I
De chaos op straat was onbeschrijfelijk. Auto's met gedeukt chassis, lawaaierige vrachtwagens en walmende bussen verdrongen elkaar op het smerige, met olievlekken bedekte asfalt in een heksenketel van ongeduldig getoeter en rauw, geïrriteerd motorgeronk. De penetrante geur van uitlaatgassen vulde de warme lucht van het naderende middaguur en boven de vervallen gebouwen hing een vette damp van luchtvervuiling. De aanblik van zo'n oude stad die de toekomst wil inlijven met het slechtste uit de moderne tijd had iets decadents.
Twijfelend welke kant hij op zou gaan stond de man met de donkerbruine haren en heldergroene ogen op de trap van het museum de mogelijkheden te overwegen. Voor hem lag de grote Midan Tahrirrotonde, met daarachter diverse cafés. Het probleem was dat het plein het epicentrum vormde van die verkeerschaos, een enorme verzameling rijdend schroot dat zich voor zijn ogen ophoopte. Die kant op was uitgesloten. Hij keek naar links. Het alternatief was de Qasr El-Nil in te gaan en bij Groopi's een kop thee met wat zoete hapjes te nuttigen, maar daarvoor had hij te veel trek, wat zoetigheid kon zijn eetlust niet verzadigen. Een andere mogelijkheid was rechtsaf slaan en de Corniche El-Nil in te lopen. Daar lag zijn luxehotel met uitstekende restaurants en een schitterend uitzicht over rivier en piramiden.
'Bent u voor het eerst in Cairo?'
De man met de groene ogen keek om, benieuwd wie de eigenares was van de stem die hem die vraag had gesteld.
'Pardon?' 'Bent u voor het eerst in Cairo?'
Een rijzige vrouw met lang zwart haar liep naar hem toe; ze kwam uit het museum en glimlachte innemend. Haar ogen hadden een intrigerende bruin-gele kleur; haar volle, sensuele lippen waren rood gestift, ze droeg subtiele oorbellen met robijnen en een nauwsluitende grijze blazer. Zwarte hoge hakken accentueerden haar perfecte rondingen en haar lange benen als van een fotomodel.
Een exotische schoonheid.
'Eh... nee,' stamelde de man. 'Ik ben hier al vaak geweest.'
De vrouw stak haar hand uit. 'Aangenaam,' zei ze met een glimlach. 'Mijn naam is Ariana. Ariana Pakravan.'
'Aangenaam.'
Ze gaven elkaar een hand en Ariana lachte zachtjes. 'Mag ik uw naam niet weten?'
'Ach ja, sorry. Mijn naam is Tomas, Tomas Noronha.'
'Aangenaam kennis te maken, Thomas Noronha.'
'Tomas,' corrigeerde hij. 'Met het accent op de "a". Tomaaas.'
'Tomas,' herhaalde ze, en ze probeerde zijn uitspraak te imiteren.
'Ja, zo. Arabischtalige mensen hebben altijd een beetje moeite met mijn naam.'
'Hmm... en hoezo denkt u dat ik Arabisch spreek?'
'Is dat dan niet zo?'
'Nee, toevallig niet. Ik ben Iraanse.'
'Aha,' lachte hij. 'Ik wist niet dat Iraanse vrouwen zo mooi waren.'
Er verscheen een prachtige glimlach op Ariana's gezicht. 'U bent een charmeur.'
Tomas bloosde. 'Sorry, het was eruit voor ik er erg in had.'
'Geeft niet, hoor. Marco Polo zei al dat Iraanse vrouwen de mooiste ter wereld waren.' Ze knipperde verleidelijk met haar wimpers. 'Trouwens, welke vrouw krijgt nu niet graag een complimentje?'
De historicus wierp een blik op haar nauwsluitende blazer. 'Maar u ziet er zo modern uit. Het verbaast me dat u afkomstig bent uit Iran, het land van de ayatollahs.'
'Ik... eh... ik ben een geval apart.' Ariana keek naar de drukte op het Midan Tahrirplein. 'Zeg, hebt u misschien trek in een hapje?'
'Of ik trek heb? Ik heb honger als een leeuw!'
'Kom dan met me mee, dan laat ik u wat lokale specialiteiten proeven.'
De taxi reed in de richting van het islamitische deel van Cairo, in het oosten van de stad. Terwijl de auto zich een weg baande door de Egyptische hoofdstad, maakten de brede lanen van de binnenstad geleidelijk plaats voor een doolhof van smalle, drukke straatjes die wemelden van het leven; je zag er ezelkarren, voetgangers gehuld in galabiya, straatventers, fietsers, mensen die met rollen papyrus wuifden, taamiya-stalletjes, winkels met spullen van messing en koper, lederwaren, tapijten, stoffen, pas vervaardigde 'antiquiteiten' en terrasjes vol mensen die sji-sja's rookten. In de lucht hing een sterke geur van gefrituurde etenswaren, saffraan en kurkuma en Spaanse peper.
De taxi zette hen af voor de deur van een restaurant aan het Midan Hussein, een weelderig begroeid pleintje aan de voet van een ranke minaret.
'Dit is de belangrijkste moskee van de stad, de heiligste plek van heel Cairo,' zei de Iraanse en ze wees naar het gebouw aan de overkant van de straat. 'De moskee van Sajidna al-Hussein.'
Tomas keek naar het heiligdom. 'O ja? Wat is er zo belangrijk aan?'
'Men zegt dat een van de heiligste relieken van de islam zich daar bevindt: het hoofd van al-Hussein.'
'En wie is dat?'
'Al-Hussein?' vroeg Ariana verbaasd. 'Weet u niet wie al-Hussein is? Goh... dat is de kleinzoon van de profeet Mohammed. Al-Hussein is de man die aan de basis stond van het grote schisma in de islamitische wereld. Weet u, de islam valt uiteen in de soennieten en de volgelingen van al-Hussein, de sjiieten, en die reliek is heel belangrijk voor de sjiieten.'
'En u, wat bent u?'
'Ik ben Iraanse.' 'Maar bent u sjiitisch of soennitisch?'
'Beste meneer Noronha, in Iran zijn we bijna allemaal sjiitisch.'
'Dan is dit dus een heel belangrijke moskee voor u.'
'Ja. Als ik in Cairo ben, kom ik hier elke vrijdag bidden. Samen met duizenden andere gelovigen, uiteraard.'
Tomas bekeek de gevel. 'Ik zou hem graag vanbinnen willen zien.'
'Dat kan niet.'
'Nee? Waarom niet?'
'Deze moskee is zo heilig dat alleen moslims er naar binnen mogen. Ongelovigen moeten buiten blijven.'
'Ach zo,' riep Tomas teleurgesteld uit. 'En wie zegt u dat ik een ongelovige ben?'
Ariana keek hem zijdelings aan, onzeker over wat hij met die vraag bedoelde. 'Bent u dat niet?'
Tomas lachte hardop. 'Jawel, jawel hoor,' bevestigde hij, nog nalachend. 'Héél ongelovig.' Hij gebaarde naar de deur van het restaurant. 'Laten we dus maar liever gaan eten, nietwaar?'
Het Abu Hussein bood een meer westerse aanblik dan de meeste Egyptische restaurants. Op alle tafeltjes lag een smetteloos tafelkleed en, geen onbelangrijk detail in Cairo, de airconditioning werkte op volle toeren en vulde het restaurant met een aangename koelte.
Ze gingen bij het raam zitten, met een goed zicht op de moskee aan de overkant, en Ariana gaf de ober een teken. 'Ya nadill' riep ze.
De man in een wit pak kwam naar hen toe. 'Nam?'
'Qa imatu taqam, min fadlik?'
'Nam.'
De man liep weg en Tomas boog zich over het tafeltje heen. 'Dus u spreekt Arabisch?'
'Natuurlijk.'
'Lijkt dat op Iraans?'
'Farsi en Arabisch zijn totaal verschillende talen, hoewel ze hetzelfde alfabet gebruiken en sommige woorden overeenkomen.'
Het leek Tomas niet lekker te zitten. 'O,' zei hij. 'En wat hebt u zojuist gezegd?'
'Niets bijzonders. Ik heb om de kaart gevraagd, meer niet.'
Even later kwam de man terug met twee menukaarten, die hij hun overhandigde. Tomas bekeek het menu en schudde zijn hoofd. 'Ik snap er niets van.'
Ariana keek hem aan over de rand van haar menu. 'Waar hebt u trek in?'
'Kiest u maar wat. Ik vertrouw geheel op u.'
'Weet u het zeker?'
'Absoluut.'
De Iraanse bekeek de kaart en riep opnieuw de ober om te bestellen. Ze aarzelde alleen over de drankjes en zag zich gedwongen Tomas te raadplegen. 'Wat wilt u drinken?'
'Geen idee. Wat er is.'
'Wilt u een alcoholische drank of iets anders?'
'Wordt hier alcohol geschonken?'
'In Egypte? Natuurlijk. Wist u dat niet?'
'Nee, natuurlijk wist ik dat wel. Ik bedoel hier, op deze plek, midden in het islamitische deel van Cairo, pal tegenover de heiligste moskee van de stad. Mag hier wel gedronken worden?'
'Ja hoor, geen probleem.'
'Oké. Wat hebben ze?'
Ariana vroeg het aan de ober en vertaalde diens antwoord. 'Ze hebben bier en Egyptische wijn.'
'Egyptische wijn? Goh, ik wist niet dat ze hier wijn maakten. Nou, die wil ik wel eens proeven.'
De Iraanse maakte de bestelling af en de ober liep weg.
Een doordringende, melancholieke stem doorkliefde de lucht: dat was de muezzin, die van boven in de minaret de adhan ten gehore bracht om de gelovigen op te roepen tot het gebed. De golvende, melodieuze klanken van het'Allah u akbar' verspreidden zich over de stad en Ariana keek uit het raam naar de menigte die samendromde bij de moskee.
'Wilt u gaan bidden?' vroeg hij.
'Nee, niet nu.'
Tomas nam wat van het tafelzuur dat als voorafje klaarstond.
'Ik hoop dat ik geen last krijg van het eten,' zei hij terwijl hij weifelend naar de groentesliertjes keek.
'Hoezo?'
'Eergisteren heb ik na aankomst in het restaurant van het hotel gegeten en ik kreeg prompt diarree.'
'O ja, dat gebeurt soms met jullie tere Europese ingewanden. U moet ook oppassen wat u eet.'
'Hoe dan?'
'Nou, salades en ongeschild fruit kunt u bijvoorbeeld beter laten staan.' Ze wees naar het tafelzuur dat Tomas aan zijn vork had geprikt. 'Maar dat kan totaal geen kwaad, eet het gerust. En drink alleen mineraalwater, u kunt overal flessen kopen. En ga niet naar goedkope restaurantjes, van het soort waar de kakkerlakken over tafel lopen. Daar is het risico groot.'
Tomas kauwde op de ingelegde groente. 'Maar ik heb het opgelopen in het restaurant van het hotel, hoe kan dat nou?'
'Zelfs in de duurste restaurants kan het misgaan, je weet het nooit.'
De ober verscheen met een enorm dienblad vol kleurige gerechten; hij zette ze op tafel en trok zich terug met de mededeling dat hij de drankjes ging halen. Tomas bekeek de keur aan hapjes en wreef over zijn kin. 'Wat is dat allemaal?'
Ariana wees naar een schotel met geel en rood voedsel erop. 'Dat is kosjari, een typisch Egyptisch gerecht. Het wordt gemaakt van deeg, rijst, linzen en tomatensaus met daaroverheen gebakken uitjes. Je kunt er eventueel peper aan toevoegen.'
'En verder?'
De Iraanse wees de gerechten beurtelings aan. 'Deze pasteitjes heten taamiya' Ze moest naar het woord zoeken. 'Die worden gemaakt van tuinbonen.' Ze pakte een plat brood. 'Dit is baladi. Je kunt er hummus op smeren, of babaghanoush of fuul.'
'Wat is dat?'
'Hummus is... is een saus van kikkererwten. Fuul is tuinbo-nenpuree met kruiden en olie en dat andere is een saus van aubergine met tahin. Proef maar, het is lekker.'
Tomas nam een beetje en na het te hebben geproefd, knikte hij goedkeurend. 'Ja, echt lekker.' 'Dat zei ik toch.'
De ober kwam terug met de drankjes. Hij zette een glas koude karkade neer voor Ariana en vulde Tomas' glas met de donkerrode godendrank uit een Arabische fles. Tomas nam een slok en knikte.
'Grappig,' merkte hij op zodra de ober weg was. 'Nu weet ik al zoveel over u, maar u weet nog niets over mij. Alleen mijn naam.'
Ze trok haar wenkbrauwen op en er verscheen een ondeugende uitdrukking op haar gezicht. 'U vergist zich.'
'O?' vroeg Tomas verbaasd. 'Maar ik heb u nog niets verteld.'
'Dat hoeft ook niet. Ik ben al op de hoogte.'
'O ja?'
'Natuurlijk.'
'Ik geloof er niets van.'
'Zal ik het u bewijzen? Ik weet dat u Portugees bent en bekendstaat als een van de grootste experts ter wereld op het gebied van de cryptoanalyse en oude talen. U geeft les aan de universiteit van Lissabon en werkt momenteel ook als adviseur bij de Fundaçao Gulbenkian, waar u zich bezighoudt met het reviseren van vertalingen van hiëroglifische inscripties in Egyptische kunstvoorwerpen en spijkerschriftinscripties in Assy-rische bas-reliëfs in het museum van de stichting.' Ze dreunde het op als voor een examen. 'U bent in Cairo om deel te nemen aan een conferentie over de tempel van Karnak, en u neemt de gelegenheid te baat om te kijken of het mogelijk is om voor het Calouste Gulbenkian-museum een grafzuil van koning Narmer te verwerven, die in de kelder van het Egyptisch Museum ligt.'
'Tjonge, u bent inderdaad op de hoogte. Ik ben onder de indruk...'
'Ik weet ook dat u zes jaar geleden een persoonlijke tragedie hebt meegemaakt en onlangs bent gescheiden.'
Tomas fronste zijn wenkbrauwen en probeerde de situatie in te schatten. Dit waren wel heel persoonlijke gegevens. Een gevoel van onbehagen bekroop hem bij de gedachte dat iemand in zijn privéleven had lopen snuffelen. 'Hoe weet u dat in godsnaam allemaal?' 'Beste professor, dacht u nu werkelijk dat ik voor uw charmes viel?' Ariana glimlachte vreugdeloos en schudde haar hoofd. 'Nee. Ik ben hier voor mijn werk. Dit is een zakenlunch, begrijpt u wel?'
De Portugees keek onthutst. 'Nee, ik begrijp er niets van.'
'Denk even na, professor. Ik ben een moslima, en meer dan dat: zoals u zojuist al opmerkte kom ik uit het land van de ayatollahs, waar zoals u weet de zeden zeer streng zijn. Hoeveel Iraanse vrouwen, denkt u, zullen zomaar een Europeaan op straat aanspreken en hem voor een etentje uitnodigen?'
'Nou ja... eerlijk gezegd... geen idee.'
'In Iran doet geen enkele vrouw zoiets, beste professor. Geen enkele. Dat wij tweeën hier zitten, is omdat we iets te bespreken hebben.'
'Is dat zo?'
Ariana plantte haar ellebogen op tafel en keek Tomas recht aan. 'Professor, zoals gezegd weet ik dat u hier in Cairo bent voor de conferentie, en ook met het oogmerk een Oud-Egyptische antiquiteit te verwerven voor het Gulbenkian-museum. Maar ik heb u hierheen gebracht met de bedoeling u een ander voorstel te doen.' Ze boog zich voorover en pakte haar handtas op, die ze onder tafel had neergelegd. 'In mijn tas zit een kopie van een manuscript dat wel eens de belangrijkste ontdekking van de eeuw zou kunnen bevatten.' Ze streek lichtjes over de tas. 'Ik ben hier in opdracht van mijn regering om u te vragen of u met ons wilt meewerken aan de vertaling van dit document.'
Tomas keek de Iraanse een paar tellen strak aan. 'Wilt u zeggen dat u me een contract aanbiedt? Klopt dat?'
'Ja, dat klopt.'
'Hebben jullie geen eigen vertalers in huis?'
Ariana glimlachte. 'Laten we zeggen dat dit uw specialisme is.'
'Oude talen?'
'Niet helemaal.'
'Wat dan? Cryptoanalyse?' 'Ja.'
Tomas wreef over zijn kin. 'Hmm,' mompelde hij. 'Wat is het voor manuscript?'
De Iraanse ging rechtop zitten in een ernstige, zelfs plechtige houding. 'Voor we verder praten, wil ik een voorwaarde stellen.'
'En die is?'
'Alles wat we vanaf nu bespreken is vertrouwelijk. U mag niemand iets vertellen over de inhoud van ons gesprek. Begrijpt u? Niemand. Ook als we niet tot overeenstemming komen, dient u te zwijgen over alles wat ik u ga vertellen.' Ze keek hem doordringend aan. 'Ben ik duidelijk?' 'Ja.'
'Weet u het zeker?'
'Ja, hoor, maak u geen zorgen.'
Ariana opende haar tas en haalde er een kaartje en een vel papier uit, die ze aan haar gespreksgenoot liet zien.
'Dit is mijn personeelskaart van het ministerie van Wetenschap.'
Tomas nam de kaart aan. De tekst was volledig in het Farsi en er zat een foto op van Ariana in islamitische kleding.
'Altijd even mooi, hè?'
De Iraanse glimlachte. 'En u? Altijd even flirterig, hè?'
De historicus keek nogmaals naar de kaart. 'Ik begrijp hier geen woord van.' Hij gaf met een onverschillig gebaar het document terug. 'Voor zover ik weet kan het wel een vervalsing zijn die hier ergens in een drukkerijtje gemaakt is.'
Ariana glimlachte. 'Te zijner tijd zult u zien dat het volkomen echt is.' Ze hield het vel papier omhoog. 'Dit is het document van het ministerie van Wetenschappen dat de authenticiteit bevestigt van het manuscript waaraan we u willen laten werken.'
De Portugees bestudeerde het document en las het van a tot z. Het officiële papier met het Iraanse stempel als briefhoofd bleek bedrukt te zijn met een tekst in het Engels. In het document stond dat Ariana Pakravan aan het hoofd stond van de door het ministerie van Wetenschap, Onderzoek en Technologie van de Islamitische Republiek Iran ingestelde werkgroep voor de ontcijfering en authenticatie van een manuscript dat werd aangeduid als 'Die Gottesformel'. Aan het eind stond een onleesbare handtekening in de vorm van een blauwe krabbel, waaronder stond: Bozorgmehr Shafaq, minister van Wetenschap, Onderzoek en Technologie.
Tomas wees naar de naam van het manuscript. 'Die Gottes-wat?'
'Die Gottesformel. Dat is Duits.'
'Dat het Duits is, snap ik,' zei hij lachend. 'Maar waar slaat het op?'
Ariana haalde nog een blad uit haar tas, tweemaal dubbelgevouwen; ze vouwde het open en gaf het aan Tomas. In hoofdletters die getypt leken stond op het ruitjespapier hetzelfde woord: die gottesformel, met eronder een getypt gedicht en een handtekening.
'Dit is de fotokopie van de eerste pagina van het betreffende manuscript,' legde Ariana uit. 'Zoals u ziet, gaat het om dezelfde titel die door minister Shafaq wordt genoemd in het document dat ik u liet zien.'
'Ja, Die Gottesformel,' herhaalde Tomas. 'Maar wat is dat?'
'Het is een manuscript van de hand van een van de grootste figuren aller tijden.'
'Wie dan?' vroeg Tomas lachend. 'Jezus Christus?'
'U bent wel een grappenmaker.'
'Maar zeg eens, wie is het?'
Ariana trok een stukje van het brood af, doopte het in de hummus en at het op, dit alles met opzettelijk trage bewegingen, als om de dramatiek van haar onthulling te benadrukken.
'Albert Einstein.'
Met groeiende nieuwsgierigheid bestudeerde Tomas de kopie opnieuw. 'Einstein, hè? Hmm... interessant.' Hij keek Ariana aan. 'Is deze handtekening echt van Einstein?'
'Ja.'
'Is het zijn handschrift?'
'Uiteraard. We hebben al handschriftonderzoek laten doen en het is bevestigd.'
'En wanneer is deze tekst gepubliceerd?'
'Hij is nooit gepubliceerd.'
'Pardon?'
'Hij is nooit gepubliceerd.' 'Nooit?'
'Nee.'
'Wilt u me vertellen dat dit een niet-uitgegeven stuk is?'
'Inderdaad.'
De historicus liet een waarderend gemompel horen; hij brandde nu van nieuwsgierigheid. Nogmaals bekeek hij de kopie, de letters van de titel, het gedicht en Einsteins handtekening onderaan. Van het blad schoot zijn blik naar Ariana's tas, die nog op tafel lag. 'Waar zijn de overige pagina's?'
'In Teheran.'
'Kunt u ze voor me kopiëren, zodat ik ze kan bestuderen?'
De Iraanse glimlachte. 'Nee. Dit is een zeer vertrouwelijk document. U zult naar Teheran moeten om het manuscript te bestuderen.' Ze bracht haar hoofd dichterbij. 'Zullen we er direct naartoe gaan?'
Tomas lachte hardop en stak zijn hand op als een politieagent die het verkeer wil laten stoppen. 'Ho ho, rustig aan. Ten eerste weet ik niet zeker of ik deze klus kan aannemen. Per slot van rekening ben ik hier voor de Fundaiçao Gulbenkian. Bovendien heb ik nog andere verplichtingen in Lissabon: mijn lessen aan...'
'Honderdduizend euro,' viel Ariana hem abrupt in de rede. 'We zijn bereid u honderdduizend euro te betalen.'
De historicus aarzelde. 'Honderdduizend euro?'
'Ja. Plus volledige onkostenvergoeding.'
'Voor hoe lang werken?'
'Zolang als nodig is.'
'En hoe lang is dat? Een week?'
'Een maand of twee.'
'Een maand of twee?' Hij keek bedenkelijk. 'Hmm... ik weet niet of ik kan.'
'Hoezo niet? Verdient u meer aan het Gulbenkian en de universiteit?'
'Nee, dat is het niet. Het probleem is dat ik afspraken heb die ik... nou ja, niet zomaar opzij kan schuiven, zoals u zult begrijpen.'
Ariana leunde naar voren en keek hem met haar honingkleu-rige ogen recht aan. 'Professor, honderdduizend euro is veel geld. En wij betalen u honderdduizend euro per maand, plus onkosten.'
'Per maand?'
'Per maand,' bevestigde ze. 'Als het twee maanden zijn, wordt dat dus tweeduizend, enzovoort.'
Tomas dacht na over het aanbod. Honderdduizend euro per maand betekende meer dan drieduizend per dag. Dat wilde zeggen dat hij in één dag meer zou verdienen dan in een maand aan de faculteit. Waar aarzelde hij nog over? De historicus glimlachte en stak over tafel zijn hand uit. 'Afgesproken.'
Ze gaven elkaar een hand ter bezegeling van de overeenkomst.
'En dan gaan we nu naar Teheran,' zei ze.
'Nee, dat kan niet,' zei de historicus. 'Ik moet eerst nog een paar zaken afhandelen in Lissabon.'
'We hebben uw hulp dringend nodig, professor. Bij een vergoeding van die orde kunt u zich niet om bijkomstigheden bekommeren.'
'Maar hoor eens, ik moet bij het Gulbenkian verslag uitbrengen van mijn bespreking in het Egyptisch Museum, en bovendien moet ik nog een paar lopende zaken aan de faculteit afhandelen. Ik heb nog vier colleges voor het eind van het semester, en daar zal ik een assistent voor moeten regelen. Pas dan ben ik beschikbaar om naar Teheran te gaan.'
De Iraanse slaakte een ongeduldige zucht. 'Over hoeveel tijd kunt u dan vertrekken?'
'Over een week.'
Ariana wiegde met haar hoofd terwijl ze de situatie overdacht. 'Hmm... goed dan. Ik denk dat we het tot dan wel overleven.'
Tomas nam de kopie weer van tafel en bestudeerde nogmaals de titel. 'Hoe is dit manuscript bij jullie terechtgekomen?'
'Dat kan ik u niet vertellen. Dat is iets wat u niet aangaat.'
'Oké. Maar u kunt me toch wel vertellen welk onderwerp Einstein in dit manuscript behandelt, of niet?'
Ariana zuchtte en schudde haar hoofd. 'Helaas, ook daarover kan ik u geen informatie geven.' 'Maar dat is toch zeker niet vertrouwelijk?'
'Natuurlijk wel. Alles met betrekking tot dit project is vertrouwelijk. Maar in dit geval kan ik u geen antwoord geven om de simpele reden dat, hoe ongelooflijk het ook lijkt, wij niet eens begrijpen wat er geschreven staat.'
'Hoe dat zo?' Tomas trok een verbaasd gezicht. 'Waar ligt het probleem? Hebben jullie niemand die Duits kan lezen?'
'Het punt is dat een deel van het document niet in het Duits is.'
'O nee?'
'Nee.'
'Verklaar u nader.'
'Luister, wat ik u vertel moet absoluut onder ons blijven, begrijpt u?'
'Ja, dat zei u al, maak u geen zorgen.'
Ariana ademde diep in. 'Bijna het hele document is met de hand in het Duits geschreven door Einstein zelf. Maar een klein stukje is, om niet helemaal duidelijke redenen, in code. Onze cryptoanalisten zijn met dit gecodeerde fragment bezig geweest en zijn tot de conclusie gekomen dat ze de code niet konden kraken omdat het fragment in een taal is geschreven die geen Duits is en ook geen Engels.'
'Misschien Hebreeuws?'
De Iraanse schudde haar hoofd. 'Nee, Einstein sprak nauwelijks Hebreeuws. Hij kende de grondbeginselen, maar beheerste de taal bij lange na niet. Daarom wilde hij ook niet meedoen aan het onderwijs voor de bar mitswa.'
'Welke taal zou het dan zijn?'
'We hebben sterke aanwijzingen in de richting van een bepaalde taal.'
'Welke dan?'
'Het Portugees.'
Tomas' mond viel open, en zijn gezicht vertrok zich in een volkomen ongelovige en verbijsterde grijns. 'Portugees?' 'Ja.'
'Maar... sprak Einstein dan Portugees?'
'Natuurlijk niet,' zei Ariana glimlachend. 'We hebben reden om te geloven dat een medewerker van hem die Portugees sprak dit kleine fragment heeft opgesteld en gecodeerd.'
'Maar waarom dan? Met welk doel?'
'De motieven zijn nog niet zo duidelijk. Het zou te maken kunnen hebben met het belang van de tekst.'
Tomas wreef in zijn ogen als om even een pauze in te lassen, tijd te winnen om zijn gedachten op een rijtje te zetten en enigszins wijs te worden uit hetgeen hij had gehoord.
'Wacht, wacht eens even,' zei hij. 'Er is één ding dat ik niet begrijp. Is dit een ongepubliceerd manuscript van Einstein of niet?'
'Ja zeker.'
'Is het door Einstein geschreven of niet?'
'Het is bijna geheel met de hand geschreven door Einstein. Maar om een reden die nog niet helemaal duidelijk is, is het essentiële gedeelte van de tekst in een andere taal gesteld en pas daarna gecodeerd.' Ariana praatte langzaam, alsof ze probeerde daardoor duidelijker over te komen. 'Na bestudering van het gecodeerde fragment en op grond van de geschiedenis van het manuscript, zijn onze cryptoanalisten tot de conclusie gekomen dat de oorspronkelijke taal van dat fragment naar alle waarschijnlijkheid het Portugees is.'
Tomas knikte, terwijl hij in de verte staarde. 'Aha,' mompelde hij. 'Dus zo bent u bij mij uitgekomen...'
'Ja.' Ariana spreidde haar armen in een gebaar van iemand die iets vanzelfsprekends uitlegt. 'Als de gecodeerde tekst in zijn oorspronkelijke vorm in het Portugees is gesteld, hebben we uiteraard een Portugese cryptoanalist nodig, nietwaar?'
De historicus pakte de kopie van de eerste pagina van het manuscript weer op en bestudeerde hem aandachtig. Hij las de titel in hoofdletters, DIE GOTTESFORMEL, en bekeek wat eronder stond. Hij ging met zijn wijsvinger langs de regels en keek Ariana aan. 'Wat is dit?'
'Een gedicht.' De Iraanse trok één wenkbrauw op. 'Dat is het enige stuk in het Engels, naast een vreemde opmerking vlak voor de gecodeerde regel. Voor de rest is alles in het Duits. U kent geen Duits, of wel?'
Tomas lachte. 'Mevrouw, ik ken Portugees, Spaans, Engels, Frans, Latijn, Grieks en Koptisch. Hebreeuws en Aramees begin ik al aardig te leren, maar het Duits beheers ik helaas nog niet echt. Ik weet er een klein beetje van, meer niet.'
'Inderdaad,' zei ze. 'Dat las ik al toen ik onderzoek naar u deed.'
'Hebt u veel onderzoek naar me gedaan?'
'Laten we zeggen dat ik me heb geïnformeerd over de persoon die ik nodig had.'
Voor een laatste maal liet de Portugees zijn blik over de kopie gaan, waarbij de titel opnieuw zijn aandacht trok.'Die Gottes-formel,' las hij. 'Wat is dat?'
'Dat is de naam van het manuscript.'
Tomas lachte. 'Dank u,' riep hij uit met een sarcastische blik in zijn ogen. 'Zo ver was ik al gekomen. Maar ik ken die uitdrukking niet in het Duits. Wat betekent dat?'
'Die Gottesformel?' 'Ja.'
Ariana pakte haar glas, nam een slok van haar karkade en proefde de zoete smaak van hibiscus op haar tong. Ze zette het donkere aftreksel terug en keek Tomas doordringend aan.
'De Godsformule.'