15
Het motel heette Romanz en lag tussen de naaldbomen op een heuveltje langs de Autobahn. Het was een jaar geleden gebouwd voor middeleeuws ingestelde geliefden, met kloostergangen met schoon metselwerk, plastic musketten en gekleurde neon-verlichting, en Kurtz had het laatste chalet van de rij, met een in lood gevat jaloezieraam dat uitkeek over de rijbaan naar het westen. Het was twee uur in de ochtend, een tijd van de dag waarmee hij goed overweg kon. Hij had een douche genomen en zich geschoren, koffie gezet met de handige koffieauto- maat, Coca-Cola gedronken uit de met teakhout beklede ijskast en verder gedaan wat hij nog steeds deed: in hemdsmouwen achter de kleine schrijftafel gezeten, met de lichten uit en een verrekijker naast zich, starend naar de koplampen die op de weg naar München hun licht tussen de bomen door lieten schijnen. Veel verkeer was er niet om deze tijd, gemiddeld zo'n vijf auto's per minuut. In de regen hadden ze de neiging in groepjes te gaan rijden.
Het was een lange dag geweest, en een lange nacht ook, als je de nachten meetelde, maar Kurtz geloofde dat je van slapen suffig werd. Vijf uur slaap was genoeg voor iedereen, en voor hem zelfs te veel. Maar toch was het een lange dag geweest, die eigenlijk pas was begonnen toen Charlie de stad had verlaten. De flats in het Olympisch Dorp moesten worden uitgeruimd, en Kurtz had persoonlijk de leiding op zich genomen omdat hij wist dat de jongelui nog beter hun best deden als ze aan zijn scherpe aandacht voor details werden herinnerd. Dan waren er de brieven die in Yanuka's appartement moesten worden achtergelaten, en ook daar had Kurtz voor gezorgd. Vanaf de uitkijkpost aan de overkant van de straat had hij kunnen zien hoe zijn mensen zich toegang hadden verschaft, en om ze te vleien had hij gewacht tot ze weer terug waren, en ze verzekerd dat hun lange, hetdhaftige wake nu spoedig beloond zou worden.
'Wat gebeurt er met hem?' had Lenny op klagerige toon gevraagd. 'Marty, die jongen heeft echt toekomst. Vergeet dat niet.'
Kurtz' antwoord had iets van een orakel gehad. 'Lenny, die jongen heeft zeker toekomst, alleen niet bij»ons.'
Shimon Litvak zat achter Kurtz op de rand van het tweepersoonsbed. Hij had zijn druipende regenjas uitgetrokken en naast zijn voeten op de grond gegooid. Hij was kwaad en keek alsof hij zich belazerd voelde. Becker zat een eind van hen vandaan op een sierlijk slaapkamerstoeltje, in zijn eigen lichtcirkel, ongeveer zoals hij ook in die villa in Athene had gezeten. Net zo alleen, maar toch delend in diezelfde intieme sfeer van waakzaamheid voor de strijd.
'Het meisje weet niets,' zei Litvak verontwaardigd tegen Kurtz' roerloze rug. 'Ze is niet goed wijs.' Hij sprak nu wat harder, en zijn stem beefde. 'Ze is Hollands, haar naam is Larsen en ze gelooft dat Yanuka haar heeft opgepikt toen ze bij een krakersgroep in Frankfurt zat, maar zeker weet ze dat niet, omdat ze al zoveel mannen heeft gehad en het zich allemaal niet precies meer kan herinneren. Yanuka heeft een paar uitstapjes met haar gemaakt, haar hetemaal verkeerd geleerd hoe ze met zijn pistool moest schieten en haar toen aan zijn grote broer uitgeleend voor rust en recreatie. Dat herinnert ze zich nog. Zelfs voor Khalils seksleven gebruikten ze onderduikadressen, nooit twee keer dezelfde plaats. Dat vond ze geweldig. Daar tussendoor reed ze auto's voor hen, plaatste twee bommen voor ze en stal een paar paspoorten. Als vriendendienst. Omdat ze een anarchiste is. Omdat ze niet goed wijs is.'
'Een meisje voor het gemak,' zei Kurtz peinzend, niet zozeer tegen Litvak als tegen zijn eigen spiegelbeeld in het raam.
'Godesberg geeft ze toe, Zurich ook al half. Als we genoeg tijd hadden zou ze Zurich hetemaal toegeven. Antwerpen niet.'
'En Leiden?' vroeg Kurtz. En nu klonk er ook een brok in zijn keel, zodat het vanaf Beckers plaats leek alsof de twee mannen aan dezelfde lichte keelaandoening leden: kramp in de stembanden.
'Leiden absoluut niet,' antwoordde Litvak. 'Nee, nee en nog eens nee. Ze was op dat moment met haar ouders op vakantie. Op Sylt. Waar ligt Sylt?'
'Voor de kust van Noord-Duitsland,' zei Becker, maar Litvak keek hem woedend aan, alsof hij een belediging vermoedde.
'Ze is zo verdomd traag,' klaagde Litvak, opnieuw tegen Kurtz. 'Rond het middaguur begon ze te praten, maar halverwege de middag nam ze alles wat ze had gezegd weer terug. "Nee, dat heb ik nooit gezegd. Dat liegen jullie." Dus zoeken we het terug op de band, laten het haar nog een keer horen, maar dan houdt ze vol dat het een vervalsing is en begint naar ons te spuwen. Ze is een koppige Hollandse en ze is getikt.'
'Ik begrijp het,' zei Kurtz.
Maar Litvak wilde meer dan begrip. 'Als we haar pijn doen wordt ze nog kwader en dus koppiger. Als we ermee ophouden krijgt ze haar kracht weer terug, wordt nog koppiger en begint ons uit te schetden.'
Kurtz draaide zich half om, totdat hij - zo hij al iemand had aangekeken - direct naar Becker keek.
'Ze sjachert,' vervolgde Litvak, op diezelfde snerpend klagerige toon. 'Wij zijn Joden, en dus sjachert ze. "Als ik jullie dit vertel, laten jullie me dan in leven? Ja? Als ik jullie dat vertel, laten jullie me dan gaan ?Ja?" ' Plotseling keerde hij zich naar Becker. 'Wat zou een echte hetd daaraan doen?' vroeg hij op hoge toon. 'Moet ik haar soms betoveren, zodat ze verliefd op me wordt?'
Kurtz keek op zijn horloge, en er overheen. 'Wat ze ook weet, het is allemaal al verleden tijd,' merkte hij op. 'Belangrijk is alleen wat we met haar doen. En wanneer.' Maar hij sprak als de man die zelf de eindbeslissing moest nemen. 'Hoe gaat het met de Fictie, Gadi?' vroeg hij aan Becker.
'Die klopt wel,' zei Becker. Hij liet ze even wachten. 'Rossino heeft in Wenen een paar dagen gebruik van haar mogen maken, heeft haar toen naar het zuiden gereden en haar bij de auto afgezet. Dat is allemaal waar. Ze heeft de auto naar München gereden, waar ze Yanuka ontmoette. Dat is niet waar, maar zij zijn de enige twee mensen die dat weten.'
Litvak nam het verhaal gulzig over. 'Ze hebben elkaar in Ottobrunn ontmoet. Dat is een dorp ten zuidoosten van de stad. Daar vandaan zijn ze ergens heen gereden om met elkaar naar bed te gaan. Wie kan het scheten waar dat was? Niet alles hoeft precies in de reconstructie te passen. Misschien hebben ze het wel in de auto gedaan. Zij heeft er altijd wel zin in. Dat zegt ze zelf. Maar het liefst doet ze het met vechters, zoals zij ze noemt. Misschien hebben ze ergens een kamer gehuurd en is de eigenaar te bang om zich te melden. Dat soort hiaten zijn normaal. Dat zal de oppositie ook verwachten.'
'En vanavond?' vroeg Kurtz, met een blik naar het raam. 'Nu?'
Litvak hield er niet van om zo scherp ondervraagd te worden. 'Nu zitten ze dus in de auto, op weg naar München. Om met elkaar naar bed te gaan. Om een karweitje te doen en de rest van de explosieven te verbergen. Wie zal liet ooit weten? Waarom zouden we zoveel moeten uitleggen?'
'Dus waar is ze nu?' vroeg Kurtz nadenkend, terwijl hij zijn details verzamelde. 'In werkelijkheid?'
'In de bestelwagen,' zei Litvak.
'En waar staat die?'
'Naast de Mercedes. Op de parkeerstrook. Je zegt het maar, dan brengen we haar over.'
'En Yanuka?'
'Ook in de bestelwagen. Hun laatste avond samen. We hebben ze allebei verdoofd, zoals afgesproken.'
Kurtz pakte zijn verrekijker weer op, hield hem half voor zijn ogen en legde hem weer op tafel. Toen legde hij zijn handen tegen elkaar en staarde er fronsend naar.
'Noem me eens een andere methode,' stelde hij voor. Uit de stand van zijn hoofd bleek dat hij het tegen Becker had. 'We vliegen haar naar huis, brengen haar naar de Negev-woestijn, sluiten haar op. En wat dan? Wat is er met haar gebeurd? zullen ze zich afvragen. Vanaf het moment dat ze is verdwenen zullen ze het ergste veronderstellen. Dat ze is overgelopen. Dat Alexis haar te pakken heeft gekregen. Of de Zionisten. Dat hun operatie gevaar loopt. Dat zullen ze zeggen, geen twijfel aan. "Breek het team maar op en stuur de mensen naar huis." Ze moeten de bewijzen hebben dat niemand anders haar heeft dan God en Yanuka,' vatte hij samen. 'Ze moeten ervan overtuigd zijn dat ze net zo dood is als Yanuka. Ben je dat niet met me eens, Gadi? Of moet ik uitje gezicht afleiden dat jij het beter weet?'
Kurtz wachtte gewoon, maar Litvaks blik, die nu op Becker gericht was, bleef vijandig en beschuldigend. Misschien verdacht hij hem van onschuld op het moment dat hij hem nodig had om zijn schuld te delen.
'Nee,' zei Becker na een eeuwigheid. Maar zijn gezicht, zag Kurtz, had de hardheid van een gedwongen verbond.
Toen ging Litvak opeens in de aanval - zo gespannen en met zo'n trillende stem dat het leek alsof zijn woorden Becker naar de keel vlogen. 'Nee?' herhaalde hij. 'Wat nee? Geen operatie? Wat is nee?
'Nee is: we hebben geen alternatief," antwoordde Becker weer, langzaam. 'Als we dat Hollandse meisje sparen, zullen ze Charlie nooit accepteren. Een levende juffrouw Larsen is net zo gevaarlijk als een levende Yanuka. Als we hiermee door willen gaan, zullen we het nu moeten doen.'
'Als,' echode Litvak minachtend.
Kurtz herstelde de orde met een nieuwe vraag.
'Kent ze hetemaal geen nuttige namen?' vroeg hij aan Litvak, blijkbaar in de hoop dat dat wel zo was. 'Niets dat we nog eens met haar zouden kunnen doornemen - een reden om haar nog vast te houden?'
Litvak haalde zijn schouders op. 'Ze kent een grote Noordduitse vrouw, Edda. Maar die heeft ze maar één keer ontmoet. Behalve Edda is er nog een meisje - een stem over de telefoon uit Parijs. Behalve die stem is er Khalil, maar Khalil geeft geen visitekaartjes af. Ze is niet goed wijs,' herhaalde hij. 'Ze heeft zoveel drugs geslikt dat je alleen al stoned raakt als je je over haar heen buigt.'
'Dus ze is een dood spoor,' zei Kurtz.
Litvak knoopte zijn donkere regenjas al dicht. 'Precies, een dood spoor,' beaamde hij met een vreugdeloze grijns. Maar hij liep niet naar de deur. Nog steeds wachtte hij op een duidelijk bevel.
Kurtz had een laatste vraag. 'Hoe oud is ze?'
'Volgende week éénentwintig. Doet dat er iets toe?'
Langzaam, wat verlegen, stond Kurtz nu ook op en keek Litvak aan vanaf de andere kant van de kleine, benauwde kamer, met zijn bewerkte jachthutmeubels en zijn smeedijzeren versieringen.
'Vraag het die jongelui allemaal afzonderlijk, Shimon,' beval hij. 'Of ze zich soms willen terugtrekken. Niemand die ermee op wil houden hoeft daar een verklaring voor te geven of krijgt een kruisje bij zijn naam. Ze mogen vrij hun stem uitbrengen, allemaal.'
'Ik heb het ze al gevraagd,' zei Litvak.
'Vraag het ze dan nog een keer.' Kurtz tilde zijn linkerarm op en keek op zijn horloge. 'Bel me precies over één uur. Niet eerder. Doe niets voordat je met mij gesproken hebt.'
Als er het minste verkeer op de weg is, bedoelde Kurtz. Als ik mijn voorbereidingen heb getroffen.
Litvak vertrok. Becker bleef.
Kurtz belde eerst zijn vrouw Elli; hij liet haar het gesprek betalen, want hij sprong heel nauwgezet met zijn onkosten om.
'Blijf er maar bij, als jeblieft, Gadi,' zei hij zachtjes, toen Becker opstond om weg te gaan. want Kurtz beroemde zich erop dat hij geen geheimen had. Dus zat Becker tien minuten te luisteren naar dringende onbenulligheden over Elli's Bijbelstudiegroep en de problemen met de boodschappen nu de auto naar de garage was. Hij hoefde niet te vragen waarom Kurtz juist dit moment had uitgekozen om zulke dingen te bespreken. In zijn lijd had hij precies hetzelfde gedaan. Kurtz wilde eerst contact met thuis voordat hij toesloeg. Hij wilde Israël rechtstreeks tegen hem horen praten.
'Met Elli is alles goed.' verzekerde hij Becker enthousiast toen hij weer had opgehangen. 'Je moet de groeten hebben en ze zegt dat Gadi snel thuis moet komen. Een paar dagen geleden liep ze Frankie tegen het lijf en met Frankie ging ook alles goed. Een beetje eenzaam omdat ze je miste, maar wel goed.'
Daarna belde Kurtz met Alexis, en aanvankelijk had Becker - als hij Kurtz niet beter had gekend - nog kunnen denken dat dit ook hoorde bij diezelfde behoefte om zijn goede vrienden om zich heen te verzamelen. Kurtz luisterde naar de nieuwtjes van zijn agent, vroeg naar de baby die eraan kwam - ja, moeder en kind maakten het best. Maar na die inleiding zette Kurtz zich schrap en ging recht en hard op zijn doel af, want in zijn laatste paar gesprekken met Alexis had hij duidelijk gevoeld dat de aanhankelijkheid van de goede Doctor begon te tanen.
'Paul, het ziet er naar uit dat een bepaald ongeluk waar we het pas over hadden nu elk moment kan plaatsvinden, en er is niets dat jij of ik daaraan kunnen veranderen, dus pak maar een pen en papier, kondigde hij joviaal aan. Toen veranderde hij van toon en gaf in een rappe Germaanse woordenstroom zijn instructies. 'De eerste vierentwintig uur nadat je officieel bericht hebt gekregen, beperk je je onderzoek tot de studentenwijken van Frankfurt en München. Laat het bekend worden dat de voornaamste verdachten een groep linkse activisten zijn van wie je weet dat ze verbindingen hebben met een cel in Parijs. Heb je dat?' Hij zweeg even om Alexis de tijd te geven alles te noteren.
'De dag erna ga je in de middag naar het hoofdpostkantoor van München om een poste-restante brief op te halen die aan jou is geadresseerd, onder je eigen naam,' vervolgde Kurtz toen hij blijkbaar de gewenste bevestiging had gehoord. 'Die geeft je de identiteit van je eerste verdachte, een Hollands meisje, en ook bepaalde gegevens over haar rol bij enkele vorige incidenten.'
Kurtz vervolgde zijn instructies nu op dicteersnelheid en met grote nadruk: er mochten de eerste veertien dagen geen onderzoekingen in het centrum van München worden gedaan; de resultaten van alle laboratoriumtests mochten in eerste instantie alleen aan Alexis zelf worden gestuurd en niet worden verspreid tot Kurtz ze had vrijgegeven; in het openbaar mochten alleen parallellen met andere incidenten worden getrokken met toestemming van Kurtz. Toen zijn agent begon te protesteren hield Kurtz de hoorn een eindje van zijn oor, zodat Becker kon meeluisteren. 'Maar Marty, luister nou eens . .. beste vriend, ik moet je toch één ding vragen ...'
'Vraag maar.'
'Waar hebben we hier mee te maken? Ben ongeluk is ten slotte geen grapje, Marty. Wij zijn een beschaafde democratie, begrijp je wat ik bedoel?'
Als Kurtz het al begreep dan zei hij dat toch niet.
'Luister eens. Ik moet iets van je vragen. Marty, dat eis ik, daar sta ik op. Geen schade, geen mensenlevens. Dat is een voorwaarde. We zijn toch vrienden. Volg je me?'
Kurtz volgde hem, zoals uil zijn korte antwoorden bleek. 'Paul, er zal zeker geen schade aan Duitse eigendommen worden toegebracht. Een paar blauwe plekken misschien, maar geen schade.'
'En mensenlevens? In 's hemelsnaam. Marty, we zijn geen wilden hier!' riep Alexis uit, in een nieuwe golf van paniek.
Kurtz' stem werd opeens geweldig kalm. 'Er zal geen onschuldig bloed vloeien, Paul. Dat beloof ik je. Geen Duitse burger zal er maar een schrammetje aan overhouden.'
'Kan ik daar op vertrouwen?'
'Dat zul je wel moeten.' zei Kurtz en hing op zonder zijn nummer te geven.
Onder normale omstandigheden zou Kurtz niet zo gemakkelijk van de telefoon gebruik hebben gemaakt, maar aangezien Alexis nu verantwoordelijk was voor het aftappen ervan, durfde hij dat risico wel te nemen.
Litvak belde tien minuten later. Ga je gang, zei Kurtz. Het groene licht. Doe het.
Ze wachtten. Kurtz bij het raam. Becker weer in zijn stoel, langs hem heen starend naar de onrustige nachtelijke hemel. Kurtz maakte de spanjolet in het midden van het raam los en duwde de twee vensters zover open als ze konden, waarmee hij het gedender van het verkeer op de Autobahn de kamer binnenliet.
'Waarom zouden we onnodige risico's lopen?' mompelde hij, alsof hij zichzelf op een onvoorzichtigheid had betrapt.
Becker begon in militair tempo te tellen. Zó lang om het tweetal op hun plaats te installeren. Zó lang voor de laatste controle. Zó lang om zelf ver genoeg weg te komen. Zó lang voordat er van beide kanten een onderbreking in de stroom auto's aangegeven werd. Zó lang om je af te vragen hoeveel een mensenleven waard is, zelfs voor diegenen die de menselijke band totaal hebben doorgesneden. En voor hen die dat niet doen.
Zoals gebruikelijk was het de hardste klap die iemand ooit gehoord had. Harder dan Bad Godesberg, harder dan Hirosjima, harder dan alle veldslagen waarin hij had meegevochten. Becker, die nog steeds in zijn stoel langs Kurtz' silhouet zat te kijken, zag een oranje vuurbol uil de grond spatten, die in de lucht verdween en de late sterren en het eerste daglicht met zich meenam. Hij werd meteen gevolgd door een golf van vette zwarte rook die bliksemsnel het gat opvulde dat door de uitzettende gassen was ontstaan. Hij zag brokstukken door de lucht vliegen en een golf van zwarte deeltjes uit de achterkant spuiten - een wiel, een brok asfalt, iets menselijks, wie zou het ooit weten? Hij zag hoe het gordijn liefdevol langs Kurtz' blote arm streek, en voelde een warme luchtstroom als van een haardroger. Hij hoorde harde voorwerpen tegen elkaar aan trillen als zoemende insekten en, lang voordat dat geluid was weggestorven, de eerste kreten van verontwaardiging, het schetle blaffen van honden en het sloffende geluid van angstige voeten toen mensen op slaapkamerslippers naar de overdekte gang toe liepen die de chalets met elkaar verbond, en de onzinnige dingen tegen elkaar zeiden die mensen in films over zinkende schepen altijd roepen: 'Moeder, waar is moeder! Ik ben mijn juwelen kwijt!' Hij hoorde een hysterische vrouw beweren dat de Russen waren gekomen, en een al even angstige stem die haar verzekerde dat het alleen maar een olietanker was die de lucht in was gevlogen. Iemand zei dat het militairen waren - schandelijk wat die midden in de nacht al niet vervoerden! Er stond een radio naast het bed. Terwijl Kurtz bij het raam bleef staan, zette Becker een plaatselijk praatprogramma aan voor mensen die de slaap niet konden vatten, en liet het aanstaan voor het geval het door een nieuwsbulletin onderbroken zou worden. Met huilende sirene en een blauw knipperlicht kwam een politieauto de Autobahn afstormen. Toen even niets, en daarna een brandweerwagen, gevolgd door een ambulance. De muziek hield op en maakte plaats voor de eerste melding. Een explosie ten westen van München, oorzaak onbekend, geen verdere bijzonderheden. De Autobahn was in beide richtingen afgesloten, en het verkeer werd geadviseerd een andere route te nemen.
Becker zette de radio af en deed het licht aan. Kurtz sloot het raam en trok de gordijnen dicht, ging toen op het bed zitten en deed zijn schoenen uit zonder de veters los te maken.
'Ik eh, heb iets gehoord van onze mensen op de ambassade in Bonn, een paar dagen geleden,' zei Kurtz, alsof hem juist iets te binnen was geschoten, ik had ze gevraagd inlichtingen in te winnen over die Polen met wie jij werkt in Berlijn. Inlichtingen over hun financiën.'
Becker zei niets.
'Het nieuws is niet zo best, vrees ik. Het ziet er naar uit dat we ergens wat meer geld voor je zullen moeten vinden - of wat meer Polen.'
Toen hij nog steeds geen antwoord kreeg, tilde Kurtz langzaam zijn hoofd op, en zag dat Becker vanuit de deuropening naar hem stond te staren. Iets in de houding van de langere man maakte opeens een heftige woede in hem wakker.
'Heb je me soms iets te vertellen, meneer Becker? Wil je misschien een moreel punt bewijzen om je wat beter te kunnen voelen?'
Dat was blijkbaar niet zo. Becker deed zachtjes de deur achter zich dicht en was verdwenen.
Kurtz moest nog een laatste telefoontje plegen - met Gavron, via de directe lijn met zijn huis. Hij stak zijn hand naar het toestel uit, aarzelde, en trok hem toen weer terug. Laat de kleine Roek maar wachten, dacht hij, toen hij de woede weer in zich voelde opkomen. Maar toch belde hij hem. Hij begon voorzichtig, heel verstandig en beheerst, zoals ze altijd begonnen. In het Engels. En met de codenamen die voor die week waren afgesproken. 'Nathan, met Harry. Hallo. Hoe gaat het met je vrouw? Dank je, de groeten terug. Nathan, twee kleine geitjes hebben zojuist een flinke kou gevat. Dat zal de mensen die zo nu en dan tevreden gesteld willen worden, zeker genoegen doen.'
Luisterend naar Gavrons nietszeggende antwoord, voelde Kurtz hoe hij begon te beven. Maar nog steeds wist hij zijn stem onder controle te houden. 'Nathan, ik denk dat jouw grote moment nu is aangebroken. Het is nu mijn recht dat jij bepaalde pressies zult weerstaan om deze zaak zich te laten ontwikkelen. Er zijn beloften gedaan en nagekomen; een zekere mate van vertrouwen, en geduld, is nu op zijn plaats.' Van alle mannen en vrouwen die hij kende was Gavron de enige die hem ertoe verleidde dingen te zeggen waar hij later spijt van had. Toch beheerste hij zich nog. 'Van niemand wordt verwacht dat hij een schaakpartij al voor het ontbijt gewonnen heeft, nietwaar? Ik heb lucht nodig, Nathan. Hoor je me? Lucht, enige vrijheid, een eigen territorium.' Zijn gal borrelde over. 'Dus hou die idioten onder de duim, wil je? Probeer voor de verandering eens ergens steun voor me te krijgen!'
De verbinding werd verbroken. Of de explosie daar schuld aan had of dat Misha Gavron had opgehangen, kwam Kurtz nooit te weten, want hij probeerde niet terug te bellen.