XIX
Terwijl hij zich te goed deed aan de bonen, stukjes vlees en groente van de sappige ghormeh sabzi die Hamideh had opgediend, vertelde Tomas Ariana alles wat er de afgelopen vier dagen met hem was gebeurd. De Iraanse hoorde hem zwijgend aan. Ze was vooral vol aandacht voor de details van wat er in Evin gebeurd was, en schudde verdrietig haar hoofd toen ze hoorde hoe hij tijdens het verhoor was behandeld en hoe het in de isoleercel was geweest.
'Helaas zijn er veel mensen die dat moeten doormaken,' merkte ze op. 'En Evin is niet eens een van de ergste oorden.'
'Ja, er schijnt nog zoiets te zijn als Gevangenis 59, waar ze me naartoe wilden brengen.'
'O, er zijn er zoveel. Gevangenis 59 aan de Vali-e Asr is misschien de bekendste, maar er zijn nog andere. Bijvoorbeeld Gevangenis 60, Edareh Amaken en Towhid. Soms, als de protesten tegen die illegale detentiecentra toenemen, sluiten ze er een paar en openen direct een paar nieuwe.' Ze schudde haar hoofd. 'Niemand heeft er controle over.'
'Maar hoe wist je waar ik zat?'
'Ik heb contacten bij de Nationale Gevangenisraad, mensen die me iets verschuldigd zijn. De Raad heeft zeggenschap over de gevangenis van Evin, hoewel dat meer een formaliteit dan wat anders is. In feite is het in handen van andere organisaties. Maar hoe dan ook, de Raad weet best wat er daarbinnen gebeurt. Toen ze me vertelden dat jij was gearresteerd, was ik erg bezorgd en heb ik aan een paar touwtjes getrokken. Ik wist dat je in Evin niet veel goeds te wachten stond, maar je zat daar in elk geval wel in een legale gevangenis en ze konden niets met je doen zonder dat het geregistreerd werd. Mijn grootste angst was dat ze je naar een illegaal detentiecentrum zouden sturen. Dan zou je uit het zicht verdwijnen, en het ergste van alles zou zijn dat er totaal geen garantie was dat je ooit nog boven water zou komen. Zodoende ben ik met een paar vrienden uit de hervormingsbeweging gaan praten en heb ik hun om hulp gevraagd.'
'Wilden ze me uit Evin halen?'
'Nee, nee. Zolang je in Evin zat, konden we niets beginnen. Evin is een legale gevangenis; als we zouden worden opgepakt bij een poging om jou te bevrijden, zouden we allemaal gefusilleerd worden. De overplaatsing naar de detentiecentra was het cruciale punt, en wel om twee redenen. Ten eerste omdat dat het moment was waarop je de straat op kwam, zodat het eenvoudiger was om bij je in de buurt te komen. En ten tweede was er de wettelijke kwestie. Aangezien de detentiecentra illegaal zijn, zou jij, op het moment dat je Evin had verlaten, in technische zin geen gedetineerde meer zijn. Als we gepakt zouden worden, waar konden ze ons dan van beschuldigen? Dat we het verkeer ophielden? Dat we een illegale vrijheidsberoving probeerden tegen te houden? Formeel gezien was jij op dat moment een vrij man, en dat zouden we altijd tot onze verdediging kunnen aanvoeren.'
'Ik snap het.'
'Het ging erom de informatie over jouw overplaatsing te bemachtigen, en gezien mijn contacten binnen de Nationale Gevangenisraad was dat niet zo heel moeilijk. Zodoende kreeg ik gisteren te horen dat je, als je zou blijven weigeren om mee te werken, vanmiddag zou worden overgebracht naar Gevangenis 59. We hadden dus vierentwtintig uur om de operatie voor te bereiden.'
Tomas schoof zijn bord opzij en strekte zijn arm uit om Ariana's hand zachtjes aan te raken. 'Je bent geweldig,' zei hij. 'Je hebt mijn leven gered. Ik weet niet hoe ik je moet bedanken.'
De Iraanse schrok op, keek hem met grote ogen aan en beantwoordde zijn aanraking - maar op een geluid uit de gang keek ze plotseling met een ietwat ongeruste gelaatsuitdrukking naar de deur van de kamer. 'Eh... ik...' stamelde ze. '...ik heb alleen maar mijn plicht gedaan. Ik kon je toch niet laten ombrengen?'
'Je hebt echt veel meer gedaan dan je plicht,' zei Tomas, en hij streelde haar hand. 'Veel meer.'
Ariana wierp weer een snelle blik op de deur naar de gang en trok angstvallig haar hand terug. 'Sorry,' zei ze. 'Ik moet oppassen, weet je. Mijn reputatie...'
De historicus glimlachte vreugdeloos. 'Ja, ik begrijp het. Ik wil je niet in verlegenheid brengen.'
'We zijn nu eenmaal in Iran, snap je? En je weet hoe het hier
)
is...
'Ja, wat dacht je.'
De mooie vrouw hield haar blik krampachtig gericht op het Perzische tapijt op de vloer. Het was duidelijk dat ze in innerlijke strijd verwikkeld was. Er viel een ongemakkelijke stilte; die liefkozende aanraking tussen de twee was als een onverwachte betovering geweest, die weliswaar hun vlotte gesprek afbrak, maar iets anders ontstak. Of misschien werd dat 'iets' er niet zozeer door ontstoken als wel zichtbaar gemaakt, een soort traag vuur dat met een klein, maar continu vlammetje in hen brandde, en was het haar bewustzijn van dat niet dovende, verborgen vuur dat haar nog het meest in verwarring bracht.
'Tomas,' zei ze ten slotte. 'Ik wil je een wat delicate vraag stellen.'
'Vraag me wat je maar wilt.'
Ariana aarzelde. Je kon zien dat ze naar de juiste woorden zocht om haar vraag te formuleren. 'Wat deed je om een uur 's nachts in het ministerie van Wetenschap?'
Tomas keek haar doordringend, maar ook gegeneerd aan. Hij wilde werkelijk al haar vragen beantwoorden, maar nu juist niet die ene. Dat was een vraag waarop hij niet was voorbereid, en op dat moment verkeerde hij in een verschrikkelijke tweestrijd. In hoeverre kon hij de waarheid vertellen aan de vrouw die al die risico's had genomen om hem te redden?
'Ik wilde het manuscript zien.'
'Dat begrijp ik,' zei ze. 'Maar om één uur 's nachts? En door de deur van Kamer K. en die van de kluis te forceren?'
Dat waren uitstekende vragen. Tomas had enorm veel zin om zijn hart te luchten en alles te vertellen, maar hij was zich ervan bewust dat dat niet kon. De waarheid was te ernstig, te afschuwelijk, die hield in dat hij ook haar in zekere zin had bedrogen, dat hij misbruik had gemaakt van haar vertrouwen en haar vriendschap. Bovendien had Tomas zich ingeprent om kost wat kost zijn banden met de cia te ontkennen en een verzonnen verhaal te vertellen dat hij in de isoleercel had uitgedacht. Hij kon dat niet van het ene op het andere moment uit zijn systeem krijgen.
'Eh... eh... ik was bloednieuwsgierig naar het manuscript. Ik moest het zien om zeker te weten dat... dat ik niet in een militair project betrokken was.'
'Een militair project?'
'Ja. Jullie weigering om me het manuscript te laten lezen of de inhoud ervan toe te lichten leek me verdacht. Ik moet je eerlijk bekennen dat ik er niet gerust op was, met al dat internationale geharrewar over het Iraanse nucleaire programma, plus de bemoeienis van de vn en de herhaalde waarschuwingen van Amerikaanse zijde, en dan ook nog een paar dingetjes die je had laten doorschemeren.'
'O.'
'Ik begon me het een en ander af te vragen, snap je? Ik vroeg me af in wat voor wespennest ik me had gestoken. Ik móest gewoon weten wat er aan de hand was.'
'En de man die bij je was? Wie was dat?'
Het feit dat Tomas diens ware naam, Bagheri, alweer vergeten was, maakte zijn antwoord overtuigender. 'Mossa? Dat was iemand die ik in de bazaar had ontmoet.'
'Mossa? Zoals in Mossadegh?'
'Ja,' bevestigde Tomas. 'Weet je wat er met hem is gebeurd?'
'Ja. Hij raakte die nacht gewond en is een paar uur later in het ziekenhuis gestorven.'
'Arme jongen.'
'Dus die had je in de bazaar ontmoet?'
'Klopt. Hij vertelde me dat hij een ervaren inbreker was. Toen ik van jullie kant zoveel onwil voelde om mij het manuscript te laten zien of me de inhoud ervan te omschrijven, en ik de berichten hoorde over de Amerikaanse vermoedens omtrent het Iraanse nucleaire programma, werd ik ongerust over het project waar ik bij betrokken was. Dat is toch niet zo gek? Dus toen besloot ik hem in te schakelen.' Hij maakte een vaag gebaar. 'De rest weet je.'
'Hmm,' mompelde Ariana. 'Je bent op zijn minst onvoorzichtig geweest, Tomas.'
'Daar heb je gelijk in,' zei hij. Hij boog zich voorover op de bank, alsof hij ineens een idee kreeg. 'En mag ik dan nu een delicate vraag aan jou stellen?'
'Vraag maar op.'
'Wat staat er nu precies in Einsteins manuscript?'
'Sorry, maar dat kan ik je niet vertellen. Jou redden is één ding, mijn land verraden is iets anders.'
'Je hebt gelijk. Laat maar zitten.' Hij maakte een snel handgebaar, als om het onderwerp weg te wuiven. 'Maar misschien is er iets waar je wel antwoord op kunt geven,' voegde hij eraan toe.
'Wat dan?'
'Wat is er met professor Siza gebeurd?'
De Iraanse trok een wenkbrauw op. 'Hoe weet jij dat professor Siza iets met ons te maken heeft?'
'Ik mag dan verstrooid zijn, dom ben ik niet.'
Ariana keek opgelaten. 'Het spijt me, maar ook daarover kan ik niets zeggen.'
'Waarom niet? Daarmee verraad je je land toch niet?'
'Dat is het niet,' bracht ze naar voren. 'Het punt is: als mijn bazen merken dat jij van alles weet wat je niet geacht wordt te weten, valt de verdenking automatisch op mij.'
'Je hebt gelijk, je hebt gelijk. Laat maar.'
'Maar er is één ding dat ik je wel kan vertellen.'
'Wat dan?'
'Hotel Orchard.'
'Hoe?'
'Er is een connectie tussen de professor en Hotel Orchard.'
'Hotel Orchard? En waar ligt dat?' 'Ik heb geen flauw idee,' antwoordde Ariana. 'Maar de naam van dat hotel is in professor Siza's handschrift met potlood achter op een bladzijde van Einsteins manuscript geschreven.'
'O ja?' zei Tomas verbaasd. 'Eigenaardig...'
Ariana wendde haar gezicht naar het raam en zuchtte. De zon zakte achter het gekartelde silhouet van de gebouwen, hij dooraderde het blauw van de lucht met purper en violet en wierp vreemde schaduwen op de wolkenslierten die boven de skyline dreven. 'We moeten je hier weg zien te krijgen,' zei ze terwijl ze nog steeds naar het raam staarde. Een spoortje angst belemmerde haar stem.
'Uit dit appartement?'
'Uit Iran.' Ze keek Tomas aan. 'Je aanwezigheid is nu een groot gevaar voor jezelf, voor mij en voor al mijn vrienden die hebben geholpen je te bevrijden.'
'Dat begrijp ik.'
'Het probleem is dat het niet makkelijk zal worden je het land uit te krijgen.'
De historicus fronste zijn voorhoofd. 'Ik weet wel een manier.'
'Hè?'
'Ik weet wel een manier.'
'Hoe dan?'
'Mossa had iets voorbereid en hij heeft me de essentiële details uitgelegd. Er ligt een vissersboot op me te wachten in een Iraanse havenplaats.'
'O ja? Waar?'
'Ehm... ik ben de naam vergeten.'
'Aan de Perzische Golf?'
'Nee, nee. Hoger.'
'Aan de Kaspische Zee?'
'Ja. Maar ik kan me de naam van dat dorp niet herinneren.' Hij spande zijn geheugen in. 'Shit, ik had het ergens moeten opschrijven.'
'Nur, misschien?'
'Nee, dat niet. Ik weet nog wel dat het een lange naam was.'
'Mahmud Abad?'
'Eh... ik weet niet... misschien, ik weet het niet zeker...' Hij zocht verder in zijn geheugen. 'Ik herinner me dat het iets te maken had met een ruïne of zo van Karei de Grote, of Alexan-der de Grote...'
'De Muur van Alexander?'
'Ja, dat zou kunnen. Klinkt dat je bekend in de oren?'
'Natuurlijk. De Muur van Alexander markeert de grenzen van de beschaving. Hij ligt vlak bij de grens met Turkmenistan en verbindt het gebied van het Golestangebergte met de Kaspische Zee.' \
'En is hij door Alexander de Grote gebouwd?'
'Volgens de legende wel, maar dat klopt niet. De muur werd ergens in de zesde eeuw gebouwd, ik weet niet door wie.'
'En ligt daar in de buurt een havenplaats?'
Ariana stond op van de bank en liep naar de kast. Ze nam een atlas van een plank, keerde naar haar plaats terug en sloeg het grote boek open op haar schoot, bij de bladzijde over Iran. Ze bestudeerde de kustlijn van de Kaspische Zee en stopte bij de havenplaats die het dichtst bij de muur lag. 'Bandar-e Torka-man?'
'Eh... ja, dat is het, geloof ik.' Tomas ging naast haar zitten en boog zich over de kaart. 'Laat eens zien.'
De Iraanse legde haar vinger op het stipje op de kaart dat het dorp aangaf. 'Dit hier.'
'Dat is het,' herhaalde Tomas, nu zekerder. 'Bandar-e Torka-man.'
'En wat is er in Bandar-e Torkaman?'
'Daar ligt een boot op me te wachten... geloof ik.'
'Wat voor boot?'
'Ik denk een vissersboot, maar dat weet ik niet zeker.'
'Er liggen heel wat vissersboten in de Kaspische Zee. Als je daar komt, kun je hem dan vinden?'
Weer trok hij een nadenkende grijns. 'Het is een korte naam, dezelfde als van de hoofdstad van... Azerbaidzjan of een ander land dat op -an eindigt daar in de buurt.'
'Baku?'
'Juist. Baku. Dat is de naam van de boot.'
Ariana keek weer op haar kaart. 'We hebben geen tijd te verliezen,' zei ze. 'We moeten je zo snel mogelijk in Bandar-e Tor-kaman zien te krijgen.'
'Denk je dat ik morgen kan vertrekken?'
Ariana sperde haar ogen open en keek hem intens aan. 'Morgen?' 'Ja.'
'Nee, Tomas, morgen kan niet.'
'Hmm... wanneer dan? Deze week nog?'
De Iraanse schudde haar hoofd, er kwam ineens een melancholieke uitdrukking in haar ogen, een beetje verdrietig, bijna al met heimwee. 'Over tien minuten.'
Ze namen afscheid met een tedere omhelzing, waarbij ze zich iets te lang tegen elkaar aan drukten onder de oplettende en waakzame blik van Hamideh en Sabbar. Tomas zou alles geven voor een moment met haar alleen, heel eventjes maar; hij wilde zich in een hoekje afzonderen met Ariana en ongestoord afscheid van haar nemen. Maar hij wist dat dit Iran was en dat een dergelijk verlangen in die omstandigheden niet meer dan een gevaarlijke fantasie was. En uiteindelijk was Ariana in verlegenheid brengen wel het allerlaatste wat hij wilde.
Hij drukte twee tedere zoenen op haar wangen en maakte zich met moeite los.
'Zul je me schrijven?' vroeg ze heel zachtjes, terwijl ze op haar onderlip beet.
'Ja.'
'Zweer je dat?'
'Ja, ik zweer het.'
'Zweer je het bij Allah?'
'Ik zweer het bij jou.'
'Bij mij?'
'Ja. Jij betekent voor mij veel meer dan Allah. Veel meer.'
Hij dwong zich niet om te kijken toen hij zich afwendde om weg te gaan. Hij volgde Sabbar naar de hal waar de lift was en merkte dat de deur achter hem dichtging. De klik van het slot klonk hem in de oren als het geklik van een schaar die voorgoed een verbinding verbreekt.
Hij werd er stil en in zichzelf gekeerd van, bijna gedeprimeerd, en hij stapte zonder een woord in de lift; verstrooid hield hij de ruwe stof van de opgevouwen zwarte chador vast, die Hamidez hem even daarvoor had overhandigd voor de reis.
'Ariana ghashangl zei de Iraniër toen de lift met een schokje naar beneden begon te gaan.
'Hè?'
'Ariana ghashangl herhaalde hij. Hij gaf een kusje in de lucht. 'Ghashang.'
'Ja,' glimlachte Tomas melancholiek. 'Ja, ze is mooi.'
Sabbar wees naar de opgevouwen chador die de Portugees in zijn handen had en gebaarde dat hij hem nu moest aantrekken. Terwijl de lift nog onderweg was, stak Tomas zijn hoofd in het kledingstuk en hulde zich weer in zijn vermomming.