44
Ditmaal zagen we het eiland helemaal aan de
oostkant opdoemen. We waren vertrokken vanuit de haven van Altea,
waar we Luis hadden opgepikt en de eerste nacht hadden doorgebracht
in de beschutting van de haven. Het was een grote boot met een
breed bed in het vooronder, dat de neven galant aan mij hadden
afgestaan. Een kolossaal bed. Zij sliepen op veldbedden in het
ervoor gelegen ruim, waar zich ook de keuken bevond. Oriol wekte
ons vroeg, en met een behendigheid die me verbaasde, ook al wist ik
dat hij een vaarbewijs had, maakte hij de boot klaar voor vertrek.
Binnen enkele minuten waren we op weg naar het zuiden.
Toen ik in de verte het okerkleurige eiland
ontwaarde dat werd verlicht door de zon die achter ons opkwam,
sprong mijn hart op. Daar lag het schateiland weer. En nu zou het
ons lukken!
We gingen aan de zuidoostkant voor anker; de
sonar van de boot gaf zeven meter diepte aan en de kust lag op
ongeveer vijfentwintig meter afstand. Daar, tegenover ons, lag de
plek waar de projectielen die bestemd waren geweest voor de
katapult op de galei van Arnau, de schat verborgen.
'We kunnen het beste een neopreen pak, dito
sokken en handschoenen aantrekken om ons te beschermen tegen
stoten, schrammen en kou,' adviseerde Oriol. 'Zwemvliezen zijn
eerder lastig aan je voeten. We kunnen beter plastic sandalen over
de sokken aandoen om ons tegen de rotsen te
beschermen.'We gingen enthousiast aan
het werk. De zee was rustig en zoals Oriol had gezegd liep de
bodem, die bestond uit afgeslepen keien van ongeveer hetzelfde
formaat, door tot onder aan een steile rots die bijna loodrecht
zo'n vijf meter uit zee oprees. Het eerste wat Luis en ik deden
nadat we van de boot waren gesprongen en zwemmend de kust hadden
bereikt, was kijken wat voor soort stenen het waren. En inderdaad,
sommige waren van graniet en basalt, andere leken van marmer
of kwarts, maar er waren ook gewone groenachtige keien bij van
vulkanische oorsprong en okerkleurige van kalksteen, afkomstig van
dat deel van het eiland. Natuurlijk hadden we niet aan Oriol
getwijfeld, maar het was toch fijn om ze met eigen ogen te
zien.
We hadden een stel sympathieke buren, hoewel
soms wat luidruchtig: op de rotsen tamelijk ver boven ons nestelden
pijlstormvogels met een wittte borst, die af en aan vlogen voor hun
eeuwige visvangst.
Bij laag water lagen de stenen zo'n vijftig
centimeter diep en bij hoog water bijna een meter. We begonnen de
keien naar een dieper gelegen stuk iets verder zeewaarts te gooien;
zodoende wisten we zeker dat kleine golven ze niet terug zouden
spoelen. De grens tussen de rolstenen en het diepere stuk werd
gevormd door een klein rif met grotere keien die daar, zoals we
hadden verwacht, best door mensenhanden konden zijn
neergelegd.
In het begin gingen we aan de rand van het rif
staan en kostte het ons weinig moeite de stenen eroverheen te
gooien - vooral bij laag water hoefden we de snorkel niet te
gebruiken - maar toen we keien moesten verplaatsen die verderop
lagen, werd het erg lastig om over die stenen te lopen en besloten
we een keten te vormen. De eerste pakte de steen, gaf hem aan de
tweede en de derde gooide hem over de blokkade. Al gauw begonnen
onze armen en rug te protesteren en realiseerden we ons dat het
werk een paar dagen zou gaan duren. We namen regelmatig rust en bij
vloed een pauze van enkele uren.
Oriol was doorlopend op zijn hoede en stak Luis
en mij aan met zijn onrust.
'Ik denk niet dat Artur zo makkelijk te
misleiden is,' zei hij steeds weer. ' Hij kan elk moment komen
opdagen. En als dat gebeurt, ziet het er slecht voor ons
uit.'Daarom keken we argwanend naar
ieder schip dat dichterbij kwam, maar gelukkig mocht je in dat
gebied niet voor anker gaan. Iedereen ging naar het zuidstrand, dat
zo'n vierhonderd meter verder naar het westen lag, voorbij een
klein eiland en een rif. Van daaruit gingen de toeristen met behulp
van een opblaasboot, en een enkeling zwemmend, naar de
restaurantjes aan het strand of naar het dorp.
Als een vrouw die haar man ontrouw is, zo
schuldig voelde ik me erover dat ik Oriol niet had verteld over
mijn ontmoeting met de antiquair na onze terugkeer naar
Barcelona. Belachelijk, dacht ik. Met geen van beiden heb ik iets,
en als ik me schuldig zou moeten voelen, dan wel ten opzichte van
Mike.
Tussen de middag gingen we met de boot naar het
stuk strand. Als drie gewone toeristen stapten we uit het bootje en
gingen we in een van de restaurantjes een heerlijke Taberquinse
visschotel eten.
'We moeten niet vergeten het ook leuk te
hebben; het harde werken mag het avontuur niet bederven,' zei Luis
waarschuwend tegen Oriol toen er tijdens het eten een discussie
ontstond over een tweede karaf sangria die ik bestelde. 'Denk aan
de filosofie van je vader. Je moet onderweg van het leven genieten.
Bij aankomst is daar niet veel tijd meer voor. Het avontuur is het
doel, de schat alleen maar een kwestie van
geluk.''Je hebt gelijk,' gaf Oriol toe.
'Maar ik ben ongerust vanwege Artur, bang dat hij onverwacht
opduikt; ik ben past gerust als we die grot binnen
kunnen.'Als toeschouwster verbaasde ik
me over de rolwisseling tussen de neven. De kraker, die zich tegen
de gevestigde orde verzette, maakte zich zorgen over materiële
zaken, terwijl de prozaïsche kapitalist en geldwolf wilde genieten
van het moment, net nu hij een fortuin binnen handbereik had. Zo
zie je maar hoe het kan gaan in het leven.
In de vroege ochtend van de derde dag begon de
mistral op te zetten, de wind uit het noordwesten, maar omdat we
aan de zuidoostkant van het eiland hadden aangelegd, zaten we in de
luwte en konden we zonder al te veel problemen doorgaan met ons
werk. Er kwam een ingang in de rots bloot te liggen waar je bij
laag tij, ongeveer zeventig centimeter onder het wateroppervlak,
een doorgang zag die naar het binnenste van het eiland leidde. Maar
we moesten nog heel wat keien versjouwen. We wisselden elkaar
doorlopend af en gaven de stenen aan elkaar door, om moeheid te
voorkomen door het alsmaar in dezelfde houding staan. Maar naarmate
het dieper werd, werd het steeds moeilijker en moest er voortdurend
worden geworsteld met snorkel en duikbril.
Die middag werkten we als nooit tevoren. De
tunnel ging voor onze ogen steeds verder open en ondanks de
uitputting bleven we uit pure opwinding stenen bij de ingang
weghalen. Intussen was de wind naar het oosten gedraaid en was de
levant gaan waaien, waardoor hoge golven tegen de rots aan beukten.
Op het laatst zat er niets anders op dan het trimvest, de
persluchtfles en een lantaarn te gebruiken om in de holte te
kijken.
Toen de zon onderging leek de tunnel wel
begaanbaar, maar we besloten pas volgende ochtend naar binnen te
gaan. We waren te moe om die avond ons avontuur af te ronden,
en de golven sloegen te onstuimig tegen de rots. Het was
gevaarlijk, en helemaal omdat we zo uitgeput waren.
'Ze zeggen dat de levant meestal drie dagen
aanhoudt,'zei Oriol. 'En erger wordt. We gaan een onrustige nacht
tegemoet. We zouden er verstandig aan doen in de haven te
schuilen.'Dat wilden we niet. Nu de
schat binnen handbereik was, was het te veel gevraagd om hem alleen
te laten.
Er waren golven van twee tot drie meter hoog
voorspeld, heel vervelend maar niet gevaarlijk. Oriol besloot tien
meter verder uit de kust te gaan liggen en op een diepte van
elf meter gingen we voor anker. Ik nam een extra pilletje
tegen zeeziekte in en de douche was een ware uitdaging. Het water
spoot mee met de deining van het schip; je moest erachteraan
bewegen en het was puur geluk als je de straal op je lijf
opving. Het eten bestond die avond uit een paar sandwiches die we
zonder veel praten opaten. De zee put je uit, en zeker als die zo
woest is. Net als de vorige avonden vielen we doodmoe in bed; we
waren echt aan het eind van ons latijn. Toch bleef het maar door
mijn hoofd spelen dat het morgen de grote dag zou zijn, de dag
van onze dromen. De dag van de schat. Biddend dat de wind zou gaan
liggen, dat de deining minder zou worden en dat we erin zouden
kunnen, viel ik in slaap. Maar ik voelde me onrustig. Was het
de opwinding of een voorgevoel? Er zou iets
gebeuren.
's Nachts hoorde ik opeens een klap. Ik moet licht hebben geslapen,
onrustig, want ik sprong meteen uit bed. Ik zocht het licht om me
te oriënteren en merkte dat de deining nog heviger was dan toen ik
naar bed ging. Wat was er aan de hand? Waren we ergens tegenaan
gebotst? Voordat we gingen slapen hadden we het anker gecontroleerd
en de schokken gaven me niet het idee dat het was losgeraakt; we
konden niet op drift zijn geraakt. In het vooronder hoorde ik niets
en ik dacht dat ik maar eens op onderzoek uit moest gaan. Ik deed
de schuifdeur open die me scheidde van de kajuit en toen ik het
licht aandeed, trof ik op de grond Luis aan, die erachter probeerde
te komen waar hij was. Hij was bij slagzee uit bed gevallen en in
zijn slaperige, verwarde uitdrukking zag ik dat dikkerdje van
vroeger. Zelfs door mijn geschater werd Oriol niet wakker.