24
Ze kwam vroeg in de avond met het vliegtuig in Zürich aan. Stormfakkels strekten zich langs de startbaan uit en vlamden voor haar op als de weg die zij zelf moest gaan. Haar geest was dank zij haar wanhopige voorbereidingen een mengeling van haar oude frustraties, maar nu gerijpt en tegen de slechte wereld gekeerd. Nu wist ze immers dat er geen greintje goed in die wereld stak, nu had ze de ellende gezien die dc prijs van de Westerse overvloed vormde. Ze was wie ze altijd was geweest: de boze verschoppelinge, die haar gram wilde halen. Met dit verschil dal de Kalasjnikov de plaats had ingenomen van haar nutteloze driftbuien. De lichten schoten langs haar raampje als brandend wrakhout. Het vliegtuig raakte de grond. Maar op haar ticket stond Amsterdam, en theoretisch moest ze nog landen. Meisjes die alleen uit het Midden-Oosten terugkomen, zijn verdacht, had Tayeh gezegd, toen ze in Beiroet haar laatste instructies had gekregen. Het is onze eerste taak om je een respectabeler achtergrond te geven. Fatmeh, die haar uitgeleide was komen doen, was duidelijker geweest. Khalil heeft gezegd dat je bij
aankomst een nieuwe identiteit moet krijgen.
Toen ze de verlaten transit-lounge binnenkwam, had ze het gevoel dal ze de eerste pionier was die daar ooit een voet had gezet. Er klonk ingeblikte muziek maar er was niemand om ernaar te luisteren. Een mooie dure winkel verkocht chocoladebeertjes en kaas, maar hij was leeg. Ze ging naar de wc en bekeek zichzelf uitgebreid in de spiegel. Haar haar was kortgeknipt en in een bruine tint geverfd. Tayeh zelf had door de flat in Beiroet gestommeld terwijl Fatmeh haar haar had verpest. Geen make-up, geen sex-appeal, had hij bevolen. Ze droeg een pakje van zware bruine stof en een vaag astigmatische bril om nijdig doorheen te turen. Het enige wat eraan ontbreekt is een strooien hoed en een blazer, dacht ze. Michets revolutionaire poule de luxe lag nu wel een heel eind achter haar.
Doe Khalil de groeten van me, had Fatmeh tegen haar gezegd toen ze haar vaarwel had gekust.
Rachet stond naast haar aan de volgende wastafel, maar Charlie keek recht door haar heen. Ze mocht haar niet, ze kende haar niet en het was zuiver toeval dat Charlie haar geopende handtas tussen hen in zette, met haar pakje Marlboro's bovenop, zoals Joseph haar had opgedragen. En ze zag ook Rachets hand niet. die de Marlboro's omruilde voor haar eigen pakje, noch haar snelle, geruststellende knipoog in de spiegel.
Ik heb geen ander leven dan dit. Geen andere liefde dan Michet en geen trouw, behalve aan de grote Khalil.
Ga zo dicht mogelijk bij de borden met de vertrektijden zitten, had Tayeh haar bevolen. Dat deed ze, en uit haar koffertje pakte ze een boek over Alpenplanten - breed en dun, als het jaarboek van een meisjesschool. Ze sloeg het open en hield het rechtop op haar schoot, zodat de titel te zien was. Ze droeg een ronde button met' Red de walvis'; dat was het andere teken, zei Tayeh. want Khalil wil dat er vanaf dat moment steeds twee tekens zijn: twee plannen, twee tekens, voor alles een tweede mogelijkheid, voor het geval de eerste misgaat; een tweede kogel voor het geval de wereld nog steeds leeft.
Khalil vertrouwt niets bij de eerste keer, had Joseph gezegd. Maar Joseph was al lang dood en begraven, een afgedankte profeet uit haar tienertijd. Ze was Michets weduwe en Tayehs soldaat, en ze was gekomen om dienst te nemen in het leger van de broer van haar dode minnaar.
Gen Zwitserse soldaat stond haar op te nemen, een oudere man met een Heckler & Koch machinepistool. Charlie sloeg een bladzij om. Hecklers waren haar lievelingswapens. Bij haar laatste schietoefening had ze met vierentachtig van de honderd schoten de pop van de stormtroeper geraakt. Dal was de hoogste score geweest, zowel bij de mannen als de vrouwen. Uit haar ooghoek zag ze dat hij nog steeds naar haar stond te kijken. Er kwam een boze gedachte bij haar op. Ik zal met jou doen wat Bubi een keer in Venezuela heeft gedaan, dacht ze. Bubi had opdracht gekregen een bepaalde fascistische politieman neer te schieten op het moment dat hij 's ochtends zijn huis uitkwam, een heel gunstig tijdstip. Bubi had zich in een portiek verscholen en afgewacht, zijn slachtoffer had een geweer onder zijn arm gehad, maar hij was ook een huisvader, die altijd met zijn kinderen stoeide. Toen hij naar buiten slapte, had Bubi een bal uil zijn zak gehaald en die door de straat naar hem toe laten stuiteren. Een rubber bal van een kind - welke huisvader zou zich niet instinctief bukken om hem op te vangen? Op het moment dal hij dat deed. was Bubi uit zijn portiek te voorschijn gekomen en had hem doodgeschoten. Want wie kan terugschieten als hij net een rubber bal opvangt?
Iemand probeerde haar op te pikken. Een pijproker, met varkensleren schoenen en een grijze flanellen broek. Ze voelde hoe hij aarzelde en (oen op haar toekwam.
'Neem me vooral niet kwalijk, maar spreekt u Engels?'
De gewone, gemiddelde, modale Engelse verkrachter, blond haar, gezet, een jaar of vijftig. Schijnheilig verontschuldigend. Nee, geen woord, had ze hem willen antwoorden. Ik kijk alleen naar de plaatjes. Ze had zo'n hekel aan dit soort mannen dat ze bijna ter plekke misselijk werd. Ze wierp hem een nijdige blik toe. maar hij hield vol, zoals dat soort altijd deed.
'Het is hier namelijk zo ontzettend troosteloos vertalen,* legde hij uit. 'Ik vroeg me af of u iets met me zou willen drinken. Vrijblijvend. Dat zou u goed doen.'
Ze zei: nee. bedankt. Bijna had ze gezegd: 'Ik mag van mijn pappa niet met vreemde mannen praten,' en na een tijdje beende hij verontwaardigd weg, op zoek naar een politieman om haar te rapporteren. Ze verdiepte zich weer in de gewone edelweiss en luisterde hoe het langzaam drukker werd - steeds één paar voeten tegelijk, langs haar heen naar de kaaswinkel. Langs haar heen naar de bar. Naar haar toe. En halt.
'Imogen? Ken je me nog? Sabine!'
Opkijken. Even wachten voor ze haar herkende.
Een vrolijke Zwitserse sjaal om het kortgeknipte, vaag bruin geverfde haar te verbergen. Geen bril, maar als Sabine er net zo een op zou zetten als ik, zou elke slechte fotograaf een tweeling van ons kunnen maken. Een grote plastic draagtas van Franz Carl Weber uit Zürich bungelde aan haar hand. dat was het tweede teken.
'Hé, Sabine! Ben jij het?'
Opstaan. Een koele zoen op de wang. Nee maar! Waar ga je heen?
Hetaas, Sabines toestel zal zo vertrekken. Wat jammer dat we niet even kunnen kletsen als meiden onder elkaar, maar zo is het leven nu eenmaal. Sabine zet haar draagtas bij Charlies voeten neer. Let daar even op, schat. Tuurlijk, Sabs, geen probleem. Sabine verdwijnt in het damestoilet. Na een blik in de tas, heel brutaal, alsof die van haar is, haalt Charlie er een vrolijke envelop uit, met een lintje er omheen, en voelt daarin de omtrekken van een paspoort en een ticket. Verwisselt die handig voor haar eigen Ierse paspoort, haar ticket en haar transit- card. Sabine komt terug, grijpt haar tas, moet nu echt rennen, af door rechter zijdeur. Charlie telt tot twintig, loopt naar de wc en blijft daar even. Baastrup, Imogen, Zuidafrikaans, leest ze. Geboren in Johannes- burg, driejaar en één maand later dan ik. Bestemming Stuttgart, over één uur en twintig minuten. We nemen afscheid van ons Ierse meisje en begroeten onze benepen kleine Christelijke raciste uit de rimboe, die haar blanke erfdeel op komt eisen.
Toen ze uit de Dames kwam zag ze dat de soldaat weer naar haar keek. Hij heeft het allemaal gezien. Hij staat op het punt me te arresteren. Hij denkt dat ik aan de dunne ben, en hij weet niet hoe dicht hij bij de waarheid is. Ze staarde terug tot hij wegliep. Hij had alleen maar iets gezocht om naar te kijken, dacht ze toen ze haar boek over Alpenbloe- men weer te voorschijn haalde.
De vlucht leek maar vijf minuten te duren. In de aankomsthal in Stuttgart stond een verlate kerstboom, en er heerste een soort gezellige drukte, alsof iedereen fijn weer thuis kwam. Terwijl ze met haar Zuid- afrikaanse paspoort in de rij stond bestudeerde Charlie de foto's van gezochte vrouwelijke terroristen en had het voorgevoel dat ze zo meteen haar eigen gezicht zou zien. Zonder blikken of blozen liep ze langs de douane; ze kon zo doorlopen. Toen ze bijna bij de uitgang was zag ze Rosé, haar Zuidafrikaanse landgenote, die half in slaap op een rugzak hing, maar voor haar was Rose net zo dood als Joseph of wie dan ook, en net zo onzichtbaar als Rachet. De elektrische deuren gingen open, een sneeuwvlaag sloeg in haar gezicht. Terwijl ze de kraag van haar jas opzette haastte ze ach over de brede stoep naar de parkeergarage. Vierde verdieping, had Tayeh gezegd; in de uiterste linkerhoek. En let op een vossestaart aan de antenne. Ze had daarbij een lange antenne voor zich gezien met een mooie rode vossestaart eraan, maar deze staart was een haveloze nylon imitatie aan een ring, die als een dode muis op de motorkap van de kleine Volkswagen lag.
ik ben Saul, hoe heet jij, schat?' zei een mannenstem met een zacht
Amerikaans accent vlak bij haar. Eén verschrikkelijk moment dacht ze dat Arthur J. Halloran, alias Abdul, was teruggekomen om te spoken, dus toen ze om de pilaar heen keek was ze opgelucht daar een vrij normaal uitziende jongeman tegen de muur te zien staan. Lang haar, spijkerlaarzen en een brutale, ontspannen glimlach. En een button als de hare met 'Red de walvis' op zijn windjack gespeld.
'Imogen,' antwoordde ze, omdat Saul de naam was die Tayeh haar had genoemd.
'Doe de kofferbak maar open, Imogen, en leg je koffer erin. En kijk nu eens om je heen. Zie je iemand die je niet vertrouwt?'
Ze wierp op haar gemak een blik door de parkeergarage. In de cabine vim een Bedford-bestelwagen, hetemaal beschilderd met gekke madeliefjes. waren Raoul en een meisje dat ze niet kon zien, samen al een heel eind op streek.
Niemand, zei ze.
Saul opende het rechterportier voor haar. .
'En doe je veiligheidsgordel om, schat.' zei hij, toen hij naast haar instapte. 'Ze hebben in dit land een hoop wetten, weet je? Waar ben je geweest. Imogen? Waar ben je zo bruin geworden?'
Maar kleine weduwen met moordzuchtige plannen voeren geen oppervlakkige gesprekken met onbekenden. Schouderophalend zette Saul de radio aan en luisterde naar de Duitse nieuwsberichten.
Door de sneeuw zag alles er prachtig uit en reed het verkeer voorzichtig. Ze reden de parkeergarage uit en kwamen op een vierbaansweg met huizen erlangs. Dikke sneeuwvlokken schoten op hun koplampen af. Het nieuws was afgelopen en een vrouwenstem kondigde een concert aan.
'Hou je daarvan, Imogen? Het is klassiek.'
Hij liet het aanstaan, wat ze er ook van vond. Mozart uit Salzburg, waar Charlie te moe was geweest om met Michet le slapen op de avond voordat hij was omgekomen.
Ze reden om het fel verlichte stadscentrum heen, waar de sneeuwvlokken als zwarte as in verdwenen. Toen reden ze een klaverblad op. Beneden hen, op een omheinde speelplaats, waren kinderen in rode anoraks sneeuwballen aan het gooien in het licht van booglampen. Ze herinnerde zich haar jeugdgroep in Engeland, tien miljoen kilometer geleden. Ik doe het voor hen, dacht ze. Op de een of andere manier had Michet dat geloofd. Op de een of andere manier geloven we dat allemaal. Allemaal, behalve Halloran. die de zin er niet meer van inzag. Waarom dacht ze zoveel aan hem, vroeg ze zich af. Omdat hij twijfelde, en twijfel had ze geleerd het meest te vrezen. Twijfelen is verraad, had Tayeh haar gewaarschuwd.
Joseph had nagenoeg hetzelfde gezegd.
Ze waren een ander land binnengereden en de weg was nu een zwarte rivier door diepe dalen van witte velden en zwaarbeladen bomen. Eerst verloor ze haar gevoel voor tijd, toen haar besef van verhoudingen. Ze zag droomkastelen en miniatuurtrein-dorpjes afgetekend tegen de bleke hemel. De speelgoedkerkjes met hun koepels en spitsen maakten de behoefte om te bidden in haar wakker, maar daar was ze te volwassen voor, en bovendien was godsdienst iets voor zwakkelingen. Ze zag huiverende pony's van balen hooi grazen, en herinnerde zich stuk voor stuk alle pony's uit haar jeugd. Steeds als er iets moois voorbijkwam, ging haar hart ernaar uit, om zich eraan vast te klampen en het tegen te houden. Maar niets bleef, niets liet een indruk op haar geest achter; als adem op een stuk glas. Zo nu en dan haalde een auto hen in; één keer kwam er een motor voorbij en dacht ze dat ze de rug van Dimitri herkende, maar hij was al uil hun koplampen verdwenen voordat ze er zeker van kon zijn.
Ze reden een heuvel op en Saul verhoogde hun snelheid. Hij draaide naar links, stak een weg over, sloeg toen rechtsaf en reed een hobbelig karrespoor af. Aan weerskanten lagen omgehakte bomen, als bevroren soldaten in een Russisch filmjournaal. Ver voor hen uit ontwaarde Charlie de omtrekken van een donker oud huis met hoge schoorstenen, en even deed het haar denken aan het huis in Athene. Passie, is dat het woord niet? Saul stopte en dimde twee keer zijn koplampen. Vanuit een punt ergens middenin het huis werd er met een zaklantaarn teruggeseind. Saul keek op zijn horloge en telde hardop de seconden. 'Negen - tien - ja, nu!' zei hij, en opnieuw knipperde de zaklantaarn in de verte. Hij boog zich voor haar langs en duwde de deur voor haar open.
'Verder gaan we niet, schat,' zei hij. 'Het was een leuk gesprek. Vrede, okay?'
Met haar koffer in haar hand koos ze een spoor in de sneeuw en begon in de richting van het huis te lopen, met enkel de bleke weerschijn van de sneeuw en de strepen maanlicht door de bomen om haar de weg te wijzen. Toen het huis dichterbij kwam, ontwaarde ze een oude klok- ketoren zonder klok en een bevroren vijver met een sokkel zonder standbeeld. Onder een houten afdak glinsterde een motor.
Plotseling hoorde ze een bekende stem die samenzweerderig tegen haar fluisterde: 'Imogen, pas op voor het dak. Als je een stuk van het dak op je hoofd krijgt, ben je meteen dood. Imogen - o, Charlie- dit is te absurd!' En het volgende moment kwam er vanuit het donkere portaal een zacht, sterk lichaam te voorschijn dat haar omvatte, slechts licht gehinderd door een zaklantaarn en een automatisch pistool.
Overmand door een golf van belachetijke dankbaarheid, beantwoordde Charlie Hetga's omhetzing. 'Hetg - Jezus - jij bent het! Geweldig!'
Bij het licht van haar zaklantaarn leidde Hetga haar door een hal met een marmeren vloer, waarvan de hetft van de tegels al verdwenen was, en daarna voorzichtig een wankele houten trap zonder leuning op. Het huis lag al op sterven, maar iemand had dat proces nog bespoedigd. De vochtige muren waren volgekliederd met leuzen in rode verf; deurknoppen en lampfittingen waren weggesloopt. Charlie voelde haar vijandige gevoelens weer opkomen en wilde haar hand terugtrekken, maar Hetga hield hem vast alsof ze er recht op had. Ze liepen een reeks lege kamers door, stuk voor stuk groot genoeg om er een banket in te houden. In de eerste stond een in elkaar geslagen porseleinen fornuis, met kranten volgepropt. In de tweede een handpers, dik onder het stof, met daar omheen bergen vergeelde pamfletten van de revoluties van gisteren. Ze kwamen een derde kamer binnen en Hetga richtte haar zaklantaarn op een stapel dossiers en papieren die in een alkoof waren gesmeten.
'Weetje wat mijn vriendin en ik hier doen, I mogen?' vroeg ze. opeens met stemverheffing. 'Mijn vriendin is te geweldig. Ze heet Verona en haar vader was een complete Nazi. Hen grootgrondbezitter, een industrieel, alles.' Ze ontspande haar hand, maar klemde hem toen weer om Charlies pols. 'Hij is gestorven, dus verkopen we hem nu, uit wraak. De bomen aan de bomenvernietigers. Het land aan de landvernietigers. De beelden en de meubels aan de vlooienmarkt. Als het vijfduizend waard is, verkopen we het voor vijf. Hier stond het bureau van haar vader. We hebben het eigenhandig kapot gehakt en in de haard verbrand. Als symbool. Het was het hoofdkwartier van zijn fascistische campagne, hier tekende hij zijn cheques en bedreef hij zijn onderdrukking. We hebben het in elkaar geslagen en verbrand. Nu is Verona vrij. Ze is arm, ze is vrij, ze heeft zich bij de massa aangesloten. Is ze niet geweldig? Misschien had jij dat ook moeten doen.'
Een personeelstrap slingerde zich schuin omhoog naar een lange gang. Hetga ging haar zwijgend voor. Boven hen hoorde Charlie folkmuziek en rook ze de walm van brandende petroleum. Ze kwamen op een overloop, liepen langs een rij dienstbodenkamertjes en bleven voor de laatste deur staan. Er kwam licht onderdoor. Hetga klopte en zei zachtjes iets in het Duits. De sleutel werd omgedraaid en de deur ging open. Hetga ging als eerste naar binnen en wenkte Charlie om mee te komen. 'Imogen, dit is kameraad Verona.' Haar stem had een autoritaire klank gekregen. 'Vero!'
Een dik, verward meisje stond klaar om hen te ontvangen. Ze droeg een schort over een wijde zwarte broek, en had jongensachtig kortgeknipt haar. Op haar vlezige heup bungelde een holster met een Smith & Wesson automatisch pistool. Verona veegde haar hand aan haar schort af en ze gaven elkaar een burgerlijke handdruk.
'Eén jaar geleden was Verona nog compleet fascistisch, net als haar vader,' vertelde Hetga met bezitterig gezag. 'Een slaaf en een fasciste tegelijk. Nu vecht ze. Nietwaar, Vero?'
Begrijpend dat ze kon inrukken, deed Verona de deur weer op slot en trok zich toen terug in een hoek waar ze iets aan het koken was op een kampeerstel. Charlie vroeg zich af of ze heimelijk van het bureau van haar vader droomde.
'Kom. Kijk eens wie we hier hebben,' zei Hetga en trok haar snel mee de kamer door. Haastig keek Charlie om zich heen. Ze bevond zich op een grote zolder - dezelfde waar ze talloze keren tijdens haar vakanties in Devon op had gespeeld. Het zwakke licht kwam van een olielamp die aan een balk bungelde. Dikke lagen fluwelen gordijn waren voor de raampjes gespijkerd. Een vrolijk hobbelpaard stond fier langs een muur, met daarnaast de ezel met het schoolbord van een gouvernante. Er was een stadsplattegrond op getekend; gekleurde pijlen wezen naar een groot rechthoekig gebouw in het midden. Op een oude pingpong- tafel lagen resten salami, bruin brood en kaas. Mannen- en vrouwenkleren hingen voor een oliekachet te drogen. Ze waren bij een houten trapje gekomen en Hetga duwde haar naar boven. Op de verhoging lagen naast elkaar twee waterbedden. Op één ervan lag, naakt tot aan zijn middel en nog lager, de Italiaan die Charlie die zondagochtend in Londen met zijn pistool had bedreigd. Over zijn dijen lag een gerafelde deken, en ze zag om hem heen de losse onderdelen van een Walther automatisch pistool dat hij aan het schoonmaken was. Naast hem stond een transistorradio die Brahms speelde.
'En hier hebben we de energieke Mario,' kondigde Hetga met sarcastische trots aan, terwijl ze hem met haar tenen in zijn genitaliën porde. 'Mario, je bent compleet schaamteloos, weet je dat? Bedek jezelf onmiddellijk en verwelkom onze gast. Dat is een bevel!'
Maar als enige reactie rolde Mario speels opzij naar de rand van het bed, als een uitnodiging voor wie er maar naast hem wilde komen liggen.
'Hoe gaat het met kameraad Tayeh, Charlie?' vroeg hij. 'Vertel ons al het familienieuws maar.'
Als een schreeuw in een kerk begon er een telefoon te rinkelen; nog angstaanjagender omdat het geen moment bij Charlie opgekomen was dat ze hier telefoon zouden hebben. In een poging haar wat op te vrolijken, had Hetga voorgesteld om op Charlies gezondheid te drinken, en maakte daar een hete toestand van. Ze had de glazen en de fles op een broodplank gezet en droeg ze net plechtig de kamer door. Toen ze de telefoon hoorde bleef ze als aan de grond genageld staan en zette de broodplank als in een vertraagde film op de pingpongtafel neer, waar ze toevallig naast stond. Rossino zette zijn radio af. De telefoon stond in zijn eentje op een klein, ingelegd tafeltje dat Hetga en Verona nog niet hadden verbrand; het was een oud wandmodel, met een aparte oortelefoon. Hetga boog zich over de telefoon heen, maar maakte geen aanstalten op te nemen. Charlie hoorde hem acht keer lang en nadrukkelijk overgaan voordat hij ophield. Hetga bleef naar het toestel staan staren. Spiernaakt liep Rossino nonchalant de kamer door om een hemd van de waslijn te halen.
'Hij zei dat hij morgen zou bellen,' klaagde hij terwijl hij het hemd over zijn hoofd trok. 'Wat is er opeens aan de hand?'
'Stil,' zei Hetga bits.
Verona bleef gewoon doorroeren in wat ze aan het koken was, alleen wat langzamer, alsof snelheid gevaarlijk kon zijn. Ze was een van die vrouwen bij wie elke beweging uit de ellebogen lijkt te komen.
De telefoon ging opnieuw, twee keer, en dit keer nam Hetga hem op en legde meteen weer neer. Maar toen hij weer begon ie rinkelen, nam ze hem op met een kort 'Ja', en luisterde twee minuten lang, zonder te glimlachen of te knikken, voordat ze weer ophing.
'De Minkels hebben hun plannen gewijzigd,' kondigde ze aan. 'Vannacht logeren ze in Tübingen, waar ze vrienden hebben op de faculteit. Ze hebben vier grote koffers bij zich, een heteboel kleinere spullen, en een diplomatenkoffertje.' Met een goed gevoel voor effect pakte ze een vochtige doek van Verona's wastafel en veegde daar het schoolbord mee schoon. 'Dat koffertje is zwart, met eenvoudige scharnieren. Ook de plaats van de lezing is veranderd. De politie koestert geen argwaan, maar is wel nerveus. Ze nemen verstandige voorzorgsmaatregelen, zoals ze het zelf noemen.'
'Wat doet de politie?' vroeg Rossino.
'Ze willen hem meer lijfwachten geven, maar Minkel is daar volstrekt op tegen. Hij is zogenaamd een man met principes. Als hij een preek houdt over wet en gerechtigheid vindt hij dat hij niet door geheime politie omringd kan worden. Voor lmogen verandert er niets. Haar orders blijven dezelfde. Het is haar eerste actie. Zij zal de grote ster zijn. Of niet, Charlie?'
Plotseling keken ze allemaal naar haar Verona met een gedachteloos starende blik, Rossino met een schattende grijns en Hetga open en strak, en zoals gewoonlijk zonder een spoor van twijfel aan zichzelf.
Ze lag hetemaal plat, met haar onderarm als kussen. Haar slaapkamer was geen galerij in een zaaltje van de kerk, maar een zolderkamer zonder licht of gordijnen. Haar bed was een oude paardeharen matras met een vergeelde deken die naar kamfer rook. Hetga zat naast haar, terwijl ze Charlies geverfde haar met haar sterke hand glad streek. Maanlicht viel door het hoge raam naar binnen en de sneeuw creëerde haar eigen diepe stilte. Iemand zou hier een sprookje moeten schrijven. Mijn minnaar zou de elektrische haard moeten aanzetten en me in het rode schijnsel moeten nemen. Ze lag in een blokhut, veilig voor alles, behalve voor morgen.
'Wat is er aan de hand, Charlie? Doe je ogen eens open. Vind je me niet meer aardig?'
Ze opende haar ogen en staarde voor zich uit, zonder iets te zien of ergens aan te denken.
'Droom je nog steeds van je kleine Palestijn? Maak je je zorgen over wat we hier doen? Wil je ermee ophouden en er vandoor gaan nu het nog kan?'
'Ik ben moe.'
'Waarom kom je dan niet bij ons slapen? We kunnen seks hebben. En daarna slapen. Mario is een uitstekende minnaar.'
Hetga boog zich over haar heen en kuste haar in haar nek.
'Wil je soms dat Mario alleen naar je toekomt? Ben je verlegen? Zelfs dat vind ik goed.' Ze kuste haar weer. Maar Charlie bleef koud en verstijfd liggen, haar lichaam als ijzer.
'Morgenavond ben je misschien wat toeschietelijker. Khalil accepteert geen weigeringen. Hij ziet er al naar uitje te ontmoeten. Hij heeft persoonlijk naar je gevraagd. Weetje wat hij ooit eens tegen een vriend van ons heeft gezegd? "Zonder vrouwen zou ik mijn menselijke warmte verliezen en falen als soldaat. Om een goed soldaat te zijn moetje over menselijkheid beschikken." Nu kun je je misschien voorstellen wat een groot man hij is. Jij hield van Michet, daarom zal hij van jou houden. Dat staat vast. Zo.'
Na nog een laatste, lange zoen, verliet Hetga de kamer en Charlie bleef op haar rug liggen, met wijd opengesperde ogen, terwijl ze door het raam zag hoe het halfduister steeds bleker werd. Ze hoorde de kreet van een vrouw, die aanzwol tot een verstikte, smekende snik; daarna de dringende schreeuw van een man. Hetga en Mario werkten gezamenlijk aan de revolutie, zonder haar hulp.
Volg hen waar ze je ook naar toe leiden, had Joseph gezegd. Als ze je opdragen om te doden, moetje doden. Dat is onze verantwoordelijkheid, niet de jouwe.
Waar zul jij zijn?
Dichtbij.
Dicht bij de rand van de wereld.
In haar handtas had ze een Mickey Mouse-zaklantaam met een heel dun lichtstraaltje, zo'n ding waarmee ze op kostschool onder de dekens zou hebben gespeeld. Ze haalde hem te voorschijn, samen met Rachets pakje Marlboro's. Er zaten nog drie sigaretten in, die ze los in haar tas gooide. Heel voorzichtig, zoals Joseph haar had geleerd, haalde ze het cellofaan eraf, trok het karton van het pakje los en legde het plat neer, met de binnenkant naar boven. Toen likte ze aan haar vinger en begon voorzichtig spuug over het karton uit te wrijven. De letters kwamen bruin te voorschijn, heel fijn geschreven, als met een tekenpen. Ze las de boodschap en duwde het platgedrukte pakje toen door een kier tussen de vloerplanken heen, tot het naar beneden viel.
Moed houden. Wij zijn hij je. Het hete Onze Vader op een spelde- knop.
Ze opereerden vanuit een haastig gehuurd kantoor in de binnenstad van Freiburg, op de benedenverdieping van een gebouw aan een drukke hoofdstraat; hun dekmantel was de Walker & Frosch Investeringsmaatschappij GmbH, een van de tientallen die door Gavrons secretariaat permanent in stand werden gehouden. Hun communicatie-appa- ratuur leek enigszins op commerciële software; daarnaast hadden ze door bemiddeling van Alexis nog drie gewone telefoons gekregen, waarvan er één - de minst officiële - een 'hot line' tussen de Doctor en Kurtz vormde. Het was vroeg in de morgen na een drukke nacht die eerst was besteed aan het voorzichtig opsporen van Charlie, en daarna aan een gespannen discussie tussen Litvak en zijn Westduitse collega over het afbakenen van het werkterrein. Litvak maakte inmiddels met iedereen ruzie. Kurtz en Alexis hadden zich met dit gekibbel tussen hun ondergeschikten niet ingelaten. De globale overeenkomst was nog steeds van kracht, en Kurtz had er nog geen belang bij om die te verbreken. Alexis en zijn mannen zouden de eer krijgen; Litvak en de zijnen hun genoegdoening.
Wat Gadi Becker betrof die was eindelijk weer terug in de strijd. Nu het moment van actie steeds dichterbij kwam, ging hij met een rustige en vastberaden snelheid te werk. Het zelfonderzoek waar hij in Jeruzalem niet van los had kunnen komen, was nu afgesloten; de knagende doelloosheid van het wachten was voorbij. Terwijl Kurtz onder een legerdeken lag te dutten en Litvak zenuwachtig en uitgeput door het kantoor ijsbeerde of cryptisch in een van de telefoons sprak en zich om onduidelijke redenen steeds bozer maakte, hield Becker de wacht bij de jaloezieën voor het grote raam, geduldig omhoog starend naar de met sneeuw bedekte heuvels aan de overzijde van de groengrijze Dreisam. Want Freiburg wordt, net als Salzburg, door heuvels omringd, en elke straat lijkt er omhoog te voeren naar zijn eigen Jeruzalem.
'Ze is in paniek geraakt," verklaarde Litvak opeens tegen Beckers rug.
Verbaasd draaide Becker zich om en keek hem aan.
'Ze is naar hen overgelopen,' hield Litvak vol. Zijn stem klonk schor en onzeker.
Becker keerde zich weer naar het raam. 'Een deel van haar is overgelopen en een deel is ons trouw gebleven,' antwoordde hij. 'Dal hebben we ook van haar gevraagd.'
'Ze is overgelopen!' herhaalde Litvak, die zich nu door zijn eigen provocerende houding liet meeslepen. 'Dat is meer agenten overkomen. Dat is nu ook gebeurd. Ik heb haar op het vliegveld gezien. Jij niet. Ze ziet eruit als een geest, laat me je dat vertellen!'
'Als ze eruit ziet als een geest, dan wil ze er ook zo uitzien,' zei Becker met een koninklijke onverstoorbaarheid. 'Ze is actrice. Ze zet heus wel door, maak je maar geen zorgen.'
'Maar wat heeft ze voor motief? Ze is niet Joods. Ze is niets. Ze hoort bij hen. Vergeet haar maar!'
Toen hij hoorde dat Kurtz zich onder zijn deken bewoog, verhief Litvak zijn stem zodat hij het ook zou kunnen horen.
'Als ze nog steeds voor ons werkt, waarom heeft ze Rachet dan op het vliegveld een onbeschreven sigarettenpakje teruggegeven? Vertel me dat eens. Weken heeft ze tussen dat tuig doorgebracht, en als ze er vandaan komt schrijft ze ons niet eens een berichtje? Wat is dat voor een agente, die ons zo trouw is?'
Het leek of Becker zijn antwoord in de verre bergen zocht. 'Misschien heeft ze niets te zeggen,' zei hij. 'Ze laat haar daden voor zich spreken. Niet haar woorden.'
Uit de diepte van zijn kale veldbed bood Kurtz slaperig enige troost. 'Duitsland maakt je nerveus, Shimon. Hou je gemak. Wat doet het ertoe bij wie ze hoort, zolang ze ons de weg blijft wijzen?'
Maar Kurtz' woorden werkten precies averechts. In deze stemming van zelfkwelling vermoedde Litvak een oneerlijk complot tegen hem, waardoor hij nog woester werd.
'En als ze instort en alles bekent? Als ze het hete verhaal vertelt? Vanaf Mykonos tol aan nu? Wijst ze ons dan nog steeds de weg?'
Hij leek echt op een botsing aan te sturen. Met iets anders zou hij geen genoegen nemen.
Terwijl hij zich op één elleboog oprichtte, sloeg Kurtz een wat strengere toon aan. 'Wat moeten we dan, Shimon? Geef ons de oplos- sing maar. Veronderstel dat ze is overgelopen. Veronderstel dat ze de hete operatie om zeep heeft geholpen. Moet ik Misha Gavron dan bellen om hem te zeggen dat het afgelopen is?'
Becker was niet bij het raam vandaan gekomen, maar hij had zich opnieuw omgedraaid en nam Litvak vanaf de andere kant van de kamer peinzend op. Van de een naar de ander starend spreidde Litvak zijn armen - een bijzonder wild gebaar tegenover twee van die statische mannen.
'Hij zit daar ergens!' riep Litvak. 'In een hotel. Een appartement. In een logement. Dal kan niet anders. Sluit de hete stad af. De wegen, de spoorlijnen, de busdiensten. Laat Alexis er een kordon omheen leggen. Doorzoek elk huis tot we hem vinden!'
Kurtz probeerde het nu met een vriendelijk grapje. 'Shimon, Frei- burg is de Westoever niet.'
Maar Becker, die eindelijk interesse toonde, leek de discussie te willen voortzetten. 'En als we hem dan gevonden hebben?' vroeg hij, alsof hij Litvaks plan nog niet hetemaal kon volgen. 'Wal doen wc dan, Shimon?'
'Dan hebben we hem! Dan doden we hem. Dan is de operatie voorbij!'
'En wie moet Charlie dan doden?' vroeg Becker. op diezelfde uiterst redelijke toon. 'Wij of zij?'
Plotseling ging er meer in Litvak om dan hij zelf kon verwerken. Onder de spanningen van de afgelopen nacht en de komende dag kwamen al zijn ingewikkelde frustraties, mannelijk en vrouwelijk, plotseling naar boven. Zijn gezicht liep rood aan en zijn ogen schoten vuur toen hij één magere arm beschuldigend naar Becker uitstak. 'Ze is een hoer, ze is een communiste en ze valt op Arabieren!' schreeuwde hij, zo hard dat het door de scheidingswand heen te horen moest zijn. 'Laat haar toch schieten. Wie kan dat nou scheten?'
Als Litvak had verwacht dal Becker terug zou slaan, kwam hij bedrogen uit, want het enige wat Becker deed was even bevestigend knikken, alsof alles wat hij al enige tijd over Litvak had gedacht nu uitgekomen was. Kurtz had zijn deken van zich af geduwd. Hij zal in zijn onderbroek op bed, met zijn hoofd naar voren en met zijn vingertoppen door zijn korte grijze haar wrijvend.
'Ga een bad nemen, Shimon,' beval hij rustig. 'Een bad, een tijdje rust en een kop koffie. En kom dan om een uur of twaalf weer terug. Niet eerder.' Er ging een telefoon. 'Niet opnemen.' voegde hij eraan toe, en pakte zelf de hoorn terwijl Litvak hem vanuit de deuropening gadesloeg, zwijgend, vol afkeer van zichzelf.
'Hij is net even bezig,' zei Kurtz in het Duits. Ja, dit is Hetmuth. Met wie spreek ik?' Hij zei ja, toen nog eens ja, en goed gedaan. Toen hing hij weer op en lachte dat leeftijdsloze en vreugdeloze lachje van hem. Eerst naar Litvak, om hem te troosten, toen ook naar Becker, omdat hun geschillen op dat moment niet belangrijk waren. 'Charlie is vijf minuten geleden in het hotel van de Minkels aangekomen,' zei hij. 'In het gezelschap van Rossino. Ze zitten samen gezellig te ontbijten, ruim op tijd, precies zoals onze vriend het graag heeft.'
'En de armband?' vroeg Becker.
Dat vond Kurtz het prettigste bericht. 'Om haar rechter pols,' zei hij trots. 'Ze heeft een boodschap voor ons. Ze is een beste meid, Gadi, en ik wil je graag feliciteren.'
Het hotel was gebouwd in de jaren zestig, toen de horeca nog geloofde in grote, drukke lobby's met rustgevende verlichte fonteinen en vitrines met gouden horloges. Een brede dubbele trap leidde naar een tussen- verdieping, en vanaf het balkontafeltje waar ze zaten konden Charlie en Rossino zowel de hoofdingang als de receptie in het oog houden. Rossino droeg een blauw kantoorbediendepak, Charlie haar Zuidafri- kaanse padvindstersuniform en haar houten Christuskind uit het trainingskamp. Door de glazen van haar bril, die op bevel van Tayeh echt geslepen hadden moeten zijn, deden haar ogen pijn als het haar beurt was om de zaak in de gaten te houden. Ze hadden eieren met spek gegeten omdat ze een razende honger had, en nu dronken ze verse koffie terwijl Rossino de Stuttgarter Zeitung las en haar zo nu en dan op leuke berichtjes onthaalde. Ze waren al vroeg naar de stad gereden en ze was bijna doodgevroren op zijn buddy-seat. Ze hadden de motor bij het station geparkeerd, waar Rossino inlichtingen had ingewonnen, en daarna hadden ze een taxi naar het hotel genomen. In het uur dat ze hier nu al zaten, had Charlie gezien hoe een motorescorte van de politie een katholieke bisschop had afgeleverd en was teruggegaan met een delegatie Westafrikanen in traditioneel kostuum. Ze had een bus Amerikanen zien aankomen en een bus Japanners vertrekken. Ze kende de inschrijvingsprocedure nu uit haar hoofd, tot en met de naam van de chasseur die de nieuwe gasten de koffers uit de handen rukte op het moment dat ze door de schuifdeuren naar binnen kwamen, die op kleine wagentjes laadde en op een meter afstand bleef rondhangen terwijl ze hun formulieren invulden.
'En Zijne Heiligheid de Paus is van plan om een rondreis te maken door alle fascistische Zuidamerikaanse staten,' kondigde Rossino vanachter zijn krant aan, toen ze opstond. 'Misschien maken ze hem dit keer echt kapot. Waar ga je heen, Imogen?'
'Piesen.'
'Wat is er? Nerveus?'
In het damestoilet flikkerden roze lampen boven de wastafels en werd het zoemen van de ventilatoren overstemd door zachte muziek. Rachet stond haar ogen op te maken. Twee andere vrouwen wasten hun handen. Eén deur zat op slot. Terwijl ze vlak langs haar heen liep, drukte Charlie het gekrabbelde berichtje in Rachets wachtende hand. Ze friste zich op en liep terug naar haar tafeltje.
'Laten wc hier weggaan,' zei ze, alsof ze nu ze geplast had van mening was veranderd. 'Dit is belachetijk.'
Rossino stak een dikke Hollandse sigaar op en blies de rook opzettelijk in haar gezicht.
Een officieel uitziende Mercedes stopte voor het hotel en laadde een groepje mannen in donkere pakken uit, met naamplaatjes op hun revers. Rossino wilde net een obscene grap over hen maken toen hij werd onderbroken door een piccolo die hem aan de telefoon riep: Signor Verdi, die zijn naam en vijf mark bij de portier had achtergelaten, werd verzocht naar cel 3 te komen. Ze nam een slokje van haar koffie en voelde de hitte hetemaal in haar borst omlaag glijden. Rachet zat met een vriendje onder een aluminium palmboom en las de Cos- mopolitan. Het vriendje kende ze nog niet; hij zag er Duits uit. In zijn hand had hij een document in een plastic map. Er zaten zo'n twintig mensen, maar Rachet was de enige die ze herkende. Rossino kwam weer terug.
'De Minkels zijn twee minuten geleden op het station aangekomen. Ze hebben een taxi genomen, een blauwe Peugeot. Ze kunnen nu elk moment hier zijn.'
Hij vroeg om de rekening, betaalde, en pakte toen zijn krant weer op.
Ik zal alles één keer doen, had ze zichzelf beloofd toen ze op de ochtend had liggen wachten; voor alles zal het de laatste keer zijn. Ze herhaalde dat nog eens bij zichzelf. Als ik hier nu zit, zal ik hier nooit meer hoeven zitten. Als ik naar beneden ga, zal ik nooit meer boven hoeven komen. Als ik het hotel verlaat, zal ik nooit meer terugkeren.
'Waarom schieten we die schoft niet gewoon dood en laten het daarbij?' fluisterde Charlie, in een plotselinge opwelling van angst en haat toen ze haar blik opnieuw strak op de ingang richtte.
'Omdat we het willen overleven om nog andere schoften te kunnen neerschieten,' legde Rossino geduldig uit, en sloeg een bladzijde om. 'Manchester United heeft weer verloren," voegde hij er zelfvoldaan aan toe. 'Dat arme oude imperium.'
'Actie,' zei Charlie.
Een blauwe Peugeot was voor de glazen deuren blijven staan. Een vrouw met grijs haar klom er moeizaam uit, gevolgd door een lange, voorname man met een langzame, plechtige tred.
'Let jij op de kleine bagage, dan hou ik de grote koffers in het oog,' zei Rossino tegen haar terwijl hij zijn sigaar weer aanstak.
De chauffeur maakte de kofferbak open. Franz, de chasseur, stond achter hem gereed met zijn wagentje. Eerst kwamen twee bij elkaar passende bruine nylon koffers, niet nieuw en niet oud. In het midden zat er een riem omheen als extra versteviging. Aan de handvatten zaten rode kaartjes gebonden. Daarna een oude leren koffer, veel groter, met onder een van de hoeken twee wieltjes. En vervolgens weer een koffer.
Rossino vloekte zachtjes in het Italiaans. 'Hoe lang blijven ze hier eigenlijk?' klaagde hij.
De handbagage lag voorin, op de stoel naast de chauffeur. Toen hij de kofferbak weer had gesloten haalde de chauffeur de rest ook uit de auto, maar het wagentje van Franz was niet groot genoeg om alles in één keer te kunnen meenemen. Eén armoedige boodschappentas van leren patchwork, en twee paraplu's - van hem en van haar. Een papieren draagtas met een zwarte kat erop. Twee grote dozen in vrolijk pakpapier, vermoedelijk verlate kerstgeschenken. En toen zag ze het: een zwart diplomatenkoffertje. Harde zijkanten, een stalen frame en een leren naamplaatje. Die goeie ouwe Hetg, dacht Charlie: het klopte precies. Minkel betaalde de taxi. Net als iemand anders die Charlie ooit gekend had, bewaarde hij zijn zilvergeld in een beurs en telde de vreemde munten eerst in zijn hand voordat hij ze aan de chauffeur gaf. Mevrouw Minkel pakte het koffertje.
'Verdomme,' zei Charlie.
'Wacht,' zei Rossino.
Beladen met pakjes liep Minkel achter zijn vrouw de schuifdeuren door.
'Nu ongeveer zegje tegen me dat je denkt dat je hem herkent,' zei Rossino zachtjes. 'En ik zeg tegen je: waarom ga je niet naar beneden om nog eens goed te kijken? Je aarzelt, wantje bent een verlegen klein meisje.' Hij had haar bij de mouw van haar jurk gepakt. 'Niet forceren. Als het niet werkt zijn er nog een heteboel andere manieren. Kijk ernstig. Zetje bril recht. Nu.'
Minkel liep met kleine, enigszins belachetijke pasjes naar de balie toe, alsof hij zoiets nooit eerder gedaan had. Zijn vrouw liep naast hem, met het koffertje in haar hand. Er deed op dat moment maar één receptioniste dienst, die net met twee andere gasten bezig was. Terwijl hij stond te wachten keek Minkel verward om zich heen. Zijn vrouw nam de omgeving onverstoorbaar in zich op. Aan de andere kant van de lobby, achter een wand van rookglas, verzamelde zich een groepje goedgeklede Duitsers voor een of andere ontvangst. Ze keek naar de gasten en mompelde iets tegen haar man. De balie was nu vrij en Minkel nam het koffertje van haar over, een zwijgende, instinctieve transactie tussen echtgenoten. De receptioniste was een blond meisje in een zwarte jurk. Met haar rode nagels ging ze eerst door de kaartenbak voordat ze Minkel een formulier gaf om in te vullen. De traptreden sloegen tegen Charlies hakken, haar vochtige hand kleefde aan de brede trapleuning en Minkel was slechts een mistige abstractie door haar astigmatische brilleglazen. De vloer kwam naar haar toe en ze begon haar aarzelende tocht naar de receptie. Minkel stond over de balie gebogen zijn formulier in te vullen. Hij had zijn Israëlische paspoort naast zich neergelegd en schreef het nummer over. Het koffertje stond op de grond naast zijn linkervoet. Mevrouw Minkel was buiten gehoorsafstand. Charlie ging rechts van Minkel staan en keek schuin over zijn schouder terwijl hij schreef. Mevrouw Minkel kwam van de linkerkant aanlopen en keek verbaasd naar Charlie. Ze stootte haar echtgenoot aan. Zich er eindelijk van bewust dat hij van dichtbij werd opgenomen, hief Minkel langzaam zijn eerbiedwaardige hoofd op en draaide zich naar haar toe. Charlie schraapte haar keel en deed alsof ze verlegen was, wat haar geen moeite kostte. Nu.
'Professor Minkel?' zei ze.
Hij had grijze, zorgelijke ogen en maakte een nog zenuwachtiger indruk dan Charlie. Het leek opeens of ze een slechte acteur moest bijstaan. 'Ik ben professor Minkel.' gaf hij toe, alsof hij er niet hetemaal zeker van was. 'Ja. Dat ben ik. Hoezo?'
Zijn optreden was zo slecht dal zij er kracht uit putte.
'Professor, mijn naam is Imogen Baastrup uit Johannesburg en ik heb sociologie gestudeerd aan de Witwatersrand-Universiteit,' zei ze, in één adem. Haar accent was eerder vaag Australisch dan Zuidafrikaans; haar optreden sentimenteel maar vastberaden. 'Ik heb het grote voorrecht gehad om vorig jaar bij ons eeuwfeest uw lezing ie mogen horen over minderheidsrechten in raciaal bepaalde samenlevingen. Dat was een prachtige lezing. Hij heeft mijn hete leven veranderd. Ik had u altijd nog willen schrijven, maar het is er niet van gekomen. Zoudt u er bezwaar tegen hebben ais ik u de hand druk?'
Ze moest hem zijn hand bijna afpakken. Hij staarde onnozel naar zijn vrouw, maar die had meer talent en glimlachte tenminste tegen Charlie. Daardoor glimlachte Minkel nu ook, zij het wat bleekjes. Charlie zweette, maar lang niet zo erg als Minkel: het was alsof ze haar hand in een vetpot stak.
Blijft u hier lang, professor? Wat doet u hier? U wilt toch niet zeggen dat u weer een lezing komt geven?'
Op de achtergrond zag ze vaag dat Rossino de receptioniste in het Engels vroeg of er al een meneer Boccaccio uit Milaan was aangekomen.
Weer kwam mevrouw Minkel te hulp. 'Mijn man maakt een reis door Europa,' legde ze uit. 'We houden vakantie, hij geeft een paar lezingen en we gaan op bezoek bij vrienden. We verheugen ons er erg op.'
Daardoor aangemoedigd wist Minkel nu ook een paarwoorden uit te brengen. 'En wat brengt u naar Freiburg-juffrouw Baastrup?' vroeg hij, met het zwaarste Duitse accent dat ze ooit buiten het theater had gehoord.
'O, ik vond dat ik maar eens iets van de wereld moest zien voordat ik besloot wat ik met mijn leven zou gaan doen,' zei Charlie.
Red me hier uit, Jezus, haal me hier vandaan. De receptioniste zei dat ze tot haar spijt geen reservering voor een meneer Boccaccio kon vinden, en dat het hotel hetaas vol zat. Met haar andere hetft overhandigde ze mevrouw Minkel een kamersleutel. Op de een of andere manier bedankte Charlie de professor opnieuw voor zijn geweldig stimulerende en instructieve lezing, en Minkel bedankte haar voor haar vriendelijke woorden. Rossino had inmiddels de receptioniste bedankt en liep energiek in de richting van de uitgang, met Minkels koffertje grotendeels verborgen onder de dure zwarte regenjas over zijn arm. Met een laatste schuchtere stroom van dankbetuigingen en verontschuldigingen liep Charlie achter hem aan naar buiten, ervoor zorgend niet te veel haast te maken. Toen ze de glazen deur had bereikt, zag ze als in een spiegel nog net hoe de Minkels hulpeloos om zich heen keken en zich probeerden te herinneren wie het het laatst had gehad en waar.
Tussen de rij taxi's door bereikte Charlie het parkeerterrein van het hotel, waar Hetga met een loden cape aan op haar zat te wachten in een groene Citroen. Charlie slapte in. Hetga reed heel rustig naar de uitgang van het parkeerterrein en duwde haar kaartje en haar geld in de automaat. Toen de slagboom omhoog ging begon Charlie te lachen. Ze hikte, duwde haar knokkels in haar mond, legde haar hoofd op Hetga's schouder en liet zich gaan in een aanval van heerlijke, hulpeloze vrolijkheid.
'Het was ongelooflijk, Hetg! Je had me moeten zien - Jezus!'
Bij de splitsing staarde een jonge verkeersagent verbaasd naar die twee volwassen vrouwen die zaten te huilen van het lachen. Hetga draaide haar raampje omlaag en wierp hem een kushand toe.
In het operatiecentrum zat Litvak over de radio gebogen, met I!<-> ka ril Kurtz achter zich. Litvak leek bang voor zichzelf zwijgend en bleek. Hij droeg een koptelefoon op één oor, en een keelmicrofoon
'Rossino heeft een taxi naar het station genomen,' zei Litvak Hij heeft het koffertje bij zich en gaat zijn motor ophalen.'
'Ik wil niet dat hij wordt gevolgd,' zei Becker over Litvaks rug heen tegen Kurtz.
Litvak trok zijn microfoontje weg en deed alsof hij zijn oren niet kon geloven. 'Niet wordt gevolgd? We hebben zes man om die motor heen gezet. Alexis heeft er een stuk of vijftig. We hebben er een zendertje in verborgen en door de hete stad staan er auto's klaar. Als we die motor volgen, volgen we het koffertje. En dat koffertje brengt ons naar onze man!' Hij draaide zich snel om naar Kurtz, om steun te vragen.
'Gadi?' vroeg Kurtz.
'Hij doel het in etappes,' zei Becker. 'Dat heeft hij altijd gedaan. Rossino brengt het naar een bepaald punt, geeft het daar aan iemand anders, die het weer verder brengt. Tegen de middag hebben ze ons dan door allerlei kleine straatjes, open velden en lege restaurants gesleept. Geen enkel surveillanceteam kan dat volhouden zonder ontdekt te worden.'
'En jouw speciale belang, Gadi?' informeerde Kurtz.
'Berger zal de hete dag bij Charlie blijven. Khalil zal haar op de afgesproken plaatsen en met afgesproken tussenpozen opbellen. Als Khalil onraad ruikt zal hij Berger opdracht geven haar te doden. Als hij niet om de twee of drie uur of wat de afspraak dan ook is opbelt, dan zal Berger haar hoe dan ook doden.'
Ogenschijnlijk aarzelend keerde Kurtz hun allebei zijn rug toe en slenterde de kamer door. Toen weer terug. Toen weer de andere kant op, terwijl Litvak hem als een waanzinnige in de gaten bleef houden. Ten slotte pakte Kurtz de directe lijn met Alexis.
'Paul,' hoorden ze hem op een adviserende, overredende toon zeggen. Hij sprak enige tijd zachtjes, luisterde even, zei toen weer iets en hing op.
'We hebben nog ongeveer negen seconden voord ai hij bij het station is,' zei Litvak paniekerig, naar zijn koptelefoon luisterend. 'Zes seconden!'
Kurtz negeerde hem. 'Ik hoor net dat Berger en Charlie zojuist een dure kapsalon zijn binnengegaan,' zei hij, terwijl hij weer terugliep door de kamer. 'Blijkbaar gaan ze zich mooi maken voor de grote gebeurtenis.' Hij bleef voor hen staan.
'Rossino's taxi is op het stationsplein aangekomen,' meldde Litvak wanhopig. 'En nu betaalt hij de chauffeur.'
Kurtz keek naar Becker. Uit zijn blik sprak respect, zelfs tederheid. Hij was een oude coach wiens favoriete atleet eindelijk zijn vorm gevonden had.
'Gadi heeft gewonnen, Shimon,' zei hij, zijn blik nog steeds op Becker gericht. 'Roep je mensen maar terug. Zeg dat ze tot vanavond kunnen uitrusten.'
Er rinkelde een telefoon en weer nam Kurtz de hoorn op. Het was professor Minkel die zijn vierde zenuwinzinking had sinds het begin van de operatie. Kurtz hoorde hem aan en voerde toen een lang en sussend gesprek met zijn vrouw.
'Het is echt een mooie dag,' zei hij met onderdrukte ergernis toen hij weer ophing. 'Iedereen amuseert zich kostelijk.' Toen zette hij zijn blauwe baret op en vertrok om samen met Alexis de collegezaal te gaan inspecteren.
Nog nooit had ze zo gespannen en zo lang moeten wachten; een première zoals ze er nooit meer een zou meemaken. En nog erger: ze kon niets alleen doen, want Hetga had Charlie tot haar pleegkind en haar favouriete nichtje uitgeroepen en verloor haar geen moment uit het oog. Van de kapper, waar Hetga onder de haardroger haar eerste telefoontje had gekregen, gingen ze naar een kledingzaak waar Hetga voor Charlie een paar met bont gevoerde laarzen kocht en zijden handschoenen tegen wat zij 'vingervlekken' noemde. Vandaar gingen ze naar de kathedraal, waar Hetga haar aanmatigend op een geschiedenislesje onthaalde, en daar vandaan met veel gegiechet en suggestieve opmerkingen naar een klein pleintje waar ze haar met alle geweld wilde voorstellen aan ene Berthold Schwarz, 'de meest sexy man die er ooit is geweest - Charlie, je zult absoluut compleet verliefd op hem worden!' Berthold Schwarz bleek een standbeeld te zijn.
'Is hij niet fantastisch, Charlie? Zou je niet willen dat we één keer zijn rokken konden oplichten? Weetje wat hij heeft gedaan, onze Berthold? Hij was een Franciscaan, een beroemde alchemist, en hij heeft het buskruit uitgevonden. Hij hield zoveel van God dat hij al Zijn schepselen heeft geleerd hoe ze elkaar moeten opblazen. Dus hebben de brave burgers een standbeeld voor hem opgericht. Natuurlijk.' Ze pakte Charlies arm en trok haar opgewonden tegen zich aan. 'Weetje wat we zullen doen na vanavond?' fluisterde ze. 'Dan komen we hier terug om bloemen aan Bertholds voeten te leggen. Ja? Ja, Charlie?'
De toren van de kathedraal begon op Charlies zenuwen te werken: een scherp, puntig en altijd zwart baken dat steeds voor haar uit sloop, elke keer dat ze een hoek omkwam of een andere straat insloeg.
Ze gingen lunchen in een duur restaurant waar Hetga Charlie trak- teerde op wijn uit Baden, van de wijngaarden op de vulkanische bodem van de Kaiserstuhl - een vulkaan, Charlie, kun je nagaan! - en vanaf dat moment moesten er bij alles wat ze aten of dronken of zagen vermoeiende en onnozele suggestieve opmerkingen worden gemaakt. Bij de Schwarzwalder taart - 'we moeten vandaag allemaal bourgeois- gerechten eten' - werd Hetga weer aan de telefoon geroepen, en toen ze terugkwam zei ze dat ze nu naar de universiteit moesten vertrekken, anders zouden ze alles nooit op tijd klaar krijgen. Dus liepen ze een voetgangerstunnel door, met drukke goed lopende winkeltjes aan beide kanten, en kwamen uit bij een lelijk groot gebouw van roze zandsteen, met pilaren en daarboven een gebogen fronton met gouden letters, die Hetga snel voor haar vertaalde.
'Hier is een mooie boodschap voor je, Charlie. Luister: "De waarheid zal je vrij maken." Ze citeren Karl Marx voor je, is dat niet prachtig en heel attent?'
'O, ik dacht dat het van Noel Coward was,' zei Charlie, en even zag ze een woedende uitdrukking op Hetga's veel te opgewonden gezicht.
Er was een stenen omloop rond het gebouw, waar een oudere politieman patrouilleerde die de meisjes ongeïnteresseerd opnam terwijl ze liepen te wijzen en te kijken, op en top toeristen. Vier treden leidden naar de voordeur. Binnen glinsterden de lichten van een grote zaal door donkere glazen deuren heen. De zij-ingang werd bewaakt door standbeelden van Homerus en Aristoteles, en daar bleven Hetga en Charlie het langst staan, vol bewondering voor de beelden en de pompeuze architectuur terwijl ze heimelijk de afstanden schatten en de toegangen bestudeerden. Op een gele affiche stond Minkels lezing van die avond aangekondigd.
'Je bent bang, Charlie,' fluisterde Hetga; ze wachtte niet op een antwoord. 'Luister, na vanochtend zul je een totale triomf behalen, je bent perfect. Je zult laten zien wat waarheid is en wat leugens, en je zult ze ook laten zien wat vrijheid is. Grote leugens vragen om een grote actie. Dat is logisch. Een grote actie, een groot publiek, een grote zaak. Kom mee.'
Er liep een moderne voetgangersbrug over de vierbaansweg, met macabere stenen totempalen die aan weerskanten de wacht hielden. Vanaf de brug liepen ze door de universiteitsbibliotheek naar een stu- dentencafê dat als een betonnen wieg boven de rijbaan hing. Bij een kop koffie konden ze door de glazen wanden de docenten en studenten de collegezaal zien binnenkomen en verlaten. Hetga verwachtte weer een telefoontje. Dat kwam, en toen ze weer terug was las ze iets op Charlies gezicht waar ze kwaad om werd.
'Wat is er met je aan de hand?' siste ze. 'Heb je opeens medelijden gekregen mei Minkels aardige Zionistische opinies? Zo nobel en zo mooi? Luister, hij is nog erger dan Hitler, een complete tiran in vermomming. Ik zal een Schnaps voor je halen om je moed te geven.'
Ze voelde de warmte van de borrel nog in haar keel branden toen ze bij het verlaten park kwamen. De vijver was bevroren en het werd al donker. De avondlucht prikte met spatjes bevroren water. Heel hard sloeg een oude klok het hete uur. Een tweede klok, kleiner en hoger van toon, begon daarna te klingelen. Met haar groene cape strak om zich heen gelrokken gaf Hetga meteen een kreet van plezier.
'O, Charlie, luister eens! Hoor je dat klokje? Dat is van zilver. Weetje waarom? Ik zal het je vertellen. Op een nacht verdwaalde een reiziger te paard. Er waren struikrovers, het was slecht weer, en hij was zo blij toen hij Freiburg zag, dat hij de kathedraal een zilveren klok schonk. Die slaat nu elke avond. Is dat niet prachtig?'
Charlie knikte en probeerde te glimlachen, maar zonder succes. Hetga sloeg een krachtige arm om haar heen en trok haar tegen zich aan in de plooien van haar cape. 'Charlie - luister eens, wil je dat ik nog een preek tegen je houd?'
Ze schudde haar hoofd.
Met Charlie nog steeds aan haar borst gedrukt, keek Hetga even op haar horloge en toen langs het pad in de halve duisternis.
'Weetje wat er nog meer met dit park is, Charlie?'
'Ik weet dat het de op één na ergste plek ter wereld is. En ik geef nooit eerste prijzen.'
'Dan zal ik je er nog een verhaal over vertellen. Ja? In de oorlog was er hier een mannelijke gans. Zegje dat zo?'
'Een mannetjesgans.'
'Die mannetjesgans gaf het luchtalarm. Als de bommenwerpers kwamen, was hij de eerste die ze hoorde en als hij begon te schreeuwen gingen de inwoners meteen naar de schuilkelders zonder op de officiële waarschuwing te wachten. De gans stierf, maar na de oorlog waren de burgers zo dankbaar dat ze een monument voor hem gebouwd hebben. Dat is dus Freiburg: het ene standbeeld voor hun bommenmonnik, het andere voor hun luchtalarm. Zijn ze niet gek, die kleine Freibourgeois?' Hetga verstrakte, keek weer op haar horloge en toen door de mistige duisternis. 'Hij is er,' zei ze heel zachtjes, en draaide zich toen naar Charlie om afscheid te nemen.
Nee, dacht Charlie. Hetg, ik hou van je, je mag met me doen wat je wilt, als je me maar niet naar Khalil toe stuurt.
Hetga legde haar handen plat op Charlies wangen en kuste haar zachtjes op de lippen.
'Voor Michet. ja?' Ze kuste haar opnieuw, heftiger nu. 'Voor de revolutie en de vrede en voor Michet. Loop maar gewoon het pad af dan kom je bij een hek. Daar staat een groene Ford te wachten. Jij gaat achterin zitten, recht achter de chauffeur.' Nog een zoen. O Charlie luister, je bent te fantastisch. We zullen altijd vrienden blijven '
Charlie begon het pad af te lopen, bleef even staan en keek om Sti|l en vreemd plichtsgetrouw in de schemering stond Hetga haar na ie kijken, met haar groene loden cape los om haar heen, als een politicman.
Hetga wuifde, een koninklijke zwaai van haar grote hand. Charlie wuifde terug, onder het toeziend oog van de toren van de kathedraal.
De chauffeur droeg een bontmuts die zijn halve gezicht bedekte en had de bontkraag van zijn jas opgezet. Hij draaide zich niet om om haar te begroeten, en van waar zij zat kon ze niet veel van hem zien; uit de lijn van zijn kaak maakte ze op dat hij nog jong was en ze had het vermoeden dal hij een Arabier was. Hij reed langzaam, eerst door het avondlijke verkeer, toen over het platteland, langs rechte, weggetjes waar nog sneeuw lag. Ze kwamen langs een klein station, naderden een overweg en stopten. Charlie hoorde een bel rinkelen en zag de hoge geschilderde slagboom trillend naar beneden komen. Haar chauffeur gooide de wagen in de tweede versnelling en schoot snel de overweg over, onder de bomen door, die vlak achter hen dichtgingen.
'Bedankt.' zei ze en hoorde hem lachen - een schaterlach vanuit zijn keel. Het was een Arabier, dat kon niet missen. Hij reed een heuvel op en stopte opnieuw, dit keer bij een bushalte. Hij gaf haar een muntstuk.
'Neem een kaartje van twee mark en stap in de volgende bus die kant op,' zei hij.
De jaarlijkse jacht op de schat, op de Stichtingsdag van onze school, dacht ze; van de ene aanwijzing naar de volgende; en de laatste aanwijzing brengt je bij de prijs.
Het was pikdonker en de eerste sterren verschenen aan de hemel. Een bijtende plattelandswind kwam van de heuvels omlaag. Verderop langs de weg zag ze de lichten van een benzinestation, maar nergens een huis. Ze wachtte vijf minuten, toen stopte er zuchtend een bus. Hij was voor driekwart leeg. Ze kocht een kaartje en ging dicht bij de deur zitten, met haar knieën bij elkaar en haar blik op oneindig. Bij de volgende twee haltes stapte er niemand in; bij de derde sprong er een jongen met een leren jasje naar binnen en kwam vrolijk naast haar zitten. Het was haar Amerikaanse chauffeur van de vorige avond.
'Twee haltes verder is er een nieuwe kerk,' zei hij op gesprekstoon.
'Daar stapje uit, je loopt langs die kerk de weg af, op de stoep aan de rechterkant. Dan kom je hij een geparkeerde rode auto met een klein duiveltje aan het spiegeltje van de bestuurder. Open het rechterportier, ga zitten en wacht. Verder doe je niets.'
De bus stopte, ze stapte uit en begon te lopen. De jongen bleef in de bus. De weg was recht en de avond aardedonker. Voor haar uit, misschien zo'n driehonderd meter verderop, zag ze een scheve rode vlek onder de straatlantaarn. Geen zijlichten. De sneeuw kraakte onder haar nieuwe laarzen en dal geluid droeg nog bij lot het gevoel dat ze geen contact met haar eigen lichaam meer had. Hallo, voeten, wat doen jullie daar? Marcheren, meisje, marcheren. De bestelwagen kwam dichterbij en ze zag dat het er een van Coca-Cola was, die een eind de stoep op was gereden. Vijftig meter verderop onder de volgende lantaarn was een klein café, en voorbij dat café weer hetemaal niets behalve de kale sneeuwvlakte en de rechte, doelloze weg die nergens heenging. Wat iemand had bezield om op zo'n godverlaten plek een café neer te zetten was iets waar ze zich in een ander leven nog weleens het hoofd over zou breken.
Ze opende het portier van de bestelwagen en stapte in. Het interieur was vreemd licht door het schijnsel van de straatlantaarn. Ze rook uien en zag tussen de kratten lege flessen die achterin stonden opgestapeld een kartonnen doos die er vol mee zat. Ken plastic duiveltje mei een drietand bungelde aan het spiegeltje. Ze herinnerde zich net zo'n mascotte in de bestelwagen in Londen, toen Mario haar gekidnapt had. Aan haar voeten lag een stapeltje vuile cassettes. Het was de stilste plek ter wereld. Eén enkel lichtje kwam langzaam over de weg naar haar toe. Toen het haar had bereikt zag ze een jonge pastoor op een fiets. Hij draaide zijn gezicht naar haar toe toen hij knerpend voorbij kwam en keek nogal beledigd, alsof ze zijn kuisheid had bedreigd. Ze wachtte weer. Een lange man met een pet stapte uit het café naar buiten, snoof eens, en keek toen links en rechts de straat af alsof hij niet precies wist hoe laat het was. Hij ging weer naar binnen, kwam opnieuw naar buiten en liep langzaam naar haar toe tot hij naast haar stond. Hij tikte op Charlies raam met de vingertoppen van zijn ene gehandschoende hand. Een leren handschoen, hard en glimmend. Een felle zaklantaarn werd op haar gericht, waardoor hij niet meer werd dan een zwarte schaduw. De lichtbundel hield haar even gevangen, cirkelde langzaam door de auto, kwam toen weer bij haar terug en scheen recht in haar ene oog. Ze hief een hand op tegen het felle licht, en toen ze hem weer liet zakken volgde de lichtbundel hem naar haar schoot. De zaklantaarn werd gedoofd, haar portier ging open. een hand sloot zich om haar pols en trok haar de auto uit. Ze stond nu recht tegenover hem; hij was wel dertig centimeter langer dan zij, en breed en vierkant. Maar zijn gezicht bleef in de zwarte schaduw onder de klep van zijn pet verborgen, en hij had zijn kraag opgezet tegen de kou.
'Blijf heel stil staan,' zei hij.
Hij haakte haar tas van haar schouder, voelde eerst het gewicht, maakte hem toen open en keek erin. Voor de derde keer in zijn recente bestaan werd haar kleine klokradio aan een nauwgezet onderzoek onderworpen. Hij zette hem aan; de radio speelde. Hij zette hem weer uit, rommelde er wat mee en liet iets in zijn zak glijden. Even dacht ze dat hij besloten had de radio zelf te houden. Maar dat was toch niet zo, want ze zag dat hij hem weer in haar tas deed en de tas in de auto zette. Daarna legde hij, als een heilgymnast die haar houding corrigeerde, de vingertoppen van zijn gehandschoende hand op haar beide schouders, en trok haar wat meer overeind. En al die tijd bleef zijn donkere blik op haar gezicht gericht. Terwijl hij zijn rechterhand langs zijn lichaam liet hangen begon hij met zijn vlakke linkerhand heel licht haar lichaam te betasten - eerst haar hals en haar schouders, toen haar sleutelbeen, haar schouderbladen, voelend naar de plekken waar de bandjes van haar beha zouden hebben gezeten als ze die gedragen had. Toen haar oksels en langs haar zij naar haar heupen; haar borsten en haar buik.
'Vanochtend in het hotel droeg je je armband om je rechterpols. Vanavond om je linker. Waarom?'
Zijn Engels klonk buitenlands, beschaafd en hoffelijk. Voorzover ze het kon beoordelen had hij een Arabisch accent. Een zachte maar krachtige stem - de stem van een spreker.
ik verwissel hem graag," zei ze.
'Waarom?' herhaalde hij.
'Dan voelt hij steeds weer nieuw aan.'
Terwijl hij zich bukte betastte hij haar heupen en benen en de binnenkant van haar dijen, met diezelfde nauwgezette aandacht als de rest. En toen onderzocht hij haar nieuwe bontlaarzen, nog steeds alleen met zijn linkerhand.
'Weetje hoeveel hij waard is, die armband?' vroeg hij toen hij weer opstond.
'Nee.'
'Blijf stilstaan.'
Hij stond achter haar en gleed met zijn hand over haar rug, haar billen, en opnieuw haar benen, tot aan haar laarzen.
'Heb je hem niet verzekerd?'
'Nee.'
'Waarom niet?'
'Michet heeft me hem uit liefde gegeven. Niet om het geld.' 'Stap in de auto.'
Dat deed ze. Hij liep er voorlangs en stapte naast haar in.
'Goed. ik zal je naar Khalil brengen.' Hij startte de motor. 'Je wordt voor de deur afgezet. Okay?'
De bestelwagen had een automatische versnelling, maar ze zag dat hij voornamelijk met zijn linkerhand stuurde en de rechter op zijn schoot liet rusten. Ze schrok even van het gerinkel van de lege flessen. Hij kwam bij een kruispunt en sloeg linksaf, net zo'n rechte weg op als de eerste, maar nu zonder lantarens. Wat ze van zijn gezicht kon zien, deed haar aan Joseph denken - niet zozeer de vorm. maar meer de opmerkzaamheid in die weggetrokken hoeken van zijn vechtersogen, die voortdurend de drie spiegels van de auto in de gaten hielden, en haar erbij.
'Hou je van uien?' riep hij boven het gerinkel van de flessen uit.
'Ja. lekker.'
'Kook je graag? Wat kook je? Spaghetti? Wiener schnitzel?'
'Ja, dal soort dingen.'
'Wat heb je voor Michet klaargemaakt?'
'Biefstuk.'
'Wanneer?'
'In Londen. Die nacht dat hij in mijn flat heeft geslapen.'
'Geen uien?' schreeuwde hij.
'In de sla,' zei ze.
Ze reden weer terug naar de stad, die met haar gloed een roze muur vormde onder de zware avondwolken. Ze kwamen een heuvel af en bereikten een vlakke, uitgestrekte vallei, opeens totaal vormeloos. Ze zag half afgebouwde fabrieken en grote verlaten parkeerterreinen voor vrachtauto's. Ze zag een vuilstortplaats die tot een berg werd opgehoogd. Ze zag geen winkels, geen kroeg, geen enkel verlicht raam. Ze reden een betonnen plaatsje op. Hij stopte, maar zette niet de motor af. 'HOTEL GARNI EDEN' las ze, in rode neonletters, en boven de opzichtige ingang: 'Wilkommen'. Bienvenu! Well-come!'
Toen hij haar de schoudertas teruggaf, kreeg hij opeens een idee. 'Hier neem die maar voor hem mee. Hij houdt er ook van,' zei hij, terwijl hij de doos met uien tussen de kratten vandaan viste. Toen hij hem op haar schoot zette, merkte ze weer hoe stil zijn gehandschoende rechterhand erbij hing. 'Kamer vijf, vierde verdieping. Neem de trap, niet de lift. Veel geluk.'
Zonder de motor af te zetten keek hij haar na toen ze over het plaatsje naar de verlichte ingang liep. De doos was zwaarder dan ze had verwacht. en ze had er twee armen voor nodig. De lobby was verlaten, de lift stond klaar, maar ze nam hem niet. De trap was smal en bochtig, de loper tot op de draad versleten. De ingeblikte muziek had een hijgerige ondertoon en er hing de muffe stank van goedkoop parfum en verschaalde tabaksrook. Op de eerste overloop riep een oude vrouw vanuit een glazen hokje 'Grüss Gott!' tegen haar, maar zonder op te kijken. Het leek een hotel waar wel vaker onduidelijke dames in- en uitliepen.
Op de tweede verdieping hoorde ze muziek en een lachende vrouwenstem; op de derde werd ze ingehaald door de lift en vroeg ze zich af waarom hij haar had gezegd de trap te nemen; maar ze had geen wil en geen weerstand meer; haar woorden en haar daden stonden allemaal voor haar op schrift. Ze begon pijn in haar armen te krijgen van de doos, en tegen de tijd dat ze de gang van de vierde verdieping had bereikt was die pijn haar grootste zorg geworden. De eerste deur ging naar een brandtrap en op de tweede, daar vlak naast, stond 5. De lift, de nooduitgang, de trap, dacht ze automatisch; hij heeft altijd minstens twee mogelijkheden.
Ze klopte op de deur, hij ging open en haar eerste gedachte was: O, Jezus, dat moet mij weer overkomen - ik heb het verknald. Want de man die voor haar stond was dezelfde die haar hier zo juist naar toe had gereden in de Coca-Cola-auto, maar dan zonder zijn pet en zijn linker handschoen. Hij pakte de doos van haar aan en zette hem op het kofferrek. Toen zette hij haar bril af, klapte hem dicht en gaf hem aan haar terug. Daarna nam hij weer haar tas van haar schouder en keerde de inhoud op het goedkope roze donsdek om, bijna net zoals ze dat in Londen hadden gedaan toen ze haar die zwarte bril hadden opgezet. Ongeveer het enige wat er verder nog in de kamer stond, behalve het bed, was het diplomatenkoffertje. Het lag op de wastafel, leeg, geopend naar haar toe gekeerd als twee donkere kaken. Het was het koffertje dat zij van professor Minkel had helpen stelen, in dat grote hotel, toen ze nog te jong was geweest om beter te weten.
Een volmaakte rust was over de drie mannen in hun operatiecentrum neergedaald. Geen telefoontjes, zelfs niet van Minkel en Alexis; geen wanhopige ontkenningen over de codelijn met de ambassade in Bonn. In hun gezamenlijke verbeelding leek het of het hete grillige complot zijn adem inhield. Litvak zat troosteloos in een bureaustoel onderuitgezakt. Kurtz zat verzonken in een of andere zonnige droom, met zijn ogen half dicht, grijnzend als een oude krokodil. En Gadi Becker was opnieuw de stilste van de drie en staarde met een blik vol zelfkritiek de invallende duisternis in, als een man die alle beloften van zijn vroegere leven aan een onderzoek onderwierp - welke was hij nagekomen, welke had hij gebroken?
'We hadden haar toch beter dat zendertje kunnen meegeven,' zei
Litvak. 'Ze vertrouwen haar nu onderdehand wel. Waarom hebben we dat niet gedaan - waarom hebben we geen zender op haar lichaam aangebracht?'
'Omdat hij haar zal fouilleren,' zei Becker. 'Op wapens en elektronica. En omdat hij naar een zendertje zal zoeken.'
Litvak werd weer boos genoeg om daartegen te protesteren. 'Maar waarom gebruiken ze haar dan? Je bent niet wijs. Waarom zou je een meisje gebruiken dat je niet vertrouwt - voor een karwei als dit?'
'Omdat ze nog niemand heeft gedood,' zei Becker. 'Omdat ze nog geen strafblad heeft. Daarom gebruiken ze haar, en daarom vertrouwen ze haar niet. Om dezelfde reden.'
Kurtz' glimlach werd bijna menselijk. 'Als ze de eerste dode op haar geweten heeft, Shimon. Als ze niet langer een groentje is. Als ze voorgoed aan de verkeerde kant van de wet terecht is gekomen - een illegale tot aan haar dood - dan zullen ze haar pas vertrouwen. Dan zal iedereen haar vertrouwen,' verzekerde hij Litvak tevreden. 'Tegen negen uur vanavond zal ze één van hen zijn - geen probleem, Shimon, geen probleem.'
Maar Litvak liet zich niet troosten.