25

ik nam evan mee naar het minst sexy, minst suggestieve

restaurant dat me zo gauw even te binnen schoot, namelijk de Chuck E. Cheese twee stadjes verderop. Daar zouden we vast niemand tegenkomen die ik kende, en mocht dat wel zo zijn, nou, wie hield er nou een rendez-vous op klaarlichte dag in een themarestaurant speciaal voor zesjarigen?

‘Leuk,’ zei Evan. Hij hield de deur voor me open en raakte licht mijn elleboog aan toen we naar de receptioniste liepen. ‘Erg sfeervol. Gaan we naar de grabbelton?’

‘Ik ben getrouwd/ zei ik kordaat, op een toon die geen recht deed aan mijn trillende knieën. ‘De enige die tegenwoordig bij mij grabbelt is mijn man.’

‘Oké, de kop-van-jut dan?’ zei hij, vrolijk zijn schouders ophalend. Ik waagde me aan een snelle zijdelingse blik. Hij had een paar kraaienpootjes in zijn ooghoeken gekregen, en een paar zilveren haren tussen de zwarte krullen op zijn slapen, maar die maakten hem alleen nog maar aantrekkelijker. Het was gigantisch oneerlijk. Zelf zag ik er bepaald niet beter uit met mijn rimpels en mijn grijze haren.

‘Welkom bij Chuck E. Cheese!’ zei een stralend meisje met een paardenstaart vanachter een geel-oranje verhoginkje. In haar ene hand had ze papieren feestmutsen en in de andere plastic bloemkransen voor om onze nek. ‘Bent u hier voor de verjaardag van Tre-vor?’

Evan schudde zijn hoofd. ‘Ja, inderdaad/ zei ik, en ik pakte haar spulletjes aan. Ik zette uitdagend de feestmuts op en staarde Evan net zo lang aan tot hij zijn schouders ophaalde en de zijne ook opzette. Zo, nu kon ik hem tenminste aankijken zonder dat ik de laatste zeven jaar van mijn leven acuut ongedaan wilde maken en/of hem mee naar het toilet wilde sleuren voor een vluggertje.

We gingen op twee plastic krukjes aan een plastic tafel van kinderformaat zitten en bestelden een kaaspizza en een kan frisdrank.

‘Zo/ zei Evan. Hij nam me op. De feestmuts werkte niet, dus ik smeet een plastic krans naar hem toe en vroeg me af of ik de serveerster om een rode clownsneus kon vragen. Misschien dat die het probleem zou oplossen. ‘En, hoe ben je hier in Connecticut verzeild geraakt?’

‘Mijn man/ zei ik simpelweg. ‘Hij dacht dat het hier veilig zou zijn.’

Zijn wenkbrauwen gingen omhoog. Zijn krullen vielen over zijn voorhoofd, bijna tot aan zijn wenkbrauwen, en zoals altijd wilde ik niets liever dan mijn hand uitsteken en ze opzij strijken. ‘En jij ging gewoon met hem mee? Weg van je baan? Weg van Janie?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat ze niet gewoon Connecticut heeft gekocht om je te dwingen weer terug te verhuizen.’

‘Ik had kinderen. Nog steeds. Ik héb kinderen. Hier.’ Ik haalde het kleine leren mapje met mijn monogram erop tevoorschijn waarin ik mijn twee jaar oude foto’s van Sam, Jack en Sophie bewaarde. ‘Kijk, dit is mijn tweeling, Sam en Jack. Hier waren ze natuurlijk nog maar net geboren, inmiddels zijn ze drie, en dit is Sophie…’ Ik bladerde door de foto’s, en legde het mapje toen als een bijbel onder mijn linkerhand, als een talisman.

‘Leuke koppies/ zei hij. ‘Bevalt het je hier?’

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Toen kwam onze serveerster aan huppelen met onze frisdrank en twee bekertjes. Hij schonk voor ons beiden in.

‘Ik…’ Ik pakte mijn plastic bekertje en dronk het leeg. ‘Ik mis…’

Hij schonk me nog eens bij. ‘De stad?’

‘Het tempo van de stad. De energie. Gewoon naar buiten kunnen lopen ‘s ochtends en meteen ergens zijn, weet je wel? Zonder dat je eerst in de auto moet, of een afspraak moet maken. Ik mis de premièrefilms - ik bedoel, niet dat ik nog tijd heb om naar de bioscoop

te gaan, maar toch. Ik mis mijn baan. Ik mis Mark, die elke donderdag zijn stoel probeerde weg te smijten. Ik mis de afhaalrestau-rants, en de taxi’s, en de monsterverkoop, en het Cowgirl Café, en bakkerij Magnolia, en etalages kijken op Fifth Avenue, en tennissen in Riverside Park, en…’ Jou. Ik hield mijn mond. Toen deed ik mijn ogen dicht. ‘Het is heel anders, hier wonen,’ zei ik. Toen ik mijn ogen weer opendeed zat hij naar me te staren, en zorgvuldig mijn gezicht te bestuderen.

‘Weet je, toen jij eenmaal weg was, was niks meer hetzelfde.’

De serveerster zette een dampende pizza op tafel. Ik haalde er een kleverig stuk vanaf en nam een grote hap. De gesmolten kaas verbrandde mijn verhemelte, en ik kreunde. ‘Jij was degene die wegging,’ zei ik toen ik weer iets kon uitbrengen.

‘Dat weet ik. Wat ik bedoelde was…’ Hij ging iets op zijn krukje verzitten en overhandigde me een paar servetten. ‘Toen jij nog bij me op de gang woonde, toen ik zoveel met jou en Janie omging. Soms denk ik wel eens dat dat de gelukkigste tijd van mijn leven was.’

‘En waarom ook niet?’ Ik gooide mijn haar naar achteren, tuitte mijn lippen en blies op mijn pizza. ‘Je was helemaal voorzien. Wij tweeën boden je eten en vertier, en daarna kon je terug naar Michelle, om de rest van de nacht met haar door te brengen. Welke man zou daar nou niet van dromen?’

Hij pakte zijn eigen stuk pizza. ‘Nu ben je niet helemaal fair.’

Ik wikkelde wat mozzarella om mijn vinger. ‘Wat, ten opzichte van Michelle?’

‘Nee, ten opzichte van jezelf. Hoe weet je dat jij niet degene was met wie ik liever de nacht had doorgebracht?’

‘Omdat ik mezelf op een presenteerblaadje aan je aanbood! Ik was zo verliefd… Ik deed alles behalve een welkom-mat aan mijn privéstukje nieten…’

Evan begon te lachen. ‘Je privéstukje?’

Ik voelde dat ik rood werd. ‘Zo noemt Sophie het,’ mompelde ik. ‘Haar privéstukje.’

‘Wat een schatje,’ zei Evan. ‘Ze lijkt op je.’

Voor de zoveelste keer die dag voelde ik tranen opwellen in mijn ogen. Ik zag Madeline en Emerson Cavanaugh voor me op het podium van het stadhuis van Upchurch. Ze was de beste moedei in

 

de hele wereld. ‘Ja/ zei ik, en ik knikte machteloos. ‘Mijn kleine meid.’ Ik veegde mijn handen af, en wreef toen in mijn ogen. Dat is het dan, besloot ik. Hier blijft het bij. Het is de moeilijkste weg, en het heeft geen zin om er ook maar aan te dénken.

Ik nam een slokje uit mijn beker en probeerde mezelf weer een beetje onder controle te krijgen. ‘Je kende Kitty.’

Evan knikte en verfrommelde zijn servetje. ‘Uit New York. Ze was een van mijn cliënten. Eens in de zo veel tijd gaf ze me de naam van een man en vroeg me om zijn achtergrond na te lopen. Gewoon biografische gegevens - waar ze woonden, wanneer ze getrouwd waren, of ze ook kinderen hadden.’

‘Wat voor namen? Hoeveel? Was dat voor Content? Waar was ze naar op zoek?’

‘Hé, hé, rustig aan/ zei hij. Hij lachte naar me, en haalde toen een notitieboekje uit zijn achterzak. ‘Ik denk dat ik een stuk of vijf, zes mannen voor haar heb nagetrokken, de eerste in 1998.’

‘Allemaal mannen?’

‘Allemaal mannen. De meesten woonden in New York. Eentje was oogarts in Maine, en dan was er nog een man in Washington.’

‘Waarom deed ze onderzoek naar hen? Wat wou ze weten?’

‘Zoals ik al zei, het enige wat ze wou waren basale biografische gegevens - dingen die je tegenwoordig waarschijnlijk gewoon op internet kunt vinden. En waarom ze die wou…’ Hij zuchtte van frustratie en legde zijn handen breeduit op tafel. ‘Ik weet dat ze af en toe schreef, en sommige van die kerels waren behoorlijk bekend - politici, professoren - hoewel niet allemaal. Maar weet je wat het is? Met dit soort werk vraag je niet altijd aan je cliënten waarom, en niet iedereen vertelt het je uit zichzelf. Kitty deed het dus niet.’

‘En toen belde ze je weer?’

‘Twee weken geleden/ zei hij. ‘We hebben een paar minuten bijgepraat, en toen zei ze dat het einde van haar onderzoek in zicht was.’

‘Wat voor onderzoek?’

Evan haalde nogmaals zijn schouders op - om gek van te worden. ‘Zoals ik al zei, ik vraag het niet, zij zeggen het niet. Ze zei dat ze bijna zeker wist dat ze had gevonden wat ze zocht, maar er waren hier en daar nog een paar losse eindjes, en was ik nog steeds detective? Ik zei ja; zij zei dat ze me nog zou bellen. Ze had nog een naam,

maar die wou ze liever niet over de telefoon zeggen of e-mailen. Dus ik wachtte af.’ Hij schudde zijn hoofd en verkreukelde nog een servetje. ‘En toen kreeg ik dus een telefoontje van de politie, die zei dat ze was vermoord.’ Hij leunde naar voren. ‘Ik heb haar gevraagd of ze jou kende.’

Het restaurant begon om me heen te draaien. ‘Wist je dan dat ik naar Upchurch was verhuisd?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik blijf op de hoogte.’

‘Hoe dan? Ik weet dat Janie niet met je praat.’

‘Alsjeblieft, zeg, Kate. Dit is mijn werk. En de aankondiging van je huwelijk stond in de Times, dus ik wist je achternaam.’

‘Wat zei…’ Ik haalde diep adem, en probeerde het idee dat Evan blijkbaar genoeg om me gaf om op zoek te gaan naar mijn nieuwe achternaam en mijn nieuwe woonplaats van me af te zetten. ‘Wat zei Kitty over me?’

‘Dat ze je alleen maar uit de speeltuin kende, maar dat je haar een slimme meid leek. Grappig. Een goede moeder.’

Ik slikte een brok weg. ‘Zei ze dat?’ Van alles wat ik had verwacht dat Kitty over mij zou kunnen zeggen was ‘slim, grappig en een goede moeder’ wel zo’n beetje het laatste op mijn lijstje. Ik had eerder iets verwacht in de trant van: ‘incompetent, dom, kan wel wat meer lichaamsbeweging gebruiken’.

‘Dus ze heeft je nooit die naam gegeven?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘En de mannen naar wie ze je eerder onderzoek liet doen?’

Hij scheurde een blaadje uit het notitieboekje en overhandigde me een velletje met vier namen erop. Eén ervan herkende ik zowaar - Emmett James, een literatuurrecensent en dichter die lesgaf op Yale.

‘Ik kon niet alle gegevens vinden. Dit is alles wat ik nog had. Dit is de dokter in Maine,’ zei Evan met een tikje op het papiertje. ‘Deze maakt muziekinstrumenten,’ zei hij, en hij wees naar de naam David Linde. ‘En deze…’

Ik leunde naar voren om de laatste twee woorden op de bladzijde te zien, en spontaan werd alles weer grijs voor mijn ogen. ‘Bo Baird?’

‘Die moest ik tien jaar geleden voor haar natrekken,’ zei Evan. ‘Voordat ze voor Laura Lynn begon te werken. Voordat Laura Lynn Laura Lynn was, eigenlijk.’

Ik staarde naar de bladzijde. ‘Wat hebben die kerels gemeen?’

‘Ik zou het niet weten. Het enige wat ik zeker weet is dat Bo Baird het niet heeft gedaan…’

‘Maar Laura Lynn misschien wel,’ zei ik. Ik veegde mijn klamme handen af aan mijn rok. ‘Of misschien had het iets te maken met geld, want Laura Lynn kreeg een enorm voorschot voor haar boek.’

We haalden allebei diep adem en keken elkaar aan. Ik haalde mijn notitieboekje uit mijn handtas.

‘Met wie heb jij gesproken?’ vroeg hij.

‘Hoe weet je dat ik met iemand heb gesproken?’

Hij glimlachte. ‘Ik ken je, Katie. Ik weet hoe je te werk gaat. Zo’n verleiding kun jij niet weerstaan.’

‘Tuurlijk,’ bromde ik. Ik probeerde wanhopig het warme gevoel dat het horen van mijn naam uit zijn mond in mijn maag had losgemaakt te negeren. ‘Ik ben nog niks veranderd. Ik slaap alleen wat minder.’

Hij tikte met zijn pen op zijn lege bladzijde, en keek me aan met die vrolijke lach van hem. ‘Voor de draad ermee.’

Ik bladerde naar de eerste bladzijde van mijn notitieboekje en vertelde hem alles: dat ik vermoedde dat Philip Cavanaugh het met de babysitter had gedaan en misschien ook wel met een heleboel buurvrouwen; dat Delphine Dolan al voor haar verhuizing naar Upchurch met Kitty bevriend was geweest, en dat Kevin Dolan duidelijk erg dol op de overledene was geweest. Ik vertelde hem dat Laura Lynn had gezegd dat Joel Asch misschien wel een baan voor Kitty had geregeld omdat ze een verhouding hadden, en dat ik na mijn gesprek met Joel van mening was dat dat zeker niet uitgesloten was. Ik vertelde hem alles over mijn ontmoeting met Tara Singh en de vraag van Philip Cavanaugh: Was ze gelukkig! Toen, na een korte aarzeling, vertelde ik Evan over het briefje op mijn auto. Tot mijn grote voldoening keek hij me met wijd opengesperde ogen aan. ,

‘Jezus.’ Hij maakte een paar aantekeningen, en keek me toen weer aan. ‘En, wat is nu het plan?’

Ik speelde met een pluk haar en tikte met mijn pen tegen een lege bladzijde. ‘Kijken wie wie ontrouw was, en met wie. Met wie deed Philip het? Met wie deed Kitty het?’

‘Goed/ zei hij. ‘Uitstekend. En we moeten ook nog eens kijken naar de heren op mijn lijst.’

We. Hij had ‘we’ gezegd. Mijn hart zweefde, en duikelde toen met een rotgang weer naar beneden. Ik was getrouwd. Ik was getrouwd en had drie kinderen en een huis in een voorstadje. Niks ‘we’. Ik mocht niet eens aan de combinatie van de letters w en e denken.

‘Laat mij de mannen maar doen/ zei ik. ‘Ik zal aan Janie vragen of ze een beetje meehelpt. Neem jij de buren maar voor je rekening. In het bijzonder de Dolans, en Philip Cavanaugh, en Joel Asch. Kijk maar wat je over hem kunt vinden.’

Hij knikte en schreef het op. ‘Wat is jouw plan?’ vroeg hij.

Terwijl ik nadacht krabbelde ik hartjes langs de rand van de bladzijde. Het duurde even voordat ik me realiseerde dat ik al een perfecte gelegenheid had om mijn buren vol te stoppen met drank en hun dan gerichte vragen over Kitty Cavanaugh te stellen. ‘Ben en ik geven aanstaande zaterdag een feest voor de mensen met wie hij werkt. Daar kan ik de buren ook wel voor uitnodigen.’

‘Goed idee/ zei Evan. Ik zag - of verbeeldde ik me dat gewoon? -bewondering in zijn ogen. Ik maakte mijn knotje los, schudde mijn krullen los en liet ze over mijn rug tuimelen, en zag hoe hij met zijn ogen mijn bewegingen volgde.

‘Wat moet ik aan?’ vroeg hij.

Ik zette mijn feestmuts af en wierp hem mijn beste ‘val-dood’-blik toe. ‘Jij, ouwe jongen, behoort niet tot de genodigden.’