9
Maar ook al was Charlie daar misschien vast van overtuigd, toch vormde zij die nacht niet het enige centrum van Josephs heelal. En dat gold ook voor Kurtz, en zeker voor Michet.
Lang voordat Charlie en haar vermeende minnaar afscheid hadden genomen van hun Atheense villa - toen ze, althans in de Fictie, nog na een hartstochtelijke nacht in eikaars armen lagen te slapen -- zaten Kurtz en Litvak al in een Lufthansa-toestel op weg naar München. Ze zaten keurig gescheiden van elkaar en reisden onder verschillende nationaliteiten: Kurtz had een Frans paspoort, Litvak een Canadees. Na de landing haastte Kurtz zich meteen naar het Olympische Dorp, waar de zogenaamde Argentijnse fotografen al ongeduldig op hem wachtten, en vertrok Litvak naar het Hotel Bayerischer Hof, waar hij werd begroet door een munitie-expert die hij alleen als Jacob kende, een zuchtende, exotische figuur in een smerig suède jasje, die een stapel grootschalige kaarten bij zich had, in een plastic map met drukkertjes. Vermomd als landmeter had Jacob de afgelopen drie dagen uitgebreide metingen verricht langs de Autobahn van München naar Salzburg. Zijn opdracht was te berekenen wat het vermoedelijke effect zou zijn - in verschillende weersomstandigheden en verkeerssituaties - van een zware explosie aan de kant van de weg in de vroege uren van een doordeweekse ochtend. Bij verscheidene uitstekende pollen koffie in de lounge bespraken de twee mannen Jacobs voorlopige suggesties en toen reden ze op hun gemak in een huurauto het hete stuk van honderdveertig kilometer samen nog eens langs, lot ergernis van het snellere verkeer; ze stopten bijna overal waar dat mocht, en ook op sommige punten waar het niet mocht.
Van Salzburg reisde Litvak alleen naar Wenen door, waar frisse troepen op hem wachtten met nieuw vervoer. In een geluiddichte vergaderzaal van de Israëlische ambassade gaf Litvak ze hun instructies, en nadat hij daar nog enkele andere zaken had geregeld en de laatste berichten uit München had doorgelezen, ging hij met ze naar het zuiden, een ongeregelde toeristenkaravaan op weg naar de Joegoslavische grens. Daar bezichtigden ze met de openheid van zomerse dagjesmensen allerlei parkeerplaatsen, spoorwegstations en pittoreske marktpleintjes, totdat ze zich ten slotte verspreidden over een paar eenvoudige pensions in de buurt van Villach. Toen zijn net eenmaal was uitgezet, haastte Litvak zich weer terug naar München, om na te denken over het volgende belangrijke punt: de bereiding van het lokaas.
De ondervraging van Yanuka ging zijn vierde dag in toen Kurtz arriveerde om de leiding over te nemen, en was tot dan toe verontrustend glad verlopen.
'Jullie krijgen maximaal zes dagen de tijd met hem,' had Kurtz in Jeruzalem zijn twee ondervragers gewaarschuwd. 'Daarna is er aan jullie fouten - en de zijne - niets meer te veranderen.'
Het was een karwei naar Kurtz' hart. Als hij op drie plaatsen tegelijk had kunnen zijn in plaats van slechts twee, dan had hij het hetemaal zelf gedaan, maar dat ging niet en daarom had hij zich laten vervangen door deze twee potige specialisten in de zachte aanpak, beroemd om hun subtiele acteerprestaties en hun gezamenlijke, wat sinistere vrolijkheid. Ze waren geen familie van elkaar, en voor zover bekend gingen ze ook niet met elkaar naar bed, maar ze hadden al zo lang samengewerkt dat hun vriendelijke gezichten een soort gelijkenis waren gaan vertonen, en toen Kurtz hen voor het eerst naar het huis in de Disraeli Street ontbood, legden ze hun vier handen op de tafelrand als de poten van twee grote honden. Eerst had hij ze hard aangepakt, omdat hij jaloers op ze was, en in een stemming was om het als een nederlaag te beschouwen dat hij iets moest delegeren. Hij had ze alleen een vaag idee van de operatie gegeven en hun toen opgedragen Yanuka's dossier te bestuderen en zich pas weer te melden als ze het uit hun hoofd kenden. Toen ze naar zijn oordeel veel te snel weer terug waren, had hij hen zelf aan een kruisverhoor onderworpen, scherpe vragen stellend over Yanuka's jeugd, zijn manier van leven en zijn gewoonten - alles om ze van hun stuk te brengen. Maar ze maakten geen enkele fout. Dus had hij met tegenzin zijn Literaire Comité laten komen, bestaande uit Miss Bach, de schrijver Leon en de oude Schwili, die in de afgelopen weken hun respectieve eigenaardigheden tot een hecht team hadden samengesmeed. Kurtz' instructies bij deze gelegenheid vormden een klassiek voorbeeld van de kunst der onduidelijkheid.
'Miss Bach hier heeft de supervisie en houdt alle touwtjes in handen,' was hij begonnen, om de nieuwe jongens op de hoogte te brengen. Na vijfendertig jaar was zijn Hebreeuws nog steeds berucht slecht. 'Miss Bach verwerkt al het ruwe materiaal dat ze krijgt. Zij stelt de bulletins op die worden uitgezonden. Zij geeft Leon zijn richtlijnen, controleert zijn stukken en zorgt ervoor dat ze in het correspondentieconcept als geheel passen.' Wat de ondervragers er aanvankelijk ook van begrepen hadden, nu wisten ze nog minder. Maar ze hadden hun mond gehouden. 'Als Miss Bach een stuk heeft goedgekeurd, houdt ze een bespreking met Leon en meneer Schwili.' Het was zeker een eeuw geleden dat iemand Schwili 'meneer' had genoemd. 'Bij die bespreking worden het papier, de inkt en de pennen gekozen en de emotionele en fysieke toestand van de schrijver binnen de Fictie bepaald. Is hij of zij opgewekt of gedeprimeerd? Is hij of zij boos? Bij al die punten wordt steeds de Fictie in al zijn facetten in aanmerking genomen.' Ondanks de vastberaden pogingen van hun nieuwe chef om zijn verhaal zo vaag mogelijk te houden, waren de twee ondervragers langzamerhand toch de omtrekken gaan ontwaren van het plan waar ze nu deel van uitmaakten. 'Misschien heeft Miss Bach in haar dossier ook een oorspronkelijk voorbeeld van het handschrift - een brief, een kaart of een agenda - dat als model kan dienen. Misschien ook niet.' Met zijn rechterarm had Kurtz die twee mogelijkheden over het bureau naar hen toe gegooid. 'Pas nadat al deze procedures zijn afgewerkt, en niet eerder, begint meneer Schwili met zijn vervalsing. Dat doet hij prachtig. Hij is geen gewone vervalser, maar een kunstenaar,' had hij hen gewaarschuwd en dat konden ze maar beter onthouden. 'Als meneer Schwili klaar is, geeft hij zijn werk meteen aan Miss Bach, voor een laatste controle en voor de vingerafdrukken. Zij registreert het dan en slaat het op. Vragen?'
De ondervragers hadden verlegen geglimlacht en hem verzekerd van niet.
'Begin maar aan het eind.' blafte Kurtz hen nog na. 'Later kun je dan
naar het begin teruggaan, als daar nog tijd voor is.'
Andere besprekingen waren gewijd geweest aan de lastiger vraag hoe ze Yanuka er in zo'n korte tijd toe konden krijgen om met hun plannen mee te werken. Opnieuw werden Misha Gavrons geliefde psychologen erbij gehaald, naar wie verplicht geluisterd werd voordat ze de deur uit werden gezet. Een verhandeling over hallucinogene en ondermijnende drugs sloeg beter aan, en haastig werd er naar andere ondervragers gezocht die daar succes mee hadden geboekt. Zoals steeds kwam er bij de gedegen lange-termijnplanning dus ook dat element van improvisatie waar Kurtz en alle anderen zo van hielden. Toen hun opdracht vaststond, stuurde Kurtz de ondervragers vooruit naar München om de licht- en geluidseffecten te regelen en de cipiers op hun rol voor te bereiden. Bij hun aankomst leken ze wel een muzikaal duo, met hun zware koffers van gebobbeld metaal, en hun Satchmo-pakken. Schwili's comité volgde een paar dagen later en nam discreet zijn intrek in de flat beneden; ze gaven zich uit voor postzegelhandelaren die naar München waren gekomen voor de grote veiling. De buren geloofden dat meteen. Joden, zeiden ze tegen elkaar, maar wat doet dat er tegenwoordig toe? Joden waren al lang weer genormaliseerd. En natuurlijk waren het handelaren, wat kon je anders verwachten? Als gezelschap hadden ze, afgezien van Miss Bachs draagbare databank, een verzameling taperecorders, koptelefoons, kratten met blikjes eten, en een magere jongen, 'Samuel de Pianist', die de kleine telex bediende die met Kurtz' centrale apparatuur verbonden was. In een speciale zak van zijn doorgestikte, met kapok gevulde vest droeg Samuel een grote Colt revolver, en als hij uitzond hoorden ze die tegen de tafel stoten; maar hij legde hem nooit weg. Hij was net zo'n rustig type als David uil de Atheense villa. Wat hun optreden betrof hadden het tweelingbroers kunnen zijn.
Miss Bach was verantwoordelijk voor de kamerindeling. Leon kreeg de kinderkamer, omdat hij zo rustig was. Aan de muren graasden herten met vochtige ogen vreedzaam van geweldige madeliefjes. Samuel kreeg de keuken, die op de achterplaats uitkwam, waar hij zijn antenne installeerde en er wat baby-sokjes aan te drogen hing. Maar toen Schwili de slaapkamer zag die hem als kantoor en als slaapplaats was toebedeeld, slaakte hij spontaan een kreet van ellende.
'Mijn licht! Lieve God, moetje dat licht zien! Daarbij zou je nog geen brief aan je eigen grootmoeder kunnen vervalsen.'
Leon, de nerveuze kunstenaar, was niet tegen die onverwachte uitbarstingopgewassen, maar de praktische Miss Bach zag meteen wat het probleem was: Schwili had meer daglicht nodig voor zijn werk, maar ook - na zijn lange opsluiting - voor zijn gemoedsrust. Meteen belde ze naar boven, de Argentijnse jongens verschenen, meubels werden onder haar leiding als speelgoedblokken heen en weer geschoven, en Schwili's bureau werd verplaatst naar de erker van de huiskamer, met uitzicht op groene bladeren en de hemel. Miss Bach hing zelf een extra dikke vitrage op, voor zijn privacy, en gaf Leon opdracht een verlengsnoer aan zijn dure Italiaanse lamp te zetten. Daarna vertrokken ze weer, op een knikje van Miss Bach, hoewel Leon hem vanuit zijn deuropening heimelijk in het oog hield.
Schwili installeerde zich in de laatste stralen van de avondzon en begon zijn kostbare pennen, inkt en papier uit te stallen, alles op zijn vaste plaats, alsof hij morgen examen moest doen. Toen deed hij zijn manchetknopen af en wreef langzaam zijn handen warm, hoewel het warm genoeg was, zelfs voor een oud-gevangene. Vervolgens zette hij zijn hoed af. Daarna trok hij één voor één aan zijn vingers en liet de gewrichten knakken om ze los te maken. En tenslotte ging hij zitten wachten, zoals hij zijn hete volwassen leven had gedaan.
De ster waar ze allemaal klaar voor zaten, kwam volgens schema nog diezelfde avond met het vliegtuig via Cyprus in München aan. Hij werd niet verwelkomd door flitsende cameralampen, want hij was vermomd als een patiënt op een brancard, begeleid door een ziekenbroeder en een privé-arts. De dokter was echt, maar zijn paspoort niet. En Yanuka was volgens zijn papieren een Britse zakenman die van Nicosia naar München was overgevlogen voor een dringende hartoperatie. Een indrukwekkend medisch dossier moest dat bewijzen, maar de autoriteiten op het Duitse vliegveld waren daar niet in geïnteresseerd. Eén blik op het akelige, levenloze gezicht van de patiënt was al genoeg. Een ambulance vertrok met het groepje in de richting van het ziekenhuis, maar ergens in een zijstraat dook hij - alsof het ergste al was gebeurd - de overdekte binnenplaats van een bevriende begrafenisondernemer in. In het Olympisch Dorp zag men hoe de Argentijnse fotografen en hun vrienden enige tijd later een wasserijmand met het opschrift 'BREEKBAAR, GLAS* uit hun aftandse minibus naar de dienstlift sleepten, ongetwijfeld, zeiden de buren, een nieuwe uitbreiding van hun toch al overdreven voorraad apparatuur. Enigszins geamuseerd vroegen ze zich af of de postzegelhandelaren beneden over hun muziekkeus zouden klagen: Joden klaagden overal over. Ondertussen werd boven de mand uitgepakt en met hulp van de dokter vastgesteld dat er onderweg niets beschadigd was. Even later hadden ze hem voorzichtig op de vloer van de geïsoleerde kloostercel gelegd, waar hij over een half uurtje wel zou bijkomen - hoewel het altijd mogelijk was dat de lichtdichte kap die ze over zijn hoofd hadden gebonden dat proces wat zou vertragen. Spoedig daarna vertrok de dokter. Hij was een gewetensvol man en had, vrezend voor Yanuka's toekomst, aan Kurtz de verzekering gevraagd dat hij het niet met zijn medische principes op een akkoordje zou hoeven gooien.
En inderdaad zagen ze nog geen veertig minuten later hoe Yanuka aan zijn kettingen begon te rukken, eerst met zijn polsen, toen met zijn knieën, toen met al zijn ledematen - als een pop die uit zijn cocon wilde breken, totdat hij zich vermoedelijk realiseerde dat hij op zijn buik lag vastgebonden, want hij wachtte even, leek de situatie in zich op te nemen, en liet toen een voorzichtig gekreun horen. Maar daarna, zonder enige nadere waarschuwing, brak de het los toen Yanuka de ene gekwelde, gesmoorde kreet na de andere uitstootte, zich tegen zijn kettingen gooide, worstelde, heen en weer rolde en zo verschrikkelijk tekeer ging dat ze extra blij waren dat hij goed vastgebonden zat. Nadat ze deze voorstelling een tijdje hadden gadegeslagen, trokken de ondervragers zich terug en lieten hem verder aan de cipiers over tot de storm was uitgewoed. Vermoedelijk had Yanuka de meest huiveringwekkende verhalen over de wrede praktijken van de Israëli's gehoord. Vermoedelijk wilde hij in zijn ontzetting eigenlijk dat ze hun reputatie zouden waarmaken zodat zijn angsten bewaarheid zouden worden. Maar zijn bewakers weigerden hem dat plezier te doen. Ze hadden opdracht om zich voor te doen als norse cipiers, op een afstand te blijven en hem geen letsel te bezorgen. Daar hielden ze zich nauwgezet aan, al kostte ze dat veel moeite - vooral Oded, de baby. Vanaf Yanuka's smadelijke aankomst in de flat waren Odeds jonge ogen donker van haat. Met elke dag die verstreek begon hij er zieker en grauwer uit te zien, en tegen de zesde dag waren zijn schouders stijf en verkrampt, louter van de spanning dat Yanuka levend onder hetzelfde dak verbleef als zij.
Eindelijk leek Yanuka weer in slaap te vallen, en vonden de ondervragers het tijd worden om te beginnen. Dus lieten ze opnamen van de ochtendspits horen, zetten een paar felle witte lampen aan en brachten hem samen zijn ontbijt, hoewel het nog geen middernacht was. Op luide toon gaven ze de bewakers opdracht hem los te maken en hem te laten eten als een mens, niet als een hond. Daarna ontdeden ze hem met zorg van zijn kap, zodat het eerste wat hij zag hun vriendelijke, on-Joodse gezichten zouden zijn, die hem vaderlijk bezorgd aanstaarden.
'Haal het niet in je hoofd om hem nog eens zo vast te binden!' zei een van hen kalm tegen de cipiers, in het Engels, en smeet de kettingen en de kap met een symbolisch gebaar in een hoek.
De bewakers trokken zich terug - vooral Oded met theatrale tegenzin - en Yanuka bleek bereid wat koffie te drinken terwijl zijn twee nieuwe vrienden toekeken. Ze wisten dat hij een geweldige dorst had, omdat ze de dokter hadden gevraagd daarvoor te zorgen voordat hij wegging, zodat de koffie hem uitstekend moest smaken, wat ze er verder ook doorheen hadden gedaan. Ze wisten ook dat hij geestelijk in een verwarde droomtoestand verkeerde, en op bepaalde belangrijke punten weerloos was, bijvoorbeeld als iemand hem medeleven betoonde. Na nog een paar van dit soort bezoekjes, soms met slechts een paar minuten tussenpauze, besloten de ondervragers dat het tijd werd om van wat te steken en zich voor te stellen. In wezen was hun plan al eeuwenoud, maar het bevatte een paar sluwe variaties.
Ze waren waarnemers van het Rode Kruis, zeiden ze in het Engels. Zwitserse onderdanen, maar vast aan deze gevangenis verbonden. Welke gevangenis en waar precies, mochten ze niet zeggen, hoewel ze duidelijk lieten doorschemeren dat het wel in Israël zou zijn. Ze lieten hun indrukwekkende gevangenispassen zien. in beduimelde plastic hoezen, met afgestempelde foto's van zichzelf en slingerende lijnen rode kruisen, net als op bankbiljetten, om vervalsingen tegen te gaan. Ze legden uit dat ze ervoor moesten zorgen dat de Israëli's zich hielden aan de richtlijnen voor de behandeling van krijgsgevangenen zoals die door de Conventie van Genève waren vastgelegd - hoewel dat lang niet eenvoudig was, zeiden ze. Verder vormden ze Yanuka's contact met de buitenwereld, voor zover de gevangenisvoorschriften dat toestonden. Ze waren al aan het proberen om hem van zijn eenzame cel naar het Arabische blok te laten overbrengen, zeiden ze, maar ze hadden begrepen dat de 'harde ondervraging' nu elke dag kon beginnen, en dat de Israëli's hem tot op dat moment hoe dan ook in afzondering wilden houden. Soms, legden ze uit, lieten de Israëli's zich hetemaal door hun obsessies meeslepen en verloren ze hun imago totaal uit het oog. Het woord 'ondervraging' spraken ze met enige afkeer uit, alsof ze wilden dat ze een betere term hadden kunnen vinden. Op dat punt kwam Oded weer binnen, zoals hem opgedragen was, en deed alsof hij met het sanitair bezig was. De ondervragers hielden meteen hun mond tot hij weer vertrokken was.
Vervolgens haalden ze een groot voorgedrukt formulier te voorschijn en hielpen Yanuka om het in zijn eigen handschrift in te vullen: hier je naam, beste kerel, je adres, je geboortedatum, je naaste verwanten, precies ja, je beroep - student, zeker? - je diploma's en je godsdienst. Sorry hoor, maar zo zijn de regels nu eenmaal. Na enige aarzeling vulde Yanuka alles nauwkeurig genoeg in, en dat eerste teken van bereidwilligheid werd door het Literaire Comité beneden met tevredenheid ontvangen, ook al was zijn handschrift door de drugs nogal kinderlijk.
Toen ze vertrokken, gaven de ondervragers Yanuka nog een gedrukt boekje waarin in het Engels zijn rechten stonden omschreven, en - met een knipoog en een klap op zijn schouder - ook nog twee repen Zwitserse chocola. En ze noemden hem bij zijn voornaam: Salim. Een uur lang observeerden ze hem vanuit de aangrenzende kamer bij infrarood licht, terwijl hij in het aardedonker lag te huilen en met zijn hoofd te draaien. Toen voerden ze de lichtsterkte weer langzaam op en stormden opgewekt naar binnen, terwijl ze riepen: 'Kijk eens wat we voor je hebben, Salim! Vooruit, wakker worden, het is ochtend!' Het was een brief, met zijn naam erop en het poststempel Beiroet, ter attentie van het Rode Kruis, met het stempel 'Vrijgegeven door de Gevangeniscensor'. Een brief van zijn geliefde zuster Fatmeh, van wie hij ook het vergulde bedeltje dat hij om zijn hals droeg had gekregen. Schwili had het handschrift vervalst, Miss Bach had de inhoud opgesteld, en Leons veelzijdige talent had de juiste toon van Fatmehs kritische zusterliefde getroffen. Hun voorbeeld waren de brieven geweest die Yanuka van haar had gekregen toen hij nog geschaduwd werd. Fatmeh schreef dat ze hoopte dat Salim moed zou tonen als zijn tijd gekomen was. Daarmee bedoelde ze kennelijk die gevreesde ondervraging. Ze had besloten haar baan en haar vriendje op te geven, schreef ze, en haar ondersteunings- werk in Sidon weer op te vatten, omdat ze het niet langer kon verdragen zo ver van de grens van haar geliefde Palestina te zijn terwijl Yanuka in zo'n ellendige situatie was. Ze bewonderde hem, en dat zou nooit veranderen - bezwoer Leon. Tot in de dood zou Fatmeh haar dappere, hetdhaftige broer blijven beminnen - daar had Leon voor gezorgd. Yanuka pakte de brief met voorgewende onverschilligheid aan, maar toen ze hem weer alleen hadden gelaten viel hij vroom op zijn knieën, met zijn hoofd in een nobele houding schuin omhoog, als een martelaar die het zwaard verwacht, terwijl hij Fatmehs woorden tegen zijn wang drukte.
'Ik wil papier,' zei hij op hoge toon tegen de bewakers, toen ze een uur later binnenkwamen om zijn cel uit te bezemen.
Hij had net zo goed zijn mond kunnen houden. Oded geeuwde
zelfs.
'Ik wil papier! Ik wil de vertegenwoordigers van het Rode Kruis! Volgens de Conventie van Genève heb ik het recht mijn zuster Fatmeh een brief te schrijven! Jawel!'
Ook die woorden werden beneden met vreugde begroet, omdat Yanuka de eerste brief van het Literaire Comité blijkbaar had geaccepteerd. Onmiddellijk werd er een speciaal bericht naar Athene gestuurd. De cipiers slenterden weg, ogenschijnlijk om advies in te winnen, en kwamen terug met een paar velletjes postpapier van het Rode Kruis. Ook gaven ze Yanuka een gedrukte uiteenzetting van de 'Gevangenisvoorwaarden', waarin stond dat alleen brieven in het
Engels zouden worden doorgestuurd, 'mits er geen verborgen boodschappen in voorkwamen'. Een pen kreeg hij niet. Yanuka vroeg erom, smeekte erom, schreeuwde tegen hen, huilde - en dat allemaal in slow motion - maar de jongens antwoordden luid en duidelijk dat de Conventie van Genève niets over pennen had gezegd. Een half uur later kwamen de twee ondervragers echter briesend van verontwaardiging binnenstormen en gaven hem een pen van henzelf, met het opschrift 'Voor de mensheid'.
Scène voor scène sleepte deze schijnvertoning zich nog een paar uur voort, terwijl Yanuka zich in zijn verzwakte toestand tevergeefs verzette tegen de hem geboden vriendschapshand. Zijn brief aan Fatmeh was klassiek: een verward epistel van drie kantjes, vol goede raad, zelfmedelijden en stoere kreten; Schwili's eerste 'schone' voorbeeld van Yanu- ka's handschrift onder emotionele spanning, en voor Leon een uitstekend voorproefje van zijn Engelse prozastijl:
'Mijn lieve zuster, over één week sta ik voor de noodlottige beproeving van mijn leven, waarbij jouw geestelijke steun mij zal vergezellen,' schreef hij. Ook daarover werd een speciale boodschap naar Athene gestuurd. 'Houd me van alles op de hoogte,' had Kurtz tegen Miss Bach gezegd. 'Zonder onderbreking. Als er niets gebeurt, geef dat dan ook door.' En Leon had hij. nog dringender, op het hart gedrukt: 'Let erop dat ze minstens eens in de twee uur bericht stuurt. Elk uur is nog beter.'
Yanuka's brief aan Fatmeh was de eerste van een reeks. Soms kruisten hun brieven elkaar; soms beantwoordde Fatmeh zijn vragen zodra hij ze had gesteld, en stelde hem op haar beurt nieuwe vragen.
Begin bij het eind. had Kurtz tegen hen gezegd. In dit geval bestond het eind uit ellenlange gesprekken die ogenschijnlijk nergens over gingen. Met onverwoestbare vriendelijkheid praatten de twee ondervragers uren met Yanuka om - zo moest hij hebben gedacht - hem met hun robuuste Zwitserse oprechtheid te wapenen tegen de dag waarop de Israëlische beulen hem naar zijn inquisitie zouden slepen. Eerst vroegen ze zijn mening over bijna alles waar hij over wilde praten, hem vleiend met hun eerbiedige nieuwsgierigheid en hun medeleven. Politiek, bekenden ze hem wat verlegen, was nooit hun terrein geweest. Zij neigden er altijd toe de mens boven ideeën te plaatsen. Eén van hen citeerde uit de gedichten van Robert Burns, van wie Yanuka heel toevallig ook erg bleek te houden. Soms leek het bijna alsof ze hem vroegen om hen tot zijn eigen overtuiging te bekeren, zo gevoelig waren ze voor zijn argumenten. Ze vroegen hem naar zijn indrukken van de Westerse wereld, nu hij daar meer dan een jaar had gewoond - eerst in algemene zin, toen land voor land - en luisterden geboeid naar zijn afgezaagde clichés: het egoïsme van de Fransen, de hebzucht van de Duitsers en de decadentie van de Italianen.
En de Engelsen? vroegen ze onschuldig.
O, Engeland was het ergst! antwoordde hij beslist. Engeland was decadent, bankroet en stuurloos. Engeland was de stroman van het Amerikaanse imperialisme. Engeland was alles wat maar slecht was - en de grootste misdaad van de Engelsen was dat ze zijn land aan de Zionisten hadden gegeven. Daarmee dwaalde hij van zijn onderwerp af en begon weer een nieuwe tirade tegen Israël, maar ze lieten hem zijn gang gaan. Ze wilden hem in dit stadium zeker niet de indruk geven dat ze speciaal in zijn reizen naar Engeland geïnteresseerd waren. In plaats daarvan vroegen ze hem naar zijn jeugd - zijn ouders, zijn huis in Palestina - en met stille voldoening constateerden ze dat hij het niet één keer over zijn oudste broer had; dat die ook nu nog totaal uit Yanuka's leven gebannen bleef. Ook al sprak er zoveel in hun voordeel, merkten ze, toch had Yanuka het alleen maar over dingen die in zijn ogen zijn zaak niet konden schaden.
Met niet-aflatende sympathie luisterden ze naar zijn verhalen over Zionistische wreedheden en naar zijn herinneringen aan de dagen dat hij keeper was van het kampioenselftal van zijn kamp in Sidon. 'Vertel ons eens over je beste wedstrijd?' drongen ze aan. 'En over je beste redding? En over die keer dat jullie die beker wonnen, en wie erbij waren toen de grote Abu Ammar zelf hem in je handen drukte?' Aarzelend en verlegen gaf Yanuka antwoord. Beneden draaiden de taperecorders en stopte Miss Bach het ene juweeltje na het andere in haar machine, alleen pauzerend om Samuel de Pianist zijn tussentijdse berichten aan Jeruzalem en aan zijn collega David in Athene door te geven. Leon was intussen in de zevende hemel. Met halfgesloten ogen verdiepte hij zich in Yanuka's eigenaardige Engels: zijn impulsieve, haastige spreektrant; zijn bloemrijke literaire uitbarstingen; zijn intonatie en woordkeus; en de onverwachte wijze waarop hij soms midden in een zin van onderwerp veranderde. En aan de overkant van de gang zal Schwili te schrijven en in zichzelf te mompelen en te grinniken. Maar soms, zag Leon, hield hij opeens op en verviel in wanhoop. Een paar seconden later begon hij dan geluidloos door zijn kamer te ijsberen met het meegevoel van een oud-gevangene voor die arme jongen daarboven.
Om over de agenda te kunnen beginnen hadden ze een andere truc, een die veel riskanter was. Ze stelden het uit tot de derde echte dag, toen er met gewone gesprekstechnieken niets meer uit hem te krijgen was. Zelfs toen vroegen ze de uitdrukkelijke toestemming van Kurtz voordat ze verder gingen - zo bang waren ze om Yanuka's broze vertrouwen in hen te beschadigen, op een punt dat er geen tijd meer was om nog op andere methoden terug te vallen. De dag na Yanuka's ontvoering had het afluisterteam de agenda gevonden. Ze waren met hun drieën Yanuka's flat binnengemarcheerd, gekleed in de kanariegele overalls van een commercieel schoonmaakbedrijf. Een huissleutel en een bijna authentieke brief van Yanuka's huisbaas gaf ze het nodige gezag. Uit hun gele bestelwagen hadden ze stofzuigers, dweilen en een trapje gehaald. Daarna hadden ze de deur gesloten, de gordijnen dichtgetrokken en acht uur lang als sprinkhanen de flat afgegraasd, tot ze alles hadden bekeken, gefotografeerd en weer teruggelegd, met een laagje stof uit een blaaspipet er overheen. En onder hun vondsten, vlak bij de telefoon tussen de muur en de boekenkast geklemd, was ook die bruine in leer gebonden zakagenda geweest, een relatiegeschenk van Middle East Airlines, waar Yanuka op de een of andere manier aan gekomen was. Ze wisten dat hij er een had, maar hadden hem niet tussen zijn papieren gevonden toen ze hem oppakten. Maar daar was hij dan tot hun grote vreugde. Er stonden aantekeningen in het Arabisch, Frans en Engels in. Sommige waren niet te ontcijferen, in welke taal dan ook, andere stonden in een niet al te moeilijke woordcode. De notities sloegen meestal op komende afspraken, maar enkele waren achteraf ingevuld: 'J. ontmoet. Met P. gebeld.' Behalve de agenda vonden ze nog iets anders waar ze naar op zoek waren geweest: een dikke bruine envelop met een stapel kwitanties, die Yanuka nodig had als hij ooit eens zou toekomen aan het declareren van de onkosten van zijn operaties. Het team kreeg opdracht die envelop ook mee te nemen.
Maar hoe moesten ze de betekenis van de belangrijke notities in zijn agenda achterhalen? Hoe konden ze die ontcijferen zonder Yanuka's hulp?
Hoe, dus, konden ze Yanuka's hulp krijgen?
Ze overwogen om hem nog meer drugs te geven, maar zagen daar van af, omdat hij dan misschien totaal in de war zou raken. En als ze geweld zouden gebruiken zouden ze hun hete moeizaam opgebouwde vertrouwensrelatie verspelen. Bovendien hadden ze daar als beroepsmensen een hekel aan. Ze bouwden liever voort op de basis die ze al hadden gelegd: op angst, afhankelijkheid en het dreigende vooruitzicht van dat gevreesde Israëlische verhoor. Dus brachten ze hem eerst een dringende brief van Fatmeh, een van Leons beknoptste en beste pogingen. 'Ik heb gehoord dat het nu gauw gaat gebeuren. Ik bid je, ik smeek je om moed te tonen.' Ze draaiden het licht aan om hem de brief te laten lezen, deden het toen weer uit en lieten hem langer dan gebruikelijk was alleen. In het aardedonker speelden ze de geluiden van gedempte kreten en dichtslaande celdeuren voor hem af, en het gerinkel van een geketend lichaam dat door een stenen gang werd gesleept. Daarna lieten ze de doedelzakken van een Palestijnse militaire band horen die begrafenis- muziek speelde, en misschien dacht hij toen al dat hij dood was. Hij lag in elk geval stil genoeg. Ze stuurden de cipiers naar binnen, die hem uitkleedden, zijn handen op zijn rug ketenden en ijzeren boeien om zijn enkels sloten. Zo lieten ze hem achter. Voor eeuwig, leek het. En ze hoorden hem fluisteren - 'o, nee!' steeds maar weer.
Ze trokken Samuel de Pianist een witte jas aan en gaven hem een stethoscoop, waarmee hij onverschillig Yanuka's hartslag beluisterde. Nog steeds in het donker, maar misschien was zijn wapperende wittejas net te zien. En weer lieten ze hem alleen. Bij het infrarode licht keken ze hoe hij rilde en zweette, en er was een ogenblik dat hij leek te overwegen om zelfmoord te plegen door zijn hoofd tegen de muur te slaan - in zijn geketende toestand bijna de enige beweging die hij nog kon maken. Maar de muur was met een dikke laag kapok bekleed; daar had hij een jaar lang zonder kwalijke gevolgen me! zijn hoofd tegenaan kunnen beuken. Ze lieten hem nog een paar schreeuwen horen, en zorgden daarna voor een doodse stilte. Toen vuurden ze één pistoolschot af in het donker. Het kwam zo onverwacht en klonk zo luid dat hij omhoog veerde toen hij het hoorde. Daarna begon hij te janken, maar heel zachtjes, alsof hij niet harder kon.
Dat was het moment waarop ze besloten in actie te komen.
Eerst kwamen de cipiers doelbewust zijn cel binnen en trokken hem omhoog, ieder bij een arm. Ze waren heel licht gekleed, als mensen die aan een zwaar karwei begonnen. Tegen de tijd dat ze zijn trillende lichaam naar de deur hadden gesleept, verschenen Yanuka's Zwitserse redders en versperden hun de weg, met een bezorgde en woedende uitdrukking op hun vriendelijke gezichten. Toen brak een lang verwachte heftige ruzie tussen de cipiers en de Zwitsers uit. Hij werd in het Hebreeuws gevoerd, en daarom verstond Yanuka het niet allemaal, maar het klonk duidelijk als een laatste verzoek. Yanuka's ondervraging moest nog steeds worden goedgekeurd door de directeur, zeiden de twee Zwitsers: Verordening 6. paragraaf 9 van de Conventie bepaalde uitdrukkelijk dat gevangenen alleen onder druk mochten worden gezet met toestemming van de directeur en in het bijzijn van een arts. Maar de bewakers hadden lak aan de Conventie, en dat zeiden ze ook. De Conventie zat ze tot hier, riepen ze - en wezen aan waar 'hier' precies was. Het kwam bijna tot een handgemeen. Slechts de kalmte van de Zwitsers voorkwam dat. In plaats daarvan kwamen ze overeen om met hun vieren rechtstreeks naar de directeur te gaan om zijn beslissing te horen. Dus stormden ze samen de cel uit en lieten Yanuka weer in het donker achter. Spoedig daarna zagen ze dat hij zich tegen de muur overeind hees om te bidden, hoewel hij toen al geen idee meer kon hebben waar het oosten was.
Vervolgens keerden de Zwitsers alleen terug, maar met een ernstige uitdrukking op hun gezicht, en Yanuka's agenda in hun hand, alsof die - hoe klein hij ook was - de zaak totaal veranderde. Verder hadden ze zijn Franse en zijn Cypriotische paspoort bij zich, die ze onder de vloer van zijn flat hadden gevonden, en het Libanese paspoort dat hij ten tijde van zijn ontvoering had gebruikt.
Toen legden ze het probleem aan hem uit. Uitvoerig. Maar op een onheilspellende toon die hij niet van hen kende: geen bedreiging, maar een waarschuwing. Op verzoek van de Israëli's hadden de Westduitse autoriteiten zijn flat in het centrum van München doorzocht, zeiden ze. Daar hadden ze deze agenda en die paspoorten gevonden en een aantal andere aanwijzingen over zijn bewegingen van de afgelopen maanden, die ze nu 'met alle kracht' wilden onderzoeken. In hun gesprek met de directeur hadden de Zwitsers met klem betoogd dat dat onwettig en onnodig was. Laat het Rode Kruis die documenten aan de gevangene voorleggen, stelden ze voor. en hem om een verklaring van zijn aantekeningen vragen. Laat het Rode Kruis hem dan heel netjes, zonder dwang, uitnodigen om als eerste stap een verklaring op te stellen - in het handschrift van de gevangene zelf, als de directeur dat wilde - over zijn gedragingen van het afgelopen halfjaar, met de data, de adressen, de mensen die hij had ontmoet en de reisdocumenten die hij had gebruikt. En als zijn militaire eer hem op bepaalde punten tot geheimhouding verplichtte, zeiden ze, dan kon de gevangene dat ook aangeven. En op de punten waar dat niet voor gold ... ach, in elk geval konden ze zo weer tijd winnen terwijl de onderhandelingen voortduurden.
Hier wilden ze Yanuka - of Salim, zoals ze hem nu noemden - wel graag enig persoonlijk advies geven. Wees vooral nauwkeurig, vroegen ze hem dringend, terwijl ze een klaptafel voor hem neerzetten, hem een deken gaven en zijn handen losmaakten. Vertel ze niets dat je niet kwijt wilt maar zorg ervoor dat alles wat je ze vertelt ook werkelijk waar is. Vergeet niet dat wij een reputatie hebben op te houden. Denk eens aan mensen zoals jij, die na jou komen. Doe je best, al is het niet voor ons, dan toch voor hen. De manier waarop ze dat zeiden maakte van Yanuka al bijna een martelaar. Waarom eigenlijk, dat leek niet zo belangrijk; de enige waarheid die hij nu nog kende was de angst in zijn eigen hart.Het was een zwak verhaal, maar dat hadden ze steeds geweten. En er was een ogenblik, een nogal lang zelfs, dat ze vreesden dat ze hem kwijt waren. Dat was toen Yanuka hen één voor één strak aanstaarde, alsof hij uit zijn zinsbegoocheting ontwaakte en zijn onderdrukkers nu pas duidelijk zag. Maar duidelijkheid had nooit de basis van hun relatie gevormd en was dat ook nu niet. Toen Yanuka de pen aanpakte die ze hem aanreikten, lazen ze in zijn ogen dc smeekbede om hem te blijven bedriegen.
Op de dag na deze drama's - in werkelijkheid zo omstreeks lunchtijd - arriveerde Kurtz rechtstreeks uit Athene om Schwili's handwerk te inspecteren en persoonlijk toestemming te geven om de agenda, de paspoorten en de kwitanties - met een paar handige aanvullingen - weer terug te leggen op dc plaats waar ze wettig thuishoorden.
Aan Kurtz zelf viel ook de taak ten deel om terug te gaan naar het begin. Maar eerst installeerde hij zich comfortabel in de flat beneden en liet iedereen, behalve de cipiers, bij zich komen om in zijn eigen woorden en zijn eigen tempo te vertellen hoe het ging. Met zijn witte katoenen handschoenen aan, en zo op het oog nauwelijks vermoeid door zijn nachtelijke ondervraging van Charlie, inspecteerde hij hun bewijsstukken, luisterde waarderend naar de bandopnamen van dc belangrijkste ogenblikken en keek met bewondering toe hoe de deskcomputer van Miss Bach Yanuka's recente verleden van dag tot dag in groene letters over het scherm liet rollen; data, vluchtnummers, aankomsttijden en hotels. Toen keek hij opnieuw terwijl het scherm werd schoongeveegd en Miss Bach de Fictie liet verschijnen. 'Schrijft Charlie vanuit het City Hotel te Zurich, brief gepost bij aankomst op het vliegveld De Gaulle om 18.20 uur ... ontmoet Charlie in het Excelsior Hotel, Heathrow ... belt Charlie vanaf het station van München .. En bij elke gebeurtenis ook het bewijsmateriaal: welke kwitanties en agendanotities bij welke ontmoeting hoorden: en waar bewuste hiaten en onduidelijkheden waren ingelast, omdat het bij de reconstructie allemaal niet te gemakkelijk of te duidelijk moest zijn.
Toen Kurtz dat allemaal had gedaan - het was inmiddels avond geworden - deed hij zijn handschoenen uil, trok een gewoon Israëlisch legeruniform aan, met kolonelsstrepen en een paar vuile campagnelintjes boven de linker borstzak, en kroop in de huid van een militair die naar het gevangeniswezen was overgestapt. Toen ging hij naar boven en liep kwiek maar geruisloos naar het observatievenster, waardoor hij Yanuka een tijdlang nauwlettend gadesloeg. Toen stuurde hij Oded en zijn partner naar beneden met het bevel om hem en Yanuka alleen te laten. Met een dorre ambtenarenstem stelde hij Yanuka in het Arabisch eerst een paar eenvoudige, domme vragen: waar een bepaalde lont vandaan kwam, of een bom, of een auto; waar Yanuka en het meisje elkaar precies hadden ontmoet voordat zij de bom naar het huis in Bad Godesberg had gebracht. Yanuka schrok geweldig van de gedetailleer-
de kennis waar Kurtz zo nonchalant mee voor de dag kwam, en begon te schreeuwen dat hij zijn mond moest houden. Om veiligheidsredenen. Daar reageerde Kurtz nogal verbaasd op.
'Maar waarom zou ik mijn mond moeten houden?' protesteerde hij met de glazige onnozelheid van mensen die te lang in een gevangenis hebben doorgebracht, als cipier of als gedetineerde. 'Als je grote broer zijn mond niet houdt, welke geheimen zou ik dan nog moeten bewaren?'
Hij stelde die vraag niet als een onthulling, maar als de logische consequentie van iets dat iedereen al wist. Terwijl Yanuka hem nog steeds met een wilde blik aanstaarde, vertelde Kurtz hem nog een paar dingen over hemzelf die alleen zijn grote broer had kunnen weten. Daar was niets geheimzinnigs aan. Kurtz en zijn mensen waren wekenlang de gangen van de jongen nagegaan, hadden zijn telefoongesprekken afgeluisterd en zijn brieven geopend, en dan was er ook nog zijn dossier in Jeruzalem, van twee jaar terug. Geen wonder dat ze net zo goed als Yanuka wisten welke postadressen hij voor zijn geheime brieven gebruikte, hoe het ingenieuze éénrichtingssysteem werkte waardoor hij zijn orders kreeg, en op welk punt het contact van Yanuka met zijn superieuren, net als dat van henzelf, doodliep. Wat Kurtz van zijn voorgangers onderscheidde was de onverschilligheid waarmee hij over zulke zaken sprak, en zijn ongevoeligheid voor Yanuka's reacties.
'Waar is hij?' begon Yanuka te schreeuwen. 'Wat hebben jullie met hem gedaan? Mijn broer zegt niets! Dat zou hij nooit doen! Hoe hebben jullie hem le pakken gekregen?'
De zaak was in een paar seconden bekeken. Beneden verzamelde het hete team zich met ontzag rond de luidspreker toen ze hoorden hoe Kurtz, nog geen drie uur na zijn komst, Yanuka's laatste verzet had gebroken. Als directeur houd ik mij alleen met administratieve zaken bezig, legde hij uit. Je broer ligt beneden in een cel van de ziekenboeg; hij is een beetje vermoeid, maar natuurlijk hopen we dat hij het er levend af zal brengen, al zal het wel een paar maanden duren voordat hij weer kan lopen. Als je de volgende vragen beantwoordt, zal ik een bevel tekenen dat je toestemming geeft om je bij hem te voegen in zijn cel zodat je hem kunt verplegen. Als je weigert, blijf je waar je bent. En om elke gedachte aan bedrog de kop in te drukken liet Kurtz hem een vervalste polaroid kleurenfoto zien van het nauwelijks herkenbare gezicht van zijn broer dat uit een met bloed bevlekte deken keek terwijl hij door de twee bewakers na zijn ondervraging werd weggedragen.
Maar ook nu bleek dat Kurtz' talent nooit statisch was. Zodra Yanuka werkelijk begon te praten, speelde Kurtz meteen warm en hartelijk op de hartstocht van de arme jongen in; plotseling wilde de oude cipier alles weten wat de grote strijder ooit tegen zijn leerling had gezegd. Tegen de tijd dat Kurtz weer beneden kwam, hadden zijn mensen dan ook bijna alles gehoord wat ze van Yanuka te weten konden komen - wat hen geen stap dichter bij de verblijfplaats van zijn grote broer bracht, zoals Kurtz meteen opmerkte. Verder kon worden aangetekend dat de oude wijsheid dat fysiek geweld afbreuk doet aan de geest en de ethiek van de professionele ondervraging, opnieuw was bewezen. Vooral Oded kreeg dat ingepeperd, daar zorgde Kurtz wel voor. Als je geweld moest gebruiken, en soms bleef er niet veel anders over, zei hij, dan mocht dat alleen tegen de geest worden gericht, nooit tegen het lichaam. Kurtz vond dat de jeugd overal van kon leren, als ze hun ogen maar open hielden.
Datzelfde zei hij tegen Gavron, maar met minder succes.
Maar zelfs toen wilde, of kon, Kurtz niet rusten. Vroeg in de volgende morgen, toen de kwestie-Yanuka, op de uiteindelijke ontknoping na, praktisch was afgehandeld, zat hij alweer in de binnenstad om het schaduw-team te troosten, dat sinds Yanuka's verdwijning in een uiterst sombere stemming verkeerde. Wat was er van hem geworden? riep de oude Lenny uit. Het was zo'n veelbelovende jongen, in zoveel opzichten! Na die menslievende missie vertrok Kurtz naar het noorden voor een nieuw rendez-vous met de goede Doctor Alexis, zonder zich iets aan te trekken van het feit dat Misha Gavron hem besmet had verklaard op grond van zijn vermeende grillige karakter.
'Ik zal hem wel zeggen dat ik een Amerikaan ben,' beloofde hij Litvak met een brede grijns, doelend op Gavrons onzinnige telegram naar Athene.
Toch was hij in een voorzichtig optimistische bui. Er zit beweging in, zei hij tegen Litvak, en Misha slaat alleen maar toe als ik stil blijf zitten.