XXXIV


Een monnik kwam naar hen toe met een dienblad. Toen hij vlak bij de boom was gekomen, maakte hij een buiginkje en gaf aan alle drie een kopje. De boeddhist nam de theepot en schonk een warme vloeistof in de kopjes, zodat die begonnen te dampen. Tomas keek wat voor thee het was en toen hij die typische geur rook moest hij zijn gezicht afwenden om zijn walgende grimas te verbergen. 'Jakboterthee,' constateerde hij en hij wisselde een moedeloze blik met Ariana.

'Even doorbijten,' fluisterde de Iraanse. 'Niets aan te doen.'

De twee bezoekers konden hun ergernis nauwelijks bedwingen. Ze waren ontzettend opgewonden over de onthullingen die ze hadden gehoord en wilden meer details weten over het bijzondere werk dat de Tibetaan samen met Einstein had verricht. In plaats daarvan zagen ze zich gedwongen dat misselijkmakende zalfachtige bocht te drinken.

'Meester,' drong Tomas aan, zonder nog van de thee te hebben durven proeven. 'Legt u ons uit waaruit De Godsformule bestaat.'

Hun gastheer legde hem met een plechtig gebaar het zwijgen op. 'Shunryu Suzuki heeft gezegd: in de geest van de beginneling zitten veel mogelijkheden, maar die zijn gering in de geest van de wijze.'

'Wat bedoelt u daarmee?' vroeg Tomas, die de relevantie van die bewering in deze context niet zag.

'Als jullie wijs zijn, zullen jullie weten dat er voor alles een moment is,' zei Tenzing. 'Dit is het moment voor de thee.'

Tomas keek mistroostig naar zijn kopje; hij achtte zich niet in staat die vette troep te drinken. Moest hij er iets van zeggen? Of gewoon zijn mond houden en drinken? Als hij de thee afsloeg, maakte hij dan inbreuk op de Tibetaanse etiquette? Zou er een specifieke manier zijn om dat te doen? Hoe moest hij het in godsnaam aanpakken?

'Meester,' besloot hij, 'is er niets anders dan dit... eh... dan de thee?'

'Wat wens je behalve thee?'

'Ik weet niet... is er niets te eten? Ik moet zeggen dat ik na die lange reis van vandaag nogal trek heb.' Hij keek naar Ariana. 'Heb jij ook trek?'

De Iraanse knikte.

De bodhisattva gaf een opdracht in het Tibetaans en de monnik verdween onmiddellijk. Tenzing zweeg, zijn aandacht gericht op het kopje alsof de thee op dat moment het enige in het hele universum was dat telde. Tomas probeerde hem nog te peilen met enkele vragen over wat er in Princeton was gebeurd, maar zijn gastheer leek hem niet op te merken en doorbrak het stilzwijgen slechts eenmaal.

'Een zen-gezegde luidt: zowel spreken als zwijgen is een schending.'

Niemand zei meer iets terwijl de Tibetaan zijn thee dronk.

De monnik die de thee had gebracht verscheen opnieuw. Ditmaal stond op het dienblad niet de theepot, maar twee dampende kommen. Hij knielde neer bij de bezoekers en overhandigde aan ieder een kom.'Thukpa,' zei hij met een glimlach. 'Di shimpo du.'

Ze begrepen het geen van tweeën, maar bedankten hem allebei. 'Thu-je-che.'

De monnik wees opnieuw naar de kom. 'Thukpa.'

Tomas keek naar de inhoud. Het was een miesoep met vlees en groente die er verrassend uitnodigend uitzag. 'Thukpa?'

'Thukpa.'

De historicus keek naar Ariana. 'Kennelijk heet dit "thukpa".'

Ze aten met smaak, ofschoon ze vermoedden dat dat meer door hun honger dan door de kwaliteit van de soep kwam. Eerlijk gezegd was Tomas niet zo dol op de Tibetaanse gastronomie; de afgelopen dagen had hij in de gaten gekregen dat de lokale gerechten niet alleen weinig gevarieerd waren, maar ook niet uitblonken door hun verfijnde smaak. In dat opzicht kon je zeggen dat de Chinese invasie, in het kielzog waarvan talloze restaurants met een overwegend Szechuaanse keuken waren opgekomen, een ware zegen was, wellicht het enige goede dat de annexatie de Tibetanen had gebracht.

Toen Ariana en Tomas klaar waren met de soep, merkten ze dat de bodhisattva zijn thee op had en was verzonken in meditatie. De monnik die hen had bediend haalde de kommen weg en ze bleven beiden zitten wachten tot er iets gebeurde.

Twintig minuten later opende Tenzing zijn ogen. 'De dichter Basho heeft gezegd,' begon hij, 'zoek niet de voetstappen van de oude wijzen, zoek wat zij zochten.'

'Pardon?'

'Jullie zoektocht is te veel gericht op de oude wijzen. Op mij, op Einstein, op Augusto. Zoek niet onze wegen; zoek wat wij zochten.'

'En als uw zoektocht voert naar het doel van onze zoektocht?' vroeg Tomas. 'Is ons doel dan niet gemakkelijker te bereiken als we het spoor volgen van degene die daar al is aangekomen?'

'Krishnamurti heeft gezegd: meditatie is niet een middel om een doel te bereiken, het is zowel middel als doel.'

'Wat bedoelt u daarmee?'

'Dat de zoektocht niet slechts een middel is om bij een doel te komen; hij is zijn eigen doel. Iemand die bij de waarheid wil komen, moet de weg afleggen.'

'Dat begrijp ik,' zei Tomas. 'Helaas is, om redenen die boven onze macht gaan, de weg die de oude wijzen hebben gevolgd ook het doel van onze zoektocht. We willen graag de waarheid kennen, maar we moeten ook weten welke weg u hebt gevolgd om bij die waarheid te komen.'

Tenzing dacht even na over dit antwoord. 'Jullie hebben jullie redenen en die moet ik respecteren,' gaf hij toe. 'In feite heeft Tsai Ken Tan gezegd: in water dat te puur is, zit geen vis.' Hij zuchtte. 'Ik accepteer dat er redenen zijn waarom jullie water niet helemaal puur is, en ik zal jullie dan ook alles vertellen wat ik over dit project weet.'

De twee bezoekers wisselden een blik, opgelucht dat ze eindelijk het doel van hun onderzoekingstocht naderden.

'Tijdens zijn ontmoeting met Einstein in Princeton daagde de premier van Israël hem uit het bestaan of niet-bestaan van God te bewijzen. Einstein antwoordde dat het onmogelijk was een dergelijk bewijs te leveren. Na enkele dagen begon hij echter, om wat afleiding te vinden van het werk aan zijn zoektocht naar de Theorie van Alles, mij uit te horen over de antwoorden in het oosterse denken op de vragen van het universum. Net als jullie was hij geschokt over de overeenkomst tussen wat er in de oosterse heilige geschriften stond en de nieuwste ontdekkingen op het gebied van de wis- en natuurkunde. Daardoor gedreven, en omdat hij Joods was, begon hij het Oude Testament te doorzoeken op vergelijkbare sporen. Zouden ook in de Bijbel wetenschappelijke waarheden verborgen zitten? Zou de kennis van de antieken meer kennis bevatten dan men vermoedde?'

Hij zweeg even en keek hen strak aan. Vervolgens pakte hij een boek op dat naast hem lag en liet dit aan zijn gasten zien. 'Ik neem aan dat jullie dit boek kennen.'

Tomas en Ariana keken naar het dikke boekwerk dat de oude boeddhist in zijn handen had. Ze hadden het niet eerder opgemerkt en konden de titel niet onderscheiden. 'Nee.'

'Jangbu bracht het me terwijl jullie bezig waren met je thukpa,' legde hij uit. Hij sloeg het boekwerk open, bladerde erin en vond wat hij zocht. 'Het boek begint als volgt,' zei hij terwijl hij zich voorbereidde om voor te lezen. 'In het begin schiep God hemel en aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: "Er moet licht komen." En er was licht.' Hij hief zijn benige gezicht. 'Herkennen jullie deze tekst?'

'Dat is de Bijbel.'

'Het begin van het Oude Testament, Genesis, om precies te zijn.' Hij legde het boek op zijn schoot. 'Dit hele gedeelte van de tekst interesseerde Einstein mateloos, met name om één reden.

En wel dat dit essentiële fragment in grote lijnen overeenkomt met de idee van de big bang.' Hij dempte zijn stem. 'Jullie moeten bedenken dat in 1951 het idee dat het universum met een grote explosie was begonnen nog geen vaste vorm had aangenomen onder wetenschappers. De big bang was slechts één van verscheidene hypothesen, die op één lijn werd gesteld met andere mogelijkheden, in het bijzonder die van het eeuwige universum. Maar Einstein had verschillende redenen om naar de big bang-hypothese te neigen. Ten eerste wees Hubble's ontdekking dat melkwegstelsels zich van elkaar verwijderden erop dat ze vroeger aan elkaar vast hadden gezeten, alsof ze van hetzelfde beginpunt uitgingen. Ten tweede was er de paradox van Olbers, die alleen oplosbaar is als het universum niet eeuwig is. Een derde aanwijzing was de tweede wet van de thermodynamica, die stelt dat het universum richting entropie gaat, wat vooronderstelt dat er een beginmoment van maximale ordening en energie is geweest. En ten slotte waren er zijn eigen relativiteitstheorieën, die berusten op de veronderstelling dat het universum dynamisch is en ófwel expandeert ófwel inkrimpt. Welnu, de big bang paste in het expansiescenario.' Hij vertrok zijn mond tot een grimas. 'Natuurlijk was er het probleem dat hij niet wist wat het was dat de inkrimping, veroorzaakt door de zwaartekracht, tegenwerkte. Om dat vraagstuk op te lossen opperde Einstein zelfs het bestaan van een onbekende energie, die hij "kosmologische constante" noemde. Later verwierp hij die mogelijkheid zelf en zei dat dat idee de grootste fout van zijn leven was geweest, maar intussen wordt aangenomen dat Einstein toch gelijk had en dat er inderdaad een onbekende energie bestaat die de zwaartekracht tegenwerkt en de versnelde expansie van het universum veroorzaakt. In plaats van "kosmologische constante" wordt dat nu "donkere energie" genoemd.' Hij keek zijn gespreksgenoten onderzoekend aan. 'Volgen jullie mijn redenering?' 'Ja.'

'Heel goed,' riep hij verheugd uit. 'Wat Einstein wilde vaststellen was of er waarheid schuilt in de Bijbel. Hij was niet op zoek naar metaforische of morele waarheden, maar naar wetenschappelijke waarheden. Zou het mogelijk zijn die in het Oude Testament te vinden?'

Tenzing keek zijn twee gespreksgenoten aan alsof hij van hen een antwoord op zijn vraag verwachtte. Maar niemand zei iets, en de bodhisattva vervolgde zijn uiteenzetting. 'Natuurlijk begon de grote moeilijkheid al meteen in Genesis. In de eerste verzen van de Bijbel wordt onomwonden beweerd dat het universum in zes dagen is geschapen. Zes dagen maar. Vanuit wetenschappelijk oogpunt was dat volslagen absurd. Natuurlijk zou je kunnen zeggen dat de tekst in zijn geheel metaforisch is, dat God zes fasen bedoelde of dat zus of dat zo, maar Einstein vond dat je zo de vraag vervalste; dat zou alleen maar een foefje zijn om ervoor te zorgen dat de Bijbel tot elke prijs gelijk had. Als wetenschapper kon hij een dergelijke methode niet accepteren. Maar het probleem bleef. Volgens de Bijbel was het universum in zes dagen geschapen. Dat was niets meer dan een klinkklare onwaarheid.' Hij zweeg even. 'Of toch niet?' De oude boeddhist liet zijn blik tussen de twee bezoekers heen en weer gaan. 'Wat vinden jullie?'

Ariana verschoof op haar kussen. 'Als moslima spreek ik niet graag het Oude Testament tegen, dat door de islam als waar wordt beschouwd. Maar als wetenschapper zou ik het niet willen bevestigen, aangezien de schepping van het universum in zes dagen ronduit onmogelijk is.'

De bodhisattva glimlachte. 'Ik begrijp je standpunt,' zei hij. 'En let wel: Einstein was weliswaar Joods, maar geen religieus man. Hij geloofde dat er iets transcendents achter het universum zou kunnen zitten, maar dat iets zou zeer zeker niet de God zijn die de aartsvader Abraham opdracht gaf zijn zoon te doden om zeker te zijn van diens trouw. Einstein geloofde in een transcendente harmonie, niet in een kleinzielige macht. Hij geloofde in een intelligente aanwezigheid, niet in een goeiig wezen. Hij geloofde in een universele kracht, niet in een antropomorfe godheid. Maar zou het mogelijk zijn die in de Bijbel te vinden? Hoe langer hij de Hebreeuwse geschriften bestudeerde, des te meer raakte hij ervan overtuigd dat het antwoord ergens in Genesis moest schuilen, en wel in de kwestie van de zes dagen van de Schepping. Zou het mogelijk zijn alles te scheppen in slechts zes dagen?'

'Wat verstaat u onder "alles"?' vroeg Ariana. 'Volgens de berekeningen met betrekking tot de big bang is alle materie in de eerste fracties van seconden geschapen. Voordat de eerste seconde was verstreken was het universum al een miljard kilometer geëxpandeerd en was de superkracht in zwaartekracht, sterke kracht en elektrozwakke kracht opgesplitst.'

'Onder "alles" wordt hier verstaan het licht, de sterren, de aarde, planten, dieren en de mens. De Bijbel zegt dat de mens op de zesde dag werd geschapen.'

'O, dat kan niet.'

'Dat dacht Einstein ook. Het was niet mogelijk dat alles in slechts zes dagen geschapen was. Maar ondanks deze voor de hand liggende voorlopige conclusie belegde hij een vergadering met ons en vroeg ons om er met frisse blik van uit te gaan dat dat mogelijk was. Hoe het probleem op te lossen? Welnu, toen de vraag zo werd gesteld, werd het ons allen duidelijk dat de gordiaanse knoop in de definitie van "zes dagen" zat. Wat waren zes dagen? Die vraag zette Einstein op een spoor. Hij boog zich over het onderwerp en sleepte ons mee in een buitengewoon onderzoek.' Tenzing schudde met zijn hoofd. 'Het is jammer dat ik hier geen exemplaar heb van het manuscript dat hij heeft geschreven. Het is iets wat volgens mij...'

'Ik heb het gelezen,' viel Ariana hem in de rede.

De oude Tibetaan onderbrak zijn zin halverwege en fronste zijn wenkbrauwen. 'Je hebt het gelezen?' 'Ja.'

'Je hebt het manuscript met de naam Die Gottesformel gelezen?' 7a.'

'Maar hoe dan?'

'Het is een lang verhaal,' flapte ze uit. 'Maar ik heb het inderdaad gelezen. Het document was in het bezit van professor Siza.'

'Heeft Augusto het je laten lezen?'

'Ja... eh... inderdaad. Zoals ik al zei, het is een lang verhaal.'

Tenzing keek haar onderzoekend aan. 'En, wat vond je ervan?' 'Nou ja, het is een... hoe moet ik het zeggen? Een verrassend document. We verwachtten dat er de formule voor de constructie van een goedkope, eenvoudig te ontwikkelen atoombom in stond, maar de strekking van de tekst was voor ons... nogal verwarrend. Zoals te verwachten stonden er vergelijkingen en berekeningen in, maar we konden er geen touw aan vastknopen, het leek geen duidelijke betekenis of welomlijnd doel te hebben.'

De bodhisattva glimlachte. 'Het is logisch dat het zo op jullie overkwam,' zei hij zachtjes. 'Het manuscript is zo bewerkt dat alleen ingewijden het konden begrijpen.'

'Aha,' riep Ariana uit. 'Weet u, we hadden de indruk dat het verwees naar een tweede manuscript...' 'Wat voor tweede manuscript?' 'Bestaat er geen tweede manuscript?'

'Natuurlijk niet.' Hij glimlachte. 'Ik geef toe dat het document door de grillige manier waarop het is opgesteld dat gevoel opwekt. Maar dat komt doordat de tekst op subtiele wijze is gecodeerd, snap je? De boodschap is verborgen zodat niemand het bestaan ervan ook maar kon opmerken.'

'Dat verklaart veel,' riep Ariana uit. 'Maar waarom heeft hij dat gedaan?'

'Omdat hij erop stond dat al zijn ontdekkingen bevestigd waren voor ze werden gepubliceerd.' 'Hoezo?'

'Daar komen we zo op,' zei Tenzing met een handgebaar. 'Eerst is het misschien handig om te weten wat Einstein nu eigenlijk ontdekt heeft.' 'Inderdaad.'

'Toen hij het Psalmenboek bestudeerde, een Hebreeuwse tekst van bijna drieduizend jaar oud, merkte Einstein een zin op in psalm 90 waarin min of meer het volgende stond.' Tenzing staarde in de verte terwijl hij in zijn geheugen naar de tekst zocht. 'Duizend jaar zijn in uw ogen als de dag van gisteren die voorbij is.' De boeddhist keek zijn twee gasten strak aan. 'Duizend jaar zijn als de dag van gisteren die voorbij is? Wat betekent die opmerking? Zou het alleen maar een metafoor zijn? Einstein concludeerde dat het om een metafoor ging, maar in feite verwijst psalm 90 regelrecht naar zijn eigen relativiteitstheorieën. "Duizend jaar in uw ogen" staat voor de tijd in het ene perspectief, "de dag van gisteren die voorbij is" staat voor dezelfde tijdsspanne in een ander perspectief.'

'Ik begrijp het niet,' zei Tomas.

'Heel simpel,' zei Ariana met ogen die wijd opengingen van opwinding. 'Tijd is relatief.'

'Wat?'

'Tijd is relatief,' herhaalde ze.

'Je bent intelligent, meisje,' zei Tenzing. 'Want dat is precies wat Einstein dacht toen hij psalm 90 las. Tijd is relatief. Dat zeggen de relativiteitstheorieën.'

'Sorry hoor, maar dat lijkt me wat vergezocht,' wierp Tomas tegen.

De bodhisattva haalde diep adem. 'Wat weet je over het concept "tijd" in de relativiteitstheorieën?'

'Wat iedereen weet, denk ik,' zei Tomas. 'Ik ken bijvoorbeeld de tweelingparadox.'

'Kun je die onder woorden brengen?'

'Wat? De tweelingparadox?'

'Ja.'

'Waarom?'

'Zodat ik kan zien of je werkelijk begrijpt wat tijd is.'

'Nou, eh... voor zover ik weet beweerde Einstein dat de tijd op verschillende snelheden verstrijkt, afhankelijk van de snelheid van de beweging in de ruimte. Om dat toe te lichten gaf hij het voorbeeld van de scheiding van tweelingen. Een van de twee vertrekt met een heel snel ruimteschip en de andere blijft op aarde. Degene in het ruimteschip komt een maand later terug naar de aarde en komt tot de ontdekking dat zijn broer nu een oude man is. Want terwijl in het ruimteschip slechts een maand is voorbijgegaan, is op aarde vijftig jaar verstreken.'

'Ja, zo is het precies,' bevestigde Tenzing. 'Tijd is verbonden met ruimte zoals yin is verbonden met yang. Technisch gesproken kunnen de twee niet eens duidelijk worden onderscheiden,

zodat zelfs het idee ruimte-tijd werd gecreëerd. De essentiële factor is de snelheid en de maatstaf is de snelheid van het licht, waarvan Einstein vaststelde dat die constant was. Wat de relativiteitstheorieën ons duidelijk hebben gemaakt is dat tijd, vanwege het constant-zijn van de lichtsnelheid, niet universeel is. Vroeger dacht men dat er één globale tijd was, een soort onzichtbaar horloge dat hetzelfde was voor het hele universum en de tijd overal op dezelfde manier mat, maar Einstein heeft bewezen dat dat niet zo was. Er is niet één globale tijd. Het verloop van de tijd hangt af van de positie en snelheid van de waarnemer.' Hij legde zijn twee wijsvingers naast elkaar. 'Stel dat er twee gebeurtenissen plaatsvinden, A en B. Voor een waarnemer die op gelijke afstand van beide staat, spelen die gebeurtenissen zich tegelijkertijd af, maar wie dichter bij gebeurtenis A staat, zal denken dat gebeurtenis A heeft plaatsgevonden vóór gebeurtenis B, terwijl iemand die dichter bij gebeurtenis B staat het tegengestelde zal denken. En in werkelijkheid hebben alle drie de waarnemers gelijk. Of beter: ze hebben gelijk met inachtneming van hun referentiepunt, aangezien de tijd afhankelijk is van de positie van de waarnemer. Er bestaat niet één absolute tijd. Is dit duidelijk?'

'Ja.'

'Welnu, dit alles betekent dat er geen universeel heden bestaat. Wat heden is voor één waarnemer is verleden voor een andere en toekomst voor een derde. Snap je wat dat betekent? Iets is nog niet gebeurd en toch is het al gebeurd. Yin en yang. De gebeurtenis is onvermijdelijk omdat ze, hoewel ze op één plaats al heeft plaatsgevonden, op een andere nog niet heeft plaatsgevonden, maar dat wel gaat doen.'

'Dat is wel raar, hè?'

'Heel raar,' zei de bodhisattva. 'Toch is dit wat de relativiteitstheorieën zeggen. Bovendien klopt het met de bewering van Laplace dat de toekomst, net als het verleden, al vastligt.' Hij wees naar Tomas. 'Als we nu terugkeren naar de tweelingparadox, is het van belang op te merken dat de tijdsbeleving van de waarnemer afhangt van de eigen snelheid waarop hij zich voortbeweegt. Hoe dichter de snelheid waarop deze zich voortbeweegt bij de snelheid van het licht komt, des te langzamer draaien de wijzers van zijn klok rond. Dat wil zeggen, voor die waarnemer is de tijd natuurlijk normaal, een minuut is nog steeds een minuut. Alleen voor wie zich op tragere snelheid voortbeweegt lijkt het horloge van de snelle waarnemer langzaam te gaan. Op dezelfde manier zal de waarnemer die zich met een snelheid dicht bij die van het licht voortbeweegt, de aarde op grote snelheid rond de zon zien draaien. Hij zal het idee hebben dat de tijd van de aarde versneld is, dat er een jaar verstrijkt in slechts een seconde, maar op aarde blijft een jaar gewoon een jaar.'

'Dit is alleen maar theorie, toch?'

'Strikt genomen is dit al bewezen,' zei Tenzing. 'In 1972 werd er een precisiehorloge in een zeer snelle straaljager gelegd, om naderhand de tijdmeting ervan te vergelijken met een ander precisiehorloge dat op aarde bleef. Toen het toestel in oostelijke richting vloog, kwam het horloge aan boord met bijna zestig nanoseconden achter te staan op het horloge op aarde. Toen het in westelijke richting vloog, won het meer dan tweehonderdzeventig nanoseconden. Het moge duidelijk zijn dat dat verschil wordt veroorzaakt door de combinatie van de snelheid van de straaljager en de rotatiesnelheid van de aarde. Hoe dan ook, dit alles is later bevestigd door de astronauten van de Space Shuttle.'

'Hmm.'

'En hier komen we bij het cruciale punt, en wel de zwaartekracht.' De oude Tibetaan ging recht zitten op zijn kussen. 'Een van de dingen die Einstein ontdekte, is dat de ruimte-tijd krom is. Wanneer iets een veel groter voorwerp nadert, zoals de zon, wordt het door die enorme massa aangetrokken alsof het plotseling vlak bij een kloof komt. Dat is hetgeen de zwaartekracht verklaart. De ruimte buigt en aangezien ruimte en tijd met elkaar in verband staan, buigt ook de tijd. Wat de algemene relativiteitstheorie duidelijk heeft gemaakt is dat het verstrijken van de tijd langzamer gaat op plaatsen met een hoge zwaartekracht en sneller op plaatsen met lage zwaartekracht. Dat heeft verschillende gevolgen, die allemaal verband houden met elkaar. Het eerste is dat elk bestaand voorwerp in de kosmos zijn eigen zwaartekracht bezit, het resultaat van zijn eigenschappen. Dat betekent dat de tijd op elk punt van het universum anders verloopt. Het tweede gevolg is dat de tijd op de maan sneller gaat dan de tijd op aarde en de tijd op aarde sneller gaat dan de tijd op de zon. Hoe meer massa een voorwerp heeft, des te trager gaat de tijd aan het oppervlak ervan. De voorwerpen met de grootste zwaartekracht die men kent zijn de zwarte gaten. Dat betekent dat een ruimteschip dat in de buurt komt van een zwart gat, de geschiedenis van het universum ziet versnellen en het voor de ogen van de bemanning ten einde ziet komen.'

'Dat is eigenaardig,' merkte Tomas op. 'Maar wat is de relevantie van dit alles voor onze vraag?'

'Dit is relevant om je uit te leggen dat Einstein besloot uit te gaan van het principe dat de zes dagen van de Schepping zoals ze in de Bijbel worden beschreven, moeten worden gezien in het licht van de relatie tussen de tijd op aarde en de ruimte-tijd in het universum. Als het Oude Testament het over een dag heeft, wordt daarmee uiteraard een aardse dag bedoeld. Maar volgens de relativiteitstheorie geldt dat hoe groter de massa van een voorwerp is, des te trager de tijd aan zijn oppervlak verstrijkt. En de vraag die Einstein stelde was deze: hoeveel tijd op de tijdschaal van het universum is één dag op aarde?'

De vraag bleef even in de lucht hangen.

'Ik begin nu de berekeningen en vergelijkingen te begrijpen die ik in het manuscript heb gelezen,' mompelde Ariana. 'Hij was bezig het verstrijken van de tijd om te rekenen naar de tijdschaal van het universum.'

'Precies,' zei Tenzing met een glimlach. 'De Bijbel zelf stelt dat de aarde pas op de derde dag werd geschapen. Welnu, hoewel de meting gebaseerd was op aardse dagen, heeft het Oude Testament het natuurlijk over de derde dag op de universele tijdschaal, aangezien er op de eerste twee dagen nog helemaal geen aarde bestond.'

'Maar wat is het referentiepunt voor de meting?' wilde Ariana weten.

'Einstein baseerde zich op een voorspelling uit 1948 met betrekking tot de big bang-theorie: het bestaan van licht dat herinnerde aan de grote daad van het scheppen van het universum. Elke lichtgolf moest als een 'tik' van het grote universele getiktak functioneren. De golven die de aarde bereiken zijn twee komma twaalf miljoenste langer in vergelijking met de golven die door het licht op aarde worden veroorzaakt. Dat betekent bijvoorbeeld dat voor elke miljoen aardse seconden, de zon twee komma twaalf seconden kwijt is. De volgende vraag is: als de zon meer dan twee seconden meer verliest dan de aarde, hoeveel tijd verliest dan het universum, dat een veel grotere massa heeft?'

'Wacht even,' reageerde Ariana. 'Voor zover ik weet is de zwaartekracht van het universum in de loop der tijd veranderd. In het begin, toen de materie helemaal geconcentreerd was, was de zwaartekracht groter dan daarna. Heeft Einstein daar rekening mee gehouden?'

'Uiteraard.' De boeddhist bracht zijn handen bijeen alsof hij een voorwerp kneedde. 'Toen het universum begon, was de materie geconcentreerd. Dat betekent dat de zwaartekracht aanvankelijk gigantisch was, en de tijd dientengevolge heel langzaam verstreek.' Zijn handen gingen langzaam uit elkaar. 'Naarmate de materie verder uit elkaar raakte, versnelde het verstrijken van de tijd, omdat de zwaartekracht steeds verder afnam.'

'En hoeveel trager verliep de tijd daarvoor?' vroeg Ariana.

'Miljard keer trager,' zei Tenzing. 'Die berekening werd bevestigd door de meting van de primordiale lichtstralen.'

'Maar daarna ging hij steeds sneller.'

'Natuurlijk.'

'Hoeveel sneller?'

'Met elke verdubbeling in omvang van het universum versnelde de tijd met een factor twee.'

'En wat kwam er uit die berekeningen?'

De bodhisattva spreidde zijn armen. 'Iets heel bijzonders,' riep hij uit. De eerste Bijbelse dag duurde acht miljard jaar. De tweede dag duurde vier miljard jaar, de derde twee miljard, de

vierde duurde een miljard jaar, de vijfde vijfhonderd miljoen jaar en de zesde dag duurde tweehonderdvijftig miljoen jaar.'

'Hoeveel is dat bij elkaar?'

'Ruim vijftien miljard jaar.'

Ariana zat een lang moment als verstijfd naar de oude boeddhist te kijken. 'Vijftien miljard jaar?' 'Ja.'

'Wat ongelooflijk toevallig!'

Tomas verschoof op zijn plaats. 'Sorry, maar willen jullie me dat even uitleggen? Wat is er zo bijzonder aan vijftien miljard jaar?'

Ariana keek hem aan. 'Snap je dat dan niet, Tomas? De Bijbel zegt dat het universum vijftien miljard jaar geleden is begonnen.'

'Ja, en?'

'Ja, en? Weet je hoe lang het universum naar huidige schattingen bestaat?'

'Eh... nee.'

'Volgens wetenschappelijke gegevens is het universum ergens tussen de tien en twintig miljard jaar oud. Nou, vijftien miljard zit daar precies tussenin. Volgens de laatste, preciezere berekeningen is de leeftijd trouwens ongeveer vijftien miljard jaar. Zo werd in een recent onderzoek van de nasa de leeftijd van het universum op rond de veertien miljard jaar geschat.'

'Hmm,' zei Tomas peinzend. 'Dat is inderdaad een eigenaardig toeval.'

Tenzing hield zijn hoofd schuin. 'Dat is precies wat Einstein dacht. Een eigenaardig toeval. Zo eigenaardig dat het hem aanmoedigde om de berekeningen voort te zetten. Toen besloot hij elke Bijbelse dag te vergelijken met de gebeurtenissen die tegelijkertijd in in het universum plaatsvonden.'

'Wat leverde dat op?' vroeg Ariana.

'Iets heel interessants.' De boeddhist stak zijn duim op. 'De eerste Bijbelse dag omvat acht miljard jaar. Hij begon vijftien komma zeven miljard jaar geleden en eindigde zeven komma zeven miljard jaar geleden. Volgens de Bijbel ontstond in die tijd het licht en werden hemel en aarde gecreëerd. Nu weten wij dat in die periode de big bang plaatsvond en de materie werd gecreëerd. Er ontstonden sterren en melkwegstelsels.'

'Oké,' zei Ariana. 'En verder?'

De volgende Bijbelse dag duurde vier miljard jaar en eindigde drie komma zeven miljard jaar geleden. Volgens de Bijbel maakte God op de tweede dag het firmament. We weten nu dat in die tijd ons melkwegstelsel en de zon ontstonden, die zichtbaar zijn aan ons firmament. Dat wil zeggen, alles wat zich rond de aarde bevindt werd in die periode gecreëerd.'

'Interessant. En de derde dag?'

'De derde Bijbelse dag, die voor twee miljard jaar staat en één komma zeven miljard jaar geleden ten einde kwam, heeft het over de vorming van land en zee en de verschijning van planten. Volgens wetenschappelijke gegevens is de aarde in die periode opgewarmd en kwam er vloeibaar water, waarna er direct bacteriën en zeevegetatie verschenen, met name algen.'

'Hmm.'

'De vierde Bijbelse dag duurde een miljard jaar en eindigde zevenhonderdvijftig miljoen jaar geleden. Volgens de Bijbel verschenen er op deze vierde dag lichten aan het firmament, en wel de zon, de maan en de sterren.'

'Wacht even,' onderbrak Tomas hem, 'maar de zon en de sterren om ons heen waren toch al op de tweede dag ontstaan?'

'Ja,' antwoordde Tenzing. 'Maar ze waren nog niet zichtbaar.'

'Hoezo, nog niet zichtbaar? Dat snap ik niet...'

'De zon en de sterren van de melkweg ontstonden op de tweede Bijbelse dag, ongeveer zeven miljard jaar geleden, maar ze waren vanaf de aarde niet te zien. Welnu, de vierde dag komt precies overeen met de periode waarin de atmosfeer van de aarde transparant werd, zodat je de hemel kon zien. Hij komt ook overeen met de periode waarin door fotosynthese zuurstof in de atmosfeer terechtkwam.'

'Aha.'

Tenzing pakte het enorme boek dat naast hem lag en zocht in de eerste bladzijden. 'De vijfde Bijbelse dag duurde vijfhonderd miljoen jaar en eindigde tweehonderdvijftig miljoen jaar geleden.' Hij legde zijn vinger op een regel in de tekst. 'Hier staat geschreven dat God op die vijfde dag zei: "Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.'" Hij keek zijn twee gasten aan. 'Nu moeten jullie weten dat geologische en biologische studies aan die periode de verschijning van meercellige dieren en al het zeeleven toewijzen, plus de eerste vliegende dieren.'

'Ongelooflijk.'

'En dan komen we bij de zesde Bijbelse dag, die tweehonderdvijftig miljoen jaar geleden begon.' De Tibetaan ging met zijn vinger een paar regels naar beneden. 'Volgens de Bijbel zei God: "De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren." En even verderop voegt God eraan toe: "Laten wij mensen maken.'" Hij keek op. 'Interessant, niet?'

'Maar dieren bestaan al meer dan tweehonderdvijftig miljoen jaar,' wierp Ariana tegen.

'Natuurlijk,' stemde Tenzing in. 'Maar niet deze dieren.'

'Wat bedoelt u?'

De bodhisattva richtte zijn blik op Ariana. 'Zeg eens, meisje. Weet jij wat er, in biologische termen, precies tweehonderdvijftig miljoen jaar geleden is gebeurd?'

'Ehm... er was toen toch een grote uitsterving?'

'Precies,' zei de Tibetaan zachtjes. 'Tweehonderdvijftig jaar geleden vond voor zover bekend de allergrootste uitsterving van soorten plaats, de uitsterving van het perm. Door een nog niet vastgestelde oorzaak, waarvan sommigen denken dat ze verband houdt met het inslaan van een groot hemellichaam in Antarctica, stierf van het ene op het andere moment bijna vijfennegentig procent van de bestaande diersoorten uit. Zelfs een derde van de insecten verdween, en dat was de enige keer dat er een massale uitsterving van insecten plaatsvond. De uitsterving van het perm was de periode waarin het leven op aarde het dichtste bij de totale uitroeiing was. Die grote catastrofe deed zich precies tweehonderdvijftig miljoen jaar geleden voor. Vreemd genoeg net op het moment dat de zesde Bijbelse dag begon.' Hij liet die gedachte even bezinken. 'Na die gigantische massa-uitsterving werd de aarde opnieuw bevolkt.' Hij wierp een blik op het geopende boek in zijn handen. 'Hebben jullie die expliciete vermelding van de reptielen opgemerkt?'

'Zouden dat de dinosauriërs zijn?'

'Je krijgt wel die indruk, hè? Overigens komt dat overeen met de periode. En let hierop: de mens verschijnt aan het einde. Dat wil zeggen, aan het einde van de evolutieketen.'

'Het is... het is... verbazingwekkend,' was Ariana's commentaar. 'Maar denkt u dat dat betekent dat er toch sprake van een schepping was, en geen evolutie?'

'Onzin!' antwoordde Tenzing. 'Natuurlijk is er een evolutie geweest. Maar wat interessant is in dit werk van Einstein, is dat de Bijbelse geschiedenis van het universum, wanneer de tijd wordt gemeten in overeenstemming met de lichtfrequenties die worden voorspeld door de big bang-theorie, klopt met de wetenschappelijke geschiedenis van het universum.'

Tomas kuchte. 'En dat is dus de inhoud van Einsteins manuscript?' 'Ja.'

'Dat betekent dus dat hij dacht dat de Bijbel gelijk had...'

De bodhisattva schudde zijn hoofd. 'Niet helemaal.'

'Niet? Wat dan wel?'

'Einstein geloofde niet in de God van de Bijbel, hij geloofde niet in een kleingeestige, jaloerse, ijdele God die aanbidding en trouw eist. Hij was van mening dat de God uit de Bijbel een menselijke constructie was. Maar tegelijkertijd kwam hij tot de conclusie dat de antieke wijsheid enkele diepe waarheden in zich droeg en begon hij te geloven dat het Oude Testament een groot geheim verborg.'

'Een groot geheim? Welk geheim?'

'Het bewijs voor het bestaan van God.'

'Wat voor God? Die kleingeestige, jaloerse en ijdele God?'

'Nee. De ware God. De intelligente kracht achter alles. De Brahman, de Dharmakaya, de Tao. Het ene dat zich uit in het veelvoudige. Het verleden en de toekomst, de alfa en de omega, yin en yang. Hij die zich voorstelt met honderd namen en er geen is, omdat hij alle is. Hij die de kleren van Shiva draagt en de kosmische dans uitvoert. Hij die onveranderlijk is en nooit hetzelfde blijft, groot en klein is, eeuwig en vluchtig, levend en dood, alles en niets.' Hij maakte een weids gebaar. 'God.'

'Geloofde Einstein dat in het Oude Testament het bewijs van God school?'

'Nee.'

Tomas keek Tenzing verward aan. 'Sorry, maar ik begrijp er niets van, ik dacht dat u net zei dat Einstein dacht dat de Bijbel dat geheim in zich verborg.'

'Aanvankelijk geloofde hij dat, ja.'

'Maar daarna niet meer?'

'Nee.'

'Wat dan? Ik snap het niet...'

'Wat er gebeurde was dat het niet meer een kwestie van geloven was.'

'Hoezo?'

'Einstein ontdekte dat bewijs.'

Er viel een korte stilte, waarin Tomas de implicaties van deze onthulling verwerkte. 'Hij ontdekte het bewijs?'

'Ja.'

'Het bewijs dat God bestaat?' 'Ja.'

'Weet u dat zeker?'

'Absoluut. Hij vond de formule waar alles op berust. De formule die het universum voortbrengt, die het bestaan verklaart, die God maakt tot wat hij is.'

Tomas en Ariana wisselden een blik. De Iraanse keek verwonderd, maar leverde geen commentaar. De historicus keek weer naar de oude Tibetaan.

'En waar staat die formule?'

'In het manuscript.'

'In Die Gottesformel?' 'Ja.'

Tomas keek weer naar Ariana. Ze haalde haar schouders op, alsof ze wilde zeggen dat ze niets was tegengekomen toen ze het document las.

'Op welke plaats in het document?'

'Het zit verborgen.'

De historicus wreef peinzend over zijn kin. 'Maar waarom heeft Einstein dat verborgen? Denkt u niet dat als hij werkelijk het bewijs voor het bestaan van God had ontdekt, het het meest logisch was geweest als hij het van de daken had geschreeuwd? Waarom zou hij een zo bijzondere ontdekking verbergen?'

'Omdat hij nog het een en ander moest bevestigen.'

'Wat dan?'

Tenzing haalde diep adem. 'Dit hele werk speelde zich af tussen 1951 en 1955, het jaar waarin Einstein stierf. Het probleem is dat de door de big bang veroorzaakte lichtfrequenties in die tijd nog neerkwamen op een theoretische voorspelling die kort daarvoor, in 1948, was gedaan. Hoe had de auteur van de relativiteitstheorieën categorisch kunnen beweren dat de zes dagen van de Schepping overeenkwamen met de vijftien miljard jaar waarin het universum bestaat, terwijl zijn berekeningen gebaseerd waren op de voorspelling van enkele frequenties waarvan het bestaan nog puur een academische hypothese was? Bovendien bestonden er in die tijd nog niet van die precieze berekeningen over de leeftijd van het universum zoals we ze tegenwoordig hebben. Vergeet daarbij niet dat de wetenschappelijke gemeenschap in die dagen de big bang-theorie op één lijn stelde met de theorie van het eeuwige universum. Hoe kon Einstein in die omstandigheden zijn reputatie op het spel zetten?'

Tomas knikte begrijpend. 'Dat snap ik...'

'Hij wilde geen figuur slaan, en daarom nam hij twee voorzorgsmaatregelen. De eerste was dat hij al zijn ontdekkingen optekende in een manuscript dat hij Die Gottesformel noemde. Uit angst dat het document in de verkeerde handen zou vallen was hij echter zo voorzichtig de tekst heel subtiel te coderen om te voorkomen dat een ander dan ik of Augusto het kon begrijpen. Als extra maatregel codeerde hij het bewijs voor het bestaan van God expliciet, met behulp van een dubbel cijfer-systeem.'

'Een dubbel cijfer?' 'Ja.'

'En wat is de sleutel?'

Tenzing schudde zijn hoofd. 'Dat weet ik niet,' zei hij. 'Ik weet alleen dat de eerste sleutel te maken heeft met zijn naam.'

'De naam van Einstein?'

'Ja.'

'Hmm,' mompelde Tomas, deze informatie overpeinzend. 'Daar moet ik eens goed naar gaan kijken.' Hij richtte zijn doordringende blik weer op de Tibetaan. 'Waar staat dat vercijferde bericht? Is het dat raadsel dat vlak voor het einde van het manuscript staat?' 'Ja.'

'Dat met "see sign" erin en nog een aantal letters?'

'Ja, dat is het.'

'Dat zijn zes letters in twee groepjes en een uitroepteken aan het begin,' herinnerde Ariana zich, die de letterreeks uit haar hoofd kende. '!Ya ovqo.'

'Dat moet het zijn,' zei Tenzing. 'Ik weet het niet goed meer, dat kunnen jullie je wel voorstellen. Het is al zoveel jaar geleden.'

'Dat begrijp ik,' zei Tomas. 'Dus dat waren de voorzorgsmaatregelen die hij nam?'

'Nee,' antwoordde de Tibetaan. 'De codering van het geheim was nog maar de eerste maatregel. Einstein wilde geen enkel risico lopen en toen hij ons het document gaf, liet hij ons een tweede belofte doen. Het document mocht pas worden geopenbaard als de big bang-theorie werd bevestigd en de primordiale lichtfrequenties werden ontdekt. Bovendien stelde hij als eis dat we doorgingen met het onderzoek om het bestaan van God via een andere weg te bewijzen.'

'Een andere weg? Wat voor weg?'

'Die moesten wij zien te vinden,' antwoordde Tenzing. 'Lao Tzu heeft gezegd: wanneer een weg ophoudt, verander dan - na verandering kun je verder.'

'Wat betekent dat?'

'Dat ik en Augusto verschillende wegen bewandelden om hetzelfde doel te bereiken. Nadat Einstein was overleden keerde ik terug naar Tibet en kwam ik hier in het Tashilhunpoklooster, waar ik mijn weg zocht om het bestaan van God te bewijzen. Na een leven van meditatie kwam ik tot het licht. Ik versmolt met de Dharmakaya en werd bodhisattva.'

'En professor Siza?'

'Augusto vervolgde zijn pad. Hij hield het manuscript en verkende zijn weg om het bestaan van God te bewijzen.'

'Wat was dat voor weg?'

'De weg van Augusto was uiteraard de weg van de westerse wetenschap. De weg van de wis- en natuurkunde.'

'En wat gebeurde er daarna?'

Tenzing glimlachte. 'Einsteins eisen voor de publicatie van het manuscript werden uiteindelijk vervuld.'

'O? Wat bedoelt u daarmee?'

'De eerste stap werd gezet tien jaar na Einsteins dood. In 1963 waren twee Amerikaanse sterrenkundigen in New Jersey een communicatieantenne aan het testen, toen ze een achtergrondruis opmerkten die afkomstig was van alle punten van het universum. Ze dachten dat het een defect aan de antenne was, maar nadat ze contact hadden opgenomen met een team wetenschappers van de universiteit van Princeton drong uiteindelijk tot hen door wat die ruis was. Het ging om het primordiale licht dat in de big bang-theorie werd voorspeld en dat door Einstein werd gebruikt voor de berekening van de leeftijd van het universum. Dat fenomeen wordt tegenwoordig aangeduid als kosmische achtergrondstraling. Het bestaat uit de weergave in microgolven van het eerste licht dat door het universum werd uitgestraald, dat ons heeft bereikt. Het is een soort echo van de oerknal, maar kan ook dienen als een kosmisch horloge.'

'Daar heb ik wel eens iets over gehoord,' zei Tomas, wie het verhaal bekend voorkwam. 'Is dat niet dat achtergrondgeluid dat je hoort als een tv-apparaat op geen enkel kanaal is afgestemd?'

'Ja,' bevestigde de Tibetaan. 'Eén procent van dat geluid is afkomstig van kosmische achtergrondstraling.'

'Dus met de ontdekking van het primordiale licht was aan de voorwaarden voor de bekendmaking van het manuscript voldaan...' 'Nee. Alleen aan de eerste voorwaarde was voldaan. De tweede ontbrak nog.'

'De ontdekking van een tweede weg om het bestaan van God te bewijzen?'

'Ja.' Tenzing legde zijn hand op zijn borst. 'Via het heilige achtvoudige pad van Boeddha volgde ik mijn weg en voldeed aan die voorwaarde.'

'En professor Siza?'

'Hij volgde zijn weg aan de universiteit van Coimbra.'

'En voldeed hij aan de tweede voorwaarde?'

De bodhisattva wachtte even voor hij antwoord gaf. 'Ja,' zei hij ten slotte.

Tomas en Ariana leunden voorover, een en al aandacht. 'Neem me niet kwalijk,' zei Tomas. 'Zegt u nu dat professor Siza een tweede manier had gevonden om het bestaan van God te bewijzen?' 'Ja.'

'Maar... hoe dan?'

Tenzing zuchtte. 'Begin dit jaar ontving ik een ansichtkaart van mijn vriend Augusto met het nieuws. Hij zei dat de twee voorwaarden die onze leermeester in 1955 had gesteld, eindelijk waren vervuld. Zoals jullie je kunnen voorstellen was ik dolblij. Ik antwoordde hem onmiddellijk en nodigde hem uit om hierheen te komen om het grote nieuws met me te delen.'

'Ik heb uw ansichtkaart gezien,' merkte Tomas op. 'Is hij gekomen?'

De oude Tibetaan stak zijn hand uit en raakte met zijn handpalm de boom aan. 'Ja. Hij is naar Tashilhunpo gekomen en we hebben hier samen gezeten op deze plek, onder deze zelfde boom.'

'En?'

'Ten aanzien van de eerste voorzorgsmaatregel waren er aanvullende gegevens verschenen. Een satelliet aangeduid als cobe, gelanceerd door de nasa om de kosmische achtergrondstraling buiten de aardse atmosfeer te meten, detecteerde in 1989 piepkleine temperatuurschommelingen in die straling, die overeenkwamen met fluctuaties in de dichtheid van de materie die het ontstaan van sterren en melkwegstelsels verklaarden. Een andere, nog geavanceerdere satelliet, de wmap, stuurt ons sinds 2003 nieuwe gegevens met betrekking tot de kosmische achtergrondstraling, met nog gedetailleerdere onthullingen over het ontstaan van het universum. De nieuwe informatie bevestigde dat het universum is ontstaan uit een heftige, extreme uitbreiding in het begin, die zich rond veertien miljard jaar geleden heeft voorgedaan.'

'En de tweede voorzorgsmaatregel?'

'Augusto vertelde me dat hij de onderzoekingen met betrekking tot de tweede weg had afgerond. Er is nu een tweede manier om wetenschappelijk het bestaan van God aan te tonen.'

'En dat is?'

De bodhisattva spreidde zijn armen in een machteloos gebaar. 'Dat heeft hij me niet verteld. Hij zei alleen maar dat hij zich voorbereidde om de publieke aankondiging te doen en hij wilde dat ik, als het me door de wetenschappelijke gemeenschap werd gevraagd, zou bevestigen dat ik getuige was geweest van het werk van Einstein.'

'En?'

'Natuurlijk stemde ik daarmee in. Als het enige wat hij van me vroeg was dat ik de waarheid vertelde, dan zou ik dat doen.'

Er viel een stilte.

'Maar was is het tweede bewijs?'

'Dat weet ik niet.'

Tomas en Ariana keken elkaar weer aan. Ze voelden zich zó dicht bij hun doel.

'Zou er geen manier zijn om erachter te komen?'

'Die is er.'

'Wat?'

'Er is een manier om erachter te komen.'

'Hoe dan?'

'Kun je dat zelf niet bedenken?'

'Ik? Nee.'

'Nagarjuna heeft gezegd: wederzijdse afhankelijkheid is de bron van het zijn en de aard der dingen, en die dingen zijn niets op zichzelf.'

'Wat bedoelt u daarmee?'

De bodhisattva glimlachte. 'Augusto had een assistent-hoogleraar van wie hij afhankelijk was.' 'Luis Rocha,' wist Tomas. 'Ik ken hem. Wat is er met hem?' 'Hij weet alles.'