-

DE SNEEUWMAMA

Het sneeuwde. We weten niets over de ‘het’ die sneeuwt. Het zou God kunnen zijn. Misschien ook niet.

Hoe dan ook. Het. Sneeuwt.

Wat voor soort sneeuw?

Er zijn verschillende soorten sneeuw. Wist je dat?

Er is bergsneeuw. En poolsneeuw. En skisneeuw en diepe sneeuw en dwarrelende sneeuw als piepkleine motjes en vlagen sneeuw als haastige motten en sneeuw in vlokken alsof iemand (het?) de hemel raspt.

En sneeuw die net zo venijnig prikt als een insect en sneeuw die zo zacht is als schuim en natte sneeuw die niet plakt en droge sneeuw die wel plakt en die de wereld verpakt als een installatie tot je ’s nachts op een gegeven moment wakker wordt en merkt dat het geluid is verdwenen, tot je ’s nachts op een gegeven moment dieper in je bed kruipt, tot het ’s nachts op een gegeven moment sneeuwt in je slaap en je slaap even diep is als sneeuw.

En dan!

En doe nu de gordijnen open!

Wauw!

Sneeuw op sneeuw op sneeuw op sneeuw op sneeuw.

Er ligt een laag waarin de hond kan verdwijnen en waaruit alleen zijn oren tevoorschijn komen als vleugels. Auto’s zijn heuvels. Geluiden zijn opgewonden kinderen.

We gaan een sneeuwpop maken!

Nicky en Jerry rolden de sneeuwbal groter en groter en ronder en ronder. Al snel was het sneeuwlichaam groter dan dat van hen.

Vind je haar te dik? vroeg Nicky.

Hoe weet je dat ze een zij is?

Nou, dat weet ik pas als we haar kleren hebben aangetrokken.

Maar je blijft haar tegen haar zeggen.

Omdat ze dik is.

Hoe maak je een dunne sneeuwpop?

Ze probeerden het. Ze rolden een sneeuwstam en zetten hem rechtop, maar hij viel om toen ze het hoofd op de paal wilden zetten.

Nicky was niet onder de indruk. Ze trok een gezicht. Ze zei: Als we haar nou iets piramideachtiger maken en een nek geven of zoiets. Een dikke nek is niet mooi.

Jerry wilde geen piramideachtige sneeuwpop maken.

Ze zei: Alle sneeuwpoppen zijn dik. Als ze niet dik zijn, krijgen ze het niet warm.

Nicky was niet onder de indruk. Ze smelten als ze het warm krijgen.

Warm vanbinnen, dombo! Kom op, Nicky, help me eens met het rollen van haar hoofd.

Nicky’s moeder kwam naar buiten met twee mokken warme chocolademelk.

Hé, wat een mooie sneeuwpop! Hij is prachtig!

Het is een zij. Hebben we nog kleren voor haar?

Natuurlijk! Ga maar eens kijken wat er in de bak voor de kringloopwinkel zit.

Nicky rende naar binnen en liet haar dampende mok chocolademelk staan.

Nicky had een knappe moeder. Ze was slank en blond, in wel drie verschillende kleuren. Ze glimlachte naar Jerry. Ze had mooie tanden.

Hoe gaat het met je moeder, Jerry? Alles goed met haar?

Jerry knikte. Haar moeder moest hard werken en werkte ’s nachts in een hotel. Soms dronk ze te veel en dan raakte ze buiten westen. Jerry’s vader was vorig jaar vertrokken, vlak voor Kerstmis, en niet meer teruggekomen. Nicky’s moeder verplaatste haar geringe gewicht van haar ene voet naar de andere.

Waarom blijf je niet een nachtje logeren? Dat zou Nicky leuk vinden.

Ik zal het vragen.

Je kan wel even bellen, zei Nicky’s moeder, maar Jerry kon niet bellen, want de telefoon van haar moeder was afgesloten. Maar dat wilde ze niet zeggen en daarom zei ze: Ik ga straks wel even langs om het te vragen.

Nicky kwam terug met haar arm vol kleren. Ze probeerden een trui, een hoodie, een jurk met knoopjes, maar niets paste.

Het is net Assepoester, zei Jerry.

Bedoel je dat ze het lelijke zusje is? vroeg Nicky.

Ze is een prinses, maar niemand weet het. Hier. Probeer dit eens.

De muts met het bolletje paste.

Ze kan naar het bal!

Met een bolletjesmuts?

Ja.

Nou, dat kan ze niet, want ze heeft geen benen. En hoe zit het met haar ogen? Ze moet ogen hebben. Maar geen knopen.

Nee, geen knopen, geef me je armband eens… die groene stenen… dat worden haar ogen. Kom op!

Wat doe je nou? Dat is mijn armband!

Maar Jerry luisterde niet. Ze trok de armband stuk en gaf de Sneeuwvrouw grote, groene, starende ogen.

Nu is ze net echt! zei Nicky.

Ze moet nog een neus hebben, zei Jerry. Of misschien een snuit.

Jerry dacht helemaal niet meer aan Nicky. Ze gaf de Sneeuwvrouw een neus van een dennenappel en een mond die een grote rode glimlach was. Het was de werpring van de hond die in twee stukken was gebroken, maar het leek een grote rode glimlach.

Nicky zat ondertussen een spelletje te spelen op haar iPad. Het waren korte middagen en koude dagen. Het zou snel donker worden. Nicky’s moeder riep vanuit de keukendeur: Jerry! Je moet nu naar je moeder gaan als je nog wil terugkomen!

Jerry beloofde de Sneeuwvrouw dat ze zo terug zou zijn en rende weg. Maar haar moeder was niet thuis. In huis was het donker. Soms werd de elektriciteit afgesloten en dan kon Jerry niet worden binnengelaten met de intercom. Dan moest ze aan de achterkant over de muur klimmen en de sleutel achter de vuilnisbakken pakken. Dat deed ze, maar de sleutel lag er niet en het was achter net zo donker in huis als aan de voorkant.

Zoek je je moeder? vroeg meneer Store, de eigenaar van de winkel die Store’s Stores heette.

Jerry knikte. Ze zei niets. Meneer Store zei: Je moeder is er niet. Ze is weggegaan en niet teruggekomen. Zoals gewoonlijk.

Meneer Store was afschuwelijk. Hij had een afschuwelijk gezicht en hij staarde je afschuwelijk aan en hij droeg altijd dezelfde afschuwelijke overall. Soms vroeg de moeder van Jerry of ze melk of brood kon krijgen en de volgende dag mocht betalen. Hij zei altijd nee. Nu stak hij zijn afschuwelijke handen in de bruine zakken van zijn afschuwelijke overall en ging weer naar binnen.

Jerry besloot nog even te wachten en ging op het trapje voor de deur zitten zodat ze een beetje beschut was tegen de kou.

Ze dacht aan de Sneeuwvrouw. Ze was minstens tweeënhalve meter, groter dan alle anderen. Toen Jerry nog klein was, hoopte ze dat ze tweeënhalve meter zou worden. Dan zou ze iedereen wel eens een lesje leren.

Dan zou ze iedereen laten zien met wie ze te maken hadden.

De avond viel. Waarom zeggen we dat zo? Alsof de avond hier helemaal niet wilde zijn, maar is gestruikeld toen hij langs de maan kwam. De maan was helder. Iedereen kwam nu thuis, de dag was voorbij, de avond koud. In het ene na het andere raam in de straat begon licht te branden. Jerry kwam overeind om haar armen en benen te warmen en liep op en neer door de straat en keek bij alle huizen naar binnen. Mensen gingen aan tafel. Mensen zaten tv te kijken. Mensen liepen van de ene kamer naar de andere, zeiden iets – ze kon het niet verstaan en hun mond ging open en dicht als de bek van een goudvis.

Er was een vogel in een kooi en ze zag een Duitse herder die voor een voordeur lag en wachtte tot die werd geopend.

Overal brandde nu licht, behalve bij haar thuis.

Misschien dacht haar moeder dat ze bij Nicky zou logeren. Misschien moest ze nu teruggaan.

Jerry begon aan de wandeling naar Nicky’s huis, die een halfuur duurde. Het leek later dan het was – de verlaten straten, geen verkeer. Een zwarte kat liep langs een witte muur.

Daar was Nicky’s huis – en er brandde nog licht. Jerry rende naar het hek, maar toen ze er was, gingen alle lichten zomaar uit en was het daar net zo donker als bij haar thuis.

Hoe laat was het? De stationwagon stond op de oprit. Jerry veegde sneeuw van de autoruit en gluurde naar de klok. 23:30. Het kon geen halftwaalf ’s avonds zijn.

Jerry was opeens bang en moe en radeloos. Ze wist niet hoe laat het was en ze wist niet wat ze moest doen. Misschien kon ze in de schuur slapen. Jerry liep van het donkere huis naar de tuin, waar het merkwaardig licht en wit en helder was vanwege de sneeuw.

De Sneeuwmama keek haar aan met twee heldergroene juwelenogen.

Ik wou dat je levend was, zei Jerry.

Een levende wat was? zei de Sneeuwmama. Een levende kat? Een levend circus?

Zei je nou iets? vroeg Jerry aarzelend.

Ja, ik zei iets, zei de Sneeuwmama.

Je hebt je mond niet bewogen…

Zo heb jij hem gemaakt, zei de Sneeuwmama. Maar je kan me toch horen?

Ja, zei Jerry, ik kan je horen. Ben je echt levend?

Moet je kijken! zei de Sneeuwmama en ze schoof een stukje opzij. Niet slecht voor iemand zonder benen. Maar zo heb jij me gemaakt.

Sorry, zei Jerry, ik wist niet hoe ik benen moest maken.

Maak je niet druk om dingen waar je niets aan kunt doen. Je hebt je best gedaan. En ik kan trouwens glijden. Kom mee! We gaan een eindje glijden!

De Sneeuwmama kwam verbijsterend snel in beweging voor een voorwerp zonder benen, wielen of een motor. Jerry moest rennen om haar in te halen.

Hou mijn hand vast, zou ik zeggen, zei de Sneeuwmama, als je me handen had gegeven.

Wacht! zei Jerry. Wil je twee spitvorken als handen?

Dat zou ik heel aardig vinden, zei de Sneeuwmama.

Daarom haalde Jerry twee (kleine) spitvorken uit de schuur en die duwde ze stevig in de flanken van de Sneeuwmama. De Sneeuwmama bewoog haar schouders een beetje op en neer om ze op de juiste plek te krijgen en toen concentreerde ze zich en lukte het haar om de tanden te buigen.

Hé! Hé! Hé!

Hoe doe je dat? vroeg Jerry.

Dat is een mysterie, zei de Sneeuwmama. Weet jij hoe je dingen doet? Is er iemand die dat weet? Ik deed het gewoon. Kom op, we gaan!

Waar gaan we naartoe?

De anderen zoeken!

Jerry en de Sneeuwmama gingen de tuin uit en de weg op. De Sneeuwmama ging veel sneller dan Jerry, die steeds viel.

Als een vis in het water, zo voel ik me, zei de Sneeuwmama. Ik voel me helemaal in mijn element. Kom aan boord! Klim er maar op en steun met je voeten op de tanden.

Al snel vlogen ze samen over straat. Jerry had haar voeten in de tanden gezet alsof het stijgbeugels waren en ze hield de uiteinden van Sneeuwmama’s sjaal vast alsof het een leidsel was. En daar gingen ze, langs de school en langs het postkantoor, of althans, ze waren bijna langs het postkantoor toen een klein stemmetje riep: WACHT OP MIJ.

De Sneeuwmama maakte een schuiver om tot stilstand te komen.

Ze zei: WIE IS DAAR?

Op de brievenbus stond een Sneeuwpoppetje met een papieren hoedje op zijn hoofd. Hij was daar door een stel kinderen neergezet. HET IS HIER ZO SAAI, zei het sneeuwpoppetje, NEEM ME MEE!

Waarom praat je in hoofdletters? vroeg de Sneeuwmama. Weet je niet dat het onbeleefd is om in hoofdletters te praten?

Ik heb geen familie, zei het Sneeuwpoppetje, en ik ben nooit naar school geweest. Sorry.

Nou, kom op, zei de Sneeuwmama, hou je maar aan de voorkant vast, want de achterkant is al bezet. Dan zullen we zien wat er te zien is.

AANGENAAM MET U KENNIS TE MAKEN, JUFFROUW! schreeuwde het sneeuwpoppetje tegen Jerry, en toen herinnerde hij zich dat het onbeleefd was om te schreeuwen en fluisterde hij zo zacht als hij kon: AANGENAAM MET U KENNIS TE MAKEN, JUFFROUW!

En daar gingen ze weer, langs de garage en langs de fabriek en onder de fonkelende hemel door de stille nacht.

Ze kwamen bij het stadspark.

Kinderen hadden de hele dag sneeuwpoppen gemaakt en nu waren ze allemaal naar huis en stonden de Sneeuwmannen er nog. Ze zagen er spookachtig uit in hun glinsterende witte jassen, die oplichtten in het glinsterende witte maanlicht.

Toen zag Jerry dat er een paar Sneeuwmannen langzaam naar het meer gingen. Daar stonden al twee Sneeuwmannen te vissen. Waarschijnlijk had een kind deze twee vissende Sneeuwmannen gemaakt en ze allebei een hengel en een vislijn van een stok en een touw gegeven.

Toen Jerry, de Sneeuwmama en het Sneeuwpoppetje bij het meer kwamen, draaide een van de Sneeuwvissers zich om. Hij tilde zijn platte hoed op ter begroeting.

Welkom! Dit meer zit vol Sneeuwvissen! De Sneeuwmeisjes zijn vuur aan het maken en we hopen dat jullie met ons willen barbecueën. Het weer is perfect.

Juist op dat moment boog zijn hengel door en trilde zijn lijn. Een minuut lang bewoog hij iets onzichtbaars en sterks heen en weer onder het wateroppervlak en toen maakte hij een handige beweging en vloog er een sneeuwvis uit het water. Hij was meer dan dertig centimeter lang en zijn schubben waren van sneeuwvlokken.

Je hebt ze alleen in deze tijd van het jaar, legde de Sneeuwvisser uit. Als het te vroeg in het seizoen is, zijn ze bevroren, en als het te laat in het seizoen is, smelten ze alsof ze er nooit zijn geweest.

Ik heb nog nooit een sneeuwvis gezien, zei Jerry.

Dat kan ook niet anders, zei de Sneeuwvisser. De meeste wezens zien alleen de wereld die we kennen.

O JÉ O JÉ O JÉ O JÉ O JÉ! schreeuwde het Sneeuwpoppetje. Hij was zo opgewonden dat hij op zijn kop stond en alles er achterstevoren uit kwam: ÉJO ÉJO ÉJO ÉJO ÉJO!

Kan dat wat minder? vroeg de Sneeuwvisser. Hij jaagt alle vissen weg.

De Sneeuwmama pakte het Sneeuwpoppetje bij zijn voeten en bracht hem naar de plek waar een groepje Sneeuwzusters een wigwam van witte berijpte takken bouwde. Ze hadden allemaal oorbellen van rode bessen.

Blijven jullie allemaal voor de barbecue? vroeg de ene die groter was dan de andere. Dat is toch een mens?

Ja, zei de Sneeuwmama, ze heet Jerry.

En IK dan? schreeuwde het Sneeuwpoppetje. Denken jullie ook wel aan MIJ?

Kan ik hem bij jullie laten? vroeg de Sneeuwmama. Iemand moet hem wat orde bijbrengen. Hij kan takken halen voor het vuur.

Natuurlijk! Kom op, snotneus van een Sneeuwpop, aan de slag! We zullen hem wel leren.

Ik ben wees! schreeuwde het Sneeuwpoppetje. Ik heb speciale wensen.

Als de zon opkomt en jij begint te smelten, zal je inderdaad speciale wensen hebben, zei een Sneeuwzuster. Hup! Hup! Aan de slag!

Ik zal je alles laten zien, zei de Sneeuwmama tegen Jerry. Ik zie dat dit allemaal nieuw voor je is.

Voor jou niet dan? vroeg Jerry. Ik bedoel, ik heb je pas vanochtend gemaakt.

Dat hoort bij het mysterie van de geschiedenis, zei de Sneeuwmama. Ik was niet. Ik ben. Ik zal niet zijn. Ik zal zijn.

Dat was te veel voor Jerry, net als de sneeuw. Toen ze achter de glijdende Sneeuwmama aan rende, viel ze tot haar kin in een diepe berg sneeuw.

SNOLLIE! Gooi eens een lijntje voor me uit! De Sneeuwmama gebaarde naar een van de Sneeuwvissers. Hij kwam naar haar toe, liet zijn lijn neer en trok Jerry uit de sneeuw alsof ze een karper onder het ijs was.

Bedankt, Snollie, zei de Sneeuwmama. Dit is een goed jaar, vind je niet?

O zeker, Mama, zei Snollie. Als het zulk weer blijft, zijn we hier zeker een week voordat we weer verder moeten.

Verder moeten? vroeg Jerry.

Zoals ik al zei, het mysterie van onze geschiedenis. Ik zal je over ons ontstaan vertellen.

De Sneeuwmama nam plaats naast een figuur van sneeuw op een ondergesneeuwde bank en nodigde Jerry uit om tussen hen in te komen zitten. Ze vouwde haar vorkhanden in haar witte schoot en begon te vertellen…

Ieder jaar sneeuwt het en dan maken kinderen sneeuwpoppen. Ze geven ons wanten en mutsen en sjaals en dassen en mooie ogen, zoals die groene ogen van glas die je mij hebt gegeven.

Grote mensen denken dat Sneeuwmensen alleen maar poppen van sneeuw zijn, maar kinderen weten wel beter. Ze fluisteren tegen ons en vertellen ons hun geheimen. Ze gaan op de grond zitten en trekken hun knieën op en leunen met hun rug tegen ons aan wanneer ze verdrietig zijn. Ze houden van ons en zo komen wij tot leven.

Kijk eens om je heen in het park. Zie je hoeveel Sneeuwmensen er zijn? We ontmoeten elkaar ieder jaar, omdat we het eeuwige leven hebben als we eenmaal tot leven zijn gekomen. Je ziet ons smelten, en we smelten ook, maar zo gaan we weer verder, naar de volgende plek waar het sneeuwt. En zodra de kinderen de sneeuw beginnen te rollen, zijn we er weer.

Jerry dacht erover na. Maar als je smelt…

De Sneeuwmama stak haar hand op om haar tot zwijgen te brengen.

Je kan onze snielen niet laten smelten. Ieder Sneeuwmens heeft een sniel en de sniel reist door de tijd en de ruimte en de vorst en het ijs en je vindt ons tussen de ijsberen en de elanden en de rendieren. We wachten in witte wolken tot we weer kunnen beginnen. Wanneer het gaat sneeuwen, laten we niet lang op ons wachten.

Jerry keek naar de sneeuwpop die roerloos naast haar zat op de bank. En hoe zit het met hem? Waarom zegt hij niets?

De Sneeuwmama schudde haar hoofd. Hij zal nooit iets zeggen. Hij is geen Sneeuwmens, maar alleen een pop van sneeuw. Hij is gemaakt door een volwassene die niet in hem geloofde en niet van hem hield. En daarom is hij niet tot leven gekomen.

Jerry zei: Mijn vriendin Nicky hield niet van je. Ze vond je te dik.

Ik ben precies goed, zei de Sneeuwmama, en jij hield van me en daarom heb ik in de tuin op je gewacht.

En als ik niet was teruggekomen? zei Jerry.

Ik wist dat je zou terugkomen, zei de Sneeuwmama. De liefde komt altijd terug.

Er sloop een Sneeuwkat met een halsband met edelstenen langs. Zo is het maar net! zei de Sneeuwkat. High five voor geluk in de liefde! En hij stak zijn poot in de lucht.

Ze hebben het vuur aangemaakt! zei Jerry. Ik kan het zien! Maar de vlammen zijn niet oranje of rood. Ze zijn wit!

Koud vuur, zei de Sneeuwmama. Dat is geen gewoon vuur. Kom op! We gaan meedoen.

Het vuur vlamde hoog op en iedere flakkering en flikkering van de vlammen leek wel een opdwarrelende vlaag sneeuwvlokken, maar merkwaardig genoeg leken de witte, berijpte takken niet te verbranden. Het koude vuur brandde er in flakkerende doorzichtige stoten dwars doorheen.

De Sneeuwmensen stonden of zaten om het kampvuur hun handen en voeten te koelen.

Kom je hier lekker koelen! zei de Sneeuwmama.

Ik heb het al veel te koud, zei Jerry, die stond te rillen.

Zo, kijk eens wie we daar hebben, zei een van de Sneeuwzusters.

AAN DE KANT! AAN DE KANT!

Het was het Sneeuwpoppetje, dat het ene uiteinde van een tak vol Sneeuwvissen uit het meer droeg. De vissen leken wel van kristal en hadden parelachtige ogen.

Snollie droeg het andere uiteinde van de tak en probeerde het Sneeuwpoppetje de goede kant op te dirigeren. Nu hangen we de tak boven het vuur, alsof…

Maar het Sneeuwpoppetje was zo opgewonden dat hij recht het vuur in liep en er aan de andere kant weer uit kwam.

WAUW! zei Jerry. Hij lijkt wel groter geworden.

Het Sneeuwpoppetje was inderdaad groter geworden… veel groter.

Dat krijg je nou van koud vuur, legde de Sneeuwmama uit. Dingen verbranden in gewoon vuur en daardoor worden ze eerst kleiner, om vervolgens helemaal te verdwijnen. Maar dingen worden groter wanneer ze worden aangeraakt door koud vuur. Kijk maar naar de vissen!

De vissen kookten en sisten in hun schubben van sneeuwvlokken – maar ze waren nu twee keer zo groot.

Pak maar een vis, zei de Sneeuwvisser. Eet ze maar op nu ze nog koud zijn.

Mag ik er drie? riep de GROTE SNEEUWPOP, beter bekend als het Sneeuwpoppetje.

Die snotneus van een sneeuwpop heeft hersenen van sneeuwbrij. We krijgen hem wel klein… Hé, popje, hier heb je wat te eten!

Een van de Sneeuwzusters gooide een soort dennenappel naar de groeiende sneeuwpop, die nu gigantisch groot was.

BEDANKT! BEDANKT! BEDANKT! zei het grote Sneeuwpoppetje, dat inmiddels met zijn kop in de takken zat.

Komt het wel weer goed met hem? vroeg Jerry.

Ja hoor, natuurlijk, antwoordde de Sneeuwmama. In het ergste geval smelt hij.

Smelt jij ook? vroeg Jerry.

Ja, ik zal ook smelten.

Ik wil niet dat je smelt.

Weet je wat ik denk? vroeg de Sneeuwmama. Ik denk dat we jou eens naar huis moeten brengen. Ik wil niet dat je zo eindigt als Kay in ‘De Sneeuwkoningin’… met blauwe handen en voeten en ijs in je hart.

Maar zij was slecht, zei Jerry, de Sneeuwkoningin.

Ja, zij was slecht, maar goedheid kan ongewenste gevolgen hebben. Je bent tenslotte alleen maar menselijk.

Dus pakte de Sneeuwmama Jerry op en verlieten ze de Sneeuwmensen die bij het kampvuur winterliederen aan het zingen waren. ‘Let it Snow, Let it Snow, Let it Snow’, ‘Walking in a Winter Wonderland’, ‘Snobody Loves You Like I Do’, ‘Ain’t Snow Stopping Us Now’.

Toen ze bij de rand van het stadspark waren, stierf het geluid van het gezang weg en hoorde Jerry alleen nog de wind die door de takken woei en het gesuis van de glijdende Sneeuwmama. Ze zong zachtjes voor zich uit met een lage, mooie stem.

Wat is dat voor lied? vroeg Jerry.

Shakespeare. ‘Vrees niet meer de hitte van de zon’. Het is een klaagzang. We zingen het als we smelten.

Ken je Shakespeare?

Dat is een mysterie, zei de Sneeuwmama.

Al snel waren ze bij Jerry in de straat en stonden ze voor haar huis. Er brandde nog steeds geen licht.

Hier, zei de Sneeuwmama, ik doe de deur wel open. Ik vries het slot wel door.

In het huis was het koud en verlaten. In de gootsteen en op het aanrecht stonden borden opgestapeld. De vloer was smerig. Er stond wel een kerstboom in de hoek van de kamer, maar deze was niet versierd.

Over een paar dagen is het Kerstmis, zei de Sneeuwmama.

Mijn vader is vorig jaar met Kerstmis vertrokken, zei Jerry. Volgens mij is mijn moeder verdrietig.

Er kwam nooit iemand bij Jerry thuis. Er kwam nooit iemand spelen en nooit iemand op bezoek. Ze was het gewend dat het bij hen thuis zo was. De troep en het vuil en de droefenis. Nu zag ze het huis door Sneeuwmama’s ogen.

We gaan samen opruimen, zei de Sneeuwmama. Jij begint met de vaat. Ik dweil de vloer.

De Sneeuwmama had een unieke manier om de vloer te dweilen. Ze liet een stuk van haar sneeuwrok smelten en joeg het water door de kamer om het meteen de deur uit te vegen als het te vuil werd. Al snel was de vaat gedaan en begon de vloer te glimmen.

Mooi! zei de Sneeuwmama. Nu verzamelen we alle vuile kleren en lakens en het beddengoed en gaan we naar de wasserette.

Die is gesloten, zei Jerry. En we hebben geen geld.

Vertrouw me nou maar, ik ben een Sneeuwmens.

Bij de wasserette liet de Sneeuwmama het slot openspringen en toen gingen ze naar binnen. Het was makkelijk om de apparaten aan de praat te krijgen. De Sneeuwmama verboog de metalen voorkant van de muntjesautomaat met haar stalen vingers.

Hier zijn er genoeg, zei ze en daarna boog ze het klepje weer netjes terug.

Terwijl de was ronddraaide en ronddraaide, kreeg Jerry het weer warm en begon ze slaperig te worden. Ze droomde dat ze in een sneeuwstorm van waspoeder liep en dat de hemel van lakens was.

Er liep een dronkenlap langs, met een tweede fles wodka in zijn zak, die later vertelde dat hij had gezien hoe een sneeuwpop de was deed…

Ik zweer het je ze was meer dan tweeënhalve meter lang en wit en het was een soort blok en ze had van die enge groene ogen en mestvorken als handen en er was ook een meisje dat op een stel stoelen lag te slapen.

Weet je zeker dat je de Kerstman niet hebt gezien? Hahahahaha!

Toen Jerry wakker werd, was de was gedroogd en opgevouwen en daarom ging ze weer naar huis met de Sneeuwmama.

Doe jij de bedden, zei de Sneeuwmama. Ik ben zo terug.

Jerry maakte schone bedden op voor haarzelf en voor haar moeder. Voor het eerst in tijden zagen hun bedden eruit als een plek waar je lekker kon slapen. Knus en warm en schoon en uitnodigend. Ze begon te gapen. De klok zei dat het bijna vier uur ’s ochtends was.

Net op dat moment kwam de Sneeuwmama terug met een winkelwagentje vol boodschappen: fruit, koffie, koekjes, groenten, bacon, eieren, melk, boter, brood, een kalkoen en een plumpudding. De rode hondenringenmond van de Sneeuwmama vertoonde een bredere grijns dan ooit tevoren.

Ik heb ingebroken bij Store’s Stores!

Maar dat is diefstal!

Ja, dat klopt.

Maar dat mag niet!

Je mag ook niet een kind zonder iets te eten achterlaten. Hier…

En de Sneeuwmama verwarmde melk en maakte een grote geroosterde boterham met kaas voor Jerry. Jerry at en dronk in bed en viel bijna in slaap.

Ik moet nu gaan, zei de Sneeuwmama. Je kan me morgen weer komen opzoeken bij Nicky in de tuin.

Ik wil niet dat je weggaat, zei Jerry.

Ik moet buiten in de kou staan. Slaap lekker. Ik zou je wel een zoen willen geven, maar ik kan niet vooroverbuigen.

Jerry ging op het bed staan en zoende de Sneeuwmama. Ze voelde hoe er een beetje sneeuw in haar mond smolt.

De volgende dag werd Jerry wakker van het geluid van de voordeur. Ze sprong uit bed. Haar moeder was thuisgekomen. Ze zag er moe en verslagen uit. Ze merkte niet dat de keuken helemaal schoon was of dat de ramen glommen of dat er een warm en gelukkig gevoel in huis hing. Jerry deed een paar boterhammen in de broodrooster. Het is bijna Kerstmis, zei ze.

Ik weet het, zei haar moeder. Ik ga een cadeautje kopen, dat beloof ik. We gaan samen de boom optuigen, maar ik moet gewoon even slapen… Ik… Ze kwam overeind, ging naar de slaapkamer en kwam weer tevoorschijn. Heb jij schoongemaakt? Zo heb ik het nog nooit gezien.

Ik heb overal schoongemaakt. En er is eten. Kijk!

Jerry’s moeder keek in de ijskast en in de keukenkastjes. Hoe ben je aan het geld voor al dit eten gekomen?

Dat heeft de Sneeuwmama gedaan.

Jerry zei niet dat de Sneeuwmama het eten bij Store’s Stores had gestolen.

Is dat een soort… liefdadigheidsinstelling? Voor Kerstmis?

Ja, zei Jerry.

Jerry’s moeder leek bijna de persoon die ze was voordat Jerry’s vader was vertrokken. Ik kan haast niet geloven dat iemand ons heeft geholpen en aardig voor ons is geweest. Heeft ze een nummer achtergelaten?

Jerry schudde haar hoofd.

Haar moeder keek weer rond in hun huisje. Dit is een soort wonder. Het is een wonder. Jerry! Ga buitenspelen en als je terugkomt, heb ik het eten klaar. Net als vroeger.

Jerry rende naar Nicky’s huis. Ze kon haast niet wachten om haar vriendin te vertellen wat er die nacht was gebeurd. Ze vertelde haar over de Sneeuwvissen en het Kleine Grote Sneeuwpoppetje en hoe ze op de rug van de Sneeuwmama had gereden. Ze vertelde niet over de wasserette of de inbraak. Maar Nicky geloofde haar niet. Ze liep naar de Sneeuwmama en trok haar neus eraf. Zie je nou? Ze zou echt wel vloeken als ze levend was!

Jerry pakte de dennenappel en duwde Nicky met haar gezicht in de sneeuw. Nicky begon te huilen en haar moeder kwam naar buiten. Jullie twee, zo is het genoeg! Jerry, we gaan vanmiddag kerstinkopen doen. Wil je mee?

Ik wil haar niet mee! riep Nicky.

Jerry deed alsof ze naar huis ging maar verstopte zich achter de schuur. Zodra de auto was vertrokken, rende ze naar de Sneeuwmama. Ze zijn weg! Je kan je weer bewegen!

Maar er gebeurde niets. De Sneeuwmama stond daar roerloos als een beeld. Jerry wachtte en wachtte en kreeg het kouder en kouder. Ze was triest en opgelaten toen ze door het park naar huis liep. De Sneeuwmannen waren er allemaal en stonden te vissen of in groepjes met elkaar te praten. Ze zag de Sneeuwkat onder de boom en rende naar hem toe: Hallo! Geluk in de liefde! Maar de kat zweeg.

Daarom liep Jerry naar huis, terwijl ze zich afvroeg of het er echt schoon zou zijn, of er echt eten in de ijskast zou liggen, of haar moeder echt wat te eten zou maken…

Toen ze langs Store’s Stores liep, stond meneer Store chagrijnig in zijn afschuwelijke overall op zijn trappetje. Hij zwaaide naar Jerry en zei dat ze eens moest luisteren.

Ik ben vannacht beroofd! Er is ingebroken en eten gestolen. De inbreker was verkleed als sneeuwpop! Ik heb de beelden van de bewakingscamera. Het is toch ongelooflijk!

Jerry moest glimlachen. Meneer Store keek haar zo boos aan dat zijn afschuwelijke wenkbrauwen zijn afschuwelijke snor raakten. Dat is niet om te lachen, jongedame.

Jerry deed de deur van het huis open. Het was er net zo schoon en netjes als ze het had achtergelaten. Er kwamen heerlijke geuren uit de keuken. Jerry’s moeder luisterde naar kerstliedjes op de radio. Ze had lasagne gemaakt. Ze aten samen en haar moeder zat vol plannen. Ik ga op zoek naar een andere baan. Geen nachtwerk meer. We houden het hier schoon. Het maakt zo’n verschil dat we hulp hebben gehad. Weet je dat?

Die avond moest Jerry’s moeder weer naar haar werk, maar dat leek nu niet meer zo triest en zo zwaar als daarvoor. Jerry was van plan het huis uit te glippen en naar het park te gaan, maar kwam erachter dat haar moeder de deur op slot had gedaan. Ze bedacht net dat ze door het slaapkamerraam naar buiten kon klimmen zodat niemand haar zou zien, toen ze iemand op het keukenraam hoorde klop-klop-kloppen.

Het was de Sneeuwmama.

Jerry deed het raam open.

Het is daar zo warm dat ik niet binnen kan komen, zei de Sneeuwmama. Ik heb wat meegenomen om je boom te versieren.

Ze had een zak met dennenappels, dezelfde als haar neus, alleen waren deze helemaal glanzend wit en berijpt.

Waarom zei je niks tegen me toen ik bij Nicky was? vroeg Jerry. Ik wachtte en wachtte en jij was alleen maar een pop van sneeuw.

Dat is een mysterie, zei de Sneeuwmama. Waarom ga je de boom niet optuigen? Ik kijk wel door het raam.

De boom zag er al snel prachtig uit met de dennenappels. Het huis was gezellig en feestelijk.

Wist je, vroeg de Sneeuwmama, dat er in een liter sneeuw meer dan een miljoen sneeuwvlokken zitten?

En is iedere sneeuwvlok anders? vroeg Jerry.

Een sneeuwvlok krijgt zijn vorm wanneer hij door de lucht dwarrelt en iedere sneeuwvlok dwarrelt op zijn eigen manier, zei de Sneeuwmama. Hoe gaat het vandaag met je moeder?

Ze was gelukkig vandaag, zei Jerry, en ze heeft lasagne gemaakt. Ik heb afgewassen.

Jullie moeten goed voor elkaar zorgen, zei de Sneeuwmama. Anders zijn jullie allebei triest en hebben jullie het allebei koud, zelfs in de zomer.

Ouders horen voor hun kinderen te zorgen, zei Jerry.

Het leven is zoals het is, zei de Sneeuwmama.

Jerry keek door het raam naar de ijzige sterren. Ze zei tegen de Sneeuwmama: Kun je niet bij ons komen wonen? Als we je nu goed koud houden en een eigen vriezer geven of zoiets?

De groene ogen van de Sneeuwmama vlamden in het donker.

Dan weet iedereen wat wij weten en dat mag nooit gebeuren, want iedereen moet het zelf ontdekken.

Wat? vroeg Jerry.

Dat de liefde een mysterie is en dat de liefde het mysterie is dat dingen laat gebeuren.

Jerry sliep de hele donkere nacht en droomde van zachtheid en rust en een miljoen miljoen sterren.

Toen ze haar moeder de volgende ochtend hoorde binnenkomen, sprong Jerry uit bed, rende naar de keuken en kuste haar moeder, die de boom bewonderde.

Waar heb je die versiering gevonden?

Die heeft de Sneeuwmama gebracht, zei Jerry.

Ik wou dat ik haar persoonlijk kon bedanken. Weet je zeker dat ze geen kaartje heeft achtergelaten?

Jerry besloot dat ze de Sneeuwmama zou vragen kennis te maken met haar moeder. Toen haar moeder zich klaarmaakte om te gaan slapen, kleedde Jerry zich aan en rende daarna door het park naar Nicky’s huis.

Toen ze bij het hek bij de oprit kwam, bleef ze staan. Er stond een andere auto naast de auto van het gezin van Nicky. De auto stond precies op de plek waar de Sneeuwmama had gestaan.

Jerry rende de tuin in en keek achter de auto. Op de grond lagen haar bolletjesmuts en de twee oude spitvorken. Jerry liet zich op handen en knieën vallen en begon driftig in de sneeuw te graven. Ze vond de smaragdgroene ogen van de Sneeuwmama. Ze begon te huilen.

Nicky kwam naar buiten. Ze had alleen een trui aan en een legging.

Wat is er, Jerry?

Maar Jerry was sprakeloos, dus zei Nicky: De sneeuwpop is omgevallen toen mijn vrienden hier aankwamen. Ze reden gewoon achteruit met de auto… sorry.

Jerry bleef maar huilen en Nicky wist niet wat ze moest doen: Ze was niet echt, Jerry… We kunnen nog een sneeuwpop maken, als je wil… Wil je dat?

Maar het weer begon om te slaan. Het was al aan het regenen en de sneeuw werd zachter en er vielen grote plakken sneeuw van de daken. Jerry rende terug door het park en zag dat de Sneeuwmensen alweer verdergingen. Sommigen waren hun hoofd kwijt. De Sneeuwkat was nog slechts een hoop sneeuw met één oor en het dichtgevroren meer veranderde van kleur omdat het warmere water op het ijs lag. De Sneeuwvisser had zijn hengel en lijn laten vallen.

Jerry ging naar huis. Toen haar moeder wakker werd, probeerde Jerry alles uit te leggen over de Sneeuwmama, maar haar moeder begreep het niet. Ze begreep echter wel dat Jerry verdrietig was en hield haar tegen zich aan en beloofde haar dat hun leven vanaf nu zou veranderen. Ze zouden te eten hebben en schone kleren en tijd en het zou warm zijn in huis.

Ik zal niet meer drinken. Ik zal niet meer depressief zijn. Ik zal je niet meer alleen laten, zei ze tegen Jerry, en hoewel het makkelijker is deze dingen te zeggen dan te doen, hield Jerry’s moeder zich aan haar woord. Ze hadden nooit meer een koude en hongerige Kerstmis.

En het werd eerste kerstdag, want dat wordt het altijd, of je het nu wil of niet, en die dag gaat ook altijd weer voorbij, of je het nu wil of niet, want het leven is zoals het is. En Jerry maakte haar pakjes open onder de boom en een van de cadeautjes, het mooiste van allemaal, was een microscoop en een boek waarin alles over sneeuwvlokken stond.

Het was allemaal in 1885 begonnen in Vermont toen een jongen die Snowflake Bentley heette sneeuwvlokken was gaan fotograferen door zijn microscoop. Hij was de eerste die dit ooit had gedaan en toen hij stierf, had hij 5381 sneeuwvlokken gefotografeerd en iedere foto was anders.

En Jerry ging terug naar de plek waar de Sneeuwmama had gestaan. Maar de plek was leeg.

In de daaropvolgende jaren maakte Jerry iedere winter de Sneeuwmama, meestal in het park bij het meer, en ze gaf haar groene ogen en spitvorken als vingers, maar de Sneeuwmama kwam nooit meer tot leven.

Jerry werd volwassen. Na verloop van tijd kreeg ze zelf kinderen en die waren dol op het verhaal over de Sneeuwmama, hoewel ze haar zelf nooit hadden gezien.

Het was kerstavond.

Jerry’s kinderen lagen in bed.

De kerstkousen hingen aan het voeteneind van hun bed en de kat lag te slapen onder de kerstboom.

Jerry deed de lichten uit. Het sneeuwde zachtjes. Om de een of andere reden deed ze de la van haar bureau open en pakte ze de microscoop die ze zoveel jaren geleden van haar moeder had gekregen. Toen trok ze haar laarzen aan en ging naar buiten.

Haar kinderen hadden drie Sneeuwmensen gemaakt en op een rijtje gezet. Jerry duwde de microscoop tegen de dichtstbijzijnde koude witte vorm en keek naar de uitvergrote sneeuwvlokken in het glas. Hoe kon het leven zo rijk, verrassend en gewoon zijn? Een wonder?

Net als de liefde, zei ze hardop.

En een bekende stem antwoordde: De liefde komt altijd terug.

Daar was de Sneeuwmama. Ze stond in de tuin.

Jij bent het! zei Jerry.

Altijd, zei de Sneeuwmama.

Maar na al die jaren… waar ben je geweest?

Dat is een mysterie…

Ik zal het de kinderen vertellen. Ik heb ze al alles over je verteld!

Vanavond niet, zei de Sneeuwmama. Misschien op een dag, wie weet? Ik wilde je gewoon weer zien. Ik hoopte dat het er nog eens van zou komen.

En er biggelde een soort sneeuwige traan uit Sneeuwmama’s oog.

Wacht! zei Jerry. Wacht!

Ze rende naar binnen en ging naar haar bureaula.

Ze had de groene glazen ogen samen met de microscoop bewaard.

Deze zijn van jou, zei ze. Wil je ze weer hebben?

Toen kuste ze de Sneeuwmama en voelde dat er een beetje ijs in haar mond smolt.

Het is allemaal goed gekomen, zei Jerry.

Ik weet het, zei de Sneeuwmama. Soms moeten we alleen een beetje geholpen worden…

Niet weggaan! zei Jerry toen de Sneeuwmama weg begon te draaien.

Ik zal je in het oog houden, zei de Sneeuwmama. Ha ha! En wie weet wat de toekomst ons zal brengen?

En weg gleed ze, even stil als de sterren, tot ze in de verte zo vaag was als een ster die ontzettend ver weg is.

Een miljoen miljoen sterren en geluk in de liefde.