6
De twee meisjes hadden haar naar de wc gebracht en bleven er ongegeneerd bij terwijl ze er gebruik van maakte. Een blondine en een brunette, allebei slonzig, en allebei met de opdracht om het nieuwe meisje vriendelijk te behandelen. Ze droegen schoenen met zachte zolen, hun overhemden hingen over hun spijkerbroek, ze hadden haar twee keer zonder moeite in bedwang gehouden toen ze hen wilde aanvliegen en toen ze hen vervloekte, hadden ze haar vriendelijk maar afstandelijk toegelachen, alsof ze doof waren.
ik ben Rachet,' vertrouwde de brunette haar tijdens een korte wapenstilstand buiten adem toe. 'En dit is Rose. Rachet en Rose. Ja? Wij zijn de twee R's.'
Rachet was de mooiste. Ze had een kittig Noordengels accent en vrolijke ogen. Het waren haar billen die Yanuka aan de Turkse grens tot stoppen hadden gedwongen. Rose had warrig blond haar en was mager en stakerig als een atlete, maar ze had handen als hakbijlen aan haar dunne polsen.
'Alles komt in orde, Charlie, maak je geen zorgen,' verzekerde Rose haar met een kurkdroog accent dat Zuidafrikaans zou kunnen zijn.
'Alles WAS al in orde,' zei Charlie terwijl ze nog een vergeefse uitval naar hen deed.
Van de wc brachten ze haar naar een slaapkamer op de begane grond, waar ze haar een kam, een borstel en een glas vermageringsthee zonder melk gaven. Op het bed gezeten dronk ze die op, terwijl ze een woedende schetdkanonnade hield en weer op adem trachtte te komen. 'STRAATARME ACTRICE GEGIJZELD,' mompelde ze. 'Wat vragen jullie als losgeld, dames? Alles wat ik rood sta?' Maar ze lachten haar alleen nog vriendelijker toe, hun armen losjes langs hun zij, klaar om haar tussen zich in mee naar boven te nemen, de grote trap op. Op de eerste overloop vloog ze hen weer aan, dit keer met een woedende zwaai van haar gebalde vuist, maar voor ze het wist lag ze op haar rug naar de glas-in-lood koepel van het trappehuis te staren, die het maanlicht als een prisma in een mozaïek van roze en bleek goud ontleedde. 'Ik wou alleen je neus maar breken,' legde ze Rachet uit, maar de enige reactie was een blik vol stralend begrip.
Het huis was al oud en rook naar katten en naar haar rottige moeder. Het stond vol met lelijke Griekse Empire-meubels, en overal hingen verschoten fluwelen gordijnen en koperen kroonluchters. Maar al was het er zo schoon geweest als in een Zwitsers ziekenhuis, of hadden de vloeren gehetd als een scheepsdek, dan was dat slechts een andere vorm van waanzin geweest - niet beter en niet slechter. Op de tweede overloop herinnerde een gebarsten bloembak haar opnieuw aan haar moeder: ze zag zichzelf toen ze als klein kind in een corduroy broek naast haar moeder bonen zat te doppen in een serre overschaduwd door araucaria's. Maar met de beste wil van de wereld kon ze zich toen - of later - geen huis met een serre herinneren, of het moest hun eerste huis in Branksome bij Bournemouth zijn geweest, maar toen was ze pas drie. Ze kwamen bij een dubbele deur. Rachet duwde hem open en deed een stap opzij, en Charlie zag een spelonkachtige kamer, met in het midden een tafel waarachter twee mannen zaten, de ene groot en breed, de ander gebogen en broodmager, allebei gekleed in vage bruine en grijze tinten, en van die afstand net geesten. De tafel lag bezaaid met papieren, die nog extra opvielen in het schijnsel van een hanglamp in het midden van het plafond. Al vanaf een afstand dacht ze dat het kranteknipsels waren. Rose en Rachet waren bijna onderdanig blijven staan. Rachet gaf haar een duwtje tegen haar achterste en zei: 'Doorlopen.' Charlie legde de laatste zes meter hetemaal alleen af, en voelde zich als een lelijke speelgoedmuis, die ging lopen als je hem opwond. Maak een scène, dacht ze - grijp naar je maag, doe alsof je blindedarmontsteking hebt, begin te schreeuwen. Haar binnenkomst was voor de twee mannen het teken om gezamenlijk overeind te springen. De magere jongen bleef achter de tafel staan, maar de grote man beende op haar toe, stak haar met een kreeftachtige beweging zijn hand toe en schudde de hare voordat ze er iets tegen kon doen.
'Charlie, we zijn erg blij dat we je veilig in ons midden hebben!' riep Kurtz snel. Het klonk als een gelukwens, alsof Charlie grote gevaren had moeten trotseren om hier te komen. 'Charlie, mijn naam' - hij hield haar hand nog steeds in een krachtige greep, en het intieme contact van hun huid was in tegenspraak met alles wat ze had verwacht - 'mijn naam, bij gebrek aan beter, is Marty, en toen God mij eenmaal had geschapen had hij nog een paar onderdelen over waarmee hij Mike hier in elkaar heeft gezet, dus zeg eens hallo tegen Mike. En dat is meneer Richthoven die daar staat, ik gebruik maar even de vlag waaronder hij nu vaart, want jullie noemen hem Joseph - je hebt hem zelf waarschijnlijk zo'n beetje gedoopt, is het niet?'
Hij moest achter haar de kamer zijn binnengekomen zonder dat ze het had gemerkt, en bijna onhoorbaar kwamen de andere jongens en meisjes nu ook binnen. Toen ze om zich heen keek, zag ze hem, wat afzijdig van de rest, aan een klaptafeltje waar hij enkele papieren zat te ordenen. Op het tafeltje stond een leeslamp die een vaag schijnsel op zijn gezicht wierp als hij zich voorover boog.
"Ik zou (.tic schoft nóg wel een keer willen dopen,' zei ze.
Even dacht ze er over hem aan te vliegen, net als Rachet - drie snelle stappen en één goedgerichte klap voordat ze haar konden tegenhouden - maar ze wist dat het haar nooit zou lukken, en daarom beperkte ze zich tot een stortvloed van schetdwoorden, waarnaar Joseph luisterde alsof ze hem vaag bekend voorkwamen. Hij had een dunne bruine trui aangetrokken; het zijden artiestenhemd en de grote gouden manchetknopen waren verdwenen alsof ze nooit hadden bestaan.
'Ik zou je willen aanraden om je oordeel even op te schorten en je tong in bedwang te houden totdat je hebt gehoord wat deze twee mannen je te zeggen hebben,' zei hij, rommelend met zijn papieren, zonder haar aan te kijken. 'Dit zijn fatsoenlijke mensen - beter gezelschap dan waar je aan gewend bent, zou ik zeggen. Je hebt heel wat te leren en, als je geluk hebt, heel wat te doen. Spaar je krachten maar,' adviseerde hij afwezig, alsof hij een memo aan zichzelf dicteerde. En toen boog hij zich weer over zijn paperassen.
Het kan hem niets scheten, dacht ze bitter. Hij heeft het karwei geklaard - en dat karwei was ik. De twee mannen achter de tafel waren blijven staan tot zij zou gaan zitten, en dat was hetemaal krankzinnig: al die beleefdheid tegenover een meisje dat je juist hebt ontvoerd. Krankzinnig van Joseph. om het over fatsoenlijke mensen te hebben, en krankzinnig om een gesprek met je ontvoerders te beginnen, na een lekkere kop thee te hebben gedronken en je make-up te hebben bijgewerkt. Maar toch ging ze zitten. Kurtz en Litvak volgden haar voorbeeld.
'Wie heeft de kaarten?' vroeg ze op luchthartige toon, terwijl ze met haar knokkels een verdwaalde traan uit haar oog veegde. Op de grond tussen hen in zag ze een versleten bruine aktentas, die net niet ver genoeg open stond om te kunnen zien wat er in zat. En de paperassen op de tafel waren inderdaad kranteknipsels. Mike was al bezig om ze in een map te stoppen, maar toch zag ze nog dat het stukken over haarzelf en haar carrière waren.
'Weten jullie wel zeker dat je het goede meisje hebt?' vroeg ze vastberaden. Ze had het tegen Litvak, omdat ze ten onrechte dacht dat hij met zijn tengere gestalte eerder te beïnvloeden zou zijn. Het kon haar trouwens niet scheten tegen wie ze praatte, zo lang ze maar bleef doorpraten. 'Maar als jullie die drie gemaskerde mannen zoeken die de bank in New York hebben beroofd - die zijn de andere kant op gevlucht. Ik was alleen de onschuldige voorbijgangster die die miskraam kreeg.'
'Charlie, we weten zeker dat we het juiste meisje hebben!' riep Kurtz opgewekt, terwijl hij zijn dikke armen allebei in de lucht gooide. Hij keek even naar Litvak, toen naar Joseph - een welwillende, maar tegelijk harde en berekenende blik - en voor ze het wist zat hij midden in zijn verhaal, met al die dierlijke overtuigingskracht waardoor ook Quilley en Alexis en talloze andere onwaarschijnlijke bondgenoten in zijn opmerkelijke carrière zich hadden laten overdonderen: datzelfde Euro-Amerikaanse accent en diezelfde kapbewegingen van zijn arm.
Maar Charlie was actrice, en nog nooit had haar beroepsinstinct beter gewerkt dan nu. Noch Kurtz' woordenvloed, noch haar eigen verbijstering over het geweld dat haar was aangedaan, konden verhinderen dat ze zich scherp bewust was van alles wat er zich in de kamer afspeelde. We staan op het toneel, dacht ze; het gaat tussen hen en ons. Terwijl de jonge cipiers zich in de schemering om hen heen opstelden, kon ze bijna horen hoe de laatkomers op hun tenen naar hun plaatsen aan de andere kant van het voetlicht slopen. Nu ze het decor goed in zich opnam, deed het haar denken aan het slaapvertrek van een afgezette tiran; en zij was gevangengenomen door de vrijheidsstrijders die hem hadden verdreven. Aan de lichte plek op de brokkelige muur achter Kurtz' brede, vaderlijke voorhoofd zag ze dat daar het hoofdeind van een keizerlijk bed moest hebben gestaan. Achter de magere Litvak hing een met krullen versierde vergulde spiegel, strategisch geplaatst voor het plezier van de verdwenen geliefden. De kale houten vloer zorgde voor een gedempte toneel-echo, en de hanglamp accentueerde de holten in de gezichten van de twee mannen en de saaiheid van hun partiza- nenkledij. In plaats van zijn glimmende Amerikaanse pak - hoewel Charlie die vergelijkingsmogelijkheid niet had - droeg Kurtz nu een vormeloos legerjack, met donkere zweetplekken onder zijn armen en een rij grijsmetalen pennen in zijn borstzakje. Litvak, de partij-ideo- loog, had een kaki hemd met korte mouwen aan, waar zijn witte armen als kale twijgen uit naar voren staken. Toch was één blik op de twee mannen voldoende om haar ervan te overtuigen dat ze uit hetzelfde hout waren gesneden als Joseph. Ze zijn in dezelfde dingen getraind, dacht ze - ze hebben dezelfde ideeën en gewoonten. Kurtz' horloge lag voor hem op tafel: het deed haar aan de veldfles van Joseph denken.
Twee van luiken voorziene openslaande deuren kwamen uit op de voorkant van het huis; aan de achterkant zaten er ook twee. De dubbele deuren aan de zijkant waren vergrendeld, en als ze ooit het plan had gekoesterd om te ontsnappen, wist ze nu dat dat onmogelijk was, want al stonden de bewakers er nonchalant bij, toch wist ze - dat had ze al aan den lijve ondervonden - dat het beroepsmensen waren. Achter de bewakers, in de vier hoeken van het decor, gloeiden vier anti-muggen- spoelen als langzaam brandende lonten, een muskusachtige geur ver- spreidend. En achter zich zag ze Josephs leeslampje, ondanks alles - of misschien juist daardoor - het enige geruststellende lichtpunt.
Ze had dit allemaal al bijna in zich opgenomen voordat Kurtz' warme stemgeluid de kamer vulde met zijn grillige indringende betoog. Als Charlie al niet had vermoed dat ze een lange nacht voor de boeg had, dan maakte die meedogenloos voortdreunende stem dat wel duidelijk.
'Charlie, we zouden ons eigenlijk aan je willen voorstellen, en hoewel niemand hier erg snel zijn excuses maakt, zouden we ook willen zeggen dat het ons spijt. Maar sommige dingen moeten nu eenmaal gebeuren. Die hebben we dan ook gedaan, dat is alles. Het spijt ons, maar opnieuw: hartelijk welkom. Hallo.'
Hij zweeg lang genoeg om haar de kans te geven een nieuwe stroom van schetdwoorden over hem uit te storten, maar toen glimlachte hij weer breed en ging door.
'Charlie, ik weet zeker dat je een heteboel vragen hebt, en die zullen we te zijner tijd zo goed mogelijk beantwoorden. Maar laten we eerst even de hoofdlijnen voor je schetsen. Je wilt natuurlijk weten wie we zijn?' Dit keer pauzeerde hij niet, omdat hij in werkelijkheid niet zo erg geïnteresseerd was in het effect van zijn woorden, maar meer in een manier om de situatie, en Charlie zelf, vriendelijk maar beslist in zijn greep te krijgen. 'Charlie, om te beginnen zijn wij fatsoenlijke mensen, zoals Joseph al zei. In die zin zijn we, zoals alle fatsoenlijke mensen op de wereld, niet dogmatisch maar ongebonden, en maken we ons, net als jij, grote zorgen over alles wat er mis is in de wereld. Als ik er dan bij zeg dat we Israëlische burgers zijn, neem ik aan dat je niet meteen gaat schuimbekken, braken, of het raam uitspringt - tenzij je natuurlijk vindt dat Israël de zee in moet worden gedreven, met napalm moet worden bestookt, of op een presenteerblaadje aan een van die vele kieskeurige Arabische organisaties moet worden aangeboden die allemaal op onze ondergang uit zijn.' Toen hij voelde dat ze inwendig even in elkaar kromp, sprong Kurtz daar meteen bovenop. 'Of vind je dat soms, Charlie?' vroeg hij zachtjes. 'Misschien wel. Waarom vertel je ons niet hoe je daarover denkt? Of wil je soms meteen opstaan en vertrekken? Wil je naar huis? Je hebt je ticket nog, dacht ik. Wij geven je wel geld. Wil je liever weg?'
Een ijzige kalmte maakte zich van Charlie meester en verborg haar paniek en plotselinge angst. Dat Joseph Joods was, had ze al geweten na haar mislukte ondervraging op het strand. Maar Israël was voor haar een verward abstract begrip, waar ze zowel beschermend als vijandig op reageerde. Ze had nooit verwacht dat ze nog eens met de realiteit ervan geconfronteerd zou worden.
'Wat is nou eigenlijk de bedoeling?' vroeg ze op hoge toon, zonder in te gaan op Kurtz' aanbod om de onderhandelingen af te breken voordat ze goed en wel begonnen waren. 'Een oorlogsspel? Een strafexpeditie, soms? Gaan jullie elektroden op me zetten? Wat betekent dit allemaal, verdomme?'
'Heb je ooit eerder een Israëli ontmoet?' vroeg Kurtz.
'Niet dat ik weet.'
'Heb je dan soms bezwaren tegen de Joden als ras? Vind je dat we smerig ruiken, of staan onze tafelmanieren je niet aan? Zeg het maar. Dat soort dingen begrijpen we wel.'
'Doe niet zo idioot.' Er was iets mis met haar stem - of was het haar gehoor?
'Heb je het gevoel dat je hier tussen vijanden bent?'
'Jezus, hoe kom je daar nu bij? Ik bedoel: iedereen die me ontvoert is meteen een vriend voor het leven,' viel ze uit, waar iedereen tot haar verbazing spontaan om moest lachen. Behalve Joseph dan, die hetemaal in zijn papieren was verdiept, wat ze zelfs op dat moment nog kon horen aan het zachte geritsel waarmee hij de bladzijden omsloeg.
Kurtz drong nog wat sterker aan. 'Stel ons op dat punt dan gerust,' zei hij, nog steeds met een brede lach. 'Laten we maar vergeten dat je in zekere zin onze gevangene bent. Heeft Israël bestaansrecht of moet iedereen hier zijn spullen pakken en teruggaan naar het land waar hij vandaan komt en opnieuw beginnen? Of had je liever dat we een stuk van Centraal-Afrika namen? Of Uruguay? Egypte maar niet, dat hebben we al eens geprobeerd, en dat was geen succes. Of zullen we ons weer verspreiden over de getto's van Europa en Azië, in afwachting van de volgende pogrom? Wat vind je ervan, Charlie?'
'Ik wil alleen dat jullie die arme Arabieren niet rust laten,' ontweek ze de vraag.
'Geweldig. En hoe doen we dat?'
'Door op te houden hun kampen te bombarderen. Ze van hun land te verdrijven. Hun dorpen met de grond gelijk te maken. De mensen te martelen.'
'Heb je ooit een kaart van het Midden-Oosten gezien?'
'Ja, natuurlijk.'
'En als je die bekeek, is het dan nooit eens bij je opgekomen dat de Arabieren ons maar met rust moesten laten?' vroeg Kurtz, weer op die gevaarlijk vrolijke toon.
Niet alleen voelde ze zich nu verward en bang, maar ze vond ook dat ze voor gek stond, wat waarschijnlijk Kurtz' bedoeling was geweest. Tegenover die naakte feiten klonken haar eigen opmerkingen glad en goedkoop, en voelde ze zich als een schoolkind dat haar leraren de les las.
' I k wil alleen maar vrede,' zei ze onnozel, hoewel het de waarheid was. Ze had, als dat mocht, een heel aardig visioen van een Palestina dat als bij toverslag weer kon worden teruggegeven aan de mensen die eruit verdreven waren om plaats te maken voor machtiger, Europese beheerders.
'Kijk dan nog eens naar die kaart, en vraagje eens af wat Israël wil,' raadde Kurtz haar tevreden aan, en hield toen even zijn mond, alsof hij alle beminden wilde gedenken die er die avond hetaas niet bij konden
zijn.
Die stilte werd steeds vreemder naarmate hij langer aanhield, omdat Charlie hem zelf liet voortduren. Charlie, die een paar minuten geleden nog alles en iedereen voor rotte vis had gescholden, had nu opeens niets meer te zeggen. En het was Kurtz, niet Charlie, die ten slotte de ban verbrak met een verhaal dat meer weg had van een kant-en-klaar persbericht.
'Charlie, we zijn hier niet om je politieke opvattingen aan te vallen. Je zult dat nu nog niet willen geloven - waarom zou je ook? - maar we stellen juist prijs op je politieke ideeën, met al hun paradoxen en goede bedoelingen. Daar hebben we respect voor, en die hebben we ook nodig. We lachen je dus heus niet uit, en ik hoop dat we er te zijner tijd nog eens eerlijk en opbouwend over kunnen praten. We doen alleen een beroep op je aangeboren menslievendheid, dat is alles. Op je warme, menselijke hart - op je emoties, op je rechtvaardigheidsgevoel. We willen niets van je vragen dat op enige wijze indruist tegen je krachtige ethische besef. Maar je polemische politiek - de etiketten die je op je ideeën plakt - die zouden we voorlopig even willen vergeten. Maar die ideeën zelf, hoe verward, irrationeel en gefrustreerd ze ook zijn - daar hebben we alle respect voor, Charlie. En op die basis wil je toch wel even blijven om ons aan te horen?'
Charlie verborg haar gevoelens onder een nieuwe uitbarsting. 'Als Joseph een Israëli is,' wilde ze weten, 'waarom rijdt hij dan verdomme in zo'n smerige grote Arabische slee rond?'
Kurtz glimlachte, en opeens vertoonde zijn gezicht weer al die rimpels en groeven die zo dramatisch zijn werkelijke leeftijd hadden verraden aan Ned Quilley. 'Die hebben we gestolen, Charlie,' antwoordde hij vrolijk, en bij die bekentenis barstte de hete groep meteen weer in lachen uit, en Charlie deed bijna mee. 'En wat je daarna natuurlijk wilt weten,' zei hij - waarmee hij tussen neus en lippen duidelijk maakte dat de Palestijnse kwestie voorlopig inderdaad afgedaan was - 'is wat je hier eigenlijk doel en waarom je hier op zo'n omslachtige en onelegante manier naar toe bent gesleept. Dat zal ik je vertellen. De reden is dat we je een baan willen aanbieden, Charlie. Als actrice.'
Nu kon hij zijn verhaal rustig afmaken, en uit zijn milde glimlach bleek dat hij dat wist. Traag en nadrukkelijk, alsof hij de winnende lottonummers bekend maakte, zei hij: 'De grootste rol die je ooit gespeeld hebt: de zwaarste, de moeilijkste, ongetwijfeld de gevaarlijkste, maar ook de belangrijkste. En dan heb ik het niet over geld. Dat is geen probleem. Je kunt zelf je prijs noemen.' Met zijn stevige arm veegde hij alle financiële overwegingen van tafel. 'In de rol die we voor je hebben kun je al je mogelijkheden kwijt, Charlie, als mens en als actrice: je intelligentie, je uitstekende geheugen, je gevoel voor humor, en je moed. Maar ook dat extra menselijke trekje waar ik het al over had: je warmte. We hebben jou gekozen, Charlie, voor die rol. We konden kiezen uit heel wat kandidaten, uit een groot aantal landen. Maar jij bent het geworden, en daarom zitje nu hier. Tussen je bewonderaars. Iedereen in deze kamer heeft je zien spelen, en iedereen is een fan van je. Laat er daarom geen misverstand bestaan. Van onze kant is er geen spoor van vijandigheid. Alleen vriendschap, bewonderingen hoop. Luister naar wat we te zeggen hebben. Zoals je vriend Joseph al zei, wij zijn fatsoenlijke mensen, net als jij. We hebben je nodig. En er zijn mensen die je nog harder nodig zullen hebben dan wij.'
Zijn stem liet een leegte achter. Ze had acteurs gekend - niet veel - bij wie dat ook zo was. Hij had een stem met een eigen persoonlijkheid, vriendelijk maar indringend, een stem waar je aan verslaafd raakte; als hij zweeg, zoals nu, bleef je hulpeloos achter. Eerst krijgt Al zijn grote rol, dacht ze in een spontane golf van enthousiasme, en nu ik. Ze besefte nog steeds dat het een krankzinnige situatie was, maar toch kriebelden haar mondhoeken en kon ze maar nauwelijks een grijns van opwinding onderdrukken.
'Dus zo regelen jullie de rolbezetting!' zei ze, en wist weer een sceptische klank in haar stem te leggen. 'Jullie slaan gewoon een paar acteurs bewusteloos en slepen ze geboeid naar binnen. Gaat dat altijd zo?'
'Charlie, we zeggen niet dat het om een rol in een gewoon toneelstuk gaat,' antwoordde Kurtz onverstoorbaar en liet het initiatief weer aan haar over.
'Waar dan in?' vroeg ze, terwijl ze nog steeds moeite had om niet te grijnzen.
in een theater, zou je kunnen zeggen.'
Ze herinnerde zich Josephs ernstige gezicht en zijn opmerking dat toneel echt moest zijn. 'Dus tóch een toneelstuk,' zei ze. 'Zeg dat dan.'
in zekere zin is het een toneelstuk, ja,' beaamde Kurtz.
'Wie heeft het geschreven?'
'Wij zorgen voor de plot, en Joseph voor de dialogen. Met voldoende hulp van jou.'
'En wie is het publiek?' Ze gebaarde in de richting van de schaduwen. 'Dit sympathieke stel?'
Kurtz' plotseling plechtige toon maakte al evenveel indruk als zijn vriendelijkheid. Zijn werkmanshanden vonden elkaar op de tafel, hij boog zijn hoofd naar voren, en zelfs de meest overtuigde scepticus had niet kunnen ontkennen dat hij meende wat hij zei. 'Charlie, er zijn mensen op deze wereld die dat stuk nooit te zien zullen krijgen, niet eens zullen weten dat het loopt, maar die jou toch hun hete leven dank verschuldigd zullen blijven. Onschuldige mensen. De mensen waar jij je altijd om bekommerd hebt, waar je voor hebt gedemonstreerd, die je hebt willen hetpen. Bij alles wat er nog gaat gebeuren, moetje dat goed voor ogen houden, anders zul je ons - en jezelf - kwijtraken. Dat staat vast.'
Ze probeerde zijn blik te ontwijken. Zijn retoriek was te hoogdravend voor haar. Ze wou dat hij iemand anders onder vuur zou nemen.
'Wie zijn jullie dan wel, dat je kunt bepalen wie er onschuldig is, verdomme?' vroeg ze grof, maar opnieuw moest ze moeite doen om zich niet door hem te laten meeslepen.
'Bedoel je ons als Israëli's. Charlie?'
'Ik bedoel jullie,' beet ze hem toe, om die valkuil te vermijden.
'Ik zou je vraag liever willen omdraaien, Charlie. Naar onze mening moet iemand wel heel schuldig zijn voordat hij het verdient te sterven.'
'Wie, bijvoorbeeld? Wie moet er sterven? Die arme klootzakken die jullie op de Westoever neerknallen? Of die jullie in Libanon bombarderen?' Hoe waren ze nu plotseling op het onderwerp van de dood gekomen? vroeg ze zich af, terwijl ze die krankzinnige vraag stelde. Was zij daarover begonnen of hij? Het deed er ook niet toe. Hij dacht al over zijn antwoord na.
'Alleen degenen die elke menselijke band verbreken, Charlie,' zei Kurtz, rustig en nadrukkelijk. 'Die verdienen te sterven.'
Koppig bleef ze zich tegen hem verzetten: 'En zijn daar ook Joden onder?'
'Joden, jazeker. En zeker ook Israëli's, maar daar horen wij niet bij en met hen hoeven we ons vanavond gelukkig niet bezig te houden.'
Hij had het gezag om zo te kunnen praten. Hij had de antwoorden die kinderen graag horen. Hij had de achtergrond, en de hete kamer wist dat, Charlie ook: hij sprak alleen maar over dingen die hij zelf ervaren had. Als hij vragen stelde, wist je dat hij zelf was ondervraagd. Als hij orders gaf, wist je dat hij orders van anderen had opgevolgd. Als hij het over de dood had, was het duidelijk dat hij die vaak, en van dichtbij, had ontmoet en hem elk moment weer kon tegenkomen. En als hij haar wilde waarschuwen, zoals nu, dan kende hij de gevaren waarover hij sprak. 'Maar ons toneelstuk is geen amusement, Charlie,' zei hij ernstig. 'Het gaat niet over een betoverd bos. Als op het toneel de lichten doven, is het donker op straat. Als de acteurs lachen, zijn ze gelukkig, en als ze huilen zijn ze waarschijnlijk diepbedroefd en ontroostbaar. En als ze gewond raken - en dat zal gebeuren, Charlie, neem dat maar van mij aan - dan zullen ze, als het doek valt, zeker niet de laatste bus naar huis kunnen nemen. Niemand kan zich onttrekken aan de harde scènes, en ziekteverzuim is niet toegestaan. Er worden topprestaties geëist, elke minuut, elke seconde. Als je dat wilt, als je het aankunt - en dat geloven we - laat ons dan uitpraten. Anders kunnen we beter meteen stoppen met de auditie.'
Met zijn temerige Boston-accent, als een ver, vaag signaal over de transatlantische radio, mengde Shimon Litvak zich voor het eerst op gedempte toon in het gesprek. 'Charlie is nog nooit een gevecht uit de weg gegaan, Marty,' protesteerde hij op de toon van een leerling die zijn meester geruststelt. 'Dat denken we niet alleen. Dat welen we. Het blijkt uit haar hete staat van dienst.'
Op dat moment waren ze halverwege, zei Kurtz later tegen Misha Gavron, toen hij - tijdens een zeldzame wapenstilstand in hun verhouding - deze fase van het gesprek beschreef: een vrouw die erin toestemt om te luisteren, is een vrouw die toestemt. Punt. Gavron had er haast om moeten glimlachen.
Halverwege, ja misschien - maar in tijd gemeten waren ze toen nog maar nauwelijks begonnen. Ook al wilde Kurtz zijn verhaal kort en bondig houden, dat betekende niet dat hij haast had. Hij hechtte groot belang aan een omslachtige presentatie, om haar frustratie groter te maken, zodat ze in haar ongeduld zelf het initiatief zou nemen. Niemand wist beter dan Kurtz wat het betekende om een ongedurig karakter te hebben in een trage wereld, of hoe hij daar gebruik van kon maken. Al een paar minuten na haar binnenkomst, toen ze nog bang was, had hij vriendschap met haar gesloten: als een vader voor Josephs geliefde. En nog een paar minuten later had hij haar de oplossing voor de chaos in haar leven geboden. Hij had een beroep gedaan op de actrice in haar, op de martelares, op de avonturierster. Hij had haar als een dochter gevleid en haar eerzucht geprikkeld. En hij had haar meteen een glimp getoond van de nieuwe familie waar ze bij zou kunnen horen, in het besef dat ze eigenlijk, zoals de meeste rebellen, alleen op zoek was naar een conformisme dat haar beter beviel. En bovenal had hij haar, met al zijn gulle gaven, rijk gemaakt: en dat was, zoals Charlie zelf altijd had beweerd tegen iedereen die het maar wilde horen, de eerste stap naar onderworpenheid.
'Dus wat we voorstellen, Charlie,' zei Kurtz, nu op een wat huiselijker toon, 'is een open auditie: een serie vragen waar we een eerlijk antwoord op willen hebben, hoewel we je op dit moment hetaas nog niet kunnen vertellen wat de bedoeling ervan is.'
Hij pauzeerde even, maar ze zei niets; stilzwijgend had ze zich echter al gewonnen gegeven.
'We vragen je om geen oordeel uit te spreken, de zaak niet van onze kant te bekijken en ons niet naar de mond te praten. Dingen die jij misschien negatief vindt in je leven, zien wij waarschijnlijk heel anders. Probeer dus niet voor ons te denken.' Een kort armgebaar zette deze vriendelijke vermaning kracht bij. 'Vraag. Wat gebeurt er als één van ons zou besluiten, nu of later, om het voor gezien te houden. Laat ik proberen daar een antwoord op te geven, Charlie.'
'Ja, doe dat maar. Mart,' raadde ze hem aan, terwijl ze haar ellebogen op de tafel steunde, haar kin op haar handen legde en hem aankeek met een grijns die totaal ongeloof moest uitdrukken.
'Dank je, Charlie. Luister goed. Afhankelijk van het moment waarop jij - of wij - ermee zouden willen ophouden, en afhankelijk van wat jij dan weet of de indruk die wij van je hebben, zijn er twee mogelijkheden. De eerste is dat jij onsje erewoord geeft, wat geld van ons krijgt, en weer teruggaat naar Engeland. Een handdruk in onderling vertrouwen, en we gaan als vrienden uit elkaar. Alleen letten we even op of je je aan de afspraak houdt. Kun je me volgen?'
Ze sloeg haar ogen neer, gedeeltelijk om zijn onderzoekende blik te ontwijken, maar ook om haar eigen opwinding te verbergen. Want ook dat was iets waar Kurtz op rekende, en wat de meeste beroepsmensen te snel vergaten: op de buitenstaander heeft de wereld van geheim agenten op zichzelf al een zekere aantrekkingskracht, vooral op iemand die niet rotsvast in zijn schoenen staat.
'De andere mogelijkheid is wat drastischer, maar zeker niet angstaanjagend. Het kan zijn dat we je dan in quarantaine moeten houden. We vinden je nog steeds aardig, maar we zijn bang dat we op een punt gekomen zijn dat je ons project zou kunnen schaden, dat we jouw rol niet met een gerust hart aan iemand anders kunnen aanbieden omdat jij erover zou kunnen praten.'
Zonder op te kijken wist ze dat hij haar weer vriendelijk toelachte, alsof zo'n zwakheid aan Charlies kant alleen maar menselijk zou zijn.
in dat geval. Charlie,' vervolgde hij, 'huren we een aardig huis voor je, bijvoorbeeld ergens aan een kust, met enig gezelschap, zoals de mensen hier, vriendelijk maar efficiënt - en we verzinnen een aannemelijke reden voor je afwezigheid, iets dat bij je wispelturige karakter
past, zoals een mystieke bedevaart naar het Oosten.'
Zijn dikke vingers hadden zijn oude horloge gevonden, dat op tafel lag. Zonder ernaar te kijken legde Kurtz het wat dichterbij. Om ook iets in haar handen te hebben, pakte Charlie een potlood en deed net of ze gedachteloos op het schrijfblokje voor zich zat te tekenen.
'Als die quarantaine voorbij is, trekken we niet meteen onze handen van je af, maar geven we je een flink bedrag en houden we contact, om er zeker van te zijn dat je niet onvoorzichtig wordt. Zodra de kust weer veilig is, hetpen we je dan om je carrière en je relaties weer op te vatten. Dat is het ergste dat je kan overkomen, Charlie, en ik zeg dit alleen voor het geval je het waanidee mocht hebben dat je met een blok beton aan je voeten in een rivier zou belanden als je - nu of later - "nee" tegen ons zou zeggen. Dat soort dingen doen wij niet. Zeker niet met onze vrienden.'
Ze zat nog steeds te tekenen. Met haar potlood trok ze een cirkel, met een keurig kruis erop, om hem mannelijk te maken. Ze had weieens in een boek over populaire psychologie gebladerd waarin dat symbool werd gebruikt. Plotseling nam Joseph het woord, op de nijdige toon van iemand die wordt gestoord. Maar ondanks die strenge klank had zijn stem toch een warm, opwindend effect op haar.
'Charlie, je kan niet nukkig blijven zwijgen. Ze hebben het over je eigen toekomst vol gevaren. Ben je soms van plan om maar passief af te wachten hoe daarover besloten wordt, hetemaal buiten jou om? Bemoei je er zelf eens mee, Charlie. Vooruit.'
Ze tekende nog een cirkeltje - weer een jongen. Ze had alles gehoord wat Kurtz gezegd en geïnsinueerd had, en ze had het woordelijk kunnen herhalen, net als ze dat op de Akropolis voor Joseph had gedaan. Ze was nog nooit zo hetder geweest, maar haar instinct fluisterde haar in om zich op de vlakte te houden.
'Hoe lang gaat dat allemaal duren, Mart?' vroeg ze lusteloos, alsof ze Joseph niet eens had gehoord.
Kurtz stelde de vraag anders. 'Wat je werkelijk bedoelt is natuurlijk: wat gaat er met me gebeuren als dit karwei achter de rug is? Of niet?'
Charlie speelde het prachtig, als een echt kreng. Ze smeet haar potlood neer, sloeg met haar vlakke hand op tafel en riep: 'Nee, dat bedoel ik godverdomme niet! Ik wil weten hoe lang het gaat duren, en hoe het zit met mijn tournee met As You Like It in de herfst!'
Kurtz liet zijn voldoening over deze praktische vraag niet blijken. 'Charlie,' zei hij ernstig, 'dit zal geen enkele invloed hebben op die tournee. We gaan ervan uil dat je je verplichtingen kunt nakomen, als jullie tenminste subsidie krijgen. Je medewerking aan ons project zou zes weken kunnen duren, of twee jaar, hoewel we dat laatste natuurlijk niet hopen. Wat we nu van je willen weten is of je die auditie wilt doen, of dat je het liever voor gezien houdt en weer teruggaat naar je veilige, saaie leventje. Wat zeg je daarop?'
Het was een geforceerd hoogtepunt. Kurtz wilde haar tegelijk het gevoel geven dat ze gewonnen en verloren had. Dat ze haar eigen cipiers had uitgekozen. Ze droeg een jasje van spijkerstof, en een van de metalen knopen hing los; toen ze het die ochtend had aangetrokken, had ze zich voorgenomen om hem op de boot vast te zetten, maar in de opwinding over haar afspraak met Joseph was ze dat hetemaal vergeten. Nu pakte ze hem beet en probeerde hoe sterk de draad nog was. Ze voelde alle ogen op haar gericht - vanachter de tafel, vanuit de donkere hoeken, vanuit de kamer achter haar. Ze hoorde de kleine, krakende geluiden waarmee ze allemaal, ook Joseph, in gespannen aandacht op haar reactie wachtten. Ze voelde hun vastberadenheid, en haar eigen macht over hen: zou ze het doen, of niet?
'Jose?' vroeg ze, zonder haar hoofd om te draaien.
'Ja, Charlie?'
Nog steeds wendde ze zich niet naar hem toe. maar toch wist ze dat hij daar op zijn vaag verlichte eilandje in nog meer spanning afwachtte dan alle anderen samen.
'Dit is het dus? Onze romantische reis door Griekenland? Delphi - ai die op één na mooiste plekken ter wereld?'
'Dit zal geen enkele invloed hebben op onze reis naar het noorden,' antwoordde Joseph, in een milde parodie op de woordkeus van Kurtz.
'Wordt hij zelfs niet uitgesteld?'
'Nee, we kunnen er juist meteen aan beginnen, zou ik zeggen.'
De draad brak, en de knoop viel in haar hand. Ze gooide hem op tafel en keek toe tot hij uitgetold was. Kop of munt. Ze hield hen nog even aan het lijntje. Laat ze maar een poosje zweten, dacht ze. Ze zuchtte, alsof ze haar haar uit haar gezicht wilde blazen.
'Nou, laat ik die auditie dan maar doen,' zei ze nonchalant tegen Kurtz, haar ogen nog steeds op de knoop gericht. 'Ik heb niks te verliezen,' voegde ze eraan toe, en had daar meteen spijt van. Soms, tot haar eigen ergernis, overdreef ze een beetje ter wille van een mooie slotzin. 'Niks dat ik al niet verloren heb. tenminste,' zei ze.
Doek, dacht ze. Applaus, als jeblieft, Joseph. En nu maar wachten op de recensies van morgen. Maar er kwam niets, daarom pakte ze maar weer een potlood en tekende voor de verandering eens een meisje, terwijl Kurtz - misschien zonder dat hij het zelf besefte - zijn horloge weer op een andere, betere plaats legde.
Met Charlies welwillende toestemming kon dc ondervraging nu beginnen.
Traagheid is één ding, concentratie een heel ander. Kurtz ontspande zich geen moment, gunde hemzelf of Charlie geen seconde adempauze, maar praatte op haar in, vleide haar, suste haar in slaap, maakte haar weer wakker en werkte met alle kracht van zijn dynamische persoonlijkheid aan hun prille toneelverbintenis. Alleen God en een paar mensen in Jeruzalem, zeiden ze in het vak, wisten waar Kurtz zijn repertoire vandaan haalde - die hypnotische kracht, die zwaarvoetige Amerikaanse stijl, die flair en die advocatentrucs. Zijn doorgroefde gezicht, dat nu eens goedkeurend, soms verdrietig en ongelovig, en dan weer geruststellend stond, werd geleidelijk een publiek op zichzelf, zodat haar hete optreden er ten slotte alleen maar op gericht was om van hèm - en van niemand anders - dat heftig begeerde applaus te krijgen. Zelfs Joseph was vergeten; opgeborgen tot in een ander leven.
Kurtz' eerste vragen waren bewust nogal onsamenhangend en onschuldig. Het was alsof hij in gedachten een blanco aanvraagformulier voor een paspoort voor zich had, dacht Charlie, dat zij nu ongezien zat in te vullen. De volledige naam van je moeder, Charlie? Geboorteplaats en -datum van je vader, als je dat weet? Het beroep van je grootvader? Nee, Charlie, van vaders kant. Gevolgd, om onduidelijke redenen, door het laatst bekende adres van een tante van moeders kant, en daarna weer een geheimzinnig detail uit de opleiding van haar vader. Nog geen van die vragen had direct betrekking op haarzelf, en dat was Kurtz' bedoeling ook. Het onderwerp 'Charlie' moest eerst zorgvuldig vermeden worden. Het ging hem bij dit eerste snelle salvo vragen niet om de antwoorden; hij wilde haar de instinctieve gehoorzaamheid afdwingen, het 'ja-meneer-nee-meneer' uit de schoolbanken, waar het verdere verloop van hun gesprek van zou afhangen. En Charlie, die zich steeds sterker door haar beroepsinstincten liet leiden, antwoordde, gehoorzaamde en reageerde met toenemende gewilligheid. Want had ze dat al niet honderden keren voor regisseurs en producenten gedaan - een onschuldig gesprekje om ze een voorproefje van haar kunnen te geven? Des te meer reden om dat, onder Kurtz' hypnotische bezieling, nu ook te doen.
'Heidi?' herhaalde Kurtz. 'Heidi? Is dat geen vreemde naam voor een oudere Engelse zuster?'
'Niet voor Heidi,' antwoordde ze stralend, wat haar meteen een spontaan lachsalvo van de jongelui in de schemering opleverde. Haar ouders waren naar Zwitserland op huwelijksreis geweest, legde ze uit, en daar was Heidi verwekt. 'Tussen de edelweiss, in het missionarisstandje', zuchtte ze. 'Vandaar die naam.'
'Maar hoe kom jij aan Charmian?' vroeg Marty, toen iedereen eindelijk was uitgelachen.
Charlie verhief haar stem om het bekakte toontje van haar rottige moeder te imiteren. 'De naam Charmian hebben wij gekozen vanwege onze verre, rijke nicht die zo heet.'
'En heeft dat nog wat opgeleverd?' vroeg Kurtz, terwijl hij zich opzij boog om iets te kunnen horen dat Litvak tegen hem zei.
'Nog niet.' antwoordde Charlie koket, nog steeds op de bekakte loon van haar moeder. 'Vader is al heengegaan, moet u weten, maar nicht Charmian heeft zich hetaas nog niet bij hem gevoegd.'
En met meer van zulke onschuldige omwegen kwamen ze dan uiteindelijk bij Charlie zelf terecht.
'Weegschaal,' mompelde Kurtz tevreden, terwijl hij haar geboortedatum noteerde.
Nauwgezet maar in hoog tempo nam hij haar hete jeugd door - haar scholen, de huizen waar ze had gewoond, de namen van haar vrienden en haar pony's - en Charlie antwoordde hem op dezelfde manier: uitvoerig, soms geestig, maar steeds welwillend. Zijn vleiende aandacht en haar toenemende behoefte om bij hem in de smaak te vallen fristen haar uitstekende geheugen nog extra op. Van haar schooltijd en haar jeugd naar de pijnlijke geschiedenis van haar vaders faillissement leek niet meer dan een natuurlijke stap, maar Kurtz had er toch moeite mee om daarover te beginnen. Charlie vertelde het verhaal heel rustig, maar met roerende details, van de eerste schok toen ze het nieuws hoorde, tot het trauma van het proces en de gevangenisstraf. Zo nu en dan brak haar stem bijna, dat wel; en soms dwaalde haar blik naar haar handen, die zo elegant en expressief in het lamplicht acteerden. Maar dan kwam er weer zo'n moedig zinnetje, met enige zelfspot, waarmee ze alles relativeerde.
'Het was allemaal wel meegevallen als we een arbeidersgezin waren geweest,' zei ze op een gegeven moment, met een wijze, hopeloze glimlach. 'Als je dan wordt ontslagen en de macht van het kapitaal zich tegen je keert - dan accepteer je dat, want zo is het leven. Maar wij waren geen arbeidersgezin. Wij waren wij. De winnende partij. En opeens zaten we bij de verliezers.'
'Dat is hard,' zei Kurtz ernstig en schudde zijn brede hoofd.
Toen ging hij weer terug om alle feiten op een rijtje te zetten: de plaats en de datum van het proces, Charlie? Hoe lang was de straf precies? Wat waren de namen van de advocaten, als je je die nog herinnert? Nee, die wist ze niet meer. maar verder hielp ze hem waar ze kon. Litvak noteerde plichtsgetrouw haar antwoorden, waardoor Kurtz haar al zijn welwillende aandacht kon geven. Er werd nu niet meer gelachen; het was alsof de geluidsband was stilgezet en alleen haar stem en die van Marty waren overgebleven. Nergens was een kraakje of een kuchje meer te horen. Charlie had het gevoel dat ze nog nooit zo'n aandachtig en dankbaar publiek had gehad. Zij begrijpen het, dacht ze. Zij weten wat het is om een zwerversbestaan te leiden, om op jezelf te worden teruggeworpen als alles tegen zit. Op een bepaald moment gingen, op een gefluisterd bevel van Joseph, de lichten uit, en zaten ze doodstil te wachten in de gespannen duisternis van een schuilkelder - Charlie al even angstig als de anderen - tot Joseph het teken gaf dat alles weer veilig was en Kurtz kon doorgaan met zijn rustige verhoor. Had Joseph werkelijk iets gehoord, of wilden ze haar er zo aan herinneren dat ze nu één van hen was? Het effect op Charlie was in elk geval hetzelfde geweest: die paar angstige seconden had ze zelf ook in het complot gezeten, en was het niet bij haar opgekomen er vandoor te gaan.
Op andere momenten, als ze haar blik even van Kurtz losmaakte, zag ze de jongelui knikkebollend op hun post - Zweedse Raoul, met zijn vlaskop op zijn borst gezonken en de zool van een van zijn stevige gymschoenen tegen de muur gedrukt; Zuidafrikaanse Rose, met haar rug tegen de dubbele deuren, haar atletische benen voor zich uit gestrekt en haar armen over haar borst gevouwen; en Noordengelse Rachet, met de punten van haar zwarte haar voor haar gezicht, haar ogen half dicht, maar nog wel die zachte, weemoedige, sensuele glimlach om haar mond. Bij het minste geluid van buiten schoten ze echter allemaal overeind.
'Dus hoe zouden we dit alles moeten samenvatten, Charlie?' vroeg Kurtz vriendelijk. 'Die hete periode van je leven, tot aan de Zondeval, als we het zo mogen noemen - '
'De periode van onschuld. Mart?' opperde ze behulpzaam.
'Precies. Jouw periode van onschuld. Vertel er eens wat meer over.'
'Het was een het.'
'Kun je daar nog een paar redenen voor aangeven?'
'Een dure buitenwijk. Burgermansfatsoen. Is dat niet genoeg?'
'Nee.'
'O, Marl, je bent zo - ' Haar temerige slem. Haar wanhopige toon. Vermoeide handgebaren. Hoe zou ze het hem ooit kunnen uitleggen? 'Ach, voor jou is dat allemaal niet zo erg. Jij bent een Jood, begrijp je dat dan niet? Jullie hebben die geweldige tradities, die zekerheid. Zelfs als jullie worden vervolgd, weetje nog wie je bent, en waarom.'
Kurtz moest dat wat droevig beamen.
'Maar wij, de rijke burgermanskinderen uil Nergenshuizen ... Vergeet het maar. Wij hadden geen tradities, geen geloof, geen zelfbewustzijn, hetemaal niets.' 'Maar je zei dat je moeder katholiek was.'
'Ja, met Kerstmis en Pasen. Allemaal schijnheiligheid. Wij zijn de post-Christelijke generatie. Mart. Heeft niemand je dat verteld? Het geloof laat een leegte na als het verdwijnt. En in die leegte leven wij.'
Toen ze dat zei, zag ze Litvaks bijbelzwarte blik op haar gericht en merkte ze voor het eerst iets van zijn rabbinale woede.
'Niet naar de biecht, dus?' vroeg Kurtz.
'Toe nou! Moeder had niets te biechten. Dat is haar hete probleem. Geen plezier, geen zonde - niets! Enkel apathie en angst. Angst voor het leven, angst voor de dood, angst voor de buren - angst. Ergens moesten er mensen bestaan die een echt leven leidden. Maar wij niet. Niet in Rickmansworth. O, nee. Ik bedoel, Jezus, voor kinderen ... Ik bedoel, als je het nou over castratie hebt!'
'En jij - geen angst?'
'Alleen om net zo te worden als mijn moeder.'
'En dat idee dan, dat we allemaal hebben - van het oude Engeland, doortrokken van tradities?'
'Vergeet dat maar.'
Kurtz glimlachte en schudde zijn wijze hoofd alsof hij wilde zeggen dat je nooit te oud was om te leren.
'Dus zodra het kon, ging je van huis weg en zocht je je toevlucht in het toneel en in de radicale politiek,' constateerde hij tevreden. 'Een politieke balling op het toneel - dat heb ik ergens gelezen in een interview met je. Dat beviel me wel. Ga daar eens op door.'
Ze zat weer te tekenen: nog meer psychologische symbolen. 'O, maar vóór die tijd waren er ook wel ontsnappingsmogelijkheden,' zei ze.
'Zoals?'
'Nou, seks bijvoorbeeld,' zei Charlie luchtig. 'Ik bedoel, we hebben seks nog niet eens genoemd als de essentiële basis van verzet, niet waar? En drugs.'
'We hebben verzet nog hetemaal niet genoemd,' zei Kurtz.
'Neem nou maar van mij aan, Mart - '
Toen gebeurde er iets vreemds; misschien het bewijs hoe een ideaal publiek het beste in een actrice naar voren kan brengen en haar zelfs op een spontane, onverwachte wijze boven zichzelf kan laten uitstijgen. Ze had op het punt gestaan om haar standaardverhaal over de onvrije mens af te draaien; dat zelfkennis een essentiële voorwaarde is om je bij de radicale beweging te kunnen aansluiten; en dat achteraf bij de geschiedschrijving van de nieuwe revolutie zou blijken dat die haar wortels had gevonden in de keurige huiskamers van de bourgeoisie, waar de repressieve tolerantie van nature thuishoort. Maar in plaats daarvan hoorde ze, tot haar eigen verbazing, hoe ze voor Kurtz - of voor Joseph? - al haar minnaars uit die tijd opsomde, met alle onnozele redenen die ze toen had verzonnen om met ze naar bed te gaan. ik kan het me nu niet meer voorstellen. Mart,' zei ze nadrukkelijk, en weer spreidde ze ontwapenend haar handen. Gebruikte ze die soms te veel? Misschien wel, dacht ze, en legde ze in haar schoot, ik wilde ze eigenlijk niet, ik vond ze niet aardig, ik liet ze gewoon hun gang gaan.' Al die mannen - het was allemaal uit verveling geweest, Mart, alleen om die bedompte sfeer van Rickmansworth kwijt te raken. En uit nieuwsgierigheid. Met die mannen kon ze haar eigen macht bewijzen en zich wreken op andere mannen - of andere vrouwen: haar zuster en haar rottige moeder. Maar ook uit beleefdheid, Mart, omdat ze gewoon te moe was om tegen te stribbelen. Om rollen te krijgen. Jezus, Mart, moet je je voorstellen! Mannen voor de spanning, en mannen om die spanning weer te breken. Mannen om haar iets te leren, haar politieke goeroes, die haar in bed konden uitleggen wat ze in de boeken nooit begreep. Kortstondige seks, die als een zeepbel uiteenspatte en haar eenzamer dan ooit achterliet. Mislukkingen, allemaal mislukkingen. Marl - dat wilde ze hem in elk geval laten geloven. 'Maar toch werken ze bevrijdend, begrijp je dat? Ik gebruikte mijn eigen lijf op mijn eigen manier! Ook al was het de verkeerde manier. Maar het was mijn leven!'
Kurtz knikte wijs, terwijl Litvak alles snel noleerde. Maar zelf dacht ze aan Joseph, die achter haar zat, en stelde zich voor hoe hij nu opkeek van zijn papieren, zijn sterke wijsvinger tegen zijn gladde wang legde en haar verbazingwekkende openhartigheid als een persoonlijk geschenk in ontvangst nam. Neem me mee, riep ze hem in gedachten toe: geef me wat die anderen me nooit konden geven.
Toen zweeg ze; en haar eigen stilzwijgen beklemde haar. Waarom had ze dat gedaan? In haar hete leven had ze die rol nog nooit gespeeld, ook niet tegenover zichzelf. Het zou het late uur van de nacht wel zijn. Het licht, de kamer boven, het gevoel op reis te zijn en met onbekenden in de trein te praten. Ze wilde slapen. Ze had genoeg gedaan. Ze moesten haar nu die rol maar geven, of haar naar huis sturen - of allebei.
Maar Kurtz deed geen van beide. Nog niet. In plaats daarvan kondigde hij een korte pauze aan, pakte zijn horloge op en gespte het met de kaki vlechtband weer om zijn pols. Toen stapte hij energiek de kamer uit, gevolgd door Litvak. Ze wachtte op Josephs voetslappen achter zich, maar hoorde niets. Ze wilde haar hoofd omdraaien, maar durfde eigenlijk niet. Rose bracht haar een kop zoete thee, zonder melk. Rachet had een paar biscuitjes met een suikerlaagje. Charlie nam er een.
'Je doet het fantastisch!' vertrouwde Rachet haar ademloos toe. 'Dat verhaal over Engeland was geweldig. Ik zat er met rooie oortjes naar te luisteren. Of niet, Rosé?'
'Ja, dat is waar,' zei Rose.
'Het is precies hoe ik erover denk,' verklaarde Charlie.
'Wil je naar de wc. meid?' vroeg Rachet.
'Nee, dank je. Ik ga nooit, tussen twee bedrijven.'
'Okay,' zei Rachet, met een knipoog.
Charlie dronk wat van haar thee en legde toen haar elleboog op de rug van haar stoel, om zo natuurlijk mogelijk achterom te kunnen kijken. Joseph was verdwenen, met al zijn papieren.
De slaapkamer waarin ze zich hadden teruggetrokken was even groot en even kaal als de ruimte waar ze vandaan kwamen. Een paar legerbedden en een telex vormden het enige meubilair; een dubbele deur leidde naar de badkamer. Becker en Litvak zaten tegenover elkaar op de twee bedden, over hun dossiers gebogen. De telex werd bediend door een jongen met een kaarsrechte rug, die David heette. Zo nu en dan hoestte het apparaat een vel papier op, dat hij dan devoot op een stapeltje naast zich legde. Het enige andere geluid was het geklots van water in de badkamer, waar Kurtz zich. half ontkleed en met zijn rug naar hen toe, aan de wastafel stond te wassen, als een atleet tussen twee nummers in.
'Een geweldige meid,' riep Kurtz, terwijl Litvak een bladzij omsloeg en met een viltstift iets in de marge aanstreepte. 'Precies wat we hadden verwacht: intelligent en creatief. Een miskend talent.'
'Ze liegt dat ze barst,' zei Litvak, zonder op te kijken. Maar uit zijn houding en zijn provocerende, beledigende toon viel duidelijk op te maken dat die opmerking niet voor Kurtz bedoeld was.
'Dat is toch in orde?' vroeg Kurtz, en spatte nog wat water in zijn gezicht. 'Vanavond liegt ze voor zichzelf, morgen liegt ze voor ons. Of willen we nu plotseling een heilige?'
De telex liet opeens een heel ander geluid horen. Becker en Litvak keken meteen op, maar Kurtz had het blijkbaar niet gehoord. Misschien had hij water in zijn oren.
'Vrouwen liegen om zichzelf te beschermen. Ze beschermen de waarheid, en daarmee hun kuisheid. Voor vrouwen is liegen een bewijs van deugdzaamheid.'
David, die bij de telefoon zat, wenkte hem. 'De ambassade in Athene, Marty,' zei hij. 'Ze hebben een bericht uit Jeruzalem voor ons.'
Kurtz aarzelde. 'Laat maar horen,' zei hij toen met tegenzin.
'Het is alleen voor jou bestemd,' zei David, terwijl hij opstond en de kamer doorliep.
De telex trilde even. Met zijn handdoek om zijn nek liet Kurtz zich in Davids stoel vallen, stak een schijf in de machine en zag de tekst te voorschijn komen. Toen het apparaat eindelijk klaar was, trok Kurtz het vel uit de roller en las het nog eens over. Toen liet hij een nijdig lachje horen. 'Ja, ja. Misha Gavron wil dat we ons voor Amerikanen uitgeven,' kondigde hij aan. 'Is dat niet aardig? "Onder geen beding mag u haar laten weten dat u Israëlische onderdanen bent, in een officiële of semi- officiële functie." Prachtig. Erg opbouwend, een geweldige steun in de rug, en precies op het juiste moment. Ik heb nog nooit voor iemand gewerkt waar je zo van op aan kon. Telegrafeer maar terug: "Ja, herhaal: nee",' beet hij de verbaasde jongen toe. Hij gaf hem het vel papier en de drie mannen liepen weer terug naar het toneel.