18
De snelle jongeman die zich bij de Israëlische ambassade in Londen vervoegde droeg een lange leren jas en een opoe-bril en zei dat hij Meadows heette. De auto was een smetteloze groene Rover met opgevoerde motor. Kurtz zat voorin om Meadows gezelschap te houden. Litvak hing broeierig achterin. Kurtz gedroeg zich enigszins bedeesd en schlemielig, zoals dat hoorde in het gezelschap van koloniale superieuren.
'Zeker net met het vliegtuig gekomen, hè meneer?' vroeg Meadows luchtig.
'Gisteren, om precies te zijn,' zei Kurtz, die al een week in Londen
was.
'Jammer dat u ons niet gewaarschuwd heeft, meneer. Dan had de commander het u bij aankomst op het vliegveld wat gemakkelijker kunnen maken.'
'O, maar zoveel hadden we niet aan te geven, meneer Meadows!' protesteerde Kurtz, en ze lachten allebei, omdat de verhouding zo goed was. Op de achterbank lachte Litvak mee, maar zonder overtuiging.
Ze reden snel naar Aylesbury, en daarna snel door prachtige lanen, tot ze bij een zandstenen poort kwamen, bekroond met twee stenen hanen. Een blauw-met-rood bord meldde: 'No. 3 TLSU', en een witte slagboom versperde hun de weg. Meadows liet Kurtz en Litvak even alleen terwijl hij in het poortgebouw verdween. Donkere ogen namen hen vanachter de ramen op. Er kwamen geen auto's voorbij en nergens hoorden ze het gesputter van een landbouwtrekker in de verte. De plek vertoonde niet veel tekenen van leven.
'Ziet er mooi uit,' zei Kurtz in het Hebreeuws, terwijl ze wachtten.
'Prachtig,' beaamde Litvak, ter wille van de microfoon, als die er was. 'Aardige mensen, ook.'
'Eersteklas,' zei Kurtz. 'De beste beroepsmensen, zonder twijfel.'
Meadows kwam weer terug, de slagboom ging omhoog en verbazingwekkend lang reden ze rustig door het onbehaaglijke parklandschap van paramilitair Engeland. In plaats van vredig grazende volbloeden zagen ze schildwachten met blauwe uniformen en kaplaarzen. Schuin aflopende lage stenen gebouwen zonder ramen lagen half in de grond begraven. Ze passeerden een militaire stormbaan en een privè-lan- dingsbaan, afgezet met oranje kegels. Over een forellenbeekje hingen een paar touwbruggen.
'Een droom,' zei Kurtz beleefd. 'Werkelijk prachtig, meneer Meadows. Dat zouden we bij ons ook moeten hebben, maar hoe krijgen we dat voor elkaar?'
'Dank u.' zei Meadows.
Het huis was ooit oud geweest, maar de gevel was bedorven met een ambtelijk verflaagje in slagschipblauw, en de rode bloemen in de bakken voor de ramen mochten alleen links richten. Een tweede jongeman stond hen bij de ingang op te wachten en nam hen snel mee naar boven over een glimmend gepoetste trap.
'Ik ben Lawson.' verklaarde hij buiten adem, alsof ze al laat waren, en sloeg toen dapper met zijn knokkels op een dubbele deur. Een stem vanuit de kamer blafte: 'Binnen!'
'Meneer Raphael, commander,' kondigde Lawson aan. 'Uit Jeruzalem. Het verkeer zal een beetje tegen, vrees ik.'
Net lang genoeg om onbeleefd te wezen bleef Deputy Commander Picton achter zijn bureau zitten. Hij pakte een pen en zette fronsend zijn handtekening onder een brief. Hij keek op en staarde Kurtz met gelige ogen aan. Toen boog hij zijn hoofd recht naar voren, alsof hij iemand wilde rammen, en hees zichzelf overeind, hetemaal tot hij in de houding stond.
'Een goedendag, meneer Raphael,' zei hij. En hij glimlachte heel dunnetjes, alsof het daar niet het seizoen voor was.Hij was groot en Arisch, met golvend blond haar en een messcherpe scheiding. Hij was breed, gewelddadig en had een dikke kop, met samengeknepen lippen en de strakke blik van een bullebak. Hij had het zorgvuldige mismaakte taalgebruik van een hoge politicman en de geleende goede manieren van een heer, maar die kon hij allebei zonder enige waarschuwing overboord zetten als hem dat toevallig zo uitkwam. In zijn linkermouw had hij een gespikkelde zakdoek gestopt, en hij droeg een das met platte gouden kroontjes om je ie laten merken dat hij zijn spelletjes speelde in heel wat beter gezelschap dan jij. Hij was een contra-terrorist die zich zelf omhoog had gewerkt, 'deels soldaat, deels smeris en deels schurk', zoals hij graag zei, en hij hoorde tot de beroemde generatie uit het vak. Hij had op communisten in Maleisië gejaagd, op de Mau Mau in Kenia, op Joden in Palestina, op Arabieren in Aden en op leren waar ook ter wereld. Hij had mensen opgeblazen met de Trucial Oman Scouts; op Cyprus had hij Grivas op een haar na gemist en als hij dronken was praatte hij daar nog met spijt over - maar niemand moest het wagen om medelijden met hem te hebben! Op verschillende plaatsen was hij tweede man geweest, maar zelden eerste, want er waren ook duistere kanten.
'Alles goed met Misha Gavron?' informeerde hij, terwijl hij een knop op zijn telefoon koos en er zo hard op drukte dat het leek of hij nooit meer omhoog zou komen.
'Met Misha is alles uitstekend, commander,' zei Kurtz enthousiast en wilde op zijn beurt naar Pictons hoogste baas vragen, maar Picton was niet geïnteresseerd in wat Kurtz te zeggen kon hebben - zeker niet over zijn chef.
Een glanzend gepoetste zilveren sigarettendoos stond op een opvallende plaats op zijn bureau, met de handtekeningen van collega-offi- cieren in het deksel gegraveerd. Picton deed hem open en hield Kurtz de doos voor, al was het alleen maar om hem de kans te geven de glans te bewonderen. Kurtz zei dat hij niet rookte en Picton zette de doos weer precies op de juiste plaats terug - een afgehandeld bewijsstuk. Er werd op de deur geklopt en twee mannen kwamen binnen, één grijs, één tweed. De grijze was een veertigjarige bantamgewicht uit Wales, mei klauwafdrukken op zijn onderkaak. Picton beschreef hem als 'mijn hoofdinspecteur'.
'Nooit in Jeruzalem geweest, vrees ik, meneer,' kondigde de hoofdinspecteur aan, terwijl hij op zijn tenen omhoog wipte en tegelijk de panden van zijn jasje omlaag trok, alsof hij zichzelf een paar centimeter langer probeerde te maken. 'Mijn vrouw wil graag met de Kerst naar Betlehem, maar Cardiff is altijd goed genoeg geweest voor mij zo is dat!'
Die man in tweed was kapitein Malcolm, die de klasse bezat waar Picton soms naar verlangde en die hij altijd haatte. Malcolm had een zoetgevooisde hoffelijkheid die op zichzelf ai agressief was.
'Zeer vereerd, mag ik zeggen,' vertrouwde hij Kurtz oprecht toe en gaf hem zijn hand voordat Kurtz die nodig had.
Maar toen het de beurt aan Litvak was, leek Malcolm zijn naam niet goed verstaan te hebben. 'Zeg dat nog eens, beste jongen?' vroeg hij.
'Levene,' herhaalde Litvak, wat minder zacht. 'Ik heb het geluk dat ik met meneer Raphael hier mag samenwerken.'
Een lange tafel stond ai klaar voor een bespreking. Er hingen nergens schilderijen - geen ingelijste foto van een echtgenote en zelfs niet een
van de koningin in Kodachrome. De schuiframen keken uit op een lege binnenplaats. De enige verrassing was de geur van warme olie die in het vertrek hing, alsof er zojuist een onderzeeër langs geweest was.
'Goed, waarom knalt u er niet op los, meneer -' de pauze was echt te lang - 'Raphael, was het toch?' vroeg Picton.
Die opmerking was in elk geval op een vreemde manier toepasselijk. Terwijl Kurtz zijn koffertje openmaakte en de dossiers begon rond te delen, trilde de kamer door het lange dreunen van een lading explo- sieven die bij een oefening tot ontploffing werd gebracht.
'Ik heb eens een Raphael gekend,' zei Picton, terwijl hij het dossier opensloegen er snel in keek, als de eerste blik op een menu. 'We hebben hem een tijdje burgemeester gemaakt. Jonge vent. De stad ben ik vergelen. Dat was u toch niet, toevallig?'
Met een droevig lachje antwoordde Kurtz dat hij lot zijn spijt niet de gelukkige was.
'Geen familie, ook? Raphael - nel als die schilder?' Picton sloeg een paar bladzijden om. 'Nou ja, je kunt nooit welen, nietwaar?'
Het geduld dat Kurtz aan de dag legde was bijna onaards. Zelfs Litvak, die toch al honderd verschillende facetten van zijn identiteit had meegemaakt. had nooit gedacht dat hij de demonen in zichzelf zo vroom had kunnen intomen. Zijn luidruchtige energie was totaal verdwenen en had plaats gemaakt voor de slaafse glimlach van de underdog. Zelfs zijn stem had, in elk geval in het begin, een bedeesde, verontschuldigende klank.
' "Mesterbine".' las de hoofdinspecteur hardop. 'Wordt het zo uitgesproken?'
Kapitein Malcolm, die graag met zijn talenkennis wilde geuren, onderschepte de vraag. 'Zo is het Jack, Mesterbine.'
'De persoonlijke gegevens vindt u in het linkervak, heren,' zei Kurtz toegeeflijk, en zweeg weer om hun de tijd te geven nog even hun dossiers te plunderen. 'Commander. wij moeten een formele belofte van u hebben len aanzien van het gebruik en de verspreiding hiervan.'
Langzaam hief Picton zijn blonde hoofd op. 'Op schrift?' vroeg hij.
Kurtz grijnsde verontschuldigend. 'Het woord van een Brits officier zal voor Misha Gavron wel voldoende zijn,' zei hij, nog steeds in afwachting.
'Afgesproken dan,' zei Picton. met een duidelijke blos van woede; en Kurtz bracht het gesprek snel op de minder omstreden persoon van Anton Mesterbein.'Zijn vader is een conservatieve Zwitser met een mooie villa aan het meer, commander. Voor zover bekend alleen geïnteresseerd in geld verdienen. Zijn moeder is een dame met vrije opvattingen en radicaal linkse sympathieën, die de hetft van het jaar in Parijs zit en daar een salon houdt. Ze is erg gezien bij de Arabische gemeenschap '
'Staat je daar iets van bij. Malcolm?' onderbrak Picton hem.
'Heel vaag, commander.'
'De jonge Anton, hun zoon, is een vooraanstaand advocaat,' vervolgde Kurtz. 'Hij heeft politieke wetenschappen in Parijs gestudeerd, en filosofie in Berlijn. En nog een jaar college gelopen in Berkeley, rechten en politicologie. Dan nog een semester in Rome en vier jaar in Zürich. Ten slotte is hij magna cum laude afgestudeerd.'
'Een intellectueel," zei Picton. Het klonk als 'teringlijder'.
Kurtz beaamde dat. 'Politiek gezien neigt meneer Mesterbein naar zijn moeder, hebben wij de indruk - financieel lijkt hij meer op zijn vader.'
Picton reageerde met de schaterlach van iemand zonder gevoel voor humor. Kurtz zweeg lang genoeg om samen met hem van de grap te kunnen genieten.
'De foto die voor u ligt is in Parijs genomen, maar Mesterbein houdt kantoor in Genève. in wezen een soort wetswinkel voor radicale studenten, Derde-Wereldorganisaties en gastarbeiders. Tot zijn cliënten behoort verder een aantal progressieve instellingen met geldgebrek.' Hij sloeg een bladzijde om, een aansporing aan zijn gehoor om zijn tempo aan te houden. Hij droeg een zware bril op het puntje van zijn neus, die hem het droge voorkomen van een bankbediende gaf.
'Herken je hem. Jack?' vroeg Picton aan de hoofdinspecteur.
'Zegt me niets, commander.'
'Wie is die blonde dame waarmee hij iets zit te drinken?' vroeg kapitein Malcolm.
Maar Kurtz had zijn eigen marsroute uitgestippeld en ondanks zijn bedeesde houding was hij niet van plan zich daar door Malcolm van af te laten brengen.
'Vorig jaar november,' vervolgde Kurtz, 'woonde Mesterbein in Oost-Berlijn een conferentie van de zogenaamde Advocaten der Gerechtigheid bij, waar de Palestijnse delegatie nogal veel spreektijd kreeg. Maar dat is misschien een partijdig standpunt.' voegde hij eraan toe, met een voorzichtige poging tot jovialiteit; niemand lachte echter. 'Naar aanleiding van een uitnodiging die hij bij die gelegenheid kreeg, bracht Mesterbein in april zijn eerste bezoek aan Beiroet voor zover bekend. Daar maakte hij zijn opwachting bij enkele van de meer militante, rejectionistische organisaties daar.'
'Een poging om klantjes te werven?' vroeg Picton.
Terwijl hij dat zei balde Picton zijn rechtervuist en sloeg ermee door de lucht. Nadat hij aldus zijn hand had vrijgemaakt, krabbelde hij iets op het schrijfblok voor zich. Toen scheurde hij het velletje er af en gaf het aan de minzame Malcolm, die met een glimlach naar alle aanwezigen stilletjes de kamer verliet.
'Toen hij terugkwam uil Beiroet,' vervolgde Kurtz, 'onderbrak Mes- terbein zijn reis in Istanboel, waar hij gesprekken voerde met bepaalde ondergrondse Turkse activisten die zich onder meer ook op de vernietiging van het Zionisme hebben gericht.'
'Ambitieuze jongens, hoor,' zei Picton.
En dit keer begon iedereen, omdat het een grap van Picton was, luid te lachen, behalve Litvak.
Verbazend snel was Malcolm weer terug van zijn boodschap. 'Niet veel succes, vrees ik.' mompelde hij gladjes, gaf het velletje papier aan Picton terug, glimlachte tegen Litvak en ging weer zitten. Maar het leek of Litvak in slaap gevallen was. Hij zal met zijn kin op zijn lange handen gesteund, zijn hoofd over zijn ongeopende dossier gebogen. Door zijn handen was zijn gezichtsuitdrukking niet te zien.
'Heeft u hierover ook iets tegen de Zwitsers gezegd?' informeerde Picton terwijl hij Malcolms papiertje opzijschoof.
'Commander, wij hebben de Zwitsers nog niet op de hoogte gesteld,' bekende Kurtz op een toon die deed vermoeden dat dit een probleem was.
'Ik dacht dat jullie redelijk met de Zwitsers overweg konden.' wierp Picton tegen.
'Wij hebben inderdaad nauwe betrekkingen met de Zwitsers. Mes- terbein heeft echter een aantal cliënten die geheel of gedeeltelijk in de Duitse Bondsrepubliek gevestigd zijn, wat ons in een nogal moeilijke positie brengt.'
'Dat begrijp ik niet,' zei Picton koppig. 'Ik dacht dat jullie je al lang met die Moffen verzoend hadden.'
Kurtz' glimlach leek dan misschien in zijn gezicht gesteven, maar zijn antwoord was het schoolvoorbeeld van een nietszeggende uitvlucht. 'Commander, dat is waar, maar toch meent Jeruzalem - gezien de gevoeligheid van onze bronnen en het ingewikkelde karakter van Duits- lands politieke sympathieën op dit moment - dat wij onze Zwitserse vrienden niet kunnen inlichten zonder ook hun Duitse collega's op de hoogte te brengen. Als we dat wel zouden doen, zouden wij de Zwitsers op oneerlijke wijze tot geheimhouding verplichten in hun contacten met Wiesbaden.'Picton kon zelf ook zwijgen. In zijn tijd had zijn gallige, ongelovig starende blik wonderen gedaan bij mensen die minder sterk in hun schoenen stonden en zich zorgen maakten over wat er daarna met hen zou gaan gebeuren.
'Ik neem aan dat u heeft gehoord dat ze die stomme Alexis weer de touwtjes in handen hebben gegeven?' vroeg Picton plompverloren. Iets in Kurtz begon hem te fascineren: al kende hij de man niet, hij kende het soort.
Kurtz had dat nieuws ook gehoord, natuurlijk, zei hij. Maar kennelijk deed het hem niet veel. want hij stapte vastberaden over op het volgende bewijsstuk.
'Wacht even,' zei Picton zacht. Hij staarde in zijn dossier naar bewijsstuk 2. 'Die schoonheid ken ik. Dat is het genie dat een maand geleden op de Autobahn naar Munchen in eigen doel heeft geschoten. Samen met zijn Hollandse scharrel, of niet?'
Terwijl hij heel even zijn mantel van zogenaamde nederigheid aflegde, kwam Kurtz er snel tussen. 'Commander, dat is zo. en volgens onze informatie waren zowel het voertuig als de explosieven in dat betreurenswaardige ongeluk afkomstig van Mesterbeins contacten in Ankara, en via Joegoslavië naar Oostenrijk vervoerd.'
Picton pakte het stukje papier dat Malcolm hem had teruggegeven, en begon het op tafel heen en weer te schuiven alsof hij bijziende was, wat niet het geval was. 'Ik heb net gehoord dat in onze toverdoos beneden geen enkele Mesterbein voorkomt,' verklaarde hij met voorgewende onverschilligheid. 'Niet op de wille lijst, niet op de zwarte lijst - hetemaal nergens.'
Kurtz leek daar blij om, in plaats van het tegendeel. 'Commander, dat wil hetemaal niet zeggen dat uw uitstekende documentatie-afdeling in gebreke zou zijn gebleven. Tot enkele dagen geleden zou ik zeggen dat Mesterbein ook door Jeruzalem als volkomen onschuldig werd beschouwd. En hetzelfde geldt voor zijn medeplichtigen.'
'Ook voor Blondje?' vroeg kapitein Malcolm, terugkomend op Mesterbeins gezellin.
Maar Kurtz glimlachte alleen maar, en trok even aan zijn bril om zijn gehoor op dc volgende foto te wijzen. Het was een van de vele die de uilkijkposten in München vanaf de overkant van de straat hadden gemaakt, en hij toonde Yanuka terwijl hij 's avonds de deur naar zijn eigen flat wilde binnengaan. Hij was nogal wazig, zoals de meeste infrarood-foto's met een lange belichtingstijd, maar in elk geval duidelijk genoeg om Yanuka te kunnen identificeren. Hij was in het gezelschap van een lange blonde vrouw die schuin van opzij was gefotografeerd. Ze stond achter hem, terwijl hij de huissleutel in de voordeur stak; het was dezelfde vrouw die op de vorige foto de aandacht van kapitein Malcolm had getrokken.
'Waar zijn we nu?' vroeg Picton. 'Niet meer in Parijs. De gebouwen kloppen niet.'
'München.' zei Kurtz en noemde het adres.
'En wanneer? vroeg Picton, zo kortaf dat het even leek of hij Kurtz voor een van zijn eigen ondergeschikten hield.
Maar opnieuw verkoos Kurtz de vraag verkeerd te verstaan. 'De naam van de vrouw is Astrid Berger.' zei hij, en weer keek Picton hem aan met een gelige blik waar een gefundeerde achterdocht in te lezen viel.
Omdat hem al te lang de kans op een uitvoerig betoog was onthouden, was de politieman uit Wales ertoe overgegaan de persoonsbeschrijving van Astrid Berger in het dossier hardop voor te lezen. ' "Berger, Astrid, alias Edda, alias Hetga" - alias noem maar op - "geboren in Bremen in 1954, dochter van een rijke reder." U beweegt zich in de beste kringen, moet ik zeggen, meneer Raphael. "Studie aan de universiteiten van Bremen en Frankfurt, in 1978 afgestudeerd in politicologie en filosofie. Enige tijd medewerkster van Westduitse radicale en satirische bladen, laatst bekende adres in Parijs, 1979. Herhaaldelijke bezoeken aan het Midden-Oosten -" '
Picton onderbrak hem. 'Weer zo'n verdomde intellectueel. Ga haar opvissen, Malcolm.'
Terwijl Malcolm verdween, trok Kurtz handig het initiatief weer naar zich toe.
'Als u die data met elkaar zou willen vergelijken, commander, dan zult u zien dat juffrouw Bergers laatste bezoek aan Beiroet in april van dit jaar plaatsvond, op hetzelfde tijdstip dat Mesterbein daar was. En ze bevond zich ook in Istanboel toen Mesterbein daar zijn reis onderbrak. Ze zaten niet in hetzelfde vliegtuig, maar wel in hetzelfde hotel. Ja, Mike, als je wilt.'
Litvak kwam met een paar fotokopieën van het gastenboek: de heer Anton Mesterbein en juffrouw Astrid Berger, 18 april. Daarnaast, sterk verkleind door de fotokopie, een getekende nota, betaald door Mesterbein. Het hotel was het Hilton in Istanboel. Terwijl Picton en de hoofdinspecteur ze bestudeerden, ging de deur weer open en dicht.
'Voor Astrid Berger ook een GV. commander, het is toch niet te geloven?' zei Malcolm met een hopeloze glimlach.
'Betekent dat Geen Vermelding?' vroeg Kurtz snel.
Met de vingertoppen van beide handen pakte Picton zijn zilveren vulpotlood op en draaide het rond voor zijn dyspeptische blik.
'Inderdaad,' zei hij peinzend. 'Een tien met een griffel, meneer Ra- phael.'
Kurtz' derde foto - of, zoals Litvak het later oneerbiedig noemde, de derde kaart van zijn truc - was zo prachtig vervalst dat zelfs de experts van de luchtverkenningsdienst in Tel Aviv er niet in waren geslaagd hem uit het stapeltje te halen dat aan hen was voorgelegd. Het was een foto van Charlie en Becker die op het voorplein van hun hotel in Delphi naar de Mercedes toe liepen, op de ochtend van hun vertrek. Becker droeg Charlies schoudertas en zijn eigen zwarte tas. Charlie had haar mooie Griekse jurk aan en haar gitaar in haar hand. Becker droeg zijn rode blazer, zijn zijden overhemd en zijn Gucci-schoenen. Hij had zijn gehandschoende hand net naar het linker portier van de Mercedes uitgestrekt. Verder droeg hij het hoofd van Michet.
'Commander, deze foto is door een gelukkig toeval precies twee weken voor het boni-incident bij München genomen, waarbij, zoals u terecht zei, een paar terroristen het ongeluk hadden zichzelf met hun eigen explosieven op te blazen. Het roodharige meisje op de voorgrond is een Brits onderdaan. Haar metgezel sprak haar aan met "Joan". Zij noemde hem op haar beurt "Michet", hoewel er een andere naam in zijn paspoort stond.'
De verandering in stemming was als een onverwachte daling in temperatuur. De hoofdinspecteur trok een gezicht tegen Malcolm, Malcolm leek tegen hem te glimlachen, maar het werd langzaam duidelijk dat Malcolms glimlach niets van doen had met wat in het algemeen voor humor doorgaat. Het was echter vooral Pictons massieve onbeweeglijkheid die alle aandacht trok - zijn ogenschijnlijke weigering om zijn informatie ergens anders aan te ontlenen dan aan de foto die voor hem lag. Want door zijn zinspeling op een Brits onderdaan had Kurtz zich, onbewust naar het scheen, op Pictons heilige domein begeven en wie dat waagde deed dat op eigen risico.
'Een gelukkig toeval,' echode Picton tussen zijn samengeklemde lippen door terwijl hij naar de foto bleef staren. 'Een goede vriend die toevallig net zijn camera bij de hand had, neem ik aan - dat soort toeval, verdomme.'
Kurtz grinnikte verlegen maar zei niets.
'Hij schoot een paar plaatjes en stuurde die naar Jeruzalem-want je kon nooit weten. Een terrorist die hij toevallig op vakantie tegen het lijf liep. Wilde zich nuttig maken.'
Kurtz glimlachte nu nog breder, en tot zijn verrassing zag hij dat Picton ook begon te grijnzen, zij het niet zo vriendelijk.
'Goed. Ja, ik geloof dat ik me dat soort vrienden wel herinner. Jullie hebben trouwens overal vrienden. In hoge kringen, lage kringen, rijke kringen-' Eén ongelukkig moment leek het of bepaalde oude frustraties uit Pictons tijd in Palestina onverwacht weer naar boven waren gekomen en zich nu in een uitbarsting van woede een weg naar buiten zouden zoeken. Maar hij beheerste zich. Hij kreeg zijn gezicht weer in de plooi, had zijn stem weer onder controle en ontspande zijn glimlach tot die bijna voor vriendelijk had kunnen doorgaan. Maar Kurtz' eigen lach was tegen alle stormen bestand, en Litvaks gezicht was door zijn hand zo verwrongen dat het net zo goed mogelijk was dat hij zich een ongeluk zat te lachen als dat hij vreselijke kiespijn had.
De grijze hoofdinspecteur uit Wales schraapte zijn keel en waagde op het juiste moment opnieuw een nieuwe opmerking. 'Goed, maar al was ze Engels, wat me voorlopig nog maar hetemaal de vraag lijkt, dan is er althans in dit land geen enkele wel die het iemand verbiedt om met Palestijnen naar bed te gaan. Alleen daarom kunnen we toch geen landelijke klopjacht op een dame gaan houden! Lieve hemel, als we zo
'Hij heeft meer,' zei Picton, terwijl hij zijn blik weer op Kurtz richtte. 'Veel meer.'
Maar zijn toon ging nog verder. Dat hebben ze altijd, bedoelde hij.
Met onverminderde hoffelijke vriendelijkheid nodigde Kurtz zijn gehoor uit om de Mercedes op de rechterkant van de foto te bestuderen. Ze moesten het hem maar vergeven dat hij niet veel verstand van auto's had, maar zijn mensen hadden hem verzekerd dat dit een vierdeurs was, wijnrood, met een radioantenne op het voorste spatbord, twee buitenspiegels, een centraal portierslot en alleen veiligheidsgordels voorin. In al die bijzonderheden, zei hij, en nog een heteboel andere die niet zichtbaar waren, kwam de Mercedes op de foto overeen met de Mercedes die per ongeluk buiten München was opgeblazen, en waarvan het grootste deel van de voorkant de explosie op wonderbaarlijke wijze had overleefd.
Malcolm wist opeens de oplossing. 'U heeft het er nu over dat ze een Engelse zou zijn - maar is het niet dat Hollandse meisje? Rood haar, blond haar, dat zegt allemaal niets. Engels betekent in dit geval alleen maar dat ze toevallig die taal met elkaar spraken.'
'Stil,' beval Picton en stak een sigaret op zonder iemand anders er een aan te bieden. 'Laat hem uitspreken,' zei hij. En zoog een grote hoeveelheid rook naar binnen zonder die weer uit te blazen.
Kurtz' stem had intussen wat meer kracht gekregen, net als - voorlopig althans - zijn schouders. Hij had zijn beide vuisten aan weerszijden van het dossier op tafel gelegd.
'Uit andere bron, commander,' verklaarde Kurtz met nog meer nadruk, 'hebben wij ook te horen gekregen dat diezelfde Mercedes vanuit Griekenland door Joegoslavië werd gereden door een jonge vrouw met een Brits paspoort. Haar minnaar was er niet bij; hij vloog in een toestel van de Oostenrijkse Luchtvaartmaatschappij naar Salzburg.
Diezelfde maatschappij had het voorrecht een dure kamer voor hem in Salzburg te mogen boeken, in het hotel Österreichischer Hof, waar het paar zich volgens onze informatie Monsieur en Madame Laserre noemde, hoewel de dame in kwestie geen Frans sprak, alleen maar Engels. Men herinnert zich de dame door haar opvallende verschijning, haar rode haar, de afwezigheid van een trouwring en door haar gitaar, die voor enige vrolijkheid zorgde - en om het feit dat ze weliswaar 's ochtends vroeg met haar echtgenoot het hotel verliet, maar later op de dag weer terugkeerde om van de faciliteiten gebruik te maken. De hoofd- portier herinnert zich dat hij een taxi voor Madame Laserre heeft besteld om haar naar het vliegveld van Salzburg te brengen, en weet ook nog hoe laat dat was - twee uur 's middags, juist voordat zijn dienst afliep. Hij bood aan om haar vluchtreservering te bevestigen en te informeren of haar toestel geen vertraging had, maar daar gaf Madame Laserre hem geen toestemming voor, waarschijnlijk omdat ze niet onder die naam reisde. Gezien dat tijdstip komen drie vluchten uit Salzburg in aanmerking, waaronder een Oostenrijkse naar Londen. De dame van de betreffende balie herinnert zich duidelijk een roodharig Engels meisje, met een ongebruikt charter-ticket van Thessaloniki naar Londen dat ze wilde laten omzetten wat niet mogelijk was. Ze moest uiteindelijk gewoon een enkele reis kopen, voor de volle prijs, en ze betaalde met Amerikaanse dollars, voornamelijk in biljetten van twintig-'
'Doe niet zo preuts, verdomme,' gromde Picton. 'Hoe heet ze?' Hij drukte met veel geweld zijn sigaret uit en hield hem nog platgedrukt toen de peuk al lang niet meer bewoog.
In antwoord op zijn vraag deelde Litvak al fotokopieën van een passagierslijst rond. Hij was bleek en zag eruit of hij pijn had. Toen hij de hete tafel langs was geweest nam hij wat water uit de karaf, hoewel hij de hete ochtend nauwelijks een woord had gezegd.
'Tot onze aanvankelijke consternatie, commander, konden we geen Joan vinden,' bekende Kurtz toen ze zich allemaal over de lijst hadden gebogen. 'Het meest in de buurt kwam een Charmian. Haar achternaam ziet u daar. De dame van de luchtvaartmaatschappij bevestigde onze identificatie- nummer achtendertig op de lijst. De dame herinnert zich zelfs haar gitaar nog. Door een gelukkig toeval blijkt ze zelf een bewonderaarster van de grote Manitas de Plata te zijn; die gitaar heeft ze daarom goed onthouden.'
'Alweer zo'n vriend, verdomme,' zei Picton bot, en Litvak hoestte.
Kurtz laatste bewijsstuk kwam ook uit Litvaks koffertje. Kurtz stak alle twee zijn handen uit en Litvak legde ze erin: een stapel foto's die nog kleverig waren van de ontwikkelschaal. Hij deelde ze met gulle hand uit. Het waren foto's van Mesterbein en Hetga in de vertrekhal van een vliegveld: Mesterbein die wat moedeloos voor zich uitstaarde, terwijl Hetga achter hem een halve-literfles belastingvrije whisky kocht. Mesterbein had een tak orchideeën in zijn hand, verpakt in vloeipapier.
'Het vliegveld Charles de Gaulle, in Parijs, zesendertig uur geleden,' zei Kurtz cryptisch. 'Berger en Mesterbein op het punt van Parijs naar Exeter te vliegen - via Gatwick. Mesterbein had een Hertz-auto besteld, die bij aankomst op het vliegveld van Exeter voor hem klaar moest staan. Gisteren zijn ze via dezelfde route naar Parijs teruggekeerd, zonder de orchideeën. Berger reisde onder de naam Maria Brinkhausen, Zwitsers paspoort - een nieuw alias dat we aan de lange lijst kunnen toevoegen. Haar paspoort was afkomstig uit een serie die de Oostduitsers voor de Palestijnen hebben gemaakt.'
Malcolm had geen bevel nodig. Hij was de kamer al weer uit.
'Jammer dat u geen opname heeft gemaakt van hun aankomst op Exeter.' zei Picton insinuerend, terwijl ze zaten te wachten.
'Commander, dat zouden wij niet kunnen doen, zoals u ook wel weet,' zei Kurtz vroom.
'Weet ik dat?' vroeg Picton. 'O.'
'Onze superieuren hebben een wederzijdse werkafspraak, meneer. Niet onder eikaars duiven schieten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.'
'O, dat' zei Picton.
De politieman uit Wales gooide opnieuw enige diplomatieke olie op de golven. 'Woont ze soms in Exeter?' vroeg hij aan Kurtz. 'Een meisje uil Devon? Je zou niet verwachten dat zo'n plattelandsmeisje zich met terreur zou bezighouden, normaal gesproken dan.'
Maar Kurtz' informatie hield blijkbaar abrupt op bij de Engelse kust. Ze hoorden voetstappen de grote trap opkomen, en daama het piepen van Malcolms suède laarsjes. De Welshman, die van geen opgeven wist, probeerde het nog een keer.
'Bij roodharige meisjes denk ik om de een of andere reden nooit aan Devon, moet ik zeggen,' klaagde hij. 'Bij Charmian ook niet, om eerlijk te zijn. Bess, Rose, zou ik denken - ja, een Rose zie ik wel. Maar geen Charmian, niet in Devon. Meer naar het noorden, dacht ik, Charmian. Londen, eerder.'
Malcolm kwam voorzichtig binnen, de ene omzichtige zachte voetstap gevolgd door de andere. Hij droeg een stapel dossiers: de vruchten van Charlies uitstapjes naar militant links. De onderste waren oud en beduimeld. Kranteknipsels en gestencilde pamfletten staken eruit.
'Nou. ik moet zeggen.' zei Malcolm, met een zucht van opluchting toen hij zijn last op de tafel liet zakken, 'als dit niet het meisje is, dan zou ze het wel móeten zijn!'
'Lunch,' zei Picton bits, en nadat hij zijn twee ondergeschikten een woedende stroom bevelen had toegefluisterd, marcheerde hij met zijn gasten naar een grote eetzaal die naar kiwi en boenwas rook.
Boven de tien meter lange tafel hing een ananasvormige kroonluchter, er brandden twee kaarsen en twee stewards in glimmende witte jasjes bedienden hen. Picton at onbewogen; Litvak zag doodsbleek en prikte wat in zijn eten alsof hij ziek was. Maar Kurtz was zich niet van de stemming van de anderen bewust. Hij zat gezellig te praten, maar niet over zaken, natuurlijk. Hij vroeg zich af of de commander Jeruzalem nog zou herkennen als hij ooit het geluk had daar nog eens terug te keren. Hij genoot echt van zijn eerste maaltijd in een Engelse officiersmess. Maar toch zat Picton niet de hete maaltijd uit. Twee keer riep kapitein Malcolm hem naar de deur voor een fluisterend onderhoud; één keer werd hij door zijn chef aan de telefoon geroepen. En toen de pudding kwam stond hij opeens op, alsof hij gestoken was, gaf zijn damasten servet aan de bediende en beende de zaal uit, klaarblijkelijk om zelf te gaan telefoneren, maar misschien ook om de afgesloten kast in zijn kantoor aan te spreken, waar hij een privé-voorraadje had staan.
Afgezien van de alom aanwezige schildwachten was het park net zo verlaten als het sportveld van een school op de eerste dag van de vakantie, en Picton wandelde er doorheen met de aanstellerige rusteloosheid van een grootgrondbezitter, met knorrige blikken op de hekken en nijdige prikken van zijn wandelstok naar alles wat hem niet beviel. Ruim twintig centimeter lager hobbelde Kurtz vrolijk aan zijn zij. Van een afstand leken ze misschien op een gevangene en zijn cipier, hoewel het dan niet hetemaal duidelijk zou zijn geweest wie wie was. Shimon Litvak slenterde achter hen aan met de beide tassen, en achter Litvak liep Mrs. O'Flaherty, Pictons roemruchte Duitse herder.
'Meneer Levene luistert graag, heb ik de indruk?' barstte Picton uit, zo hard dat Litvak het ook kon horen. 'Iemand die goed kan luisteren, met een goed geheugen? Daar hou ik wel van.'
'Mike is erg gesloten, commander,' antwoordde Kurtz met een plichtmatige glimlach. 'Mike komt overal.'
'Een beetje chagrijnige kerel, zou ik zeggen. Mijn chef had het over een gesprek onder vier ogen. als u er geen bezwaar tegen hebt.'
Kurtz draaide zich om en zei iets tegen Litvak in het Hebreeuws. Litvak bleef staan tot hij buiten gehoorsafstand was. En het vreemde was - iets dat Kurtz noch Picton hadden kunnen verklaren, zelfs als ze het hadden toegegeven - dat er een sfeer van ondefinieerbare kameraadschappelijkheid ontstond zodra ze met elkaar alleen waren.
Het was een grijze, winderige middag. Picton had Kurtz een duffelse jas geleend, waarin hij er uitzag als een echte zeebonk. Picton zelf droeg een officiersjekker, en zijn gezicht was meteen donkerder geworden in de frisse lucht.
'Heel geschikt van u, moet ik zeggen, om hier hetemaal heen te komen om ons over haar in te lichten,' zei Picton uitdagend. 'Mijn chef zal onze vriend Misha een briefje schrijven, die oude schurk.'
'Dat zal Misha zeker op prijs stellen,' zei Kurtz, zonder te informeren welke schurk Picton eigenlijk bedoelde.
'Maar toch is het gek. Dat jullie ons moeten inlichten over onze eigen terroristen. In mijn lijd ging het meestal andersom.'
Kurtz zei iets verzoenlijks over het rad van de geschiedenis, maar Picton was geen dichter.
'Het is natuurlijk jullie operatie,' zei Picton. 'Het zijn jullie bronnen, jullie maken de dienst uit. Daar liet mijn chef geen misverstand over bestaan. Wij moeten ons koest houden en doen wat ons opgedragen wordt, verdomme," zei hij met een schuine blik.
Kurtz zei dat alles tegenwoordig om een goede samenwerking draaide, en even leek het of Picton uit zijn vel zou springen. Zijn gelige ogen sperden zich wijd open en zijn kin schoot omlaag en bleef bijna in zijn hals steken. Maar in plaats daarvan - misschien om zichzelf te kalmeren - stak hij een sigaret op, met zijn rug naar de wind en zijn grote handen om het vlammetje gebogen.
'Ondertussen zal het u verbazen om te horen dat wij een bevestiging van uw informatie hebben,' zei Picton met zwaar sarcasme; terwijl hij dc lucifer wegwierp. 'Berger en Mesterbein hebben een retourtje Parijs- Exeter genomen, zijn bij hun aankomst op Exeter in een Hertz-auto geslapt, waarmee ze bijna zevenhonderd kilometer hebben gereden. Mesterbein betaalde met een kredietkaart van American Express op zijn eigen naam. Ik weet niet waar ze dc nacht hebben doorgebracht, maar dat zullen we te zijner tijd wel van u horen.'
Kurtz bewaarde een deugdzaam stilzwijgen.
'En wat de dame in deze zaak betreft', vervolgde Picton op diezelfde geforceerde luchthartige toon, 'zult u al even verbaasd zijn om te horen dat zij op dit moment ergens diep in Cornwall op het toneel staat. Ze zit bij een klassiek toneelgezelschap, de Heretics, wat ik wel leuk vind, maar daar weet u natuurlijk ook niets van? Volgens haar hotel is ze na de voorstelling afgehaald door een man die aan het signalement van Mesterbein beantwoordde, en is ze pas 's ochtends weer thuisgekomen. Van het ene bed in het andere, zo te horen, die dame van u.' Hij liet een monumentale pauze vallen, maar Kurtz deed of hij niets merkte. 'Ondertussen moet ik u wel zeggen dat mijn chef een officier en een heer is en u alle medewerking zal geven. Een dankbaar man, mijn chef. Dankbaar en ontroerd. Hij heeft een zwakke plek voor Joden en hij vindt het heel geschikt van u dat u de moeite heel t genomen hierheen te komen en ons op haar spoor te zetten.' Hij wierp Kurtz een kwaadaardige blik toe. 'Mijn chef is erg jong, ziet u. Hij is een groot aanhanger van uw mooie, nieuwe land ongelukjes daargelaten - en niet geneigd om naar eventuele lelijke verdenkingen van mijn kant te luisteren.'
Picton bleef voor een grote groene schuur staan en klopte met zijn stok op de ijzeren deur. Een jongen met gymschoenen en een blauw trainingspak liet hem binnen in een lege gymzaal. 'Zaterdag,' zei Picton, vermoedelijk om de verlaten sfeer te verklaren, en begon aan een nijdige inspectie van het gebouw, eerst de toestand van de kleedkamers controlerend en toen met een enorme vinger over de leggers van de brug vegend om te zien of er stof op zat.
'Ik hoor dat jullie die kampen weer gebombardeerd hebben,' zei Picton beschuldigend. 'Was dat Misha's idee? Misha heeft nooit een degen willen gebruiken als het ook met een donderbus kon.'
Kurtz wilde net heel eerlijk toegeven dat de besluitvorming in de hoogste lagen van de Israëlische samenleving hem ook nooit hetemaal duidelijk was geweest, maar Picton had geen tijd voor dat soort antwoorden.
'Het zal hem in elk geval niet glad zitten. Dat kunt u hem uit mijn naam zeggen. Die Palestijnen zullen terugkomen om jullie tot in eeuwigheid te blijven achtervolgen.'
Dit keer glimlachte Kurtz alleen maar en schudde verbaasd zijn hoofd over hoe de wereld in elkaar zat.
'Misha Gavron zat toch bij de Irgoen?' vroeg Picton. zuiver uit nieuwsgierigheid.
'Nee, bij de Haganah,' corrigeerde Kurtz hem.
'En wat was uw afdeling?' vroeg Picton.
'Gelukkig of niet, commander,' zei Kurtz, met de verlegen spijt van de verliezer, 'maar wij Raphaels zijn te laat in Israël aangekomen om de Britten nog enige last te bezorgen.'
'Klets geen onzin.' zei Picton. 'Ik weet waar Misha zijn vrienden vandaan haalt. Ik heb hem zelf zijn baantje bezorgd, verdomme.'
'Dat heeft hij me verteld, commander,' zei Kurtz met zijn waterdichte glimlach.
De atletische jongen hield een deur voor hen open. Ze liepen verder. In een lange glazen vitrine lag een collectie eigengemaakte wapens om geruisloos mee te doden: een knopkirie met spijkers in de kop, een roestige hoedespeld met een houten handvat, eigengemaakte injectienaalden en een provisorisch wurgkoord.
'Etiketten verschoten,' beet Picton de jongen toe, toen hij deze apparaten even met heimwee had bestudeerd. 'Maandagochtend om tien nul nul uur zitten overal nieuwe etiketten op, of ik zal je weten te vinden.'
Hij stapte weer de frisse buitenlucht in, en Kurtz sjokte gezellig met hem mee. Mrs. O'Flaherty. die op hen had gewacht, liep achter haar baasje aan.
'Goed, wat wilt u precies?' vroeg Picton, op de toon van iemand die tot een compromis wordt gedwongen. 'Vertel me niet dat u hierheen bent gekomen om mij een liefdesbrief van mijn oude makker Misha de Roek te brengen, want dat geloof ik niet. Ik vraag me trouwens toch af of ik u wel kan geloven. Ik ben nogal moeilijk te overtuigen, als het om jullie gaat.'
Kurtz glimlachte en schudde waarderend zijn hoofd om Pictons Engelse humor.
'Commander, Misha de Roek vindt dat een simpele arrestatie in dit geval niet in aanmerking komt. Gezien de gevoeligheid van onze bronnen, natuurlijk,' legde hij uit, op de toon van iemand die slechts een boodschap doorgeeft.
'Ik dacht dat jullie bronnen alleen maar goede vrienden waren,' onderbrak Picton hem vals.
'En zelfs als Misha akkoord zou gaan met een officiële arrestatie,' vervolgde Kurtz nog steeds glimlachend, 'dan vraagt hij zich nog af welke beschuldiging er tegen de dame zou kunnen worden ingebracht, en bij welke rechtbank. Wie kan bewijzen dat er explosieven in die auto zaten toen zij erin reed? Die zijn er pas later in verborgen, zal ze zeggen. Waarna we er haar alleen nog van kunnen beschuldigen dat ze met valse papieren een auto door Joegoslavië heeft gereden - een onbelangrijk vergrijp, lijkt me. Bovendien, waar zijn die papieren? Wie zal bewijzen dat die ooit hebben bestaan? Het is allemaal nogal mager.'
'Ja, heel mager.' beaamde Picton. 'Is Misha op zijn oude dag opeens advocaat geworden?' informeerde hij, met een zijdelingse blik. 'Jezus, dat is nog veel mooier dan een stroper die jachtopziener wordt.'
'En dan is er ook nog, vindt Misha, de kwestie van haar waarde. Haar waarde voor ons, en voor jullie, zoals het er nu voorstaat. Ze is zo goed als onschuldig, zou je kunnen zeggen. Want wat weet ze uiteindelijk? Wat kan ze onthullen''! Neem die kwestie met juffrouw Larsen.'
'Larsen?'
'Die Hollandse dame die ook bij dat betreurenswaardige ongeluk bij München betrokken was.'
'Wat is er met haar?' Picton was blijven staan, draaide zich naar Kurtz om en keek met groeiende achterdocht op hem neer.
'Juffrouw Larsen heeft ook auto's afgeleverd en karweitjes opgeknapt voor haar Palestijnse vriendje. Hetzelfde vriendje, trouwens. Juffrouw Larsen heeft zelfs bommen voor hem geplaatst. Twee. Misschien drie. Op papier was juffrouw Larsen duidelijk medeplichtig.'' Kurtz schudde zijn hoofd. 'Maar wat bruikbare informatie betrof, commander, was ze een hol vat.' Ongevoelig voor Pictons dreigende nabijheid, hief Kurtz zijn handen op en opende ze om te laten zien hoe hol dat vat wel was. 'Niets anders dan een kleine groupie, die dol was op de sfeer, het gevaar en de jongens, en die graag in de smaak wilde vallen. Maar ze hebben haar niets verteld. Geen adressen, geen namen, geen plannen.'
'Hoe weel u dat?' vroeg Picton beschuldigend.
'We hebben een keer met haar gepraat.'
'Wanneer?'
'Een tijdje geleden. Een hete tijd geleden. Een simpele afspraak - wij haar verhaal en zij ons geld - voordal we haar weer in het water teruggooiden. U weet hoe dat gaat.'
'Vijf minuten voordat jullie haar hebben opgeblazen, zeker?' suggereerde Picton, met zijn gelige ogen nog steeds strak op Kurtz gericht.
Maar Kurtz' glimlach bleef prachtig onverstoorbaar. 'Was het maar zo eenvoudig, commander,' zei hij met een zucht.
'Ik vroeg u wat u nu eigenlijk wilde, meneer Raphael.'
'We zouden graag zien dat ze een beetje werd opgejaagd, commander.'
'Ja, dat dacht ik al.'
'We zouden haar graag een beetje laten uitroken, maar niet arresteren. We zouden haar bang willen maken - zo bang misschien dat ze gedwongen wordt opnieuw contact met haar mensen op te nemen, of zij met haar. We zouden graag zien dat ze het hete circuit doorloopt. Wat wij een onbewuste agent noemen. Natuurlijk zouden we de resultaten met u delen, en als de operatie eenmaal voorbij is gunnen wij u zowel de dame zelf als alle eer.'
'Ze heeft al contact gelegd,' protesteerde Picton. 'Ze zijn haar toch in Cornwall komen opzoeken met een bos bloemen, verdomme?'
'Commander, onze interpretatie is dat die ontmoeting slechts een verkennend gesprek betrof. Als er verder niets gebeurt, lijkt het ons onwaarschijnlijk dat dat gesprek vruchten zal afwerpen.'
'Hoe weet u dat nou weer, verdomme?' Er klonk een verbaasde woede in Pictons stem. 'Ik zal u zeggen hoe u dat weet. U had uw oor tegen het sleutelgat, verdomme! Wat denkt u eigenlijk dat ik ben, meneer Ra- phael? Een of andere sukkel uit de rimboe? Dat meisje is van u, meneer Raphael, dat weet ik zeker! Ik ken jullie Joden, ik ken die giftige dwerg Misha, en ik begin u ook al aardig te kennen!' Zijn stem was gevaarlijk uitgeschoten, en terwijl hij voor Kurtz uit beende, wachtte hij even tot hij hem weer onder controle had. Toen bleef hij weer staan tot Kurtz hem had ingehaald. 'Ik heb op dit moment een heel aardig scenario in gedachten, meneer Raphael, en dat zou ik graag aan u voorleggen. Geen bezwaar?'
'Het zal me een voorrecht zijn, commander.' zei Kurtz vriendelijk.
'Dank u. De truc wordt normaal uitgevoerd met dood vlees. Je zoekt een aardig lijk, dat kleedje aan en je laat het achter op een plek waar de vijand erover zal struikelen. "Hé, hallo," zegt de vijand, "wat hebben we hier? Een lijk met een aktentas? Laten we eens kijken wat daar in zit." Ze kijken erin en ze vinden een klein berichtje. "Hallo," zeggen ze, "de man moet een koerier zijn geweest! Laten we dat berichtje eens lezen en in de val lopen." Dat doen ze dan. En wij krijgen allemaal een medaille. "Disinformatie" noemden we dat vroeger, bedoeld om de vijand zand in de ogen te strooien, en dat werkte wel.' Pictons sarcasme was al even ontzagwekkend als zijn toorn. 'Maar dat is veel te simpel voor u en voor Misha. Jullie zijn een stelletje zulke slimme fanatici dat jullie nog een stap verder gaan. "Geen dood vlees voor ons, o nee! Wij zullen levend vlees gebruiken, Arabisch vlees, Hollands vlees." En dat hebben jullie gedaan. En het vervolgens in een mooie Mercedes de lucht in laten vliegen. Hun Mercedes. Wat ik natuurlijk niet weet - en nooit te weten zal komen, omdat u en Misha dat zelfs op jullie sterfbed zullen blijven ontkennen, of niet soms? - is wéér jullie die disinformatie hebben geplant. Maar dat jullie dat hebben gedaan, staat vast, en nu hebben ze dus gehapt. Anders waren ze haar nooit die mooie bloemen komen brengen, hè?'
Terwijl hij treurig zijn hoofd schudde uit bewondering voor Pictons amusante fantasieën, wilde Kurtz zich van hem losmaken, maar Picton hield hem met de vaste hand van de politieman losjes op zijn plaats.
'Vertel dit maar aan Gavron, die mooie baas van je. Als ik gelijk heb en jullie zonder onze toestemming een van onze landgenoten hebben gerekruteerd, zal ik persoonlijk naar zijn akelige landje komen om zijn ballen eraf te snijden, begrepen?' Maar plotseling, als met tegenzin, ontspande Pictons gezicht zich in een bijna tedere nostalgische glimlach. 'Wat zei die oude schurk ook weer altijd?' vroeg hij. 'Iets over tijgers, geloof ik. U zult het wel weten.'
Kurtz zei dat zelf ook. En vaak. Met zijn zeeroversgrijns zei hij het nu weer: 'Als je een leeuw wilt vangen zul je eerst een geit moeten hebben.'
Het moment van vijandige verwantschap was weer voorbij en Pictons gezicht stond weer onbewogen. 'Maar officieel, meneer Raphael, mag ik u de complimenten van mijn chef overbrengen en kan ik u zeggen dat wij met uw voorstel akkoord gaan,' snauwde hij. Toen draaide hij zich op zijn hakken om en marcheerde in straf tempo terug naar het huis, terwijl Kurtz en Mrs. O'Flaherty achter hem aan sjokten. 'En dit kunt u hem ook zeggen,* voegde Picton er nog aan toe, terwijl hij met zijn wandelstok in Kurtz' richting priemde, als een laatste bewijs van zijn koloniale gezag: 'Hij moet eens ophouden onze paspoorten te gebruiken. Als andere mensen het zonder kunnen, dan kan Misha de Roek dat ook - verdomme.'
Voor de terugrit naar Londen liet Kurtz Litvak voorin zitten, om hem Engelse manieren te leren. Meadows, die opeens een stem had gekregen, wilde het probleem van de Westoever bespreken: hoe was dat nu eigenlijk op te lossen, meneer, natuurlijk in aanmerking genomen dat je ook de Arabieren hun deel wilde geven? Kurtz sloot zich af voor hun zinloze conversatie en gaf zich over aan de herinneringen die hij tot dan toe had weggedrukt.
In Jeruzalem staat nog een werkende galg waar tegenwoordig nooit meer iemand wordt verhangen. Kurtz kende hem goed: vlak bij het oude Russische erf, aan de linkerkant als je een halfgeplaveide weg afrijdt en dan voor een paar oude hekken stopt, die toegang geven tot wat eens Jeruzalems hoofdgevangenis was. Op de borden staat 'NAAR HET MUSEUM', maar ook 'ZAAI. VAN DE HETDHAFTIGHEID' en buiten hangt een nogal versleten oude man rond, die je naar binnen buigt, waarbij hij met zijn platte zwarte hoed door het stof sliert. De toegang is vijftien shekels, maar dat zal wel duurder worden. Dit is de plek waar de Britten tijdens het Mandaat de Joden ophingen, aan een strop met een leren voering. Veel Joden zijn dat trouwens niet geweest, maar Arabieren bij de vleet. Hier waren twee van Kurtz' vrienden opgehangen, in de jaren dat hij samen met Misha Gavron bij de Haganah vocht. Kurtz had hetzelfde lot kunnen treffen. Ze hadden hem twee keer gevangengenomen en vier keer ondervraagd, en de problemen die hij zo nu en dan met zijn gebit had werden door zijn tandarts nog steeds toegeschreven aan de manier waarop hij dooreen voorkomende jonge veiligheidsofficier in elkaar was geslagen. De man was nu dood, maar zijn manier van doen - niet zijn uiterlijk deed Kurtz een beetje aan Picton denken.
Maar toch een aardige man, die Picton, dacht Kurtz, met een inwendig lachje, terwijl hij over deze nieuwe geslaagde stap op zijn weg nadacht. Een beetje ruw, misschien; een beetje hardhandig en grof in de mond; en heel triest dat hij aan de drank was-zonde, zoals altijd. Maar uiteindelijk niet minder eerlijk dan de meesten. En echt een man van de praktijk. Een hetdere geest onder al dat geweld. Misha Gavron had altijd gezegd dat hij veel van hem had geleerd.