-
Mijn steaksandwich voor het nieuwe jaar
IK BEN NIET goed in goede voornemens.
Voor mij is oudjaar, net als kerstavond, een moment voor contemplatie. Het is een goed moment om terug te kijken – niet met het idee dat je dingen beter moet doen, want dat werkt alleen bij praktische zaken, zoals het verbeteren van je zwemtechniek of je Frans. Nee, je moet de belangrijke zaken niet beter aanpakken, maar anders.
Misschien gaat het om de omgang met je partner, of met je kinderen. Misschien wil je meer vreugde in je leven. Misschien wil je meer tijd. Misschien moet je iets loslaten.
Het is moeilijk om dingen anders te doen. We houden van gewoontes. Dat is volgens mij de reden dat mensen besluiten om hun gewoontes in het nieuwe jaar te veranderen. Sommige mensen lukt dat, door wilskracht, maar de meeste falen. Daden en gedrag – gewoontes – liggen aan de oppervlakte. De reden waarom we ons op een bepaalde manier gedragen of bepaalde dingen doen, ligt meestal dieper begraven – en daarom moeten we vaak eerst iets fundamenteels aan onszelf veranderen als we iets aan ons gedrag willen doen.
Mijn oude Joodse vriendin Mona zegt dat je met twee tassen door het leven gaat. Je moet weten welk probleem je in welke tas moet stoppen. De ene tas is tijd en geld. De andere tas is de worsteling met leven en dood. Bij de worsteling met leven en dood hoort ook iedere poging om bewust te leven nadat je aan je materiële behoeften hebt voldaan. En het accepteren van de dood hoort ook bij de worsteling met leven en dood.
Mevrouw Winterson vierde Kerstmis met een mengeling van mistroostigheid en verwachting. Dit was een vrouw voor wie het leven de ervaring was die voorafging aan de dood. Er was een betere wereld, maar die lag niet op de busroute en ze kon niet rijden.
Ieder jaar vroeg ze zich hardop af of dit haar laatste jaar zou worden. Ze vroeg zich ook af of dit het jaar van de Apocalyps zou worden.
Gewoonlijk ging het als volgt: midden in de nacht, als ik lag te slapen en papa nachtdienst had, blies mevrouw W onder aan de trap haar versie van de laatste bazuin. We hadden geen jachthoorn en daarom deed ze dat meestal op een mondharmonica of een kam en papier. Soms sloeg ze gewoon op een pan.
Dan moest ik naar beneden rennen en in de kast onder de trap kruipen. Daar stonden twee krukken en een olielamp. En heel veel blikken met eten. We lazen in de Bijbel en zongen. Als het einde der tijden was aangebroken, bleven wij wachten onder de trap tot een engel ons kwam bevrijden. Ik vroeg meestal of de vleugels van de engel wel onder de trap pasten, maar volgens mevrouw Winterson hoefde de engel helemaal niet binnen te komen.
Ik weet niet waar papa tijdens deze hele toestand moest blijven, maar hij had zijn blikken helm uit de oorlog nog, dus misschien moest hij die opzetten en buiten wachten.
We leefden in de eindtijd. Als je zo leeft, leef je in een toestand van verhoogde waakzaamheid. Dat deed ik. Dat doe ik nog steeds. We dragen zoveel dingen uit het verleden met ons mee. En als we daar niets aan kunnen veranderen, kunnen we het maar beter erkennen. Dan kun je er in elk geval om lachen of er zelf nog iets van maken.
Met oud en nieuw verbrandden we vroeger thuis op slag van middernacht altijd ritueel de kalender. Dat doe ik nog steeds. Ik vind het prettig om door het huis te lopen en de oude kalenders te verzamelen.
Ik weet dat tegenwoordig nog maar weinig mensen een open haard hebben, en een shredder is lang niet zo poëtisch als een haardvuur. Een vriend van mij schrijft alle dingen waarvan hij spijt heeft op een blaadje en verbrandt dat in de keuken in een kaars. Andere vrienden steken vuurwerk af en doen bij iedere pijl een wens.
Vuur is feestelijk en uitdagend. Licht en vuur zijn altijd al het symbool geweest van de geest die zich tegen de meedogenloosheid van de tijd verzet.
Als het bijna middernacht is, zet ik de radio aan. Als ik de Big Ben hoor slaan op de BBC, geeft dat een plechtig gevoel en een gevoel van traditie. Bij de eerste slag van de klok zet ik de achterdeur open om het oude jaar naar buiten te laten en daar blijf ik staan tot hij is vertrokken. Vaarwel! Bij de laatste slag doe ik de voordeur open om het nieuwe jaar binnen te laten en welkom te heten. Dit is nogal een gedoe omdat ik onderweg langs de haard met de kalenders moet zien te komen. En gewoonlijk zeg ik daarbij Tennyson op, want iedereen wordt wel eens een beetje sentimenteel:
Luid, klokken, tot de wilde lucht,
De wolk die jaagt, het ijzig licht
Vannacht, de dood van ’t jaar in zicht:
Luid, klokken, bij zijn laatste zucht.
De rest van dit deel van dit ontzettend lange gedicht, In Memoriam, is verschrikkelijke rijmelarij en daarom laat ik het meestal maar bij dit kwatrijn. Een groot dichter schrijft niet altijd grootse poëzie.
Dat is op zich een les voor Nieuwjaar.
We zijn mensen en geen machines. We hebben slechte dagen. We hebben geestelijke problemen. We hebben inspiratie, maar we falen. We zijn niet lineair. We hebben een hart dat breekt en een ziel waarmee we niets kunnen beginnen. We doden en vernietigen, maar we bouwen ook en maken dingen mogelijk. We zijn op de maan geweest en hebben de computer uitgevonden. We besteden de meeste dingen uit, maar we moeten wel met onszelf zien te leven. We zijn pessimisten, die geloven dat het te laat is en allemaal niks meer uitmaakt. We zijn de comeback kids die graag een tweede kans krijgen. En ieder Nieuwjaar krijgen we een nieuwe kans.
Maar wat is Nieuwjaar eigenlijk?
Tot 1752 vierden Groot-Brittannië en haar koloniën (sorry, Amerika) twee keer per jaar Nieuwjaar omdat het officiële nieuwe jaar begon op 25 maart, op Maria-Boodschap, dat zo heette omdat Jezus op 25 december is geboren en Maria precies op tijd is en dus op 25 maart zwanger is gemaakt. Dat kwam ook handig uit omdat het net na de lentenachtevening van 21 maart was, de dag waarop onze voorchristelijke voorouders Nieuwjaar vierden. Nieuw leven, de terugkeer van de zon, allemaal heel logisch.
In Groot-Brittannië wordt Nieuwjaar sinds de dertiende eeuw op 1 januari gevierd, maar tot de achttiende eeuw was men vanwege het officiële Nieuwjaar op 25 maart drie maanden lang gedwongen er een dubbele agenda op na te houden, afhankelijk van de vraag of men nu wel of niet van mening was dat het nieuwe jaar al was begonnen.
Om het allemaal nog leuker te maken werd de juliaanse kalender, die in 45 voor Christus door Julius Caesar was bedacht, in 1582 afgeschaft door het rooms-katholieke Europa en vervangen door de gregoriaanse kalender, die tegenwoordig nog steeds wordt gebruikt.
Het probleem was dat Caesars jaar elf minuten langer duurde dan een zonnejaar, waardoor de kalender iedere 128 jaar een dag achterliep op de zon. In de zestiende eeuw was er geen verband meer tussen de kalender aan de muur (oké, die was er niet, maar je snapt het idee) en de herfst- en lentenachtevening en de winter- en zomerzonnewende. Paus Gregorius besloot dat Europa een nieuwe kalender nodig had. Die werd natuurlijk naar hem vernoemd en iedereen moest het ermee eens zijn omdat hij de paus was. En behalve Engeland was iedereen het er ook mee eens.
Engeland was druk bezig te breken met de Kerk van Rome – dit was onze eerste Brexit. We waren natuurlijk niet zo stom dat we die kalender met iedere maand een ander plaatje van de paus gingen kopen.
En zo bleven we elf dagen afwijken van de rest van Europa. En dat bleef zo tot 1752, niet alleen in Groot-Brittannië, maar ook in Amerika zodra de puriteinen Plymouth Rock hadden bereikt.
Je hoort de oude kalender nog in de naam van de maanden: september, de zevende maand. Oktober, de achtste maand, november, de negende maand, december, de tiende maand. Toen we ons in 1752 aan de nieuwe kalender aanpasten, raakten we die elf dagen dus ‘kwijt’. En daardoor werd 2 september 1752 gevolgd door 14 september 1752.
De tijd is een mysterie.
En hier is mijn steaksandwich voor het nieuwe jaar.
Ingrediënten
* Het beste zuurdesembrood dat je kunt krijgen
* Entrecote. Snijd hem dunner dan gewoonlijk – denk aan een sandwich en niet aan een lap vlees.
* Groene en rode wintersla, radicchio, witlof, bindsla
* Mierikswortel
* Zelfgemaakte mayonaise (zie bij ‘Susies gravlax voor kerstavond’)
Bereidingswijze
Snijd het brood niet te dun. Smeer er mayonaise op. Geen boter.
Beleg beide sneden brood met groene en rode sla.
Bak of gril de entrecote zoals je hem het liefste eet – rood of goed doorbakken – en leg op iedere snee brood een of twee plakken.
Smeer mierikswortel op de lappen vlees.
Leg de tweede boterham op de eerste – de sla blijft wel op zijn plek liggen.
Snijd de sandwich met een dodelijk mes doormidden.
Eet hem direct op.
Drink er een lichtgekoelde gamay bij, ongeacht het tijdstip, ook als het nog ochtend is. Dit is nieuwjaarsdag en miljoenen mensen beginnen nu aan hun alcoholvrije januari en zijn begonnen aan een dieet. Protesteer.
Als ik gasten heb die vegetariër zijn, maak ik een omeletsandwich voor ze: ik smeer brown sauce op hetzelfde brood, en geen boter. Ik geef er een glas champagne bij. Of een kop sterke thee. Meer kan ik niet doen.
Gelukkig Nieuwjaar.