27

Van de directe en minder directe nasleep van de operatie kreeg de wereld meer te horen dan men besefte; en zeker heel wat meer dan Charlie. Zo wist men bijvoorbeeld - of had men kunnen weten als men de kleinere artikelen op de buitenlandpagina's van de Angelsaksische pers had gelezen - dat een man die ervan verdacht werd een vermoedelijk Palestijnse terrorist te zijn was gedood in een schietpartij met leden van een Westduitse commando-eenheid, en dat zijn vrouwelijke gijzelaar, die niet met name werd genoemd, in shock-toestand naar het ziekenhuis was overgebracht, maar verder ongedeerd was. De Duitse kranten kwamen met kleurrijker versies van het verhaal - 'Wildwesttaferelen in het Zwarte Woud'- maar die artikelen waren aan de ene kant zo opvallend zelfverzekerd en aan de andere kant zo tegenstrijdig dat er weinig uit op te maken viel. Enig verband met de mislukte bomaanslag in Freiburg tegen professor Minkel - van wie aanvankelijk was bericht dat hij omgekomen was, maar die later op wonderbaarlijke wijze aan de dood ontsnapt bleek - werd zo spitsvondig door de hoffelijke Dr. Alexis ontkend dat iedereen daar zonder meer van uitging. Maar het was eigenlijk heel goed, aldus de zinniger hoofdartikelen, dat we niet te veel te horen krijgen.

Een reeks andere kleinere incidenten op het Westelijk halfrond zorgde wel voor enige speculatie ten aanzien van het doen en laten van de ene of de andere Arabische terroristenorganisatie, maar er waren tegenwoordig zoveel concurrerende groepen dat het een zuivere gok bleef wie de ware schuldige kon zijn. Zo werd bijvoorbeeld de zinloze moord op dr. Anton Mesterbein. de Zwitserse humanistische advocaat, strijder voor de rechten van minderheden en zoon van de vooraanstaande financier, meteen in de schoenen geschoven van een extremistische Falangistische organisatie die onlangs 'de oorlog had verklaard' aan Europeanen die openlijk sympathiseerden met de Palestijnse 'bezetting' van Libanon. De schietpartij vond plaats op klaarlichte dag, toen het slachtoffer zijn villa verliet om naar zijn werk te gaan - onbeschermd, zoals gewoonlijk en de wereld was diep geschokt, althans de eerste uren van de ochtend. Toen de hoofdredacteur van een krant in Zürich een brief ontving waarin de verantwoordelijkheid werd opgeëist door een groep die zich 'Vrij Libanon' noemde, en de authenticiteit van die brief was vastgesteld, werd een jonge Libanese diplomaat verzocht het land te verlaten, wat hij filosofisch deed.

Toen de auto van een diplomaat van het Rejectionistische Front voor de pas voltooide moskee in St. John's Wood in Londen ontplofte, trok dal bijna nergens de aandacht, omdat er al drie van zulke aanslagen waren gepleegd in even zovele maanden.

Aan de andere kant verklaarden de Oostenrijkse autoriteiten dat de bloeddorstige moord op de Italiaanse musicus en columnist Alberto Rossino en zijn Duitse gezellin, wier naakte en bijna onherkenbare lichamen weken later werden ontdekt aan de oever van een Tirools meer, geen enkele politieke betekenis had, ondanks het feit dat beide slachtoffers contacten met radicale bewegingen hadden. Op grond van de beschikbare bewijzen gaven ze er de voorkeur aan de zaak als een crime passionnel te behandelen. De dame, een zekere Astrid Berger, stond bekend om haar bizarre voorkeuren, en men ging er van uit - hoe grotesk dat ook was - dat er geen derden in het spel waren geweest. Een reeks andere, minder interessante sterfgevallen bleef bijna onopgemerkt, evenals trouwens het Israëlische bombardement op een oud woestijnfort aan de Syrische grens, dat volgens bronnen in Jeruzalem werd gebruikt als een Palestijns trainingskamp voor buitenlandse terroristen. En wat die bom van vierhonderd pond betrof, die explodeerde op een heuvel buiten Beiroet en daarbij een luxueuze zomervilla verwoestte en de bewoners - waaronder zowel Tayeh als Fatmeh - doodde, daar viel even weinig over te zeggen als over al die andere terreurdaden in dat tragische gebied.

Maar Charlie had in haar bolwerk aan zee geen weet van dat alles. Of, om precies te zijn: ze wist het in grote trekken wel, maar ze was te verveeld of te bang om de details tot zich door te laten dringen. Aanvankelijk wilde ze alleen maar zwemmen of langzame, doelloze wandelingen maken, naar het eind van het strand en weer terug, met haar badjas onder haar kin dichtgeklemd, terwijl haar lijfwachten haar op eerbiedige afstand volgden. In zee had ze de neiging om aan de ondiepe, rimpelloze kant te blijven zitten en bewegingen te maken alsof ze zich met het zeewater waste - eerst haar gezicht, dan haar armen en haar handen. De andere meisjes hadden de opdracht om naakt te zwemmen, maar toen Charlie weigerde dat bevrijdende voorbeeld te volgen moesten de anderen van de psychiater ook weer iets aantrekken, en afwachten.

Kurtz kwam haar eens per week opzoeken, soms twee keer. Hij was uiterst vriendelijk tegen haar; geduldig en trouw, zelfs als ze tegen hem schreeuwde. De dingen die hij haar vertelde waren van praktische aard, en voor haar eigen bestwil bedoeld.

Ze hadden een peetvader voor haar bedacht, zei hij: een oude vriend van haar vader, die zijn fortuin had gemaakt en kort geleden in Zwitserland overleden was. Hij had Charlie een groot bedrag nagelaten dat in Engeland vrij van belasting was, omdat het uit het buitenland kwam.

Er was gesproken met de Britse autoriteiten en die hadden geaccepteerd - waarom, dat ging Charlie verder niet aan - dat het absoluut geen zin had om nog verder in haar relaties met bepaalde Europese en Palestijnse extremisten te wroeten, zei Kurtz. En hij kon haar ook verzekeren dat Quilley nog steeds goed over haar dacht: de politie, zei hij, was speciaal naar hem toegegaan om hem persoonlijk te vertellen dat hun verdenkingen tegen Charlie totaal ongegrond waren geweest.

Kurtz besprak ook met Charlie hoe ze haar abrupte vertrek uit Londen zouden kunnen verklaren, en Charlie stemde willoos in met een verhaal over haar angst om door de politie te worden lastiggevallen, een lichte zenuwinzinking en een geheimzinnige minnaar die ze na haar verblijf op Mykonos had opgepikt - een getrouwde man die haar aan het lijntje had gehouden en haar ten slotte had laten zitten. Pas toen hij dal verhaal in detail met haar wilde doornemen en haar op bepaalde kleine puntjes probeerde te testen, trok ze wit wegen begon ze te trillen. Iets dergelijks gebeurde ook toen Kurtz haar, niet erg verstandig, verleide dat er 'op het hoogste niveau' was beslist dal ze wanneer ze maar wilde de Israëlische nationaliteit zou kunnen krijgen.

'Geef die maar aan Fatmeh.' beet ze hem toe, en Kurtz, die toen alweer met een paar nieuwe zaken bezig was, moest in zijn dossier kijken om zich weer te herinneren wie Fatmeh was; of was geweest.

En wat haar carrière betrof, zei Kurtz, er lagen een paar interessante dingen op haar te wachten zodra ze zich weer in staat zou voelen om te spelen. Een paar goede Hollywood-producenten waren tijdens Charlies afwezigheid oprecht in haar geïnteresseerd geraakt en wilden haar graag zo gauw mogelijk naar de Westkust halen voor een paar screentests. Eén van hen had zelfs al een kleine rol achter de hand die volgens hem heel geschikt voor haar zou zijn. Kurtz kende de bijzonderheden niet. En verder waren er ook in de Londense theaterwereld een paar leuke dingen aan de gang.

'Ik wil gewoon weer terug naar waar ik was,' zei Charlie.

Kurtz zei dal dal geregeld kon worden. Geen probleem, beste meid.

De psychiater was een vrolijke jonge vent met een twinkeling in zijn ogen en een militaire achtergrond, en hij had niet veel op met zelfanalyse of andere vormen van somber zelfonderzoek. Het leek zelfs wel of hij haar niet zo zeer aan de praat wilde krijgen als wel haar er van trachtte te overtuigen dat ze haar mond moest houden. In zijn beroep moest hij een zeer gespleten man zijn. Hij maakte ritjes met haar, eerst over de kustwegen, en toen naar Tel Aviv. Maar toen hij haar, heel onverstandig, een paar van de weinige mooie oude Arabische huizen aanwees die de nieuwe projecten hadden overleefd, raakte Charlie buiten zinnen van woede. Hij nam haar mee naar afgelegen restaurants, ging met haar zwemmen, lag naast haar op het strand en probeerde haar zelfs een beetje te versieren tot ze hem, met een vreemde buiging in haar stem. zei dat ze liever op zijn kantoor met hem wilde pralen. Toen hij hoorde dal ze graag paardreed, liet hij paarden komen en gingen ze een hete dag heerlijk rijden, waarbij ze zichzelf volkomen leek te vergeten. Maar de volgende dag was ze weer veel te stil naar zijn smaak, en hij zei Kurtz dat hij zeker nog een week zou moeten wachten. En nog diezelfde avond begon ze inderdaad zonder enige aanwijsbare oorzaak langdurig te braken, wat nog vreemder was omdat ze maar zo weinig at.

Rachet, die haar studie aan de universiteit weer had opgevat, kwam ook en was heel openhartig, lief en ontspannen - heel anders dan die andere, hardere versie waar Charlie in Athene mee had kennisgemaakt. Dimitri was ook weer naar school, zei ze. Raoul dacht erover om medicijnen te gaan studeren en militair arts te worden. Aan de andere kant, misschien zou hij wel archeologie gaan doen. Charlie glimlachte beleefd om deze familienieuwtjes. Rachet zei tegen Kurtz dat het net was of ze met haar grootmoeder had zitten praten. Maar op de lange duur hadden noch haar Noordengelse afkomst noch haar vrolijke gewone Engelse manier van doen het gewenste effect op Charlie, en na een tijdje vroeg Charlie - nog steeds erg beleefd - of ze haar misschien weer met rust zouden willen laten.

Ondertussen had Kurtz' dienst weer een paar waardevolle lessen kunnen toevoegen aan die grote hoeveelheid technische en menselijke kennis die de buit vormde van al die operaties. Ondanks het vooroordeel dat er tegen hen bestond, waren niet-Joden niet alleen goed bruikbaar, maar soms zelfs essentieel. Een Joods meisje had misschien nooit zo'n goede brug kunnen slaan. De technici waren ook gefascineerd door die kwestie met de batterijen in de klokradio; het was nooit te laat om te leren. Er werd dan ook keurig een gekuiste beschrijving van het incident opgesteld, om die bij de opleiding te kunnen gebruiken, met veel resultaat. In een perfecte wereld, zo werd er gesteld, zou het de betrokken agent bij het omruilen van de klokradio's opgevallen moeten zijn dat de batterijen waren weggehaald uit het radiootje dat hij terugkreeg. Maar in elk geval had hij bliksemsnel zijn conclusies getrokken toen het signaal opeens was afgebroken en was hij meteen naar binnen gestormd. Beckers naam kwam in het verhaal natuurlijk niet voor. Nog afgezien van het veiligheidsaspect, want Kurtz had de laatste tijd niet veel goeds over hem gehoord en was niet geneigd om hem heilig te laten verklaren.En tegen het eind van de lente, zodra het Litani-bekken droog genoeg was voor de tanks, werden Kurtz' grootste angst en Gavrons ergste dreigementen eindelijk bewaarheid en vond de langverwachte Israëlische invasie in Libanon plaats, die het einde van de huidige fase van de vijandelijkheden betekende of - afhankelijk van het standpunt dat je innam - de volgende fase inluidde. De vluchtelingenkampen waar Charlie onderdak had gekregen werden 'gezuiverd', wat er in grote trekken op neerkwam dat er bulldozers naar binnen werden gereden om de lijken te begraven en het werk van de tanks en het artilleriegeschut af te maken. Een treurige stroom vluchtelingen trok naar het noorden, met achterlating van honderden, en later duizenden, doden. Speciale groepen vaagden de onderduikadressen in Beiroet weg waar Charlie verbleven had; van het huis in Sidon bleven alleen de kippen en de mandarijnenboomgaard over. Het huis werd vernietigd door een een- heid van de Sayaret, die ook de twee jongens, Kareem en Yasir, elimineerde. Ze kwamen 's nachts, vanuit zee, precies zoals Yasir, de grote inlichtingenofficier, altijd al had voorspeld, en ze gebruikten speciale Amerikaanse explosieve kogels (nog steeds op de geheime lijst) die het lichaam alleen maar hoefden te raken om dodelijk te zijn. Van dit alles - de effectieve vernietiging van haar korte liefdesaffaire met Palestina - werd Charlie wijselijk onkundig gehouden. Anders had ze volledig kunnen instorten, zei de psychiater. Ze had zoveel fantasie en was zo met zichzelf bezig, dat ze zichzelf heel goed verantwoordelijk zou kunnen voelen voorde hete invasie. Daarom konden ze het haar beter maar niet vertellen; ze zou er te zijner tijd toch wel achterkomen. Wat Kurtz betrof, die liet zich een maand of langer nauwelijks meer zien, en als hij kwam was hij bijna onherkenbaar. Het leek of hij tot zijn halve lengte was ingekrompen, zijn Slavische ogen hadden hun sprankeling totaal verloren en eindelijk kon je hem zijn leeftijd aanzien - hoe oud hij dan ook mocht zijn. Toen, op een dag, was hij er weer, als een man die een lange uitputtende ziekte te boven was gekomen, en het leek maar een paar uur te duren voor hij zijn vreemde, nooit-aflatende vete met Misha Gavron weer met kracht hervatte.

In Berlijn zweefde Gadi Becker aanvankelijk in net zo'n vacuüm als Charlie. Maar dat was hem al eerder overkomen en hij was in bepaalde opzichten minder gevoelig voor de oorzaken en gevolgen daarvan. Hij keerde weer terug naar zijn flat en zijn sombere zakelijke vooruitzichten; er dreigde opnieuw een bankroet. Hoewel hij dagenlang over de telefoon met groothandelaren onderhandelde, of dozen van de ene kant van het pakhuis naar de andere sleepte, leek het of de wereldcrisis de Berlijnse kledingindustrie harder en dieper had getroffen dan wie dan ook. Kr was een meisje waar hij soms mee sliep, een nogal statig schepsel, zo weggelopen uit de jaren dertig, met een al te warmvoelend hart en zelfs, om aan zijn overgeerfde normen tegemoet te komen, vagelijk Joods. Na er een tijd zonder resultaat over te hebben nagedacht. belde hij haar op en zei dat hij tijdelijk in de stad was. Een paar dagen maar, zei hij, misschien maar één. Hij hoorde hoe blij ze was dat hij terug was gekomen, en hoe ze hem luchtig de mantel uitveegde omdat hij was weggegaan; maar hij hoorde ook de onduidelijke stemmen in zichzelf.

'Kom maar langs,' zei ze, toen ze klaar was met haar verwijten.

Maar dat deed hij niet. Hij kon het plezier dat zij hem misschien zou schenken niet voor zichzelf verantwoorden.

Bang van zichzelf haastte hij zich naar een modieuze Griekse nachtclub die hij kende, geleid door een vrouw met een kosmopolitische wijsheid en toen er eindelijk in was geslaagd dronken te worden keek hij toe hoe de gasten veel te gretig de borden kapot smeten, in de beste Duits-Griekse traditie. De volgende dag begon hij, zonder al te veel voorbereiding, aan een roman over een Berlijns-Joodse familie die naar Israël was gevlucht en toen weer was weggetrokken, omdat zij zich niet kon verenigen met wat er in naam van Zion allemaal gebeurde. Maar toen hij alles wat hij had geschreven nog eens doorlas, gooide hij zijn aantekeningen eerst in de prullenmand en daarna - uit veiligheidsoverwegingen - in de haard. Een nieuwe man van de ambassade in Bonn kwam hem opzoeken en zei dal hij de vervanger van de vorige was: als je contact met Jeruzalem wilt, of als je iets nodig hebt, vraag dan maar naar mij. Zonder dat hij er iets aan scheen te kunnen doen, begon Becker een provocerende discussie over de staat Israël, die hij besloot met een zeer beledigende vraag, iets dat hij naar eigen zeggen uit de geschriften van Arthur Koestier had gehaald en blijkbaar had aangepast aan wat hem nu zo bezighield. 'Wat zullen we worden, vraag ik me af,' zei hij. 'Een Joods thuisland, of een lelijk klein Spartaans staatje?'

De nieuwe man was een onverzettelijk type met maar weinig fantasie en raakte duidelijk geïrriteerd door die vraag, zonder de betekenis ervan te begrijpen. Hij liet wat geld en zijn kaartje achter: Tweede Secretaris, Handelszaken. Maar belangrijker was dat hij ook een wolk van twijfel achterliet, die door een telefoontje van Kurtz de volgende morgen duidelijk moest worden verdreven.

'Wat probeer je me eigenlijk te vertellen, verdomme?' vroeg hij ruw, in het Engels, zodra Becker had opgenomen. 'Als je van plan bent je eigen nest te gaan bevuilen, kom dan maar naar huis, waar tenminste niemand naar je luistert.'

'Hoe gaat het met haar?' vroeg Becker.

Kurtz gaf misschien bewust een wreed antwoord, want het gesprek vond plaats op het moment dat hij heel gedeprimeerd was.

'Met Frankie gaat het uitstekend. Geestelijk, uiterlijk - en om een of andere reden die mij ontgaat blijft ze van je houden. Elli heeft haar pas nog gesproken en kreeg toen sterk de indruk dat ze de scheiding niet als bindend voelde.'

'Scheidingen zijn niet bedoeld om bindend te zijn.'

Maar zoals gewoonlijk had Kurtz een antwoord: 'Scheidingen zijn niet bedoeld. Punt.'

'Maar hoe gaat het met haar?' herhaalde Becker, met nadruk.

Kurtz had moeite niet kwaad te worden maar antwoordde toen: 'Als we het over een wederzijdse vriendin hebben, die verkeert in goede gezondheid, ze wordt genezen en ze wil je nooit meer zien. En dat je


verder maar voor altijd jong mag blijven!' besloot Kurtz meteen woeste schreeuw, en hing toen op.

Diezelfde avond belde Frankie. Kurtz moest haar het nummer hebben gegeven om Becker dwars te zitten. De telefoon was Frankies instrument. Anderen speelden viool, harp of shofar, maar voor Frankie was het altijd weer de telefoon.

Becker luisterde een hele tijd naar haar. Naar haar huilbuien, die niemand haar kon verbeteren, naar haar vleierijen en naar haar beloften. ik zal zijn wat je maar van me wilt,' zei ze. 'Zeg het maar, en ik zal het zijn.'

Maar het laatste wat Becker wilde was iemand verzinnen.

Niet lang daarna besloten Kurtz en de psychiater dat de lijd gekomen was om Charlie weer terug in het water te gooien.

Ze waren op tournee met een voorstelling die A Bouquet of Comedy heette, en het theater werd zoals zoveel theaters die ze had gekend, gebruikt door de plattelandsvrouwen, als toneelschool en ongetwijfeld ook als stemlokaal tijdens de verkiezingen. Het was een waardeloos stuk en een waardeloos theater, en het viel allemaal samen met het moment waarop ze het diepst in de put zat. liet theater had een zinken dak en een houten vloer, en als ze stampte stoven er bolletjes stof tussen de planken omhoog. Ze was begonnen met alleen tragische rollen te spelen, omdat Ned Quilley na één nerveuze blik op haar had aangenomen dat ze tragedies wilde net als Charlie zelf, maar om haar eigen redenen. Maar ze was er al snel achtergekomen dat ze serieuze rollen, zo ze al iets voor haar betekenden, hetemaal niet aankon. Op de meest onwaarschijnlijke momenten barstte ze in tranen uil, en al een paar keer had ze een exil moeten verzinnen om zichzelf achter de coulissen weer in de hand te kunnen krijgen.

Maar vaker nog had ze er niet tegen gekund omdat ze zo totaal irrelevant waren; ze had geen trek - en wat erger was, geen inzicht - meer in wat bij de Westerse bourgeoisie voor verdriet doorging. Daarom waren komedies uiteindelijk toch een beter masker voor haar, en daar doorheen had ze haar weken zien variëren tussen Sheridan en Priestley en het laatste moderne genie, wiens produkt in het programma werd omschreven als een soufflé geflambeerd met humor als prikkeldraad. Ze hadden het in York gespeeld, maar God zij dank niet in Nottingham. Ze hadden het in Leeds gespeeld, en in Bradford, Ilud- dersfield en Derby. En Charlie moest de soufflé voorlopig nog zien rijzen, of de humor zien vlammen. Maar waarschijnlijk lag dat aan haar, want naar haar eigen idee werkte ze haar teksten af als een murw geslagen bokser die de partij versuft moet uitvechten of voorgoed neer zal gaan.

De hete dag hing ze, als ze geen repetitie had, rond als een patiënt in een dokterswachtkamer, rokend en tijdschriften lezend. Maar vanavond, toen het doek opnieuw opging, maakte haar nervositeit plaats voor een gevaarlijke loomheid en wilde ze maar steeds in slaap vallen. Ze hoorde haar stem omhoog en omlaag gaan. ze voelde haar arm de ene kant opgaan en haar voet de andere; ze wachtte even op een punt waarop er altijd gelachen werd, maar hoorde in plaats daarvan een niet-begrijpende stilte. Tegelijkertijd begonnen de foto's uit het verboden album zich aan haar op te dringen: van de gevangenis in Sidon en de rij wachtende moeders langs de muur; van Fatmeh; van het klaslokaal in het kamp, toen ze 's avonds de leuzen voor de demonstratie op de T-shirts had gestreken; van de schuilkelder en de stoïcijnse gezichten die haar aanstaarden en zich afvroegen of het allemaal haar schuld was. En van Khalils gehandschoende hand, die grove klauwafdrukken in zijn eigen bloed had getrokken.

Ze hadden een gezamenlijke kleedkamer, maar toen het pauze was ging Charlie daar niet heen. In plaats daarvan liep ze door de artiesteningang naar buiten, om een sigaret te roken, terwijl ze huiverend de mistige straat afkeek en zich afvroeg of ze gewoon zou gaan lopen tot ze er bij neer zou vallen of door een auto zou worden overreden. Ze riepen haar naam en ze hoorde het geluid van dichtslaande deuren en rennende voetstappen, maar dat leek hun probleem te zijn, niet het hare, en dus liet ze het verder maar aan hen over. Slechts een laatste, allerlaatste restje verantwoordelijkheidsgevoel bracht haar ertoe om toch die deur te openen en weer naar binnen te slenteren.

'Charlie, in vredesnaam! Charlie, wat is er, verdomme?'

Het doek ging op en ze merkte dat ze weer op het toneel stond. Alleen. Een lange monoloog, terwijl Hilda aan het bureau van haar echtgenoot een brief aan haar minnaar zit te schrijven; aan Michet, aan Joseph. Naast haar stond een brandende kaars en even later moest ze de bureaulade opentrekken op zoek naar nog een vel papier en daar - 'O, nee!' - de nog niet geposte brief van haar echtgenoot aan zijn minnares ontdekken. Ze begon te schrijven en was weer in het hotel in Notting- ham; ze staarde in de kaarsvlam en zag Josephs gezicht dat haar vanaf de andere kant van de tafel aankeek in de taverna bij Delphi. Ze keek opnieuw en het was Khalil, die met haar zat te eten aan de houten tafel in het huis in het Zwarte Woud. Ze zei haar tekst en vreemd genoeg was die niet van Joseph of Tayeh of Khalil, maar van Hilda. Ze trok de la open, stak haar hand erin, schrok even, haalde er verbaasd een handgeschreven velletje uit, hield het omhoog en draaide het om zodat het publiek het ook kon zien. Ze stond op en liep met een uitdrukking van groeiend ongeloof op haar gezicht naar de rand van het toneel en begon


hardop te lezen - zo'n geestige brief, vol niet keurige verwijzingen. Zo meteen zou haar echtgenoot John in zijn ochtendjas van links opkomen, naar het bureau toe lopen en haar eigen nog niet afgemaakte brief aan haar minnaar lezen. Vervolgens zouden die brieven nog geestiger in elkaar grijpen, en het publiek zou zich een ongeluk lachen en daarna hetemaal niet meer bijkomen als de twee bedrogen geliefden, geprikkeld door eikaars ontrouw, zich wellustig in eikaars armen zouden werpen. Ze hoorde haar echtgenoot binnenkomen, wat voor haar het teken was om haar stem te verheffen: nieuwsgierigheid maakt plaats voor verontwaardiging als Hilda verderleest. Ze pakte de brief in beide handen, draaide zich om en deed twee stappen links naar voren om John niet aan het gezicht te onttrekken.

En toen ze dat deed, zag ze hem - niet John. maar Joseph, heel duidelijk, op dezelfde plaats waar Michet had gezeten, in het midden van de eerste rij, terwijl hij naar haar opkeek met diezelfde verschrikkelijk ernstige bezorgdheid.

Eerst was ze eigenlijk hetemaal niet verbaasd; zelfs op de beste momenten was de grens tussen haar innerlijke leven en de buitenwereld maar heel vaag voor haar geweest, en de laatste tijd bestond hij nauwelijks meer.

Hij is dus gekomen, dacht ze. En dat werd tijd ook. Geen orchideeën, Jose? Hetemaal geen orchideeën? Geen rode blazer? Geen gouden medaillon of Gucci-schoenen? Misschien had ik toch naar de kleedkamer moeten gaan. Om je briefje te lezen. Dan had ik geweten dat je zou komen, hè? Dan had ik een cake kunnen bakken.

Ze was opgehouden met het voorlezen van de brief omdat acteren totaal geen zin meer had, hoewel de souffleur haar ongegeneerd haar tekst toeschreeuwde en de regisseur achter hem met zijn armen stond te zwaaien als iemand die een zwerm bijen afweert; op de een of andere manier bevonden ze zich allebei in haar gezichtsveld, hoewel ze toch uitsluitend naar Joseph keek. Of misschien beeldde ze zich hen alleen maar in, omdat Joseph eindelijk zo echt was geworden. Achter haar was echtgenoot John zonder veel overtuiging bezig teksten te verzinnen om haar te dekken. Je hebt een Joseph nodig, wilde ze trots tegen hem zeggen; onze Joseph heeft teksten voor alle gelegenheden.

Er hing een scherm van licht tussen hen in - eigenlijk niet zozeer een scherm als wel een visuele scheiding. Door die scheiding, en haar eigen tranen, kon ze hem niet zo goed meer zien en begon ze te vermoeden dat het uiteindelijk toch een zinsbegoocheting was geweest. Vanuit de coulissen stonden ze tegen haar te schreeuwen dat ze van het toneel moest komen; echtgenoot John was al naar haar toe gelopen - klos, klos - en had haar vriendelijk maar beslist bij haar arm gepakt als een eerste stap op weg naar het gesticht. Ze veronderstelde dat ze over een minuutje het doek zouden laten zakken en die kleine stel - hoe-heette-ze-ook-alweer, haar vervangster - de kans van haar leven zouden geven. Maar haar enige zorg was om Joseph te bereiken, hem aan te raken en zichzelf te overtuigen. Het doek viel. maar ze daalde het trapje al af, op weg naar hem toe. De lichten gingen aan, en ja - het was Joseph. Maar toen ze hem zo duidelijk zag, verveelde hij haar en was hij gewoon iemand uit het publiek. Ze liep het gangpad door, voelde een hand op haar arm en dacht: daar hebben we echtgenoot John weer; ga toch weg. De foyer was verlaten, op twee hoogbejaarde adellijke dames na, die vermoedelijk de directie vormden.

'Je moet naar een dokter, lieve kind.' zei een van hen.

'Of je roes uitslapen.' zei de ander.

'Ach, val om.' riep Charlie opgewekt - een uitdrukking die ze nog nooit gebruikt had.

Er viel geen Nottinghamse regen en er stond geen rode Mercedes op haar te wachten, dus liep ze naar de bushalte, half in de verwachting de Amerikaanse jongen in de bus te treffen, om haar te zeggen dat ze naar een rode bestelwagen uit moest kijken.

Joseph kwam door de lege straat op haar toe, hij liep kaarsrecht en ze stelde zich voor dat hij het op een rennen zou zetten om zijn eigen kogels vóór te zijn, maar dal deed hij niet. Hij bleef voor haar staan, een beetje builen adem, en het was duidelijk dat iemand hem met een boodschap had gestuurd, waarschijnlijk Marty, maar misschien ook Tayeh. Hij opende zijn mond om het haar te vertellen, maar ze was hem voor.

'Ik ben dood, Jose. Jij hebt me neergeschoten, was je dat vergeten?'

Ze wilde er nog iets aan toevoegen over het theater van de werkelijkheid dal de lijken daar nooit opstonden en weer wegliepen. Maar op de een of andere manier was ze het weer kwijt.

Er reed een taxi voorbij en Joseph hield hem aan met zijn vrije hand. Hij stopte niet. maar wat kon je ook verwachten? Die taxi's van tegenwoordig- die deden maar. Ze leunde op hem en zou gevallen zijn als hij haar niet zo stevig had vastgehouden. Ze werd half' verblind door haar tranen en ze hoorde hem van onder water. Ik ben dood. herhaalde ze maar steeds, ik ben dood, ik ben dood. Maar het leek of hij haar toch wilde-dood of levend. Dicht tegen elkaar aan. onwennig, begonnen ze de straat uit le lopen, hoewel de stad hun vreemd was.