn leeftijd had, vertrok ik naar de stad. Was ik toen net zo onbezonnen als hij? Zo onverschrokken en er zo van overtuigd dat ik al es wist?

Hij wist het niet meer. Er was sinds die tijd te veel gebeurd. Hij was de veertig al gepasseerd. Veertig. Hoe was het mogelijk?

'Laat maar, pa,' zei Deenie met een beverige glimlach. 'Let maar niet op mij.'

Dat was echt weer iets voor zijn muisje, maar het beantwoordde zijn vraag niet. 'Deenie, als je nog meer voelt, dan moeten we -'

'Nee, pa,' hield ze vol. 'Hou erover op. Straks kijkt iedereen naar ons. Naar mij.'

En voor Deenie was dat het ergste wat er was. Rafel was dol op aandacht. Hij genoot van menigtes en lawaai en van gezien worden. Maar Deenie? Deenie was pas gelukkig wanneer ze tot aan haar wenkbrauwen achter een boek verstopt zat. Ze is echt een kind van mij en Dathne samen. Maar Raaf? Alle roestige ankers, Raaf lijkt zoveel op zijn opa. Voordat ma stierf, was pa de dorpslantaarn die iedereen volgde.

Deenie trok zacht aan zijn mouw. 'Alsjeblieft, pa,' zei ze. Haar rusteloze blik schoot in het rond om te zien of ze waren gehoord door de Olken en Doranen die als mieren over de pier krioelden.

'Deenie,' zei Dathne. 'Als je je niet goed voelt, kunnen we teruggaan naar de Dolfijn.'

'Je ma heeft gelijk, muis,'zei hij. Hij liet zijn hand over Deenies arm glijden. 'Je hoeft hier niet te blijven als je geen zin in dit gedoe hebt.'

Rafel snoof. 'Je had thuis moeten blijven, Deenie, en Charis gezelschap moeten houden.'

'Nee,' zei Deenie. 'Charis heeft genoeg aan haar hoofd nu oom Pellen ziek is. Ik zou haar alleen maar in de weg lopen.'

Bij de herinnering aan de zorgen die ze in Dorana hadden achtergelaten, richtte Asher zijn norse blik op de met zout bedekte stenen van de pier. Toen pakte hij Deenies hand en liep met een waarschuwende blik op Dathne een stukje met zijn dochter terug over de pier, in de richting van het vissersdorp Westwalen, waar zich bijna net zoveel mensen hadden verzameld, die hoopten op wat vertier, zoals bij het jaarlijkse Festival van de Zeeoogst. Toen ze veilig buiten gehoorsafstand van Pintte, Garrick en de rest, en Rafel waren, liet hij Deenies hand los en sloeg zijn arm om haar schouders. Ze keek naar hem op, zo vol vertrouwen. Een onopvallend kind, mager, net als haar moeder was geweest toen hij haar voor het eerst ontmoette.

'Vooruit, muis,' zei hij zacht. 'Vertel me wat je voelt.'

'Pa. .'Deenies gezicht vertrok. 'Daar praat ik liever niet over. Je weet het trouwens al.'

'Ik weet wat ik weet,' zei hij. 'Maar ik weet niet wat jij weet. Toe, Deenie. Van geheimen komt niets goeds.'

Met een zucht sloeg ze haar magere armen om haar ribben, net zoals haar ma altijd deed, en draaide haar hoofd om om over de haven te staren. Het was halverwege de ochtend en voor het eerst sinds dagen was de lucht onbewolkt. De zon weerkaatste schitterend op het water, en een zilte bries blies door haar korte haar en bracht een kleur op haar hoge jukbeenderen.

'Maakt het iets uit hoe ik me voel, pa?' mompelde ze. 'Het verandert toch niets.'

Dat was helaas waar. Maar toch wilde hij - moest hij - weten wat ze kon voelen. Sinds die vreselijke nacht, toen ze schreeuwend wakker was geworden omdat hij in zijn rusteloze slaap strijdbeesten had opgeroepen, had hij zich zorgen om haar gemaakt. Niet op de manier waarop hij zich zorgen over Rafel maakte, die alle grenzen opzocht. Hij had angst om Deenie omdat ze, net als hij, weinig om haar magie leek te geven.. maar toch, net als haar broer, door hem was vervloekt met iets wat andere Olken niet was gegeven.

'Mij maakt het wel iets uit, muis,' zei hij. 'Is het mijn taak niet om jou te beschermen? En dat kan ik niet doen als ik niet weet wat er aan de hand is.'

Ze had een lieve glimlach, zijn Deenie, maar nu waren haar lippen stijf op elkaar gedrukt. 'Je kunt me niet eeuwig beschermen, pa. Je zult er niet eeuwig zijn.'

Pellen. 'Heb je met Charis zitten praten, muis? Heeft ze je van streek gemaakt door over haar vader te praten? Laat je niet bang maken omdat Pellen ziek is. Ik blijf hier.'

Deenie keek hem aan. Jong, zo verduiveld jong, maar met een angstaanjagend volwassen blik in haar ogen. 'Totdat je weggaat.'

'Deenie.. Deenie.. ' Hij trok haar naar zich toe in een stevige omhelzing. 'Mij overkomt niets en Pellen ook niet. Als Morg hem niet kon doden, dan kan die vervloekte hoest het ook niet. En probeer me nu niet langer af te leiden, maar vertel me wat je voelt.'