14
‘zeg me dat er geen hoop is/ smeekte ik mijn beste vriendin op
een maandagochtend toen Janie en ik op de redactie van de New York Night aan onze aftandse bureaus zaten. Onze werkruimte was helemaal bezaaid met de kranten van de dag, de roddelbladen van de week en stapels promotiecadeautjes (koffiebekers, tshirts, een speelgoedvarken dat de titel van een film uitkrijste als je hem in zijn buik kneep).
‘Sorry/ zei ze zakelijk, terwijl ze op enter en versturen drukte en het laatste opus van een van de redacteuren wegstuurde - zeshonderd woorden over beroemdheden die het in openbare toiletten deden. ‘Er is altijd hoop.’
‘Wat dan? Dat Michelle al haar ledematen kwijtraakt bij een ongeluk? Zelfs als ze alleen nog maar een bovenlijf had zou ze er nog beter uitzien dan ik. Zelfs als ze alleen nog maar een hoofd had.’
‘Niet waar/ zei Janie. ‘Hoewel ze dan wel een stukje draagbaarder zou zijn. En mag ik je er nogmaals op attenderen dat (a) jij mooi bent, en (b) lichamelijke schoonheid van voorbijgaande aard is, en (c) dat dat ook niet is waar het hier om draait. Waar het om gaat is dat Michelle onbereikbaar is en dat Evan, vermoed ik, aan ernstige bindingsangst lijdt, wat zich uit in een verloving met een vrouw die nooit met hem voor het altaar zal staan.’
Ik staarde haar aan. ‘Denk je dat ze hem de bons gaat geven?’
Janie deed haar mond open, deed hem weer dicht en schudde toen somber haar hoofd. ‘Ik geef het op/ zei ze.
Ik zuchtte, legde mijn hoofd op mijn toetsenbord en begon er zachtjes mee op de toetsen te rammen. Niemand leek het te merken. De muziekredacteur praatte vrolijk verder; Sandra de litera-tuurrecensente keek niet op van het manuscript waar ze fronsend boven hing. Vijf minuten later kwam Polly langs en liet een foto op mijn toetsenbord vallen. ‘Jij bent aan de beurt,’ zei ze.
Ik bestudeerde de foto. Hij was bestemd voor op de achterpagina, die heel ad rem de Achterpagina heette en waar altijd een ster op stond die net zijn onderbroek uit zijn bilspleet stond te halen of indiscreet zijn of haar achterste stond te krabben. De foto van deze week was er een van een groepje dronken ogende mensen, waarvan er een uiterst welwillend zijn hand achter in zijn broek had; verder stonden er een aantal meisjes op die met spijkerbroeken en naaldhakken aan op de tafel stonden te dansen. Mijn taak was om erachter te zien te komen wie deze mensen allemaal waren en een kloppend maar grappig onderschrift te verzinnen. Oké, dacht ik, terwijl ik naar de gezichten tuurde. Rapper, rapper, model, model, sterretje, publiciteitsagent, publiciteitsagent… Mijn hart stotterde in mijn borstkas. Er stond een elleboog op de foto, een elleboog met een stukje arm. Een stukje heup, een glimpje wang en een heleboel lang rood haar.
Ik kende die arm. Ik kende dat haar. Droomde ik niet al maanden dat de eigenares ervan bij een tragisch ongeval om het leven zou komen, zodat ik de ruimte zou krijgen om haar verloofde te troosten en uiteindelijk met hem te trouwen?
‘Hé, Polly,’ riep ik. Het kostte me moeite om mijn stem vlak te houden. ‘Wanneer is deze genomen?’
‘Gisteravond,’ gilde ze terug. ‘In de Mercer Kitchen.’
Met een hartslag die in mijn oren dreunde boog ik me weer over de foto. Michelle was zogenaamd de stad uit. Dat had Evan althans gezegd. Ze zat zogenaamd in New Hampshire, waar ze moest kanoën en bergbeklimmen voor de catalogus van een buitensportwinkel. Ik kwam overeind en liep met de foto in mijn hand naar de achterkant van de redactiekamer, waar de fotografen werkten.
‘Is hier een stuk van afgehaald?’ vroeg ik. Ta-daaaa! De volledige versie van de foto, die de fotograaf welwillend voor me afdrukte, toonde aan dat die dunne, ivoorkleurige arm stevig om het middel van een knappe man met kinlang donkerbruin haar was gewikkeld.
De man zat met zijn neus en mond in de hals van de roodharige vrouw, en nee, hij was zeer zeker niet Evan McKenna.
Zo snel ik kon liep ik terug naar het bureau van Janie en hield de foto onder haar neus. ‘Kijk,’ zei ik. ‘Goed kijken.’Ze keek. ‘Jezus,’ mompelde ze. ‘Je zou toch denken dat een van zijn drie publiciteitsagenten een keertje tegen hem zou zeggen dat hij niet in het openbaar zijn kont moet krabben?’
‘Niet de rapper,’ zei ik, en ik wees. ‘Hier. Die arm. Daar. Wie is dat?’
Ze staarde me aan. ‘O, leuk! Is dit een zoekplaatje voor volwassenen of zo?’
‘Kijk,’ zei ik nogmaals, en ik liet haar de volledige versie van de foto zien. Janie wierp er een grondige blik op. ‘O, jezus,’ zei ze. ‘O, nee.’ Ze legde de foto opzij en loodste me terug naar mijn eigen bureau. ‘Oké, nu moet je even goed naar me luisteren.’
Maar dat kon ik niet. Ik was zo zenuwachtig dat ik gewoon op mijn voeten stond te trappelen. ‘Ze gaat vreemd!’ zei ik. ‘En als hij daarachter komt… en ze eenmaal uit elkaar zijn…’
Janie schudde haar hoofd. ‘Hoe gaat hij erachter komen?’ vroeg
ze.
Ik keek haar aan. Daar had ik nog niet zo over nagedacht. ‘Ik vertel het hem?’ gokte ik.
‘Nee, dat doe je dus niet. Heb je ooit de uitdrukking “Don’t shoot the messenger” gehoord?’
Ik knikte.
‘En weet je wat jij bent als je het hem vertelt? De boodschapper.’ Ze sloeg haar handen ineen en stak haar wijsvingers naar me uit, richting mijn hart. ‘Beng, beng.’
‘Maar… maar iemand moet het hem toch vertellen? We kunnen hem toch niet zomaar laten trouwen met iemand die vreemdgaat?’
Janie schuddë somber haar hoofd en klemde haar pasgestifte lippen op elkaar. ‘Niet onze taak,’ zei ze.
‘Wat doen we dan wel?’
Ze pakte de foto en tikte ermee op haar bureau. ‘We wachten af,’ zei ze uiteindelijk. ‘Laten we rekening houden met de mogelijkheid dat hij het al weet.’
Ik begon mijn hoofd te schudden. ‘Waarom zou hij bij iemand blijven die hem belazert?’
‘Weet je nog wat ik je verteld heb? Het gaat om de jacht. Het onbereikbare.’ Ze dacht na. ‘En laten we vooral de seks om het goed te maken niet vergeten.’
Ik trok de foto uit haar hand en bestudeerde hem zorgvuldig. Misschien zat ik ernaast. Per slot van rekening waren er hopen meisjes met smalle heupen en rood haar. Zelfs als die magere arm aan Michelle vastzat, dan hoefde het feit dat ze zonder dat haar vriend het wist terug in New York was en feestjes bijwoonde met een andere vent niet automatisch iets te betekenen, hoewel het daar wel op leek. Maar misschien was ze gewoon eerder thuis gekomen. Misschien was Evan helemaal op de hoogte. Misschien was het allemaal maar een storm in een glas water. Maar goed, ik moest het wel zeker weten.
‘Nee, sorry, ze zit nog steeds in New Hampshire,’ zei Evan toen ik hem belde en vroeg of zijn aanstaande misschien ook beschikbaar was om me te helpen bij het kiezen van een outfit voor een lanceringsfeestje. ‘Ik kan je wel haar mobiele nummer geven.’
‘Nee, dank je,’ zei ik, en hing op.
Tien minuten later hing ik aan de lijn met het agentschap van Michelle, en zei dat ik van de New York Night was en dat we bezig waren met een fotospecial over nieuwe trends in de lingerie. ‘Ik heb al een blondine en een brunette, nu heb ik alleen nog een roodharig model nodig,’ zei ik. ‘Ongeveer een meter vijfenzeventig, maatje dertig…’
‘Dertig?’ zei de boekingsagente. Ze klonk sceptisch.
‘Achtentwintig!’ zei ik. ‘O, en eh, ik weet niet helemaal hoe ik dit moet zeggen, maar we willen geen superintelligent model. Bij onze laatste fotosessie hadden we een model dat maar bleef zaniken over een of ander Thomas Pynchon-boek dat ze had gelezen.’
‘Een meter vijfenzeventig, maat achtentwintig, geen genie,’ dreunde de boekingsagente op. ‘Ik stuur je vanmiddag een stuk of wat portfolio’s.’
‘Geweldig. En eh, de fotosessie is morgenochtend, dus wie je ook stuurt, ze moeten nu in New York zijn, en beschikbaar.’
‘Gaat helemaal in orde komen,’ zei ze, en ze hing op.
Een uur later bladerde ik door een stapel lange, beeldschone, beschikbare roodharige dames die niet van boeken hielden. Michelle was portfolio nummer drie.
Kalm, zei ik tegen mezelf, hoewel ik zweette en bloosde en koppijn begon te krijgen. Met een slok warme koffie sloeg ik drie aspirines achterover. Intussen stuurde Janie negentien keer de woorden ‘Wees niet de boodschapper!’ naar mijn scherm.
Mijn volgende stap was erachter komen wie meneer Golvend Haar was. Eén belletje naar de publiciteitsagent op de foto beantwoordde die vraag. ‘Travis Marx. De Pantène-man.’
De hele dag begon een beetje surreëel aan te voelen. ‘Pardon?’
‘Pantène-shampoo en conditioner? Hij is hun haarmodel. Meneer Pantène. Beste follikels in de business. Hoezo? Willen jullie hem boeken?’
‘Ooit misschien,’ zei ik. ‘Wie is zijn agent?’ Ik slikte nog meer koffie en pleegde nog een paar telefoontjes. De goedgelovige agent was maar al te bejeid om me het adres van meneer Pantène te geven, zodat ik hem zogenaamd wat advertenties kon sturen die in de New Yoik Nlght hadden gestaan. Toen was het tijd om de straat op te gaan.
In de maanden sinds hij eindelijk had opgebiecht dat hij privé-detective was had Evan soms onze hulp ingeroepen. Dan stond hij op zaterdagochtend voor onze deur in zijn spijkerbroek, met een honkbalpetje op en een notitieboekje in zijn hand. ‘Je moet naar de foyer van het Algonquin Hotel,’ zei hij dan, waarop hij me een zonnebril en een foto van een man overhandigde. ‘Deze charmante gast beweert dat hij op zaterdag vrijwilligerswerk doet in een gaarkeuken. Zijn vrouw, binnenkort zijn ex-vrouw, gelooft dat niet helemaal.’ Vervolgens ging ik met een paar colaatjes in de foyer op de man zitten wachten, en als hij dan incheckte, steels over zijn schouder gluurde en met trillende handen een stapel geld uit zijn zak haalde, nam ik een paar foto’s, belde Evan op zijn mobiel, en dan gingen we brunchen.
Of hij zei: ‘Equinox.’ ‘Niet te geloven, nou werkt hij nóg minder dan hij al deed,’ klaagde Janie, maar uiteindelijk trokken we onze fitnesspakken aan (in mijn geval een ruime trainingsbroek, in Ja-nies geval een lycra legging) en stonden op de tredmolen te roddelen, totdat er een vrouw die naar eigen zeggen aan een whiplash en hernia leed in een knalroze danspak binnenwandelde voor haar extra-energieke aerobicsles. Of: ‘Dalton.’ Die dag arriveerde hij op het kantoor van de New Yoik Night met een plastic tas met daarin
een sandwich met corned beef, felgekleurde schoenen en een Schotse rok. ‘Je gaat op zoek naar een meisje genaamd…’ Hij keek in zijn notitieboekje en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Lockhart. Jezus. Waarom geven rijke mensen hun kinderen toch zulke stomme namen? Hoe dan ook. Eigenlijk hoort de oppas haar van school op te halen, maar mama denkt dat ze Lockhart helemaal alleen de metro laat nemen.’
Ik voelde weifelend aan de rok, en stelde me voor hoe mijn witte winterbenen er daaronder uit zouden zien. ‘Kan ik niet gewoon doen alsof ik een van de moeders ben?’
‘Natuurlijk,’ zei Evan met een grijns; onder zijn brede wenkbrauwen had hij pretlichtjes in zijn ogen. ‘Maar dat is niet half zo leuk voor mij.’ Dus at ik de sandwich op en verdween in het damestoilet. (‘Wil ik dit weten?’ informeerde Janie terwijl ze nog een laag mascara aanbracht.) Een halfuur later hing ik voor de school rond. Om kwart over drie liep de kleine Lockhart me voorbij, met een rugzak op haar smalle ruggetje die bijna even groot was als zijzelf, en liep naar de metro, zonder oppas.
Soms wilde ik hem vragen waarom Michelle hem niet hielp, waarom zij niet op de tredmolen of in een Schotse rok voor een school ging staan, waarom zij niet in de foyer ging zitten. Maar het antwoord lag voor de hand. Michelle was het soort vrouw dat opviel en dat je je zou herinneren. Terwijl ik juist een talent voor onzichtbaarheid bleek te hebben, dankzij alle jaren met Reina. Ik wist hoe ik in de schaduwen moest opgaan, hoe ik stilletjes in een hoekje moest gaan staan, hoe ik een krant voor me moest houden en me compleet onopvallend moest gedragen. Je hoefde alleen maar de magische woorden te zeggen - mijn beeldschone dochter Katerina -en ik was weg.
Om vijf uur die dag stopte ik de foto van Michelle en meneer Pantène in een envelop en meldde me bij het kantoor van een autoverhuurbedrijf in Manhattan. Tegen zes uur stond ik met mijn auto tegenover een kalkstenen gebouw op de Upper East Side, lekker onderuitgezakt achter het stuur van een onopvallende Chrysler Neon, en staarde naar de deur van het appartement van meneer Pantène. Ik had een gebreide muts tot ver over mijn voorhoofd, een winterjas die me warm hield, een voorraad eten (een sandwich met kalkoen en kaas, een zak chips, twee flessen water), een wegwerp-camera en een lege plastic kan om in te plassen, mocht dat nodig zijn.
Dat bleek niet zo te zijn. Ik was bereid om urenlang te wachten - de hele nacht als het echt moest - maar dit was een gemakkelijke lay-up, een homerun, een touchdown. Om negen uur ‘s avonds kwamen Michelle en Travis de straat in slenteren, arm in arm, hoofden achterover gegooid van het lachen. Zij droeg een korte zwart-witgestreepte jurk die om haar volmaakte dijen zwierde, en geen muts, jas of wanten, ondanks de kou. Misschien hield haar schuldgevoel haar warm. Meneer Pantène droeg een hippe zwarte coltrui met een zwarte spijkerbroek. Ik keek toe hoe Travis de deur openhield en Michelle voordat ze naar binnen ging iets in zijn oor fluisterde. Ik nam overal foto’s van, inclusief zijn hand, die op haar heup rustte.
Twee uur later had ik twee rolletjes film laten afdrukken en de auto teruggebracht en was ik weer terug in ons appartement. Janie stond op me te wachten met een bak popcorn en een stevige wodka met grapefruitsap.
‘Honderd procent raak,’ zei ik, terwijl ik de foto’s over het aanrecht schoof.
‘Je gaat het hem niet vertellen,’ zei ze.
‘Dat was ik niet…’
‘Echt, Kate. Hier.’ Ze gaf me het glas. ‘Drink op.’ Ze loodste me naar de bank. ‘Ga zitten. Denk aan wat ik tegen je heb gezegd. Wacht gewoon af wat er gebeurt.’ Ik knikte, helemaal gevoelloos, en nam een slok van mijn drankje. ‘Als jullie voor elkaar voorbestemd zijn, dan gebeurt het nog wel eens.’
‘En zo niet?’
Janie haalde haar schouders op, deed de foto’s in een la en lachte me meelevend toe. ‘Dan heb je altijd mij nog.’
Janie en ik hadden grootse plannen voor oudejaarsavond. Wekenlang hadden we plannen gemaakt en dingen besproken. Chique restaurants zaten te vol, een afhaalmaaltijd was intriest, en de ene keer dat ik haar had vergezeld naar een oudejaarsfeest in Sy’s paleis, had ik me zo uit mijn element (en dik en oneindig veel blutter dan de andere vrouwelijke gasten) gevoeld dat ik uit pure wanhoop een praatje had aangeknoopt met de garderobedame en haar de rest van
de avond had geholpen met het ophangen en weer teruggeven van bontjassen.
Dit jaar gingen we dus naar Big Wong in Chinatown voor peking-eend en wontonsoep. Na het diner gingen we naar de Lo Kee Inn op Mott Street om karaoke te zingen, totdat ze op Times Square de bal lieten vallen. ‘Met jouw stem en mijn choreografie bieden ze ons waarschijnlijk zo een platendeal aan!’ zei Janie. (Ik had ermee ingestemd om haar danspasjes te leren, maar vertikte het om een Tina Turner-pruik op te zetten.) Na veel geaarzel had ik Evan een week eerder opgebeld om hem ook uit te nodigen. ‘Klinkt goed,’ zei hij, maar Michelle en hij hadden al plannen: een diner dansant bij Windows on the World. ‘Geniet ervan,’ had ik tegen hem gezegd.
Janie en ik maakten back-ups van al onze computerbestanden en belden onze ouders om hen een gelukkig nieuwjaar te wensen. Toen sleurde Janie me haar slaapkamer in en overhandigde me een roze sweater en een paar knalroze glittersandalen met hoge hakken. ‘Weet je wat mijn goede voornemen voor dit jaar is? Zorgen dat jij eens een goede beurt krijgt.’
Ik fronste mijn wenkbrauwen bij het zien van de sweater. ‘Kun je niet gewoon besluiten dat je vijf kilo af wilt vallen, net als iedereen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben perfect zoals ik ben,’ zei ze, en duwde me de schoenen in handen. ‘Sy heeft me zijn auto met chauffeur geleend.’
Ik trok de sweater over mijn hoofd. Ik kon me de laatste keer dat Sy haar iets had geleend (in dat geval zijn appartement in Miami Beach) nog herinneren - hij was er pas na afloop achtergekomen.
‘Nee, echt! Ik heb het hem gevraagd!’ zei ze, terwijl ze me naar de badkamer loodste.
Ik leende haar een ketting met kralen van Murano-glas die mijn moeder uit Italië voor me had meegenomen. Zij leende me een paar oorbellen, platina ringen met diamanten die zoveel waard waren dat ik er niet eens aan wilde denken. We spoten elkaar onder met parfum, proostten met de goedkope champagne die de eigenaars van de New Yoik Night ons in plaats van een kerstgratificatie hadden gegeven, en gingen de kou in.
Tegen elf uur zat onze Tina Turner-medley (‘Proud Mary’ met overgang naar ‘Private Dancer’, compleet met Janie in een mini-
jurk met zilveren franje en bijpassende pruik) erop en klommen we buiten adem, compleet bezweet en vijftig dollar rijker het podium af, onder het enthousiaste applaus van tweehonderd rijkelijk bezopen feestvierders. ‘Ik zei toch dat we zouden winnen?’ zei Janie toen we door de mensenmassa terug naar onze tafel wiegden, onder het genot van high fives en de glazen champagne die we in onze handen gedrukt kregen.
Ik grijnsde terug naar haar, draaide me om en keek toen woest om me heen. ‘Kneep er net nou iemand in mijn kont?’ schreeuwde ik.
‘Dat was ik!’ schreeuwde Janie terug, met een vrolijk handgebaar. ‘Gelukkig nieuwjaar! Ik ga even naar de wc!’
Ik wuifde haar gedag en baande me door de menigte een weg terug naar onze tafel, waar twee glazen wodka met cranberrysap op ons stonden te wachten.
‘Van de meneer aan de bar,’ zei de serveerster, en ze wees. Ik volgde haar vinger en mijn hart stond stil. Tenzij mijn ogen me bedrogen en ik door alle acute nieuwjaarsverlangens aan het hallucineren was geslagen zat Evan McKenna aan de bar, in een smoking, zonder stropdas. Alleen.
‘Evan!’ Zijn naam sprong uit mijn mond, veel harder dan de bedoeling was. Daar zat hij dan, alsof mijn fantasietjes hem tot leven hadden gewekt. Alleen was hij in mijn dagdromen niet dronken, dacht ik toen hij ging staan, naar links wankelde, tegen een barkruk aan moest leunen om niet om te vallen, aan zijn cummerband trok en uiteindelijk naar onze tafel strompelde. Op het podium zongen vier jongens die er nauwelijks oud genoeg uitzagen om te mogen drinken ‘99 Luftballons’. Intussen viel Evan bijna om en kwam toen weer recht overeind.
‘Kate,’ zei hij. Terwijl hij op een stoel ineenzakte probeerde hij te glimlachen. Het was duidelijk dat hij al de hele avond zat te drinken, en ik betwijfelde dat hij daar in Windows on the World mee was begonnen. Hij had een honkbalpet over zijn haar getrokken. Hij rook alsof hij in whisky was gemarineerd, en hij zag er diep ongelukkig uit. ‘Ik dacht wel dat ik je hier zou aantreffen.’
‘En inderdaad.’ Ik trok Janies roze sweater strak tegen mijn borst. ‘Hoor jij niet aan het eten te zitten nu?’
‘Eigenlijk wel, ja,’ zei hij. Zijn groene ogen waren bloeddoorlopen, en hij sprak nog net niet met een dubbele tong, maar het scheelde niet veel. ‘Mooie trui.’ Hij stak zijn hand uit en haalde een vinger langs mijn decolleté.
Mijn hart bonsde in mijn borst. ‘Gaat het een beetje?’ Hij staarde naar de tafel. ‘Evan?’ Ik stak voorzichtig mijn hand uit en legde hem op de zijne. ‘Is er iets gebeurd?’ Zijn lippen trilden. Hij klemde ze opeen.
‘Hé! Jij daar!’ riep een grijnzende kerel in een smoking met een enorme fles goedkoop maltbier in zijn hand. ‘Proud Mary!’ zei hij, en hij stak twee duimen omhoog. Ik glimlachte even kort terug naar hem, en liet nadrukkelijk mijn hand op die van Evan liggen.
‘Ga maar,’ zei Evan. Hij stond op. ‘Ik wil jouw avond niet verpesten.’
‘Nee, nee, het is oké, we zijn klaar. We hebben gedaan wat we moesten doen. We zijn klaar. Wat doe jij hier?’
Hij liet zich weer op zijn stoel vallen. ‘Michelle en ik hadden afgesproken dat we elkaar om zes uur thuis zouden treffen. Maar ze kwam gewoon niet opdagen,’ zei hij. Ik slikte een brok weg en kon mezelf er maar net van weerhouden om heel hard ‘dank U, lieve Heer!’ te roepen. Mijn hart voelde alsof het in mijn borstkas aan het uitzetten was; het werd groter en groter en lichter en lichter totdat ik zomaar van mijn stoel opvloog en boven de rokerige, drukke, lawaaiige ruimte uit zweefde, ver boven de met plakband opgelapte stoelen en de rafelige vloerbedekking uit, voorbij het podium met aan weerszijden televisieschermen en een rookmachine, door het dak heen, de heldere avondlucht in.
Ik boog me voorover om iets in zijn oor te fluisteren - helemaal de meelevende vriendin, een echt maatje. ‘Wat denk je, is alles oké met haar? Heb je enig idee waar ze is?’
‘O ja, dat heb ik wel,’ zei hij. Hij pakte een van de glazen en dronk het in twee grote teugen leeg. ‘Dat heb ik best.’ Zijn stem sloeg over, en hij leek nauwelijks te merken dat ik mijn vrije hand tussen zijn schouders legde, hem zachtjes op zijn rug klopte en boven de karaoke uit zachte, geruststellende geluidjes maakte. Hou dit moment vast, zei ik tegen mezelf, terwijl ik onder zijn katoenen overhemd de warmte van zijn huid voelde en de rokerige lucht van de bar inademde. Ik sloeg alle spiegels en het neonlicht in me op, de geur van gebakken wontons en goedkope champagne, en de
zoete geur van de neprook die ze op het podium pompten toen er een klein Aziatisch meisje begon te zingen. ‘Once upon a time, I was falling in love, now I’m only falling apart.’
‘O. Nou…’
Hij schudde zijn hoofd. Mijn handpalmen tintelden, en mijn hart klopte te snel. Hij was helemaal hierheen gekomen om mij te vinden. Net als Daniël Day-Lewis in The Last of the Mohicans.
Evan staarde me aan met die glazige, bloeddoorlopen ogen van hem. ‘Mooi,’ zei hij, op een toon die ik tot dan toe alleen maar in mijn dagdromen had gehoord. Zijn oogleden zakten naar beneden. ‘Wat zie je er mooi uit vanavond.’
We keken beiden op toen Janie haar keel schraapte. ‘Wel, wel, wat hebben we hier?’ vroeg ze. Ze liet zich op haar stoel vallen en zette haar pruik recht.
‘Hoi, Janie,’ zei Evan.
Ze staarde hem aan. ‘Jezus. Heb je in elk geval het nummerbord genoteerd van de vrachtwagen die je heeft overreden?’
Ik wierp haar een ‘doe-nou-niet!’-blik toe, in de hoop dat ik haar daarmee duidelijk zou maken hoe de feiten ervoor stonden - dat Michelle hem op oudejaarsavond had gedumpt, dat het ernaar uitzag dat hij op de hoogte was van het bestaan van meneer Pantène. Helaas was Janie niet helderziend. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze, terwijl ze met het flinterdunne schouderbandje van haar mini-jurk speelde.
Evan kromp ineen en stond toen op. ‘Pardon,’ zei hij met omfloerste blik, en hij liep de mensenmassa in.
Ik keek toe hoe hij wegwankelde. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Janie. Ik vertelde haar wat hij mij had verteld.
Janie pikte mijn handen en keek diep in mijn ogen. ‘Oké, Kate. Nu moet je even goed naar me luisteren,’ zei ze.
Ik wist wat ze ging zeggen - de zoveelste versie van haar don’t-shoot-the-messenger/niet-poepen-in-je-eigen-huisverhaal - en ik wilde het niet horen.
‘Hij heeft een gebroken hart,’ begon ze. ‘Hij is alleen. Hij heeft pijn. Aan zijn ogen te zien heeft hij aardig wat pijnstillers achter de kiezen. Ga niet - ik zeg je, niet! - met hem naar bed.’
‘Dat was ik ook echt niet van plan,’ zei ik, hoewel het natuurlijk precies was wat ik wel van plan was. Dit was mijn kans. Onder normale omstandigheden kon ik met geen mogelijkheid op tegen een roodharig model van een meter tachtig dat ook nog eens de allure van het onbereikbare had. Maar als Michelle Evans hart had gebroken en er met de shampoojongen vandoor was gegaan, als hij dronken, wanhopig en misschien zelfs onder invloed van pillen was, dan was er misschien een mogelijkheid dat ik een klein kansje maakte.
Ik stond op. ‘Ben zo weer terug.’
‘Kate…’ Met smekende ogen staarde Janie me aan. ‘Ik meen het!’
‘Wc,’ zei ik, en ik begon te lopen, steeds sneller,- mijn hoge hakken gleden over de vloerbedekking. Ik wilde net de hoek om toen er iemand aan mijn beha trok. Sterke vingers trokken me naar achteren, en toen werd het bandje losgelaten, en ketste keihard terug tegen mijn rug.
‘Au!’
‘Sorry dat ik je pijn moet doen,’ zei Janie, ‘maar Kate, ik ben bereid om dit dorp te verbranden om het te redden.’
Met open mond staarde ik haar aan. ‘Huh? Ben ik het dorp in deze analogie?’
Janie trok aan haar pruik. ‘Wacht even… daar moet ik even over nadenken. Ja. Jij bent het dorp. Ja. En nu luisteren. Wacht gewoon af. Bied jezelf niet op een presenteerblaadje aan. Geduld.’
Ik fluisterde: ‘Ik moet ervandoor.’ Geduld was voor meisjes die eruitzagen als Janie, dacht ik, en dit soort gelegenheden waren er voor meisjes als ik. Evan hing voor een wc aan het einde van een donker gangetje. Ik pakte hem bij de hand en trok hem door een door een stoel opengehouden deur waarop nooduitgang stond. We liepen een steegje in, de nacht in.
We kwamen uit in een straat vol feestvierders, toeristen met schuimrubberen hoofdbanden van het Vrijheidsbeeld om, vrouwen met strakke jurken en schoenen met hoge hakken aan, en schreeuwende groepjes kerels die niet alleen elkaar vasthielden, maar ook flessen: flesjes bier, flessen wijn, nog meer champagne. Evan trok me een zijstraat in, vol dure importzaken met rode stoffen luifels en papieren lantaarns met gouden franje die in de wind heen en weer zwaaiden. Het leek erop dat iedereen van plan was de hele nacht open te blijven. ‘Waar is je jas?’
‘Heb ik niet bij me,’ zei ik. Ik boog me naar hem toe zodat hij me kon verstaan. Eigenlijk had ik het koud moeten hebben, maar dat had ik het dus niet, ook al kon ik onze adem elke keer dat we iets zeiden in de ijskoude lucht zien condenseren. ‘Janie heeft de auto van haar vader… we zouden toch niet gaan lopen, en om nou de hele avond onze jassen mee te zeulen…’
Hij trok me het voorportaal van een Chinese gebakszaak in, en daar, onder de gloed van de vlakglazen ramen, voor de bakken met schilferige goudgebakken broodjes met zwartebonenpasta erin, trok hij zijn eigen jas uit en sloeg hem om mijn schouders. Hij trok me tegen zich aan, en daar stonden we dan, oog in oog, borst aan borst, heup aan heup.
‘Katie,’ fluisterde hij.
‘Evan,’ fluisterde ik terug. Toen hij me kuste, kon ik zijn hart tegen het mijne voelen bonzen. Ik leunde achterover, tegen het raam aan, onder de lantaarns, en onder het zachte geklingel van de klokjes boven ons hoofd. Het was alsof ik hem inademde en opdronk, en toen hij me in zijn armen nam, zag en hoorde ik niets meer van de New Yorkse oudejaarsavond.