6
En zo gingen er enkele weken voorbij. Er
fonkelden twee ringen aan mijn vingers, mijn relatie met Mike was
perfect, maar... er was dat sieraad met die bloedrode steen. Ik
vond het leuk om het rode kruis op een stuk papier, op een servet
of op mijn lakens te projecteren. Alles aan die ring was
raadselachtig. Hoe en waarom was hij bij mij terechtgekomen? Ik had
het gevoel dat er een groter mysterie achter schuilging; dat het
niet alleen maar een simpel verjaardagscadeau was.
Elke keer dat ik er naar keek zag ik beelden
uit mijn jeugd: mijn peetoom Enric, zijn zoon Oriol, Luis. Ik
herinner me allerlei kleine dingen, anekdotes van vroeger, waar ik
al zo lang niet meer aan had gedacht.
Ik wist dat er iets ging gebeuren, dat de ring
alleen nog maar het begin was, maar ik begon ongeduldig te worden;
ik barstte van nieuwsgierigheid. En wat ik verwachtte dat er zou
gebeuren, wat er eigenlijk moest gebeuren, gebeurde ook.
'Juffrouw Wilson?' Het was de portier van het
gebouw, die mij via de binnenlijn belde.' Vanmorgen is er een
aangetekende brief voor u bezorgd.'Het
eerste wat bij me opkwam was dat het misschien iets te maken had
met een van de zaken waar ik op kantoor mee bezig was, maar toen
bedacht ik dat dat onzin was. Ik had nog nooit een dagvaarding op
mijn privé-adres gekregen. Daarna zei ik tegen mezelf dat ik
voorzichtig moest zijn. Wie weet was het een van die brieven met
miltvuur of een ander dodelijk middel die de laatste tijd in de
mode waren.
'Zal ik hem even boven brengen?' ging de man
verder. 'Hij komt uit Spanje.''Ja,
graag.' En plotseling klopte mijn hart in mijn keel. Daar was het!
Dat moest het zijn!
Toen ik de brief aannam, trilden mijn handen.
Met een geforceerde glimlach zei ik meneer Lee niet al te
vriendelijk gedag, terwijl hij net nog even een paar belangrijke
dingen met me wilde bespreken over de vereniging van
huiseigenaren.
De afzender was een notaris in Barcelona; ik
gunde me niet de tijd om een briefopener te zoeken, zelfs geen mes,
maar scheurde de envelop met mijn handen open.
Mevrouw dona Cristina Wilson.
Geachte mevrouw,Hierbij heb ik de eer u op te roepen voor de lezing
van het tweede testament van don Enric Bonaplata waarvan u een van
de begunstigden bent.
De lezing zal op zaterdag 1 juni 2002 om
twaalf uur plaatsvinden op onskantoor.
Wij verzoeken u uw aanwezigheid te
bevestigen.Eronder stond de
handtekening van de notaris.
Deze keer ga ik wél, zei ik tegen mezelf. Deze
keer zal mijn moeder me niet tegenhouden. Ik ga naar
Barcelona.
Maar ze wilde me wel tegenhouden. Ik vertelde
het haar de zondag daarop, toen ik samen met Mike bij haar aan
tafel zat. Ze gaf geen enkel commentaar, maar mijn vader toonde
zich verbaasd. Testament? Dat moest toch kort na de dood van Enric
zijn gelezen en afgehandeld. Had hij twee testamenten
achtergelaten? En moest dat tweede dertien jaar na het eerste
worden geopend? Wat vreemd!
Ja, dat was vreemd, heel vreemd zelfs. En
mysterieus.
'Ga niet, Cristina!' zei mijn moeder toen we
even alleen waren. 'Ik vertrouw die zaak niet. Er is iets vreemds
aan de hand, iets onheilspellends.''Maar
waarom? Waarom moet ik niet gaan?''Ik
weet het niet, Cristina. Dat van dat tweede testament is
belachelijk. Iemand wil je om een of andere reden naar Barcelona
lokken.''Mama, je verbergt iets voor me.
Wat is het? Waar komt die angst vandaan? Waarom zijn we nooit
teruggegaan, zelfs niet voor een bezoek? Waarom heb je geen contact
gehouden met je vrienden?''Ik weet het
niet. Het is een gevoel, een indruk. Maar er staat je daar iets
naars te wachten.''Maar ik ben toch van
plan om te gaan.''Ga niet, Cristina.' Er
klonk angst in haar stem. 'Vergeet die hele geschiedenis. Ga niet.
Alsjeblieft.'De golven beukten op
het kiezelstrand aan de voet van een steil klif. Bij het
terugtrekken van de ruwe zee sleurden ze stenen mee die een zwaar
schurend geluid maakten dat me deed denken aan het gerammel van
botten. De lucht was bezaaid met kleine wolkjes, die elkaar
achternazaten in een spel van zon en schaduw boven een afgrijselijk
tafereel.
Op het strand stond een groep mannen,
vastgeketend aan elkaar en aan een balk; ze droegen lompen, stonken
en jammerden luidkeels, ze smeekten en scholden, vochten om te
ontsnappen of zich te verweren. Anderen wachtten biddend op hun
beurt, zagen er gelaten uit en reageerden niet toen hun kameraden
de keel werd afgesneden. Er zat bloed op de stenen, op de grond, op
de lichamen die er lagen, op hen die wanhopig vochten... en op mijn
handen. De opkomende zon verlichtte de dodelijke glans van het
zwaard maar verborg zich toen achter de wolken, waarvan de schaduw
zich uitstrekte over de aarde en de lijken. Mijn hart kromp ineen
door intens verdriet, maar ik was zelf een van de in grijze
tunieken geklede mannen, die snel en deskundig de haren van de
hoofden van de slachtoffers naar achteren trokken om met een of
twee houwen hun halsslagader door te snijden. Nog meer bloed. Een
van mijn jongste kameraden huilde terwijl hij zijn dodelijke werk
deed. En op de donkere tuniek van een van de beulen was aan de
rechterkant het rode kruis, dat van mijn ring, geborduurd. De man
met de ring stond bevelen te geven aan de soldaten en ik zag alles
door zijn ogen, die ook vol tranen stonden. De kreten verstomden en
het gewoel hield op. Voordat de laatste gevangene stierf, viel hij
op zijn knieën op de stenen om te bidden, en ik voelde zijn pijn.
Ik begon ontroostbaar te huilen en kon niet meer ophouden. Het was
een ondraaglijk lijden dat diep vanuit mijn binnenste opwelde en
waar geen einde aan kwam.
Ik zat in bed met mijn ogen vol tranen. De pijn
was zo echt dat ik de slaap niet meer kon vatten. Gelukkig moest ik
er over een halfuur uit, en die tijd gebruikte ik om na te denken
over waar die nachtmerrie vandaan kwam. Wat was er met me aan de
hand? Had het postume cadeau van Enric me zo aangegrepen? Zou die
ring iets te maken hebben met die eerdere pijnlijke beelden? Toen
ik naar mijn hand met de beide ringen keek, leek het alsof de
bloedrode robijn veel meer schitterde dan de liefdesdiamant.
Eindelijk ging de wekker en ik voelde me enorm opgelucht. Ik wilde
maar wat graag terug naar de realiteit.