25
Opnieuw was hij mooi. Een volwassen Michet met Josephs afstandelijkheid en hoffelijkheid en Tayehs rechtlijnigheid - alles wat ze zich had voorgesteld toen ze had geprobeerd iemand van hem te maken naar wie ze verlangde. Hij had brede schouders en zijn lichaam was als gebeeldhouwd, met de zeldzame schoonheid van een kostbaar voorwerp dat niemand ooit mocht zien. Hij had geen restaurant kunnen binnenlopen zonder dat de gesprekken stokten, en niet naar buiten kunnen gaan zonder een gevoel van opluchting bij de achterblijvers na te laten. Hij was een man die buiten hoorde maar veroordeeld was om zich in kleine kamertjes te verbergen, met de bleekheid van de kerker op zijn gezicht.
Hij had de gordijnen dichtgetrokken en het bedlampje aangedaan. Er was geen stoel voor haar en hij gebruikte het bed als werkbank. De kussens had hij naast de doos op de grond gegooid en zij moest op het hoofdeinde zitten terwijl hij aan de slag ging. Onder het werk praatte hij voortdurend, half tegen zichzelf en half legen haar. Zijn stem kende alleen de aanval: een opmars van woorden en gedachten.
'Ze zeggen dat Minkel een aardige man is. Misschien wel. Toen ik over hem las zei ik ook bij mezelf: die oude Minkel, misschien heeft hij wel een zekere moed om dat soort dingen te zeggen. Misschien zou ik hem kunnen respecteren. Ik kan wel respect hebben voor mijn vijand. Ik kan hem eren. Daar heb ik geen problemen mee.'
Nadat hij de uien in een hoek had gesmeten viste hij met zijn linkerhand een reeks kleine pakjes uit de doos en pakte die één voor één uit, terwijl hij ze met zijn rechterhand op hun plaats hield. In een wanhopige poging om zich ergens op te concentreren, probeerde Char- lie alles in haar geheugen te prenten, maar gaf het toen weer op: twee nieuwe zaklantaarnbatterijen in één verpakking uit een supermarkt, een ontsteker van het type dat zij tijdens haar opleiding in het fort had gebruikt, met rode stukken draad uit het afgeknepen uiteinde. Een pennemesje. Een tang. Ben schroevedraaier. Een soldeerbout. Een bosje dun rood draad, stalen nietjes, koperdraad, isolatieband, een lampje van een zaklantaarn, houten pennetjes van verschillende lengte. En een rechthoekig stuk hout, als bodem voor de constructie. Khalil liep met de soldeerbout naar de wastafel en stak de stekker in het stopcontact ernaast, waardoor er een geur van verbrand stof de kamer in dreef.
'Denken de Zionisten aan al die aardige mensen als ze ons bombarderen? Dat geloof ik niet. Als ze napalm gebruiken tegen onze dorpen, onze vrouwen doden? Dat betwijfel ik zeer. Ik denk niet dat de terroristische Israëlische piloot, hoog in de lucht, bij zichzelf zegt: "Die arme burgers, die onschuldige slachtoffers."' Zo praat hij als hij alleen is, dacht ze. En hij is heel veel alleen. Hij praat om zijn geloof levend te houden; en zijn geweten te sussen. 'Ik heb heel wat mensen gedood waar ik zonder twijfel respect voor zou hebben gehad,' zei hij, weer terug bij het bed. 'De Zionisten hebben er veel meer gedood. Maar ik dood alleen uit liefde. Ik dood voor Palestina en voor haar kinderen. Probeer ook zo te denken,' adviseerde hij haar vroom, terwijl hij zichzelf onderbrak en naar haar keek. 'Ben je zenuwachtig?'
'Ja.'
'Dat is heel normaal. Ik ben ook nerveus. Ben je nerveus op het toneel?'
'Ja.*
'Dat is hetzelfde. Terreur is theater. Wij inspireren, wij jagen angst aan, wij maken verontwaardiging, woede en liefde wakker. Wij maken dingen duidelijk. Net als het theater. De guerrillero is de grote acteur van deze wereld.'
'Michet heeft me dat ook geschreven. Het staat in zijn brieven.'
'Maar ik heb het hem verteld. Het was mijn idee.'
Het volgende pakje zat in vetvrij papier gewikkeld. Hij maakte het eerbiedig open. Drie staven Russisch kneedmateriaal van een half pond per stuk. Hij gaf ze een ereplaats in het midden van de deken.
'De Zionisten doden uit angst en uit haat,' verklaarde hij. 'De Pales- tijnen uit liefde en voor gerechtigheid. Onthoud dat verschil. Het is belangrijk.' Weer die snelle, bevelende blik. 'Zul je daar aan denken als je bang bent? Zul je tegen jezelf zeggen: "voor gerechtigheid"? Als je dat doet, zul je niet langer bang meer zijn.'
'En voor Michet,' zei ze.
Dat beviel hem niet hetemaal. 'En voor hem ook, natuurlijk,' gaf hij toe en schudde toen uit een bruin papieren zak twee gewone wasknijpers op het bed en hield ze onder het bedlampje om de simpele mechaniekjes te vergelijken. Nu ze hem van zo dichtbij kon opnemen, zag ze een stukje rimpelige witte huid waar zijn wang en de onderkant van zijn oor leken te zijn samengesmolten en weer afgekoeld.
'Waarom houd je nu je handen voor je gezicht?' informeerde Khalil nieuwsgierig toen hij de beste van de twee wasknijpers had uitgekozen.
'Ik was even moe,' zei ze.
'Zorg dan dat je weer wakker wordt. Wees alert voor je missie. En voor de revolutie. Ken je dit type bom? Heeft Tayeh je hem geleerd?'
'Dat weet ik niet. Bubi misschien.'
'Let dan goed op.' Terwijl hij naast haar op bed ging zitten pakte hij dc plaat hout en trok daar met een balpen snel een paar lijnen op voor de bedrading. 'Wat we hier maken is een bom voor alle gelegenheden. Hij werkt als een tijdbom - hier - en als een booby-trap - hier. Je moet nergens op vertrouwen, dat is onze filosofie.' Hij gaf haar een wasknijper en twee punaises, en keek toe terwijl zij dc punaises aan weerszijden in de bek van de knijper drukte. 'Ik ben geen antisemiet, weetje dat?'
'Ja.'
Ze gaf hem de knijper terug; hij liep ermee naar de wastafel en begon de draden aan de koppen van de twee punaises te solderen.
'Hoe weet je dat?' vroeg hij, verbaasd.
'Tayeh heeft me dat ook al verteld. En Michet.' En nog zo'n tweehonderd anderen, dacht ze.
'Antisemitisme is zuiver een uitvinding van de Christenen.' Weer kwam hij terug naar het bed, dit keer met Minkels open koffertje. 'Jullie Europeanen, jullie zijn anti-iedereen. Anti-Joods, anti-Arabisch, antineger. Wij hebben veel vrienden in Duitsland. Maar niet omdat ze van Palestina houden. Alleen maar omdat ze Joden haten. Die Hetga - mag je haar?'
'Nee.'
'Ik ook niet. Ze is erg decadent, vind ik. Hou je van dieren?'
Ja.'
Hij ging naast haar zitten, met het koffertje naast zich op bed. 'Michet
ook?'
Altijd kiezen, nooit aarzelen, had Joseph gezegd. Je kunt beter inconsequent zijn dan onzeker.
'Daar hebben we het nooit over gehad.'
'Zelfs niet over paarden?'
En je moet jezelf nooit, nooit verbeteren.
'Nee.'
Khalil had een opgevouwen zakdoek uit zijn zak gehaald, waarin een goedkoop horloge zat; het glas en de kleine wijzer waren er al af. Hij legde het naast de explosieven, pakte toen het rode elektriciteitsdraad en begon dat af te winden. Zij had de plaat hout op haar schoot. Hij nam hem van haar over, pakte toen haar hand en hield hem zo dat ze de nietjes kon vasthouden terwijl hij ze voorzichtig op hun plaats sloeg en het rode draad bevestigde volgens het schema dat hij op de plaat had getekend. Toen liep hij weer terug naar de wastafel en soldeerde de draden aan de batterij, terwijl zij met de schaar een paar stukken isolatieband voor hem afknipte.
'Kijk eens,' zei hij trots, terwijl hij nu ook het horloge monteerde.
Hij was heel dicht bij haar. Ze voelde zijn nabijheid als een hittebron. Hij was als een schoenlapper over zijn leest gebogen, hetemaal in zijn werk verdiept.
'Was mijn broer religieus tegenover jou?' vroeg hij, terwijl hij een lampje pakte en daar een bloot uiteinde van de draad omheen wikkelde.
'Hij was een atheïst.'
'Soms was hij een atheïst, soms was hij religieus. En op weer andere momenten was hij een onnozele kleine jongen, die zich te veel met vrouwen en ideeën en auto's bezighield. Tayeh zegt dat je heel deugdzaam was in het kamp. Geen Cubaanse jongens, geen Duitsers, niemand.'
'Ik wilde Michet. Dat is het enige wat ik wilde. Michet.' zei ut, te nadrukkelijk naar haar eigen gevoel. Maar toen ze naar hem keek vroeg ze zich af of hun broederliefde werkelijk zo sterk was geweest als Michet beweerd had, want Khalils gezicht stond nu zeer sceptisch.
'Tayeh is een groot man,' zei hij, misschien suggererend dat Michet dat niet was geweest. Het lampje ging aan. 'Het schema klopt,' verklaarde hij; toen boog hij zich voorzichtig voor haar langs en pakte de drie staven springstof. 'Tayeh en ikzelf - wij zijn samen gestorven. Heeft Tayeh jou dat incident beschreven?' vroeg hij, terwijl Charlie hem hielp de staven stevig tegen elkaar te bevestigen met isolatieband.'Nee.'
'De Syriërs hadden ons gevangen genomen - knip hier even af. Eerst sloegen ze ons. Dat is normaal. Ga even staan, als jeblieft.' Uit de doos had hij een oude bruine deken gehaald die ze strak voor haar borst moest houden terwijl hij hem handig aan repen sneed. Boven de deken waren hun gezichten vlak bij elkaar. Ze kon de warme zoete geur van zijn Arabische lijf ruiken.
Terwijl ze ons slaan worden ze heel erg kwaad, en daarom besluiten ze al onze botten te breken. Eerst onze vingers, dan onze armen, dan onze benen. Daarna breken ze onze ribben met hun geweren.'
De punt van het mes was maar een paar centimeter van haar af. Hij sneed snel en zeker, alsof de deken iets was dat hij bij de jacht had geschoten. 'Als ze met ons klaar zijn laten ze ons in de woestijn achter. Daar ben ik blij om. Dan zullen we tenminste sterven in de woestijn! Maar we sterven niet. We worden gevonden door een patrouille van onze eigen commando's. Drie maanden liggen Tayeh en Khalil naast elkaar in het ziekenhuis. Als sneeuwpoppen. Hetemaal in het gips. We hebben goede gesprekken, we worden goede vrienden en we lezen samen een stel goede boeken.'
Khalil vouwde de stroken tot keurige militaire stapeltjes en richtte toen zijn aandacht op Minkels goedkope zwarte koffertje. Voor het eerst viel het haar op dal het aan de achterkant geopend was, bij de scharnieren, terwijl de slotjes aan de voorkant nog gewoon dicht zaten. Stuk voor stuk legde hij de opgevouwen stroken erin, tol hij een zacht kussen had waar de bom op kon liggen.
'Weetje wat Tayeh me op een avond zei?' vroeg hij, terwijl hij bezig was.' "Khalil," zei hij, "hoe lang zullen we ons nog aardig voordoen? Niemand hetpt ons en niemand bedankt ons. We houden geweldige redevoeringen, we sturen goede sprekers naar de Verenigde Naties en als we nog eens vijftig jaar wachten krijgen onze kleinkinderen - als die dan nog leven misschien een klein beetje gerechtigheid." ' Hij onderbrak zichzelf om haar met de vingers van zijn goede hand te laten zien hoeveel precies.' "En in de tussentijd worden we vermoord door onze Arabische broeders, door de Zionisten en door de Falangisten, en blijft er voor diegenen van ons die het overleven alleen de diaspora over. Net als de Armeniërs. En de Joden zelf." ' Hij werd nu sluw.' "Maar als we een paar bommen maken, een paar mensen doden, een slachting aanrichten - voor slechts twee minuten in de geschiedenis ..." '
Zonder zijn zin af te maken pakte hij de gemonteerde bom en legde hem plechtig en met grote zorgvuldigheid in het koffertje.
'Ik heb een bril nodig,' legde hij glimlachend uit, en schudde zijn hoofd als een oude man. 'Maar waar zou ik die kunnen krijgen - een man als ik?'
'Als je net als Tayeh bent gemarteld, waarom hink je dan niet net als Tayeh?' vroeg ze hem, plotseling nogal luid door de zenuwen.
Heel voorzichtig maakte hij het lampje los van de draden en liet de blote uiteinden vrij voor de ontsteker.
'De reden waarom ik niet hink is dat ik tot God heb gebeden om kracht, en dat God me die gegeven heeft zodat ik tegen de echte vijand kon vechten in plaats van tegen mijn Arabische broeders.'
Hij gaf haar de ontsteker en keek goedkeurend toe terwijl zij hem met het circuit verbond. Toen ze klaar was pakte hij het overgebleven stuk draad en wond dat met een handige, bijna gedachteloze beweging als een draad wol om de toppen van zijn dode vingers tot het een klein knotje was geworden. Toen draaide hij er twee lussen omheen, als een riem.
'Weetje wat Michet aan me schreef voordat hij stierf? In zijn laatste brief?'
Nee. Khalil, dat weet ik niet, antwoordde ze, terwijl ze keek hoe hij het knotje in het koffertje gooide.
'Wat zeg je?'
'Nee, zei ik. Nee, ik weet het niet.'
'Slechts enkele uren voor zijn dood gepost? "Ik hou van haar. Ze is niet zoals de anderen. Het is waar dat ze toen ik haar voor het eerst ontmoette, nog het verlamde-geweten van een Europese had" - hier, wil je dat horloge even opwinden?- "en ook dat ze een hoer was. Maar nu is ze Arabisch in haar ziel en op een dag zal ik haar tonen aan ons volk en aan jou."'
Nu de booby-trap nog, en daarvoor moesten ze nog intiemer samenwerken, omdat hij wilde dat ze een stuk staaldraad door de stof van het deksel trok, waarna hij zelf het deksel zo laag mogelijk hield en zij met haar kleine handen de draad naar het pinnetje in de wasknijper leidde. Heel voorzichtig liep hij nu nog eens met de hete constructie naar de wastafel en bracht toen, met zijn rug naar haar toe. de scharnierpennen weer aan, met een bolletje soldeer aan beide kanten. Nu konden ze niet meer terug.
'Weet je wat ik ooit eens tegen Tayeh heb gezegd?'
'Nee.'' 'Tayeh, mijn vriend, wij Palestijnen zijn erg lui in onze ballingschap. Waarom zitten er geen Palestijnen in het Pentagon? Of op het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken? Waarom hebben we de New York Times nog niet in handen, of Wall Street, of de CIA? Waarom maken we geen Hollywood-films over onze grote strijd, of laten ons tot burgemeester van New York of tot voorzitter van het Hooggerechtshof kiezen? Wat mankeert ons, Tayeh? Waarom nemen we geen initiatieven? Het is niet voldoende dal onze mensen artsen, wetenschappers of schoolmeesters worden. Waarom leiden wij Amerika niet? Moeten we daarom bommen en machinegeweren gebruiken?" '
Hij stond streng voor haar en hield het koffertje bij het handvat, als een brave forens.
'Weet je wat we zouden moeten doen?'
Dat wist ze niet.
'Marcheren. Wij allemaal. Voordat ze ons voorgoed vernietigen.' Hij bood haar zijn arm en trok haar omhoog. 'Uit de Verenigde Staten, uit Australië, Parijs, Jordanië, Saoedi-Arabië, Libanon-overal waar maar Palestijnen wonen. Met schepen naar de grenzen. Met vliegtuigen. Miljoenen Palestijnen. Als een grote vloedgolf die niemand kan tegenhouden.' Hij gal' haar het koffertje en begon toen snel zijn gereedschap bij elkaar te zoeken en in de doos te doen. 'En dan zouden we allemaal samen ons vaderland moeten binnenmarcheren om onze huizen, onze boerderijen en onze dorpen op te eisen, zelfs als we hun steden, hun nederzettingen en hun kibboetsen zouden moeten vernietigen om ze terug te kunnen vinden. Maar dat zou niet werken. En weetje waarom niet? Omdat ze nooit zouden komen.' Hij zakte op zijn hurken en onderzocht het versleten tapijt op eventuele sporen die hem zouden kunnen verraden. 'Onze rijken zouden die sociaal-economische teruggang in hun levensstijl niet kunnen verwerken,' legde hij uit, met een ironisch accent op het jargon. 'Onze handelaren zouden hun banken, hun winkels en hun kantoren niet willen verlaten. Onze doktoren zouden hun mooie klinieken niet willen opgeven, net zomin als onze advocaten hun corrupte praktijken en onze academici hun comfortabele universiteiten.' I lij stond voor haar en zijn glimlach was een triomf over al zijn pijn. 'Daarom verdienen de rijken het geld en voeren de armen de strijd. Wanneer is het ooit anders geweest?'
Ze liep voor hem uit de trap af - exit een hoer, compleet met tru- kendoos. De Coca-Cola-auto stond nog steeds voor het hotel, maar hij liep er voorbij alsof hij hem nog nooit van zijn leven had gezien, en klom in een boeren-Ford, een diesel met balen stro op het dak gebonden. Ze slapte aan de andere kant in. Opnieuw heuvels. Dennebomen, aan één kant beladen met verse witte sneeuw. Instructies in de stijl van Joseph: Charlie, begrijp je me? Ja, Khalil, ik begrijp je. Herhaal het dan. Dat deed ze. Het is voor de vrede, onthoud dat. Dat zal ik doen, Khalil, dat zal ik doen: voor de vrede, voor Michet, voor Palestina, voor Joseph en Khalil: voor Marty en de revolutie en voor Israël, en voor het theater van de werkelijkheid.
Hij was gestopt naast een schuur en had de lichten gedoofd. Hij keek op zijn horloge. Verderop langs de weg knipperde een zaklantaarn twee maal. Hij boog zich voor haar langs en duwde de deur open.
'Zijn naam is Franz en jij zegt tegen hem dat je Margaret bent. Veel geluk.'
De avond was vochtig en stil, en de straatlantaarns van de oude stad hingen boven haar als gekooide witte manen in hun ijzeren mandjes. Ze had zich door Franz bij de hoek laten afzetten omdat ze graag dat korte stukje over de brug wilde lopen voordat ze naar binnen zou gaan. Ze wilde de hoogrode kleur van iemand die van buiten komt, met de kou op haar gezicht en de haat in haar geest. Ze bevond zich in een steegje tussen lage steigers die zich om haar heen sloten als een lange, smalle tunnel. Ze kwam langs een kunstgalerie vol zelfportretten van een blonde, onaantrekkelijke jongen mei een bril, en daarnaast een andere met geïdealiseerde landschappen waar die jongen nooit een voet zou zetten. Graffiti schreeuwden haar toe, maar ze begreep er geen woord van, tot ze plotseling 'Fuck America' las. Bedankt voor de vertaling, dacht ze. Ze was weer in de open lucht en beklom een betonnen trap waar zand op was gestrooid legen de sneeuw, maar toch waren de treden nog glibberig onder haar voeten. Ze kwam boven en zag links van haar de glazen deuren van de universiteitsbibliotheek. De lichten brandden nog in het studentencafé. Rachet en een jongen zaten gespannen bij het raam. Ze passeerde de eerste marmeren totempaal en stak de voetgangersbrug over. hoog boven de autoweg. Voor zich uit zag ze de universiteit opdoemen, de roze stenen fel donkerrood gekleurd door de schijnwerpers, Er stopten auto's: de eerste toehoorders arriveerden al, beklommen de vier treden naar de hoofdingang en bleven even staan om elkaar de hand te schudden en te feliciteren met hun geweldig voorname positie. Een paar veiligheidsmensen controleerden plichtmatig de handtasjes van de dames. Ze bleef doorlopen. De waarheid zal je vrij maken. Ze kwam langs de tweede totempaal, op weg naar de trap omlaag.
Het koffertje bungelde aan haar rechterhand en ze voelde het langs haar dijbeen strijken. Een jankende politiesirene deed haar schouder- spieren in paniek samentrekken, maar ze liep door. Er stopten twee politiemotoren met blauwe zwaailichten, die een glanzende zwarte Mercedes met een vlaggetje escorteerden. Meestal wendde ze haar hoofd af als er grote auto's voorbijkwamen, om de inzittenden niet de voldoening te gunnen dal er naar hen gekeken werd, maar vanavond was dat anders. Vanavond kon ze met opgeheven hoofd doorlopen; ze had het antwoord in haar hand. Dus staarde ze hen aan en werd beloond met een glimp van een rood aangelopen, veel te dikke man in een zwart
pak mei een zilverkleurige das; en een norse echtgenote met drie onderkinnen en een bontcape. Voor grote leugens hebben we natuurlijk een groot publiek nodig, herinnerde ze zich. Er flitste een camera en het vooraanstaande stel beklom de trap naar de glazen deuren, bewonderend aangestaard door minstens drie voorbijgangers. Het duurt niet lang meer, schoften, dacht ze. Niet lang meer.
Beneden aan de trap rechtsaf. Dat deed ze en ze liep door tot ze bij de hoek was. Kijk uit dat je niet in het water valt, had Hetga gezegd, bij wijze van grapje. Khalils bommen zijn niet waterbestendig, en jij ook niet, Charlie. Ze sloeg linksaf en liep om het gebouw heen, over een kiezelpad waarop de sneeuw niet was blijven liggen. Het pad verbreedde zich lot een binnenplein en in het midden, naast een stel betonnen bloembakken, stond een politiebusje. Ervoor waren twee politiemannen zich voor elkaar aan het opdoffen, hun laarzen optillend en lachend, maar toen met een nijdige blik naar iedereen die durfde te kijken. Ze was geen vijftien meter meer van de zijdeur af en ze begon de kalmte te voelen waarop ze had gewacht - het bijna zwevende gevoel dat over haar kwam als ze het toneel op stapte en haar andere identiteiten in de kleedkamer achter zich liet. Ze was Imogen uit Zuid-Afrika, met voldoende moed, maar weinig élègance, haastig op weg om een grote liberale hetd te hetpen. Ze voelde zich opgelaten - verdomme, ze voelde zich ontzettend opgelaten - maar ze zou doen wat ze doen moest, al zou ze erbij neervallen. Ze had de zijdeur nu bereikt. Hij was dicht. Ze probeerde de deurknop maar die gaf niet mee. Een zenuwachtige aarzeling. Toen legde ze haar hand plat op de deur en duwde, maar er was geen beweging in te krijgen. Ze deed een stap achteruit, staarde ernaar en keek toen om zich heen of ze iemand zag die haar kon hetpen. Tegen die tijd waren de politiemannen opgehouden met elkaar te flirten en keken ze achterdochtig haar kant uit, maar geen van beiden kwam naar haar toe.
Doek op. Nu.
'Neem me niet kwalijk.' riep ze hun toe. 'Maar spreekt u Engels?'
Nog steeds bewogen ze zich niet. Als er een afstand moest worden overbrugd, dan moest ze dat zelf maar doen. Ze was ten slotte maar een burger, en ook nog een vrouw.
'Ik vroeg: spreekt u Engels? Englisch - sprechen Sie? Iemand moet dit aan de professor geven. Nu meteen. Wilt u even hier komen, alstublieft?'
Ze keken allebei erg onvriendelijk, maar er kwam er maar één naar haar toe. Langzaam, zoals bij zijn waardigheid paste.
'Toilette nicht hier,' zei hij bits en knikte met zijn hoofd in de richting waar ze vandaan was gekomen.
'Ik zoek het toilet niet. Ik wil dat u iemand haalt die dit koffertje aan professor Minkel kan geven, Minkel' herhaalde ze en hield het koffertje omhoog.
De politieman was jong en had een hekel aan de jeugd. Hij pakte het koffertje niet van haar aan, maar liet het haar vasthouden terwijl hij probeerde of het open ging en constateerde dat het op slot zat.
O, jee. dacht ze. Je hebt zojuist zelfmoord gepleegd en nog steeds kijk je me onvriendelijk aan.
'Öffnen,' beval hij.
'Ik kan het niet open maken. Het zit op slot.' Ze legde nu een wanhopige klank in haar stem. 'Het is van de professor, begrijpt u dat niet? Misschien zitten zijn aantekeningen voor de lezing er wel in. Hij heeft het nodig voor vanavond.' Ze draaide zich om en begon luid op de deur te bonzen. 'Professor Minkel? Ik ben het. Imogen Baastrup uit Wits. O, God:
De andere politieman was er nu ook bijgekomen. Hij was ouder, mei donkere wangen. Charlie deed een beroep op zijn grotere wijsheid. 'Spreekt u Engels?' vroeg ze. Op hetzelfde moment ging de deur een paar centimeter open en staarde een man met een geitegezicht haar achterdochtig aan. Hij zei iets in het Duits tegen de dichtstbijzijnde politieman en Charlie ving het woord 'Amerikanerin' op in zijn antwoord.
'Ik ben geen Amerikaanse.' wierp ze tegen, nu bijna in tranen. 'Mijn naam is Imogen Baastrup, ik kom uil Zuid-Afrika en ik heb het koffertje van professor Minkel bij me. Dat is hij kwijtgeraakt. Zou u het hem alstublieft meteen willen geven, ik weet zeker dat hij het ontzettend graag terug wil hebben. Alstublieft!'
De deur ging nu zo ver open dat ze ook de rest van de man kon zien: een pafferig burgemeesterstype van een jaar of zestig of ouder, in een zwart pak. Hij zag verschrikkelijk bleek, en heimelijk constateerde Charlie dat hij ook erg bang was.
'Meneer, spreekt u Engels, alstublieft? Ja?'
Niet alleen sprak hij het. hij had er zelfs eden in gezworen. Want hij zei zo plechtig 'Ja' dat hij daar de rest van zijn leven niet meer op zou kunnen terugkomen.
'Wilt u dit dan alstublieft aan professor Minkel geven met de complimenten van Imogen Baastrup, en hem zeggen dat het haar spijt, dat het hotel een stomme vergissing heeft begaan en dat ik me erg verheug op zijn lezing van vanavond ...'
Ze stak hem het koffertje toe, maar het burgemeesterstype wilde het niet aannemen. Hij keek naar de politieman achter haar, die hem blijkbaar onopvallend geruststelde; toen keek hij opnieuw naar het
koffertje en daarna naar Charlie.
'Volgt u mij maar.' zei hij toen, als een toneelbutler die zo zijn vijftig piek per avond verdiende, en deed een stap opzij om haar voor te laten gaan.
Ze schrok geweldig. Dit stond niet in het scenario. Niet in dat van Khalil, niet in dat van Hetga of van wie dan ook. Wat zou er gebeuren als Minkel het zou openmaken waar ze bijstond?
'O, maar dat gaat niet. Ik moet naar mijn plaats in de zaal. Ik heb nog niet eens een kaartje! Alstublieft!'
Maar het burgemeesterstype had ook zijn orders, en zijn angsten, want toen ze hem het koffertje in zijn handen wilde drukken sprong hij achteruit alsof het in brand stond.
De deur ging achter hen dicht en ze bevonden zich in een gang met geïsoleerde buizen langs het plafond. Even deden ze haar denken aan de bovengrondse pijpen in het Olympisch Dorp. Haar onwillige begeleider liep voor haar uit. Ze rook de geur van olie en hoorde het gedempte dreunen van een verwarmingsketel; een golf hete lucht streek langs haar gezicht en ze overwoog om flauw te vallen of misselijk te worden. Het handvat van het koffertje sneed tot bloedens toe in haar hand; ze voelde het kleverig en warm tussen haar vingers door druppelen.
Ze waren bij een deur gekomen met het opschrift Vorstand. Het burgemeesterstype klopte aan en riep: 'Oberhauser! Schnell !' Terwijl hij dat deed, keek zij wanhopig over haar schouder en zag twee blonde jongens in leren jasjes in de gang achter haar. Ze droegen machinegeweren. Allejezus, wat is dit? De deur ging open. Oberhauser ging het eerst naar binnen en stapte snel opzij alsof hij niets met haar te maken wilde hebben. Ze bevond zich in een filmdecor voor Journey's End. Achterop het toneel en in de coulissen lagen zandzakken opgestapeld en tegen het plafond waren grote balen isolerend materiaal aangebracht, die met kippegaas op hun plaats werden gehouden. Vanaf de deur liep een zigzaggend looppad, afgezet met zandzakken. En midden op het toneel stond een laag tafeltje met een blad met glazen. Daarnaast, in een lage leunstoel, zat Minkel haar als een wassen beeld strak aan te staren. Tegenover hem zat zijn vrouw en naast haar een mollige Duitse vrouw met een bontstola, die Charlie voor Oberhausers vrouw hield.
Dat waren dus de hoofdrolspelers, en dicht opeen in de coulissen stond tussen de zandzakken de rest van het gezelschap, in twee duidelijk gescheiden groepen, met hun woordvoerders schouder aan schouder in het midden. De thuisclub werd geleid door Kurtz, en links van hem stond een geil mannetje van middelbare leeftijd met een zwak gezicht - Charlies snelle vernietigende oordeel over Alexis. Naast Alexis stonden zijn wolvenjongens, met hun vijandige gezichten naar haar toe gekeerd.
Tegenover hen stonden leden van de familie die ze al kende, aangevuld met een paar onbekenden. Het contrast tussen hun donkere Joodse trekken en die van hun Duitse tegenhangers was een van die beelden die haar haar leven lang zouden bijblijven. Kurtz, de spreekstalmeester, had zijn vinger op zijn lippen en zijn linkerarm ging omhoog om zijn horloge te raadplegen.
Ze wilde net zeggen: 'Waar is hij?' toen ze hem met een golf van vreugde en woede ontdekte, hetemaal apart van de rest, zoals gewoonlijk: de gejaagde, eenzame regisseur bij zijn première. Hij liep snel op haar toe en ging naast haar staan, haar pad naar Minkel vrijlatend.
'Vertel hem je verhaal maar, Charlie,' instrueerde hij haar zachtjes. 'Zeg maar wat je anders ook gezegd zou hebben, en negeer iedereen die niet aan die tafel zit.' Het enige waar ze nu nog op wachtte was de harde tik van het opnamebord voor haar gezicht.
Zijn hand kwam vlak bij de hare. ze voelde de haren tegen haar huid. Ze wilde zeggen: ik hou van je - hoe is het met je?' Maar ze had een andere tekst, dus haalde ze diep adem en zei die, want dat was ten slotte de zin van hun relatie.
'Professor, er is iets vreselijks gebeurd.' begon ze gehaast. 'Die stomme mensen van het hotel hebben uw koffertje naar mijn kamer gebracht met de rest van mijn bagage. Waarschijnlijk hadden ze ons samen zien praten, en mijn bagage en uw bagage stonden daar en om de een of andere reden kreeg die stomme jongen het in zijn onnozele kop dat het mijn koffertje was -' Ze draaide zich om naar Joseph om hem te zeggen dat ze het verder niet meer wist.
'Geef het koffertje maar aan de professor,' beval hij.
Minkel was opgestaan; hij maakte een onaandoenlijke en afwezige indruk, als een man die een lange gevangenisstraf tegen zich hoort eisen. Mevrouw Minkel deed haar best om te glimlachen. Charlie stond met verlamde knieën, maar met Josephs hand op haar elleboog wist ze zich min of meer voorover te buigen en hem het koffertje aan te reiken terwijl ze nog wat meer tekst zei.
'Maar ik heb het pas een half uur geleden gezien. Ze hadden het in mijn kast gezet en mijn jurken hingen er hetemaal overheen. En toen ik het zag en het kaartje las, toen kreeg ik bijna een rolling '
Minkel zou het koffertje hebben aangepakt, maar op het moment dat ze het hem aanreikte grepen andere handen liet beet en legden het in een grote zwarte doos op de grond waar allemaal zware kabels uit vandaan kwamen. Plotseling leek iedereen bang voor haar en hadden ze zich allemaal achter de zandzakken verscholen. Josephs sterke armen duwden haar achter hen aan en zijn hand drukte haar h<x>fd omlaag totdat ze naar haar eigen middel staarde. Maar ze had nog net een diepzee- duiker in een zwaar bombestendig pak naar de doos toe zien waden. Hij droeg een hetm met een dik glazen vizier, en daaronder een chirurgen- masker om te voorkomen dat het aan de binnenkant zou beslaan. Een gedempte stem beval stilte. Joseph had haar tegen zich aan getrokken en smoorde haar half onder zijn eigen lichaam. Een nieuw bevel was het teken voor algehete opluchting. Hoofden gingen weer omhoog, maar Joseph hield haar nog steeds omlaag. Ze hoorde het geluid van haastige maar ordelijk vertrekkende voetstappen, en toen hij haar eindelijk losliet zag ze Litvak snel naar voren komen met wat kennelijk een bom van hemzelf was - veel opvallender dan die van Khalil, met loshangende draden die nog niet verbonden waren. Joseph leidde haar met stevige hand weer terug naar het midden van de kamer.
'Ga door met je uitleg,' beval hij haar in het oor. 'Je vertelde net dat je het kaartje had gelezen. Ga daar maar weer door. Wat deed je toen?'
Ze haalde diep adem. En ging verder met haar tekst.
'Toen ik bij de receptie naar u vroeg zeiden ze dat u vanavond weg was, dat u een lezing zou geven aan de universiteit, dus ben ik meteen in een taxi gesprongen en - ik bedoel, ik weet niet hoe u me dit kunt vergeven. Maar ik moet nu echt weg. Veel geluk, professor, en ik hoop dat uw lezing een succes wordt.'
Op een knikje van Kurtz had Minkel een sleutelbos uit zijn zak gehaald en deed alsof hij een sleutel uitkoos, ook al had hij geen koffertje meer om mee te spelen. Maar Charlie werd door Joseph al in de richting van de deur geloodst, half lopend, half gedragen door zijn arm om haar middel.
Ik doe het niet, Jose, ik kan het niet, ik heb al mijn moed verbruikt, zoals je zei. Laat me niet gaan, Jose, doe het niet. Achter zich hoorde ze gedempte bevelen en het geluid van haastige voetstappen toen iedereen zich terug leek te trekken.
'Twee minuten,' riep Kurtz hun waarschuwend achterna.
Ze waren weer in de gang, met de twee blonde jongens en hun machinegeweren.
'Waar heb je hem ontmoet?' fluisterde Joseph snel.
'In een Hotel Eden. Een soort bordeel aan de rand van de stad. Naast een drogist. Hij heeft een rode Coca-Cola-bestelwagen, FR streep BT, nog iets, nog iets en dan 5. En een omgebouwde Ford, maar daar heb ik het nummer niet van.'
'Maak je tas open.'
Dat deed ze. Snel, zoals hij praatte. Hij haalde haar klokradio eruit en verving hem door een identiek model dat hij uit zijn zak haalde.
'Het is niet hetzelfde apparaat dat we al eens eerder hebben gebruikt,' waarschuwde hij haar snel. 'Je kunt er maar één station op ontvangen. Er zit wel een klok op, maar geen wekker. Maar hij zendt, zodat we weten waar je zit.'
'Wanneer?' vroeg ze dom.
'Wat heeft Khalil je nu opgedragen?'
'Ik moet de weg aflopen en gewoon blijven doorlopen - Jose, wanneer kom je? In hemelsnaam!'
Op zijn gezicht stond een ontredderde, wanhopige ernst te lezen, maar geen enkele concessie.
'Luister goed, Charlie. Luister je?'
'Ja, Jose, ik luister.'
'Als je de volumeknop op je radio indrukt - dus niet eraan draait, maar erop drukt - dan weten we dat hij slaapt. Begrijp je?'
'Maar zo slaapt hij niet.'
'Wat bedoel je? Hoe weet jij hoe hij slaapt?'
'Hij is net als jij, hij is er gewoon niet het type voor; hij blijft dag en nacht wakker. Hij is - Jose, ik kan niet teruggaan. Dwing me daar niet toe.'
Ze staarde hem smekend aan. wachtend tot hij zou toegeven, maar zijn gezicht bleef strak en onvermurwbaar.
'Hij wil met me naar bed. verdomme! Hij wil een huwelijksnacht, Jose! Doet je dat dan hetemaal niets? Hij wil mei ine verder op het punt waar Michet gebleven was. Hij mocht hem niet. Hij wil de rekening vereffenen. Moet ik nog steeds terug?'
Ze hield hem zo heftig tegen zich aan geklemd dat hij moeite had zich uit haar greep los te maken. Ze bleef tegen hem aan staan met haar hoofd omlaag, tegen zijn borst, verlangend dat hij haar weer in bescherming zou nemen. Maar in plaats daarvan stak hij zijn handen onder haar armen door, trok haar overeind en opnieuw zag ze zijn gezicht, gesloten en vergrendeld, dat haar vertelde dat liefde hun terrein niet was - niet het zijne, niet het hare, en zeker niet dat van Khalil. Hij stuurde haar op weg, ze schudde hem af en ging alleen. Hij deed nog een stap achter haar aan en bleef toen staan. Ze keek om en haatte hem. Ze deed haar ogen dicht en toen weer open en haalde heel diep adem.
Ik ben dood.
Ze liep naar builen, rechtte haar rug en marcheerde energiek als een soldaat, en even blind, een smalle straat in, langs een verlopen nachtclub met verlichte foto's van meisjes boven de dertig, die hun weinig indrukwekkende borsten ontblootten. Dat zou ik eigenlijk moeten doen, dacht ze. Ze kwam bij een hoofdstraat, herinnerde zich de verkeersregels voor voetgangers weer, keek naar links en zag daar een middeleeuwse poorttoren met daarop heel smaakvol een reclamebord voor MacDonald's hamburgers. De lichten sprongen op groen, ze liep weer door en zag hoge zwarte heuvels die het eind van de weg blokkeerden en een bleke, bewolkte lucht die rusteloos erachter rondspookte. Ze keek om en zag de toren van de kathedraal die haar achtervolgde. Ze sloeg rechtsaf en liep langzamer dan ze ooit in haar leven gelopen had, over een lommerrijke laan met patriciërshuizen. Het ene moment liep ze in zichzelf te tellen. Getallen. Dan weer zei ze versjes op. Jose Gaat Naar De Stad. En het volgende moment herinnerde ze zich alles wat er in de collegezaal was gebeurd, maar dan zonder Kurtz, zonder Joseph, en zonder de moordlustige technici uit die twee onverzoenlijke kampen. Even verderop duwde Rossino zijn motor geluidloos een hek uit. Ze liep naar hem toe, hij gaf haar een hetm en een leren jasje en toen ze dat aan wilde trekken keek ze om de een of andere reden weer in de richting waaruit ze gekomen was en zag over de vochtige keitjes een trage oranje flits op zich afkomen, als het pad van de ondergaande zon. Het viel haar op hoe lang dat beeld nog op haar netvlies achterbleef nadat het weer verdwenen was. En toen pas hoorde ze eindelijk het geluid waar ze versuft op had gewacht: een verre, maar heel intieme klap, alsof er iets onherstelbaars diep binnen in haar zelf gebroken was; het exacte en permanente einde van de liefde. Ja, Joseph. Vaarwel.
Maar op precies datzelfde moment kwam Rossino's motor tot leven en scheurde de vochtige nacht uiteen met zijn brullende kreet van triomfantelijke vreugde. Mij ook, dacht ze. Het is de grappigste dag van mijn leven.
Rossino reed langzaam; hij bleef op kleine weggetjes en volgde een zorgvuldig uitgedachte route.
Jij rijdt, ik volg. Misschien is het tijd dat ik een Italiaanse word.
Een warme motregen had de sneeuw grotendeels laten smelten, maar hij hield rekening met het slechte wegdek en met zijn belangrijke passagier. Hij schreeuwde haar vrolijke dingen toe en leek zich uitstekend te amuseren, maar ze had geen zin om zijn stemming te delen. Ze reden een groot hek door en ze schreeuwde: is het hier?' zonder te weten of te willen weten waar ze het eigenlijk over had. Maar het hek gaf toegang tot een ongeplaveide weg over heuvels en door dalen met bossen waar ze. onder een dansende maan die vroeger Josephs privé-eigendom was geweest, gewoon doorheen reden. Ze keek naar beneden en zag een slapend dorpje in een wit kleed; ze rook Griekse dennebomen en voelde hoe haar warme tranen door de wind werden weggeblazen. Ze hield Rossino's trillende, onbekende lichaam dicht tegen zich aangetrokken en zei tegen hem: ga je gang maar, er is niets meer over.
Ze daalden een laatste hetling af, reden een ander hek uit en kwamen toen op een weg waarlangs kale lariksen stonden, als de bomen die ze vroeger met vakantie in Frankrijk gezien had. Het pad ging weer omhoog en toen ze boven waren zette Rossino de motor af en reed geluidloos een voetpad af, het bos in. Toen maakte hij een zadeltas open, haalde er een bundeltje kleren en een handtas uit en gooide die naar haar toe. Hij pakte een zaklantaren en keek toe hoe ze zich in de lichtbundel verkleedde. Er was een moment waarop ze halfnaakt voor hem stond.
Als je me wilt, neem me dan; ik ben beschikbaar en ik hoor bij niemand.
Ze had geen liefde meer, en geen waarde voor zichzelf. Ze was op het punt waar ze begonnen was, en de hete rottige wereld mocht haar naaien.
Ze liet al haar rotzooi van haar ene handtas in de andere vallen: poederdoos, tampons, wat geld, een pakje Marlboro's. En haar kleine wekkerradio voor de repetities - druk op de volumeknop, Charlie, luister je? Rossino pakte haar oude paspoort en gaf haar een nieuw, maar ze nam niet eens de moeite om te kijken welke nationaliteit ze nu weer had gekregen.
Een inwoonster van Nergenshuizen, gisteren geboren.
Hij pakte haar oude kleren op en gooide ze in de zadeltas, samen met haar oude schoudertas en haar bril. Blijf hier staan wachten, maar houd de weg in de gaten, zei hij. Hij zal twee keer met een rood licht knipperen. Hij was nauwelijks vijf minuten weg toen ze het licht door de bomen zag. Hoera, eindelijk een vriend.
***
26
Khalil pakte haar bij haar arm en droeg haar bijna naar de glimmende nieuwe auto, omdat ze zo huilde en trilde dat ze bijna niet meer kon lopen. Na de eenvoudige kleren van een bestelwagenchauffeur droeg hij nu de volledige vermomming van een onberispelijke Duitse manager: een zachte zwarte overjas, een overhemd met een das en keurig verzorgd, achterover gekamd haar. Hij hield het portier voor haar open, deed zijn overjas uit en wikkelde die bezorgd om haar heen alsof ze een ziek dier was. Ze had geen idee wat hij precies van haar verwachtte, maar hij leek niet zo zeer geschrokken van haar toestand als wel bereid er rekening mee te houden. De motor draaide al. Hij zette de verwarming hoog.
'Michet zou trots op je geweest zijn,' zei hij vriendelijk en nam haar even op bij het schijnsel van de binnenverlichting. Ze wilde iets terug- zeggen maar barstte in plaats daarvan weer in huilen uit. Hij gaf haar een zakdoek die ze met twee handen aanpakte en rond haar vingers draaide terwijl de tranen bleven stromen. Ze reden de beboste hetling af.
'Wat is er gebeurd?' fluisterde ze.
'Je hebt een grote overwinning voor ons behaald. Minkel is gedood op het moment dal hij het koffertje openmaakte. En volgens de berichten zijn andere vrienden van het Zionisme ernstig gewond. Ze zijn nog aan het tellen.' Er lag een woeste voldoening in zijn stem.' Ze spreken van een schanddaad. Een grote schok. Een koelbloedige moord. Ze zouden eens een bezoek aan Rashidiyeh moeten brengen. Daar nodig ik de hete universiteit voor uit. Ze zouden eens in de schuilkelders moeten zitten en door machinegeweren worden neergemaaid als ze naar buiten komen. Ze zouden eens al hun botten moeten laten breken en moeten toezien hoe hun kinderen gemarteld worden. Maar morgen zal de hete wereld lezen dat de Palestijnen niet de arme zwarten van Zion zullen worden.'
De verwarming was krachtig genoeg, maar toch nog niet voldoende. Ze trok zijn jas nog strakker om zich heen. De revers waren van fluweel, en ze kon ruiken hoe nieuw hij nog was.
'Wil je me vertellen hoe het ging?' informeerde hij.
Ze schudde haar hoofd. De stoelen hadden een zachte pluchen bekleding, de motor was geruisloos. Ze luisterde naar andere auto's, maar hoorde niets. Ze keek in het spiegeltje. Niets achter haar, niets voor haar. Wanneer was dat ooit wel zo geweest? Ze zag dat Khalils donkere ogen haar aanstaarden.
'Wees maar niet bang. Wij zullen voor je zorgen. Dat beloof ik je. Ik ben blij dat je verdriet hebt. Anderen die mensen hadden gedood, lachten en vierden de overwinning. Ze werden dronken en gooiden hun kleren uit als beesten. Dat heb ik allemaal gezien. Maar jij -jij huilt. Dat is heel goed.'
Het huis stond aan een meer, in een diepe vallei. Khalil reed er twee keer langs voordat hij de opril insloeg, en de ogen waarmee hij de zijkant van de weg verkende waren Josephs ogen - donker, vastberaden en alziend.
Het was een heel moderne bungalow, het buitenhuis van een welgesteld man. Met witte muren, Moorse ramen en een schuin rood dak waarop de sneeuw niet was blijven liggen. De garage was eraan vast- gebouwd. Hij reed naar binnen en de deuren gingen dicht. Toen zette hij de motor af en haalde een automatisch pistool met een lange loop van onder zijn jasje te voorschijn. Khalil, de éénarmige schutter. Zij bleef in de auto zitten, starend naar de sleetjes en de houtblokken die
tegen de achterwand lagen opgeslagen. Hij deed het portier open.
'Loop maar achter me aan. Houd drie meter afstand, niet minder.'
Een stalen zijdeur gaf toegang tot een gang. Ze wachtte en volgde hem toen. De lichten in de huiskamer waren al aangestoken en een houtvuur brandde in de haard. Een bank bekleed met paardeleer. Burgerlijk rustiek meubilair. Een zware houten tafel, gedekt voor twee. En in een ijsemmer op een smeedijzeren voet, één fles wodka.
'Blijf hier,' zei hij.
Ze bleef middenin de kamer staan, haar handtas in beide handen geklemd, terwijl hij alle kamers doorliep, zo zachtjes dat ze niets anders hoorde dan het openen en sluiten van de kasten. Ze begon weer hevig te rillen. Hij kwam terug naar de huiskamer, legde zijn pistool weg. hurkte voor de haard en begon het vuur flink op te stoken. Om de wilde dieren weg te houden, dacht ze, terwijl ze naar hem keek. En de schapen te beschermen. Het vuur loeide nu, en ze ging op de bank ervoor zitten. Hij zette de televisie aan. Er werd een oude zwart-witfilm vertoond van de taverna op de heuvel. Hij zette het geluid niet harder, maar ging voor haar staan.
'Wil je een glas wodka?' vroeg hij beleefd. 'Ik drink niet, maar jij kunt gerust je gang gaan.'
Ze had er wel trek in, dus schonk hij wat voor haar in - veel te veel.
'Wil je roken?'
Hij hield haar een leren doos voor en gaf haar vuur.
Het licht in de kamer werd feller. Ze keek snel naar het tv-scherm en staarde recht in het opgewonden, veel te expressieve gezicht van de wezelachtige kleine Duitser die ze nog geen uur eerder naast Marty had gezien. Hij stond naast het politiebusje. Achter hem zag ze haar eigen stukje trottoir en de zijdeur van de collegezaal, afgezet met lichtgevende linten. Politiewagens, brandweerauto's en ambulances reden druk af en aan naar het afgezette gebied. Terreur is theater, dacht ze. De camera richtte zich nu op een paar groene zeilen, die tegen de regen over het terrein waren gespannen zolang het onderzoek duurde. Khalil zette het geluid harder en ze hoorde de gladde, fraai gemoduleerde slem van Alexis, met op de achtergrond de sirenes van de ambulances.
'Wat zegt hij?' vroeg ze.
'Hij heeft de leiding van het onderzoek. Wacht. Ik zal het je zo wel vertellen.'
Alexis verdween weer, om plaats te maken voor een studio-opname van Oberhauser, die ongedeerd was.
'Dat is de idioot die de deur voor me open deed,' zei ze.
Khalil wenkte dat ze haar mond moest houden. Ze luisterde en besefte met een afstandelijke nieuwsgierigheid dat Oberhäuser bezig was een beschrijving van haar te geven. Ze ving het woord 'Süd-Afrika' op, en een opmerking over bruin haar; ze zag zijn hand omhoog gaan om haar bril te beschrijven, en de camera richtte zich nu op een trillende vinger die net zo'n bril aanwees als zij van Tayeh had gekregen.
Na Oberhauser kwam een eerste reconstructietekening van de verdachte, die op niemand leek, behalve misschien op een oud reclamebiljet voor een vloeibaar laxeermiddel dat tien jaar geleden levensgroot op de stations te zien was geweest. Daarna kwam een van de twee politiemannen die met haar gesproken hadden, om schuldbewust zijn eigen beschrijving daaraan toe te voegen.
Khalil zette de televisie af en kwam toen weer voor haar staan.
'Mag ik?' vroeg hij verlegen.
Ze pakte haar handtas en zette hem aan haar andere kant, zodat hij kon gaan zitten. Zoemde dat ding? Of piepte het? Was het een microfoon? Hoe werkte het, verdomme?
Khalil sprak heel zorgvuldig, als een ervaren arts die zijn diagnose gaf.
'Je loopt enig risico,' zei hij. 'Oberhauser kan je zich herinneren, net als zijn vrouw, die politiemannen en verscheidene mensen in het hotel. Je lengte, je figuur, je Engels, je acteertalent. En hetaas was er ook een Engelse die een deel van je gesprek met Minkel heeft opgevangen en hetemaal niet gelooft dat je een Zuidafrikaanse was, maar een Engelse. Je signalement is dus aan Londen doorgegeven en we weten dat de Engelsen al slechte dingen van je dachten. Hier is de hete omgeving in staat van alarm gebracht, met wegversperringen, controleposten - iedereen struikelt over zijn eigen benen. Maar je hoeft je geen zorgen te maken.' Hij pakte haar hand en hield hem stevig vast. 'Ik zal je beschermen met mijn leven. Vannacht zullen we veilig zijn. Morgen zullen we je naar Berlijn smokkelen en je naar huis sturen.'
'Naar huis,' zei ze.
'Je bent nu een van ons. Je bent onze zuster. Fatmeh zegt dat je onze zuster bent. Je hebt geen thuis, maar je hoort bij een grote familie. Wij kunnen je een nieuwe identiteit geven, of je kunt naar Fatmeh gaan en bij haar blijven wonen zolang je wilt. Ook al zou je nooit meer vechten, dan zullen we nog voor je blijven zorgen. Om Michet. Om wat je voor ons hebt gedaan.'
Zijn trouw was afschuwelijk. Haar hand lag nog in de zijne: zijn greep was krachtig en geruststellend. Zijn ogen glansden met een bezitterige trots. Ze stond op en liep de kamer uit, met haar handtas bij zich.
Een tweepersoonsbed, en een brandende elektrische haard, met beide staven aan, ongeacht de kosten. Een boekenplank met de bestsellers uit Nergenshuizen: I'm Okay, You're Okay; The Joy of Sex. Het beddegoed was teruggeslagen. Daarachter lag de badkamer, met hout betimmerd, en een aangrenzende sauna. Ze haalde de radio uit haar tas en keek ernaar. Het was haar oude, tot aan het laatste krasje. Alleen wat zwaarder, wat steviger in haar hand. Wacht tot hij slaapt. Tot ik slaap. Ze staarde naar zichzelf. Die reconstructietekening was toch niet zo slecht geweest. Een land zonder volk, voor een volk zonder land. Eerst borstelde ze haar handen en haar nagels; toen kleedde ze zich in een opwelling hetemaal uit en nam een lange douche, al was het alleen maar om nog even uit de warmte van zijn vertrouwen te kunnen blijven. Ze overgoot zichzelf met bodylotion uit het kastje boven de wastafel. Ze bekeek met belangstelling haar eigen ogen; ze deden haar denken aan Fatima, het Zweedse meisje in het opleidingskamp - ze hadden diezelfde woedende leegte van een geest die had geleerd het risico van mededogen uit te bannen. Precies diezelfde zelfhaat. Toen ze weer terugkwam in de kamer was hij bezig eten op tafel te zetten. Koud vlees, kaas, een fles wijn. De kaarsen waren al aangestoken. Hij trok een stoel voor haar achteruit op de meest elegante Europese wijze. Ze ging zitten; hij zat tegenover haar en begon meteen te eten, met de natuurlijke concentratie waarmee hij alles altijd deed. Hij had gedood, en nu zat hij te eten: beter kon het toch niet? Mijn waanzinnigste maaltijd, dacht ze. Mijn slechtste en mijn waanzinnigste. Als er een violist naar ons tafeltje komt zal ik hem vragen om Moon River te spelen.
'Heb je nog steeds spijt van wat je gedaan hebt?' vroeg hij belangstellend, zoiets als: 'Is je hoofdpijn al over?'
'Het zijn zwijnen,' zei ze, en meende het. 'Meedogenloze, moordzuchtige -' Ze begon te huilen maar had zichzelf meteen weer in de hand. Haar mes en vork trilden zo heftig dat ze ze neer moest leggen. Ze hoorde een auto voorbijkomen; of was het een vliegtuig? Mijn handtas, dacht ze chaotisch - waar heb ik die gelaten? In de badkamer, ver van zijn nieuwsgierige vingers. Ze pakte haar vork weer op en zag dat Khalils mooie, ongetemde gezicht haar boven het flakkerende kaarslicht bestudeerde, net zoals Joseph dat had gedaan op die heuvel bij Delphi.
'Misschien probeer je ze te veel te haten,' opperde hij, als een remedie.
Het was het slechtste stuk dat ze ooit had gespeeld, en het ergste etentje. Haar heftige neiging om de spanning in één keer te breken was even groot als de neiging zichzelf te breken. Ze stond op en hoorde haar mes en vork op de grond kletteren. Ze kon hem nog net zien door haar wanhopige tranen heen. Ze begon haar jurk los te knopen, maar haar handen waren zo onbeheerst dat ze haar niet meer gehoorzaamden. Ze liep om de tafel heen naar hem toe en hij was al half opgestaan toen ze hem overeind trok. Zijn armen sloten zich om haar heen, hij kuste haar, tilde haar Kien op en droeg haar als zijn gewonde kameraad naar de slaapkamer. Daar legde hij haar op bed en plotseling, God wist door wat voor wanhopige chemische reactie van haar lichaam en haar geest, was ze bezig hem te nemen. Ze lag bovenop hem en kleedde hem uit. Ze trok hem in haar alsof hij de laatste man op aarde was, op de laatste dag van de wereld; om zichzelf en hem te vernietigen. Ze verslond hem, ze zoogde hem, ze propte hem in de schreeuwende lege ruimte van haar schuld en haar eenzaamheid. Ze huilde, ze schreeuwde tegen hem, ze vulde haar eigen verraderlijke mond met hem, draaide hem naar zich toe en liet het gewicht van zijn wilde lichaam elke herinnering aan zichzelf en Joseph uitwissen. Ze voelde hem klaarkomen, maar hield hem uitdagend tegen zich aan geklemd toen hij al lang niet meer bewoog, met haar armen om hem heen terwijl ze zich verschool voor de naderende storm.
Hij sliep niet, maar hij doezelde wel. Hij lag met zijn warrige donkere hoofd op haar schouder, en zijn goede arm nonchalant over haar borst.
'Salim had wel geluk," mompelde hij met een lachje in zijn stem. 'Een meisje als jij, dat is iets om voor te sterven.'
'Wie zegt dat hij voor mij gestorven is?'
'Tayeh zei dat dat niet uitgesloten was.'
'Salim is voor de revolutie gestorven. De Zionisten hebben hem opgeblazen in zijn auto.'
'Hij heeft zichzelf opgeblazen. We hebben veel Duitse politierapporten over het incident gelezen. Ik had hem gezegd om nooit bommen te maken, maar hij is ongehoorzaam geweest. Hij had geen talent voor dat werk. Hij was geen vechter van nature.'
'Wat is dat voor geluid?' vroeg ze, terwijl ze van hem weg rolde.
Het was een soort gekraak, als van ritselend papier, een paar keer achter elkaar en toen niets meer. Ze stelde zich een auto voor, die met afgezette motor zachtjes over het grind rolde.
'Er is iemand aan het vissen op het meer,' zei Khalil.
'Op dit uur van de nacht?'
'Heb jij nooit 's nachts gevist?' lachte hij slaperig. 'Ben je nog nooit met een bootje de zee opgegaan, met een lamp, om de vissen met je blote handen te vangen?'
'Word eens wakker. Praat tegen me.'
'We kunnen beter gaan slapen.'
'Dat kan ik niet. Ik ben bang.'
Hij begon haar een verhaal te vertellen over een nachtelijke missie die hij langgeleden in Galilea had volbracht, samen met twee anderen. Hoe ze in een roeiboot de zee waren overgestoken, en hoe alles zo mooi was geweest dat ze hetemaal waren vergeten waarvoor ze eigenlijk gekomen waren, en in plaats daarvan waren gaan vissen. Ze onderbrak hem.
'Het was geen boot,' hield ze vol. 'Het was een auto. Ik heb het weer gehoord. Luister.'
'Het was een boot,' zei hij slaperig.
De maan had een opening tussen de gordijnen gevonden en wierp zijn stralen over de vloer naar hen toe. Ze stond op, liep naar het raam en staarde naar buiten zonder de gordijnen aan te raken. Overal om hen heen lagen dennebossen, het maanlicht op het meer leek een witte trap die afdaalde naar het binnenste van dc wereld. Maar er was nergens een boot te zien, en geen lamp om de vissen te lokken. Ze kroop weer in bed en zijn rechterhand gleed over haar heen en trok haar naar zich toe, maar toen hij haar weerstand voelde trok hij zich voorzichtig terug en draaide zich loom op zijn rug.
'Praat tegen me,' zei ze weer. 'Khalil. Word eens wakker.' Ze schudde hem heftig door elkaar en kuste hem toen op zijn lippen. 'Wakker worden.' zei ze weer.
Dus schudde hij zichzelf weer wakker, want hij was een aardige man, die gezegd had dat ze voortaan zijn zuster was.
'Weetje wat zo vreemd was aan jouw brieven aan Michet?' vroeg hij. 'Dal pistool. "Van nu af aan zal ik dromen van jouw hoofd op mijn kussen, en je pistool eronder." Dingen die geliefden tegen elkaar zeggen. Heel mooi.'
'Waarom was dat zo vreemd. Vertel eens.'
'Ik heb eens precies zo'n gesprek met hem gehad. Over hetzelfde onderwerp. "Luister eens, Salim." zei ik legen hem. "Alleen cowboys slapen met hun wapen onder hun kussen. Ook al vergeet je alles wat ik je verder heb geleerd, onthoud dan dit: als je in bed ligt leg je pistool dan naast je, waar je het beter kunt verbergen, en waar het dichter bij je hand is. Leer om op die manier te slapen. Zelfs als je een vrouw bij je hebt." En hij zei dat hij dat zou doen. Dat beloofde hij altijd. En dan vergat hij het weer. Of vond een andere vrouw. Of een nieuwe auto.'
'Dus hij overtrad steeds de regels?' vroeg ze. en pakte toen zijn gehandschoende hand. keek ernaar in het halfduister en kneep één voor één in de dode vingers. Ze bestonden allemaal uil vulling, behalve de pink en de duim.
'Waar heb je dit aan te danken?' vroeg ze opgewekt. 'Aan de muizen? Wie heeft dit gedaan, Khalil? Wakker worden!'
Het duurde lang voordat hij antwoord gaf. 'Op een dag, in Beiroet, deed ik iets stoms, net als Salim. Ik zit op kantoor en de post komt. Ik heb haast, ik verwacht een pakje, en ik maak het open! Dat was dus een vergissing.'
En? Wat gebeurde er? Je maakte het open en er klonk een knal, of niet? Daar gingen je vingers. Is dat ook wat er met je gezicht is gebeurd?'
'Toen ik in het ziekenhuis weer bijkwam, zag ik Salim. En zal ik je eens wat vertellen? Hij was heel blij dat ik iets stoms had gedaan. "Als je de volgende keer weer een pakje wilt openmaken, laat het dan eerst aan mij zien of lees het poststempel," zei hij. "Als het uit Tel Aviv komt, kun je het beter aan de afzender terugsturen." '
'Waarom maak je dan je eigen bommen? Als je maar één hand hebt?'
Het antwoord lag in zijn stilzwijgen. Op zijn schemerige, roerloze gezicht dat naar haar toe lag gekeerd, met die strakke, ernstig starende blik van de vechter. Het antwoord lag in alles wat zij had gezien sinds die avond waarop ze een contract had getekend voor het theater van de werkelijkheid. Voor Palestina, luidde dat antwoord. Voor Israël. Voor God. Voor mijn heilige bestemming. Om die schoften betaald te zetten wat ze mij hebben aangedaan. Om het onrecht te herstellen. Met onrecht. Totdat alle rechtvaardigen aan stukken zijn geblazen, en de gerechtigheid eindelijk de kans krijgt om uit de puinhopen op te staan en door de lege straten te lopen.
Plotseling wilde hij haar, en kon ze hem niet afweren.
'Liefste,' fluisterde ze. 'Khalil. O, Jezus. O, liefste. Toe.'
En wat hoeren verder nog zeggen.
Het was al licht, maar nog steeds hield ze hem uit zijn slaap. In het bleke ochtendlicht voelde ze zich opeens heel hetder en licht in het hoofd. Kussend en strelend gebruikte ze alle trucs die ze kende om hem wakker te houden, en zijn hartstocht brandend. Jij bent de beste, fluisterde ze tegen hem, en ik geef nooit eerste prijzen. De sterkste, de dapperste, de meest bedreven minnaar die ik ooit heb gehad. O, Khalil, Khalil, Jezus, o, als jeblieft. Beter dan Salim? vroeg hij. Geduldiger dan Salim, koesterender, dankbaarder. Beter dan Joseph, die me jou op een presenteerblaadje heeft aangeboden.
'Wat is er?' vroeg ze toen hij zich opeens van haar losmaakte. 'Heb ik je pijn gedaan?'
In plaats van te antwoorden stak hij zijn goede hand uit en kneep met een bevelend gebaar heel zachtjes haar lippen op elkaar. Toen richtte hij zich voorzichtig op zijn elleboog op. Ze luisterde met hem mee. Het geklapper van een watervogel die opvloog uit het meer. Het geschreeuw van ganzen. Het kraaien van een haan, het luiden van een klok. En dat alles vreemd dichtbij door het besneeuwde land. Ze voelde de matras naast zich omhoog komen.
'Geen koeien,' zei hij zachtjes, vanaf het raam.
Hij stond opzij van het venster, nog steeds naakt, maar met zijn pistool al aan de riem over zijn schouder. En één moment verbeeldde ze zich in die verschrikkelijke spanning dat ze het spiegelbeeld van Joseph tegenover hem zag staan, in het rode schijnsel van de elektrische haard en alleen van hem gescheiden door het dunne gordijn.
'Wat zie je?' fluisterde ze ten slotte, niet in staat de spanning nog langer te verdragen.
'Geen koeien. En geen vissers. En geen fietsen. Ik zie veel te weinig.'
In zijn stem klonk de spanning van de actie. Zijn kleren lagen nog naast het bed waar zij ze in hun hartstocht had neergegooid. Hij trok zijn donkere broek en zijn witte hemd aan en gespte het pistool op zijn plaats onder zijn oksel.
'Geen auto's, geen passerende lichten,' zei hij effen. 'Niet één arbeider op weg naar zijn werk. En geen koeien.'
'Misschien worden ze gemolken.'
Hij schudde zijn hoofd. 'Nee, dat gebeurt pas over twee uur.'
'Het zal de sneeuw zijn. Daarom houden ze ze in de stal.'
Iets in haar stem viel hem plotseling op; nu hij zijn zintuigen had gescherpt, was hij zich ook meer van haar bewust. 'Waarom zoek je excuses voor hen?'
'Dat doe ik niet. Ik probeer alleen -'
'Waarom zoek je excuses voor het ontbreken van enig leven rondom dit huis?'
'Om je angst weg te nemen. Om je gerust te stellen.'
Er was een idee bij hem opgekomen - een verschrikkelijk idee. Hij las het op haar gezicht, in haar naaktheid. En zij, op haar beurt, voelde zijn verdenkingen vorm krijgen. 'Waarom wil je mijn angst wegnemen? Waarom ben je banger voor mij dan voor jezelf?'
'Dat ben ik niet.'
'Je bent een vrouw die wordt gezocht. Waarom ben je dan toch in staat mij zo te beminnen? Waarom wil je mij geruststellen en praat je niet over je eigen veiligheid? Wat voor schuldgevoelens zijn er in je geest?'
'Hetemaal geen. Ik vond het niet prettig om Minkel te doden. Ik wil hier vandaan. Khalil?'
'Heeft Tayeh gelijk? Is mijn broer uiteindelijk toch voor jou gestorven? Geef antwoord, als jeblieft,' drong hij aan, heel, heel zachtjes. 'Ik wil een antwoord.'
Haar hete lichaam smeekte hem om vergiffenis. Haar gezicht gloeide op een verschrikkelijke manier. Het zou eeuwig blijven branden.
'Khalil, kom weer naar bed,' fluisterde ze. 'Hou van me. Kom terug.'
Waarom was hij zo ontspannen als ze het hete huis hadden omsingeld? Hoe kon hij haar zo aanstaren terwijl het net zich elke seconde strakker om hem heen sloot?
'Hoe laat is het?' vroeg hij, terwijl hij haar nog steeds aanstaarde. 'Charlie?'
'Vijf uur. Half zes. Wat doet dat ertoe?'
'Waar is je klok? Je kleine klokradio? Ik wil weten hoe laat het is.'
'Ik weet het niet. In de badkamer.'
'Blijf waar je bent, als jeblieft. Anders zal ik je misschien doden. We zullen zien.'
Hij ging hem halen en gaf hem haar in bed.
'Maak hem als jeblieft voor me open.' zei hij en keek toe hoe ze met het klepje worstelde.
'Hoe laat is het nu. Charlie?' vroeg hij weer, op een angstaanjagend luchtige toon. 'Zou je me als jeblieft willen vertellen hoe laat het op je klokje is?'
'Tien voor zes. Later dan ik dacht.'
Hij griste het uit haar hand en bekeek de wijzerplaat. Digitaal, vierentwintig uur. Hij zette de radio aan en er kwam muziek uit voor hij hem weer afzette. Toen hield hij hem tegen zijn oor en woog hem schattend op zijn hand.
'Sinds je gisteravond bij me wegging heb je toch niet veel tijd voor jezelf gehad, zou ik denken. Is dat zo? Hetemaal geen tijd, zelfs.'
'Nee.'
'Hoe heb je dan nieuwe batterijen voor deze klokradio kunnen kopen?'
'Dat heb ik niet gedaan.'
'Hoe kan het dan dat hij toch werkt?'
'Dat was niet nodig, de batterijen waren nog niet op, hij kan jaren spelen op één stel, ik doe er een speciaal type in - die extra lang...'
Ze was aan het eind van haar verzinsels. Volledig en voorgoed, tot in alle eeuwigheid, want eindelijk herinnerde ze zich het moment op de heuvel dat ze naast de Coca-Cola-auto had gestaan terwijl hij haar fouilleerde. En het moment dat hij de batterijen in zijn zak had laten glijden voordat hij de klokradio weer in haar tas had gedaan en die in de auto had gegooid.
Hij was zijn belangstelling voor haar verloren. Zijn interesse gold alleen nog de radio. 'Breng die indrukwekkende radio naast het bed eens hier, Charlie. We zullen een klein experiment uitvoeren. Een interessant technisch experiment met een hoogfrequente radio.'
'Kan ik iets aantrekken?' fluisterde ze. Ze trok haar jurk aan en bracht hem toen de radio van het nachtkastje, een modern type van zwart plastic met een luidspreker als de kiesschijf van een telefoon. Khalil legde de klokradio ernaast, zette toen de zwarte radio aan en zocht de kanalen af, tot het ding opeens begon te janken als een gewond dier, van hoog naar laag, als de sirene bij een luchtalarm. Toen pakte hij de klokradio, klapte met zijn duim het dekseltje open en schudde de batterijen op de grond, zoals hij de vorige avond ook gedaan moest hebben. Meteen hield het janken op. Als een kind dat een geslaagd experiment heeft volbracht hief Khalil zijn hoofd op en deed of hij glimlachte. Ze probeerde hem niet aan te kijken, maar ze moest wel.
'Voor wie werk je, Charlie? Voor de Duitsers?'
Ze schudde haar hoofd.
'Voor de Zionisten?'
Hij legde haar stilzwijgen uit als een bevestiging.
'Ben je Joods?'
'Nee.'
'Geloof je in Israël? Wat ben je dan?'
'Niets,' zei ze.
'Ben je Christelijk? Zie je de Joden als de grondleggers van jouw grote geloof?'
Weer schudde ze haar hoofd.
'Is het om het geld? Hebben ze je omgekocht? Gechanteerd?'
Ze wilde schreeuwen. Ze balde haar vuisten en zoog haar longen vol, maar de chaos verstikte haar, en in plaats daarvan begon ze te snikken. 'Het was om mensenlevens te redden. Om mee te doen. Om iets te zijn. Ik hield van hem.'
'Heb je mijn broer verraden?'
De brok in haar keel verdween, om plaats te maken voor een dodelijk vlakke toon. 'Ik heb hem nooit gekend. Ik heb nog nooit van mijn leven een woord met hem gewisseld. Ze hebben me hem laten zien voordat ze hem vermoordden, en de rest is allemaal verzonnen. Onze romance, mijn bekering - alles. Ik heb die brieven zelfs niet geschreven. Dat hebben zij gedaan. Ook zijn brief aan jou, waarin hij je over mij vertelde. Ik ben verliefd geworden op mijn contactman. Dat is alles.'
Langzaam, totaal niet agressief, stak hij zijn linkerhand uit en raakte de zijkant van haar gezicht aan, ogenschijnlijk om zich ervan te overtuigen dat ze echt was. Toen keek hij naar de toppen van zijn vingers, en toen weer naar haar, terwijl hij op de een of andere manier een vergelijking trok.
"En jij hoort tot diezelfde Engelsen die mijn land hebben weggegeven.' merkte hij zachtjes op, alsof hij het nog nauwelijks kon geloven.
Hij hief zijn hoofd op en terwijl hij dat deed zag ze hoe zijn gezicht afkeurend weggerukt werd en daarna, door de kracht van het projectiel waarmee Joseph hem had geraakt, vlam vatte. Charlie had geleerd om stil te staan als ze de trekker overhaalde, maar Joseph deed dat niet. Hij vertrouwde er niet op dat de kogels hun werk zouden doen, maar rende ze achterna, om zelf nog sneller bij het doelwit te zijn. Hij kwam de deur door stormen als een doodgewone indringer, maar in plaats van te blijven staan gooide hij zichzelf naar voren terwijl hij vuurde. En hij vuurde met uitgestrekte armen, om de afstand nog kleiner te maken. Ze zag Khalils gezicht openbarsten, ze zag hem rondtollen en zijn armen naar de muur uitspreiden alsof hij die om hulp smeekte. Dus drongen de kogels nu zijn rug binnen en bedierven zijn witte overhemd. Zijn handen drukten zich plat tegen de muur - één van leer en een echte - en zijn kapotte lichaam gleed voorover tot hij als een rugby-speler op de grond hurkte, terwijl hij wanhopig probeerde zich een weg door de muur te banen. Maar tegen die tijd was Joseph al dicht genoeg bij hem om zijn voeten onder hem vandaan te trappen en zo zijn laatste val te bespoedigen. Na Joseph kwam Litvak, die zij kende als Mike en die ze er altijd al van had verdacht, realiseerde ze zich nu, dat hij een ongezond karakter had. Terwijl Joseph een stap achteruit deed, knielde Mike op de grond en joeg Khalil nog één laatste, goedgerichte kogel door zijn nek, wat onnodig moest zijn geweest. Mike werd gevolgd door ongeveer de hetft van alle beulen ter wereld, in zwarte duikerspakken, en daarna kwamen Marty en de Duitse wezel en tweeduizend ziekenbroeders met brancards en ambulancechauffeurs en dokters en ernstige vrouwen die haar vasthielden, het braaksel van haar af veegden en haar de gang door loodsten, Gods buitenlucht in, hoewel de kleverige warme geur van bloed haar neus en haar keel nog verstikte.
Een ambulance reed achteruit naar de voordeur toe. Er stonden flessen met bloed in, en ook de dekens waren rood, dus weigerde ze eerst om in te stappen. Ze verzette zich zelfs met kracht en waarschijnlijk sloeg ze ook om zich heen, want een van de vrouwen die haar vasthielden liet haar opeens los en draaide zich om met haar hand tegen haar gezicht. Ze was doof geworden, dus drong haar eigen geschreeuw maar heel vaag tot haar door, maar haar voornaamste zorg was om haar jurk uit te trekken, deels omdat ze een hoer was, en deels omdat er zoveel van Khalils bloed op zat. Maar die jurk kwam haar nog vreemder voor dan de vorige avond en ze wist niet meer of hij nu knopen of een rits had, dus besloot ze om het maar zo te laten. Toen doken Rachet en Rose aan weerskanten van haar op, en grepen haar allebei bij een arm, precies zoals ze hadden gedaan in dat huis in Athene, toen ze daar was aangekomen voor haar auditie voor het theater van de werkelijkheid. Uit ervaring wist ze dus dat verzet zinloos was. Ze duwden haar het trapje op, de ambulance in, en gingen aan weerskanten van haar zitten, op een van de bedden. Ze keek omlaag en zag al die dwaze gezichten die haar aanstaarden - de harde jongens met hun stoere hetdenblik, Marty en Mike, Dimitri en Raoul en nog andere vrienden, van wie ze er een paar nog niet kende. Toen weck de menigte uiteen en zag ze Joseph verschijnen, die zo attent was geweest om het wapen waarmee hij Khalil had doodgeschoten weg te leggen, maar hetaas nog wel heel wat bloed op zijn jeans en zijn gymschoenen had. Hij liep naar het trapje toe en keek naar haar op. En eerst leek het alsof ze naar haar eigen gezicht staarde, omdat ze precies dezelfde dingen in hem zag die ze in zichzelf zo haatte. Dus voltrok zich een soort karakterruil, waarbij zij zijn rol van moordenaar en pooier op zich nam en hij, vermoedelijk, haar rol van lokvogel, hoer en verraadster.
Totdat er plotseling, terwijl ze hem bleef aanstaren, nog een laatste restje woede in haar opvlamde en haar de identiteit teruggaf die hij van haar gestolen had. Ze stond op en Rose noch Rachet was op tijd om haar weer omlaag te trekken. Ze haalde heel diep adem en schreeuwde ' Weg!' tegen hem - tenminste, zo klonk het, dacht ze. Maar het had ook 'Nee!' kunnen zijn. Het deed nauwelijks ter zake.