19

Het was terug naar Londen en weer wachten. Twee natte herfstweken, vanaf het moment dat Hetga haar het verschrikkelijke nieuws had verteld, had de Charlie uit haar verbeelding een morbide, wraakgierige het betreden, waar ze eenzaam in had gebrand. Ik heb een shock; eenzaam en bezeten geef ik me aan mijn rouw over, zonder een vriend om me bij te staan. Ik ben een soldaat beroofd van mijn generaal, een revolutionair die is afgesneden van zijn revolutie. Zelfs Cathy had haar verlaten. 'Van nu af aan moet je het zonder kinderjuffrouw zien te klaren,' had Joseph met een afgetobde glimlach tegen haar gezegd. 'Je kunt niet meer steeds een telefooncel binnenduiken.' Hun ontmoetingen in deze periode waren schaars en zakelijk - meestal ingewikkelde afspraken waarbij hij haar met een auto oppikte. Soms nam hij haar mee naar afgelegen restaurants aan de rand van Londen; één keer naar Burnham Beeches voor een wandeling; een andere keer naar de dierentuin in Regent's Park. Maar waar ze ook waren, hij sprak met haar over haar geestelijke toestand en gaf haar voortdurend instructies voor allerlei eventualiteiten, zonder ooit te zeggen wat er dan precies gebeuren kon.

Wat zullen ze nu doen? vroeg ze.

Ze controleren de zaak. Ze houden je in het oog, ze denken over je na.

Soms schrok ze zelf van haar vijandige uitbarstingen tegenover hem, maar als een goede dokter haastte hij zich om haar te verzekeren dat zulke symptomen in haar toestand normaal waren. Lieve hemel, ik ben je aartsvijand! Ik heb Michet gedood en als ik maar even de kans kreeg, zou ik jou ook vermoorden. Jij moet mij met het grootste wantrouwen bezien, waarom niet?

Dank je voor de absolutie, dacht ze en verbaasde zich heimelijk over de schijnbaar eindeloze facetten van hun gedeelde schizofrenie: begrijpen is vergeven.

Tot de dag kwam waarop hij aankondigde dat ze elkaar een tijdje hetemaal niet meer konden ontmoeten, tenzij er zich een noodgeval zou voordoen. Blijkbaar wist hij dat er iets ging gebeuren, maar wilde hij het haar niet zeggen uit vrees dat ze dan niet spontaan meer zou reageren. Of hetemaal niet zou reageren. Hij zou dicht in de buurt blijven, zei hij, haar herinnerend aan zijn belofte in het huis in Athene: dicht in de buurt, maar niet zichtbaar, van dag tot dag. En nadat hij zo, misschien bewust, haar gevoel van onzekerheid zo groot had gemaakt dat het haast niet meer te dragen was, zond hij haar weer terug naar dat eenzame leven dat hij voor haar had bedacht; maar dit keer met de dood van haar minnaar als leidraad.

De flat waar ze ooit zo van gehouden had, werd nu door haar consequente verwaarlozing een slecht onderhouden schrijn ter nagedachtenis aan Michet; een smerige plek met de rust van een kerk. Boeken en pamfletten die ze van hem had gekregen lagen omgekeerd over de vloer en de tafel verspreid, opengeslagen bij aangestreepte alinea's, 's Nachts, als ze niet kon slapen, ging ze met een schrift tussen de rommel gepropt achter haar bureau zitten, om stukken uit zijn brieven over te schrijven. Ze wilde in het geheim zijn memoires schrijven waaruit een betere wereld hem ooit zou leren kennen als de Arabische Che Guevara. Ze dacht erover om een obscure uitgever te benaderen die ze kende. 'Nachtelijke brieven van een Vermoorde Palestijn', op slecht papier met een heteboel drukfouten. Er kleefde een lichte krankzinnigheid aan al die voorbereidingen, zoals Charlie- als ze er enige afstand van nam - heel goed besefte. Maar in een ander opzicht wist ze ook dat ze zonder die waanzin juist haar verstand zou verliezen: ze had haar rol of ze had niets.

Ze kwam nog maar nauwelijks haar huis uit, maar op een avond, toen ze zichzelf nog eens wilde bewijzen hoe vastbesloten ze was om Michets vaandel in de strijd over te nemen - als ze het slagveld maar zou kunnen vinden - bezocht ze een bijeenkomst van kameraden in een bovenzaaltje van een kroeg in St. Pancras. Daar zat ze tussen de Echte Gekken, waarvan de meesten al volkomen stoned waren toen zij arriveerde. Maar ze zat het uit en ze joeg zichzelf en hun de schrik op het lijf met een werkelijk woedende tirade tegen het Zionisme in al zijn fascistische en genocidale vormen, waar tot heimelijk vermaak van een ander deel van haar zenuwachtig tegen werd geprotesteerd door afgevaardigden van Joods radicaal links.

Andere keren viel ze Ned Quilley nadrukkelijk lastig over toekomstige rollen - wat was er van die filmtests geworden? Jezus, Ned, ik heb werk nodig! Maar in werkelijkheid was haar vurige belangstelling voor het kunstmatige toneel sterk aan het bekoelen. Ze had zich - voor zolang als het duurde, en ondanks de toenemende gevaren - volledig op het theater van de werkelijkheid geworpen.

En toen begonnen de waarschuwingen, zoals een storm op zee wordt aangekondigd door het kraken van het want.

De eerste was van de arme Ned Quilley, een telefoontje dat veel vroeger op de dag kwam dan zijn gewoonte was - zogenaamd omdat ze hem zelf de vorige dag had opgebeld. Maar ze wist meteen dat hij belde omdat Marjory hem had opgedragen dat meteen te doen zodra hij op kantoor was, voordat hij het vergat, de moed verloor of zich op zijn eerste hartversterkertje had getrakteerd. Nee, hij had niets voor haar, maar hij wilde hun lunchafspraak voor die dag afzeggen, zei Quilley. Geeft niks, zei ze, terwijl ze moedig haar teleurstelling trachtte te verbergen, want met deze lunch hadden ze het eind van haar tournee willen vieren en zullen bespreken wat ze daarna zou kunnen doen. Ze had zich er echt op verheugd als op een uitje dat ze zich wel eens mocht veroorloven.

'Nee, het is echt hetemaal niet erg.' verzekerde ze hem, en wachtte tot hij met zijn excuus zou komen. In plaats daarvan sloeg hij door naar de andere kant en deed een stomme poging om grof te zijn.

'Ik geloof gewoon niet dat dit het juiste moment zou zijn,' zei hij uit de hoogte.

'Ned, wat is er? Het is toch geen Vasten? Wat heb je opeens?'

Haar geveinsde luchthartigheid, die bedoeld was om het hem gemakkelijker te maken, bracht hem alleen tot nog opgeblazener zinnen.

'Charlie, ik weet niet wat je allemaal hebt uitgespookt,' begon hij, vanaf zijn Hoogaltaar, ik ben zelf ook jong geweest, en niet zo bekrompen als je misschien denkt, maar als de hetft van wat er over jou geïnsinueerd wordt waar is, dan kan ik me toch niet aan het gevoel onttrekken dat jij en ik misschien beter ... dat het voor beide partijen heel wat beter zou zijn Maar omdat hij nu eenmaal haar schattige Ned was, kon hij het niet over zijn hart verkrijgen haar de genadeslag te geven, en daarom zei hij: 'Om onze afspraak maar uit te stellen tot je weer bij je positieven bent gekomen.' En op dat punt had hij volgens Marjory's scenario natuurlijk moeten ophangen, en na een paar mislukte afscheidszinnen en heel wat hulp van Charlie lukte hem dat ten slotte ook. Meteen belde ze terug en kreeg mevrouw Ellis aan de lijn, wat precies de bedoeling was.

'Wal is er aan de hand, Pheeb? Waarom heb ik opeens een slechte adem?'

'O, Charlie, wat heb je in vredesnaam uitgespookt?' vroeg mevrouw Ellis, heel zachtjes omdat ze vreesde dat de telefoon misschien werd afgeluisterd. 'De politie is hier een hete ochtend geweest met vragen over jou; ze waren met z'n drieën, en niemand van ons mag er iets over zeggen.'

'Ach, ze kunnen doodvallen,' zei ze dapper.

Een van hun routinecontroles, hield ze zichzelf voor. De Discrete Inlichtingen Brigade, die met hun grove poten naar binnen waren gestormd om haar dossier vóór Kerstmis nog even aan te vullen. Dat hadden ze van tijd tot tijd gedaan sinds ze naar dat discussieweekend was geweest. Alleen klonk dit om de een of andere reden niet als een routineonderzoek. Niet een hete ochtend lang, en met z'n drieën. Dat was een VIP-zaak.

Daarna kwam de kapper.

Ze had een afspraak gemaakt voor elf uur, en die hield ze ook, lunch of geen lunch. De eigenares was een gulle Italiaanse dame die Bibi heette. Ze fronste toen ze Charlie zag binnenkomen en zei dat ze haar vandaag zelf zou hetpen.

'Heb je het weer met een getrouwde man aangelegd?' schreeuwde ze, terwijl ze de shampoo in Charlies haar masseerde. 'Je ziet er niet best uit, weetje dat? Ben je een stout meisje geweest, iemands man gestolen? Wat heb je gedaan, Charlie?'

Drie mannen, zei Bibi, toen Charlie haar dwong het te vertellen. Gisteren.

Zeiden dat ze belastinginspecteurs waren en Bibi's afspraken boek en haar rekeningen wilden controleren, voor de BTW.

Maar eigenlijk wilden ze alleen informatie over Charlie.

' "Wie is die Charlie, hier?" zeggen 2e tegen me. "Ken je haar goed, Bibi?" "Natuurlijk," zeg ik tegen ze. "Charlie is een beste meid, een vaste klant." "O, een vaste klant? Praat ze weieens tegen je over haar vriendjes? Wie zijn dat? Waar slaapt ze tegenwoordig?" Van alles over je vakantie, met wie je was geweest, waar je na Griekenland heen was gegaan. Maar ik, ik zeg niets tegen ze. Vertrouw Bibi maar.' Maar bij de deur, toen Charlie eenmaal had betaald, werd Bibi voor het eerst sinds Charlie haar kende een beetje onaangenaam. 'Kom maar een tijdje niet meer, goed? Ik hou niet van moeilijkheden. Ik hou niet van politie.'

Ik ook niet, Bieb. Geloof me. Ik ook niet. En nog het minst van deze drie schoonheden. Hoe eerder de autoriteiten van je weten, des te sneller wordt de oppositie gedwongen iets te doen, had Joseph haar beloofd. Maar hij had niet gezegd dat dat zo zou gaan.

Daarna kwam de mooie jongen, nog geen twee uur later.

Ze had ergens een hamburger gegeten en was toen gaan lopen, hoewel het regende, omdat ze het dwaze idee had dat ze veilig was zolang ze in beweging bleef, en nog veiliger in de regen. Ze liep naar het westen, vaag van plan om naar Primrose Hill te lopen, maar veranderde toen van mening en sprong op een bus. Waarschijnlijk was het toeval, maar toen ze vanaf het balkon achterom keek, zag ze hoe vijftig meter achter haar een man in een taxi stapte. En toen ze er goed over nadacht herinnerde ze zich dat het bordje al omlaag was geweest voor hij hem aanhield.

Hou je aan de logica van de Fictie, had Joseph keer op keer tegen haar gezegd. Als je nu zwak wordt, hetp je de hete operatie de vernieling in. Hou je aan de Fictie, en als het voorbij is zullen wij de schade wel herstellen.

Half in paniek speelde ze even met de gedachte om hem te smeren naar de kostuumzaak, en onmiddellijk naar Joseph te vragen. Maar haar trouw aan hem weerhield haar daarvan. Ze hield van hem zonder schaamte en zonder hoop. In de wereld die hij voor haar op zijn kop had gezet, was hij haar enig overgebleven constante, zowel in de Fictie als in de werkelijkheid.

Daarom ging ze maar naar de bioscoop, en daar probeerde de mooie jongen haar op te pikken - en ze liet het nog bijna toe ook.

Hij was groot en brutaal, met een lange, nieuwe leren jas en een opoe-bril, en toen hij tijdens de pauze langs de rij naar haar toe schoof, dacht ze stom genoeg dat ze hem kende maar in haar verwarring niet meer wist hoe hij heette of waar ze hem ontmoet had. Daarom glimlachte ze terug.

'Hallo, hoe gaat het met jou? riep hij en ging naast haar zitten. 'Charmian, is het toch? Goh, je was goed in Alpha Beta, vorig jaar! Geweldig, echt! Neem wat popcorn.'

Plotseling klopte het van geen kant: de zorgeloze glimlach paste niet bij zijn doodskop-achtige kaken, de opoe-bril paste niet bij zijn ratten- ogen, de popcorn paste niet bij zijn glimmende schoenen en de droge leren jas paste niet bij het weer. Hij was van de maan gekomen, alleen om haar in zijn val te lokken.

'Moet ik de bedrijfsleider roepen of ga je rustig weg?' vroeg ze.

Maar hij liet zich niet uit het veld slaan, hij protesteerde, glimlachte meesmuilend en vroeg of ze soms lesbisch was; maar toen ze naar de foyer stormde om iemand te vinden, bleek al het personeel als sneeuw voor de zon verdwenen, behalve een klein zwart meisje achter het kaartjesloket dat deed of ze het te druk had met het tellen van haar kleine geld.

Er was meer moed voor nodig om weer naar huis te gaan dan ze bezat, meer dan Joseph redelijkerwijs van haar kon verwachten, en de hete weg bad ze dat ze haar enkel zou breken, onder een bus zou komen of een van haar flauwtes zou krijgen. Het was zeven uur 's avonds en in het café was het stil. De kok grijnsde haar stralend toe en zijn brutale vriendje zwaaide zoals gebruikelijk naar haar alsof ze niet goed snik was. In haar flat deed ze geen licht aan, maar ging op bed zitten met de gordijnen open, en keek in de spiegel naar de twee mannen die aan de overkant op de stoep rondhingen, geen woord mei elkaar wisselden en niet één keer haar kant op keken. Michets brieven lagen nog onder de vloerplank, evenals haar paspoort en wat er nog van haar geld over was. Je paspoort is nu een gevaarlijk document, had Joseph haar gewaarschuwd in zijn preek over haar nieuwe status na Michets dood. Hij had het je niet mogen luien gebruiken voor die rit. Je moet je paspoort bij je andere geheimen verbergen.

Cindy, dacht Charlie.

Cindy was een verwaarloosd meisje uit de buurt van Newcastle, dat s' avonds beneden werkte. Haar Westindische vriend zat in de bak voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en Charlie gaf haar zo nu en dan gratis gitaarles om de tijd door te komen.

'Cind.' schreef ze. 'Hier heb je een verjaarscadeau - wanneer je dan ook jarig bent. Neem hem mee naar huis en oefen erop tot je half dood bent. Je hebt aanleg, dus geef de moed niet op. Je mag de muziektas ook hebben, al ben ik zo stom geweest de sleutel bij mijn moeder te laten liggen. Ik zal hem wel meenemen als ik de volgende keer langskom. Die muziek is trouwens toch nog niet geschikt voor je. Liefs, Chas.'

Die muziektas was van haar vader geweest, een stevig ouderwets model, met gewichtige sloten en stikwerk. Ze deed Michets brieven erin, en verder haar geld, haar paspoort en een hete stapel bladmuziek. Toen nam ze hem samen met haar gitaar mee naar beneden.

'Dit is allemaal voor Cindy,' zei ze tegen de kok, die een giechetbui kreeg en de spullen op het damestoilet zette, bij de Hoover en de lege kratten.

Ze ging weer naar boven, deed het licht aan, trok de gordijnen dicht en beschilderde zich met haar oorlogskleuren, want het was de avond voor Peckham, en alle smerissen ter wereld of al haar dode minnaars zouden haar niet kunnen verhinderen om de kinderen te hetpen bij het instuderen van hun pantomime. Even na elf uur kwam ze weer thuis. Op de stoep was niemand te zien. Cindy had haar muziektas en haar gitaar meegenomen. Ze belde Al omdat ze opeens wanhopig behoefte had aan een man. Maar er werd niet opgenomen. De schoft was een meid aan het neuken. Ze probeerde een paar oude vrijers die ze nog achter de hand had, maar zonder succes. Haar telefoon klonk nogal vreemd, maarzoals ze zich nu voelde kon het ook aan haar oren liggen. Op het punt om naar bed te gaan wierp ze nog een laatste blik uit het raam, en daar waren haar twee bewakers weer, op dezelfde plek op de stoep.

De volgende dag gebeurde er niets, behalve dat ze een bezoek aan Lucy bracht, half verwachtend dat ze Al daar zou vinden, en van haar hoorde dat Al van de aardbodem verdwenen was. Lucy had de politie en de ziekenhuizen en iedereen al gebeld.

'Probeer het hondenasiel van Battersea eens,' raadde Charlie haar aan. Maar toen ze weer in haar eigen flat terug was, belde haar oude, vervelende Al op in een toestand van alcoholische hysterie.

'Kom nu naar me toe, vrouwmens. Geen geklets, kom hier, en nu meteen, verdomme!'

Ze ging, in het besef dat het weer zoiets zou zijn. In het besef dat er geen enkel hoekje van haar leven meer was waar het gevaar niet loerde.

Al was bij Willy en Pauly binnengevallen, die toch maar niet uit elkaar waren gegaan. Toen ze er aankwam ontdekte ze dat hij al een hete supportersclub om zich heen had verzameld. Robert had een nieuwe vriendin meegebracht, een idioot mei witte lippenstift en paars haar die Samantha heette. Maar het was, zoals gewoonlijk, Al die alle aandacht opeiste.

'En jullie kunnen me vertellen wat je wilt!' schreeuwde hij, toen ze binnenkwam. 'Maar dit is het! Dit is oorlog! O ja, reken maar. totale oorlog!'

Hij bleef tieren tot Charlie tegen hem schreeuwde dat hij zijn mond moest houden en haar moest vertellen wat er was gebeurd.

'Gebeurd, meisje? Gebeurd? Wat er is gebeurd is dat de contrarevolutie zijn eerste salvo heeft gelost dat is er gebeurd. En het doelwit was Jan Onbenul, ondergetekende!'

'Vertel het nou eens in gewoon Engels, verdomme!' schreeuwde Charlie terug, maar toch werd ze eerst nog half gek van hem voordat ze eindelijk de feiten uit hem kreeg.

Al was net uit een kroeg gekomen toen die drie gorilla's hem gewoon op zijn nek sprongen, zei hij. Eén. zelfs twee, waren geen probleem voor hem geweest, maar ze waren met z'n drieën, hard als beton, en ze hadden zich gezamenlijk op hem gestort. Maar pas toen ze hem in die politiewagen hadden, half gecastreerd, besefte hij dat het smerissen waren die hem wilden aanhouden op een verzonnen beschuldiging van onzedelijk gedrag.

'En je weet zeker wel waar ze echt over wilden praten, hè?' Hij stak woest zijn arm naar haar uit. 'Over jou, meisje! Jou en mij en onze politiek, verdomme. O ja! En of we toevallig een paar Palestijnse activisten in onze kennissenkring hadden? En ondertussen roepen ze tegen me dat ik een of andere mooie smeris mijn pik heb laten zien in de herenplee van de Rising Sun, en met mijn rechterhand gebaren "van masturberende aard" heb gemaakt. En als ze dat niet roepen, dan vertellen ze me wel dat ze één voor één mijn vingernagels zullen uitrukken en me tien jaar in de Sing Sing zullen bezorgen voor mijn anarchistische complotten met mijn radicale flikkervriendjes op Griekse eilandjes, zoals Willy en Pauly hier. Ik bedoel, dit is het, meisje! Dit is de eerste dag en wij hier, in deze kamer, wij vormen de frontlijn.'

Ze hadden hem zo hard op zijn oor geslagen dat hij zichzelf niet kon horen zei hij; zijn ballen waren als struisvogeleieren, en moest je die verdomde blauwe plek op zijn arm zien! Ze hadden hem vierentwintig uur in de bak gehouden, en hem zes uur lang ondervraagd. Ze hadden hem wel een telefoon aangeboden, maar geen kleingeld, en toen hij om oen telefoonboek had gevraagd waren ze dat opeens kwijt geweest, zodat hij niet eens zijn agent had kunnen bellen. Toen hadden ze heel onverwacht die beschuldiging van onzedelijk gedrag laten vallen en hem met een waarschuwing weer laten gaan.

Onder de aanwezigen was ook een jongen die Matthew heette, een kandidaat-accountant met een ronde kin, die op zoek was naar de alternatieven in het leven; en hij had een flat. Tot zijn verbazing ging Charlie met hem mee en sliep daar met hem. De volgende dag was er geen repetitie en ze was van plan geweest haar moeder op ie zoeken, maar toen ze omstreeks lunchtijd in Matthews bed wakker werd had ze daar toch geen zin in, dus belde ze op om het af te zeggen, waardoor de politie waarschijnlijk op een dwaalspoor werd gebracht, want toen ze die avond bij het Goanese café arriveerde zag ze dat er een politieauto langs de stoep geparkeerd stond, en een geüniformeerde brigadier in de open deur, met naast zich de kok, die haar met Aziatische verlegenheid toegrijnsde.

Het is gebeurd, dacht ze kalm. En dat werd tijd ook. Eindelijk zijn ze uit de kieren komen kruipen.

De brigadier was zo'n type met nijdige ogen en gemillimeterd haar dat de hete wereld haat. maar Indiërs en knappe vrouwen het meest. Misschien werd hij door die haat zo verblind dat hij zich op dat moment in het drama niet realiseerde wie Charlie zou kunnen zijn.

'Het café is tijdelijk gesloten,' beet hij haar toe. 'Zoek maar wat anders.'

Wie iemand heeft verloren reageert eigenaardig. 'Is er iemand gestorven?' vroeg ze angstig.

'Als dat zo is, hebben ze het mij niet verteld. Er is hier een vermoedelijke inbreker gesignaleerd. Onze mensen stellen een onderzoek in. En maak nu dat je wegkomt.'Misschien had hij al te lang dienst gehad en was hij slaperig. Misschien wist hij niet hoe snel een impulsief meisje kan nadenken en omlaag duiken. Hoe dan ook, in een seconde was ze langs hem heen geglipt, het café in. en had ze de deur achter zich dicht gesmeten. Het café was verlaten en de machines waren afgezet. Haar eigen voordeur zat dicht, maar erachter hoorde ze het gemompel van mannenstemmen. Beneden stond de brigadier te schreeuwen en op de deur te bonzen. 'Hè, jij!' hoorde ze. 'Hou daarmee op! Kom naar buiten!' Maar het klonk erg zachtjes. Mijn sleutel, dacht ze, en opende haar handtas. Ze zag de witte sjaal en deed die toen maar om: een bliksemsnelle kostuumwisseling tussen twee scènes. Daarna drukte ze op de bel - twee keer, snel en zelfverzekerd. Vervolgens duwde ze de klep van de brievenbus open.

'Chas? Ben je thuis? Ik ben het, Sandy!'

Meteen zwegen de stemmen, toen hoorde ze een voetstap en een gefluister: 'Harry, snel!' De deur vloog open en ze stond oog in oog met een grijze, woeste kleine man in een grijs pak. Achter hem zag ze haar gekoesterde relikwieën van Michet overal door de kamer verspreid, haar bed op zijn kant, haar posters van de muur, haar tapijt opgerold en haar vloer opengebroken. Op een statief stond een omlaag gerichte camera, met daarachter een tweede man die door de zoeker tuurde; eronder lagen een paar brieven van haar moeder. Ze zag beitels, tangen en de jongen met de opoe-bril, die in de bioscoop avances had gemaakt, geknield tussen haar nieuwe dure kleren. In één oogopslag wist ze dat ze hen niet bij het onderzoek had gestoord maar bij de inbraak zelf.

'Ik zoek mijn zuster Charmian,' zei ze. 'Wie bent u, verdomme?'

'Die is er niet.' antwoordde de man met het grijze haar, en ze hoorde een zweem van een Welsh accent in zijn stem en zag de klauwafdrukken op zijn kaak.

Terwijl hij haar nog steeds aankeek, verhief hij zijn stem en brulde: 'Brigadier Mallis! Brigadier Mallis, zet deze dame de deur uit en noteer haar gegevens!'

De deur werd in haar gezicht dichtgeslagen. Beneden hoorde ze nog steeds het geroep van de ongelukkige brigadier. Zachtjes liep ze de trap af, maar slechts tot de overloop halverwege, waar ze zich tussen stapels kartonnen dozen doorwrong naar de deur die op de binnenplaats uitkwam. Hij was vergrendeld maar zat niet op slot. Van de binnenplaats kon je naar een achterstraatje, en vandaar naar de straat waar Miss Dubber woonde. Toen ze langs haar raam kwam, tikte Charlie er even legen en wuifde haar vrolijk goeiendag. Hoe ze dat deed, waar ze die tegenwoordigheid van geest vandaan haalde, zou ze wel nooit weten. Ze bleef doorlopen, maar er kwamen geen voetstappen of woedende stemmen achter haar aan, geen auto die haar met piepende banden inhaalde. Ze bereikte de hoofdstraat en ergens onderweg trok ze één leren handschoen aan. wat ze van Joseph moest doen als ze haar dreigden te pakken. Ze zag een lege taxi en hield hem aan. Nou, dacht ze vrolijk, hier zijn we dan met z'n allen. Pas later, veel later in haar vele levens kwam het bij haar op dat ze haar met opzet hadden laten gaan.

Joseph had haar verboden haar Fiat te nemen en met tegenzin moest ze toegeven dat hij gelijk had. Daarom deed ze het in etappes, zonder zich te haasten. Ze praatte zichzelf kalmte aan. Na de taxi nemen we gewoon de bus, zei ze bij zichzelf, dan lopen we een stukje, en dan een eind met de ondergrondse. Ze kon glashetder denken maar ze moest haar gedachten goed op een rijtje krijgen; haar vrolijkheid was nog niet geluwd; ze wist dat ze haar reacties onder controle moest hebben voordat ze de volgende stap zou doen, want als ze het nu verknalde, zou ze de hete operatie om zeep hetpen. Dat had Joseph tegen haar gezegd, en ze geloofde hem.

Ik ben op de vlucht. Ze zitten me achterna. Jezus, Hetga, wat moet ik nou?

Je mag dit nummer alleen bellen in uiterste nood, Charlie. A Is je onnodig belt, zullen we daar erg kwaad om worden - hoor je me?

Ja, Hetg, ik hoor je.

Ze zat in een kroeg en dronk een van Michets wodka's, terwijl ze zich de rest van het gratis advies herinnerde dat ze van Hetga had gekregen terwijl Mesterbein zich in de auto had verborgen. Overtuig je ervan dat je niet gevolgd wordt. Gebruik niet de telefoon van vrienden of familie, en ook niet de telefooncel op de hoek, aan de overkant of verderop in de straat waar je woont.

Nooit, hoor je me? Die zijn allemaal erg gevaarlijk. De smerissen kunnen een telefoon in één seconde aftappen, reken daar maar op. En gebruik nooit twee keer dezelfde telefoon. Hoor je me, Charlie?

Hetg, ik hoor je uitstekend.

Ze stapte de straat in en zag één man die in een onverlichte etalage stond te staren en een andere die van hem wegslenterde naar een geparkeerde auto met een antenne. Nu kwam de panische angst, zo erg dat ze jankend op straat wilde gaan liggen om alles te bekennen en de wereld te smeken haar weer terug te nemen. De mensen vóór haar waren even angstaanjagend als de mensen achter haar, en de spookachtige lijnen van de stoep leidden naar een of ander afschuwelijk verdwijnpunt, dat haar eigen vernietiging betekende. Hetga, bad ze. O Hetga, red me hieruit. Ze nam een bus in de verkeerde richting, wachtte even, nam toen een andere en ging weer lopen. De ondergrondse sloeg ze maar over, omdat ze het idee om onder de grond te zijn veel te angstaanjagend vond. Dus gaf ze aan haar zwakte toe, nam weer een taxi en keek door het achterruitje. Ze werd niet gevolgd. De straat was leeg. Barst maar met die bus en die ondergrondse en dat geloop.

'Peckham,' zei ze tegen de chauffeur en liet zich in stijl tot voor de deur rijden.

De zaal die ze voor hun repetities gebruikten lag achter een kerk, een soort schuur naast een speelplein dat door de kinderen al lang tot de grond toe was gesloopt. Om er te komen moest ze langs een taxushaag lopen. Er brandde nergens licht, maar ze belde toch aan, vanwege Lofty,


een gepensioneerde bokser. Lofty was de nachtwaker, maar sinds de bezuinigingen kwam hij hooguit nog drie nachten per week, en tot haar opluchting klonken er op haar bellen geen voetstappen. Ze stak de sleutel in het slot en stapte naar binnen. De koude lucht van openbare gebouwen deed haar denken aan de kerk in Cornwall waar ze binnen was gelopen nadat ze haar krans op het graf van de onbekende revolutionair had gelegd. Ze deed de deur achter zich dicht en streek een lucifer aan. Het vlammetje flikkerde in de glanzende groene tegels en het hoge gewelf van het houten Victoriaanse dak. 'Loftieee!' riep ze vrolijk, om de stemming erin te houden. De lucifer ging uit, maar ze vond de ketting en vergrendelde de deur voordat ze er nog een aanstreek. Haar stem, haar voetstappen en het geratel van de ketting in de inktzwarte duisternis bleven nog urenlang waanzinnig nagalmen.

Ze dacht aan vleermuizen en andere enge dingen; aan zeewier dat over haar gezicht slierde. Een trap met een ijzeren leuning leidde omhoog naar een houten galerij, eufemistisch bekend als de 'docentenkamer', die haar sinds haar clandestiene bezoek aan de duplex-flat in München steeds aan Michet herinnerde. Ze pakte de leuning, volgde hem omhoog en bleef toen roerloos op de galerij staan luisteren, terwijl ze in het sombere duister van de hal staarde om haar ogen aan het donker te laten wennen. Eerst kon ze het toneel onderscheiden, toen de opbollende psychedelische wolken van het decor, en daarna de spanten en het dak. Ze herkende de zilveren weerschijn van hun enige schijnwerper, een koplamp die door een jongen van de Bahama's, Gums geheten, bij een autosloperij was gejat. Op de galerij stond een oude sofa en daarnaast een tafeltje met een bleek plastic blad, dat de lichten van de stad die door het raam naar binnen vielen, weerkaatste. Op de tafel stond de zwarte telefoon, alleen bedoeld voor de staf, en het schoolschrift waarin je werd verondersteld je privé-gesprekken te noteren - wat elke maand tot een stuk of zes forse ruzies leidde.

Terwijl ze op de sofa ging zitten, wachtte Charlie tot de knoop in haar maag zich weer ontrafeld had en haar polsslag tot onder de driehonderd was gedaald. Toen pakte ze de telefoon en zette hem onder de tafel op de grond. Er hadden altijd een paar huishoudkaarsen in de la van de tafel gelegen voor het geval de stroom uitviel, wat nogal eens gebeurde, maar die waren ook door iemand gejat. Daarom draaide ze een bladzij van een oud parochieblaadje tot een fakkel in elkaar, zette die in een vuil theekopje en stak hem toen aan één kant aan. Met de tafel erboven en de balkonleuning aan de ene kant, was de vlam behoorlijk afgeschermd, maar zodra ze het nummer had gedraaid blies ze hem toch maar uit. In totaal moest ze vijftien cijfers draaien, en de eerste keer hoorde ze alleen maar wat gegier. De tweede keer draaide ze verkeerd en begon er een idiote Italiaan tegen haar te schreeuwen, de derde keer gleed haar vinger uit. maar bij de vierde keer hoorde ze een bedachtzame stilte, gevolgd door de piep van een continentale oproeptoon, en veel later de schetle stem van Hetga, in het Duits.

'Met Joan,' zei Charlie. 'Weetje nog?' En weer viel er zo'n bedachtzame stilte.

'Waar ben je, Joan?'

'Bemoei je verdomme met je eigen zaken.'

'Heb je een probleem, Joan?'

'Niet echt. Ik wou je alleen bedanken dat je me godverdomme de politic op mijn dak hebt gestuurd.'

En toen voelde ze tot haar vreugde die oude, heerlijke woede in zich opkomen en liet ze zich gaan met een overgave die ze niet meer had kunnen opbrengen sinds het moment dat ze zich niet mocht herinneren, waarop Joseph haar had meegenomen om haar kleine minnaar te zien voordat ze hem als aas in stukken hadden gesneden.

Hetga hoorde haar zwijgend aan. 'Waar ben je?' vroeg ze toen Charlie uitgesproken leek. Ze zei het met tegenzin, alsof ze haar eigen regels overtrad.

'Vergeet het maar,' zei Charlie.

'Kunnen we je ergens bereiken? Vertel me waar je de komende achtenveertig uur te vinden bent.'

'Nee.'

'Wil je me over een uur nog eens bellen?'

'Dat gaat niet.'

Een lange stilte. 'Waar zijn de brieven?'

'Veilig.'

Weer een stilte. 'Pak dan potlood en papier.'

'Die heb ik niet nodig.'

'Doe het toch maar. In jouw toestand kun je je de dingen niet nauwkeurig herinneren. Ben je zover?'

Geen adres of telefoonnummer, maar straten, een tijdstip en de route die ze moest nemen. 'Doe precies wat ik je zeg. Als je het niet haalt, als je meer problemen krijgt, bel dan het nummer op Antons kaartje en zeg dat je Petra wilt spreken. Neem de brieven mee. Hoor je me? Petra, en breng de brieven mee. Als je die brieven niet bij je hebt, zullen we erg boos op je zijn.'

Toen ze ophing hoorde Charlie een zacht applaus van één paar handen uit de zaal beneden. Ze liep naar de rand van het balkon, keek er overheen en zag tot haar onuitsprekelijke vreugde dat Joseph hetemaal alleen in het midden van de eerste rij zat. Ze draaide zich om en rende de


trap af naar hem toe. Toen ze de laatste tree bereik Ie vond ze hem daar met uitgespreide armen op haar wachten. Hij was bang dat ze in het donker zou misstappen. Hij kuste haar en bleef haar kussen; toen nam hij haar weer mee naar de galerij, terwijl hij zelfs op de smalste stukken van de trap zijn arm om haar heen geslagen hield, met in zijn andere hand een mand.

Hij had een blik gerookte zalm en een fles wijn meegebracht, en ze op tafel gezet zonder ze uit te pakken. Hij wist waar de borden stonden, onder het aanrecht, en hoe je de elektrische haard moest aansluiten op het extra stopcontact aan de kookplaat. Hij had een thermosfles met koffie bij zich, en een paar overrijpe dekens uit Lofty's hol beneden. Hij zette de thermosfles en de borden neer en liep toen rond om de grote Victoriaanse deuren te controleren en aan de binnenkant te vergrendelen. En ze wist, zelfs in dit zwakke licht- ze zag het aan de lijn van zijn rug en zijn in zichzelf gekeerde, vastberaden gebaren - dat hij iets deed dat niet in het scenario stond, dat hij de deuren sloot voor alle werelden behalve die van henzelf. Hij ging naast haar op de sofa zitten en legde een deken over haar heen omdat ze echt iets moesten doen tegen de kou in de hal; en tegen haar geril, waarmee ze niet meer kon ophouden. Het telefoontje naar Hetga had haar doodsbang gemaakt, evenals de beuls- ogen van de politieman in haar flat en al die dagen van wachten en half-weten, wat veel, veel erger was dan hetemaal niets weten.

Het enige licht kwam van de elektrische haard; het scheen omhoog in haar gezicht als een bleek voetlicht zoals de theaters vroeger gebruikten. Ze herinnerde zich weer hoe hij haar in Griekenland had verteld dat die schijnwerpers op oude monumenten een daad van modern vandalisme vormden, omdat de tempels waren gebouwd om ze te zien niet het zonlicht erboven, niet eronder. Hij hield zijn arm onder de deken om haar schouder heen en ze realiseerde zich hoe mager ze was, zo tegen hem aan.

'Ik ben afgevallen,' zei ze, als een soort waarschuwing.

Hij gaf geen antwoord, maar trok haar nog dichter tegen zich aan om iets tegen haar rillingen te doen, om ze te absorberen en ze tot de zijne te maken. Ze besefte dat ze ondanks zijn uitvluchten en vermommingen altijd had geweten dat hij in wezen een aardige man was, met een instinctieve sympathie voor iedereen; in oorlog en in vrede, een verontruste man die het vreselijk vond om pijn te veroorzaken. Ze legde haar hand tegen zijn gezicht en vond het prettig om te merken dat hij zich niet geschoren had, omdat ze vanavond niet het gevoel wilde hebben dat hij iets van tevoren geregeld had, hoewel het niet hun eerste nacht was, en ook nog niet hun vijftigste - ze waren hartstochtelijke oude geliefden, met de hetft van alle Engelse motels achter zich, en Griekenland en Salzburg en God mocht weten hoeveel andere levens; omdat het haar plotseling duidelijk was dat hun hete gezamenlijke Fictie niets anders was geweest dan een voorspel voor deze nacht, die echt was.

Hij nam haar hand weg, trok haar naar zich toe en kuste haar op haar mond. Ze reageerde kuis. wachtend totdat hij de hartstochten zou doen omvlammen waarover ze zo vaak gesproken hadden. Ze hield van zijn polsen, van zijn handen. Geen handen waren ooit zo wijs geweest. Hij raakte haar gezicht aan, haar hals, haar borsten, en ze kuste hem niet omdat ze het allemaal apart wilde proeven: nu kust hij me, nu raakt hij me aan, kleedt hij me uit, ligt hij in mijn armen, zijn we naakt, zijn we weer op het strand, op het schurende zand van Mykonos, waar we verwoeste gebouwen zijn, met de brandende zon onder ons. Hij lachte, rolde van haar weg en schoof de elektrische kachet naar achteren. En in haar hete liefdeleven had ze nog nooit zoiets moois gezien als zijn lichaam over die rode gloed gebogen, met het hetderste vuur op de plek waar zijn eigen lichaam in vlam stond. Hij kwam weer bij haar, knielde naast haar neer en begon weer van voren af aan, voor het geval ze het verhaal tot nu toe weer vergeten zou zijn, terwijl hij haar kuste en haar overal aanraakte met een lichte bezittersdrang waar de schroom langzaam uit verdween. En steeds kwam hij weer bij haar gezicht, omdat ze elkaar voortdurend moesten zien en proeven, en zichzelf ervan moesten overtuigen dat ze werkelijk waren wie ze zeiden dat ze waren. Hij was de beste, lang voordat hij in haar kwam, die enige onvergelijkbare minnaar die ze nooit had gehad, de verre ster die ze door dat hete snertland achterna was gereisd. Als ze blind was geweest, zou ze het aan zijn strelingen hebben gevoeld; als ze op sterven had gelegen had ze het gezien aan zijn droevige, triomfantelijke glimlach die alle angst en ongeloof overwon door er eerder te zijn dan zijzelf; aan zijn instinctieve macht om haar te kennen en haar eigen kennis te vergroten.

Ze werd wakker en zag dat hij over haar heen gebogen zat, wachtend tot ze haar ogen op zou slaan. Hij had alles weer ingepakt en opgeborgen.

'Het is een jongen,' zei hij, en lachte.

' Een tweeling.' antwoordde ze en trok zijn hoofd omlaag tot het tegen haar schouder lag. Hij wilde iets zeggen, maar ze hield hem tegen met een strenge vermaning: 'lk wil geen kik van je horen,' zei ze. 'Geen dekmantels, geen verontschuldigingen, geen leugens. Als het allemaal bij de service hoort, wil ik het niet weten. Hoe iaat is het?'

'Middernacht.'

'Kom dan weer terug naar bed.'

'Marty wil met je praten,' zei hij.


Maar iets in zijn stem en zijn houding zei haar dat dat geen idee van Marty was geweest, maar van hemzelf.

Het was Josephs kamer.

Dat wist ze zodra ze binnenkwam: de kamer van een intellectueel, rechthoekig, op de begane grond, ergens in Bloomsbury, met vitrage en ruimte voor één kleine huurder. Aan de ene muur hingen kaarten van het centrum van Londen; langs een andere muur stond een dressoir met twee telefoons; een ongebruikte slaapbank vormde de derde kant. de vierde was een vurehouten bureau met een oude lamp erop. Naast de telefoons pruttelde een pot koffie en in de haard brandde een vuur. Marty stond niet op toen ze binnenkwam, maar draaide wel zijn hoofd naar haar toe en verwelkomde haar met de warmste, mooiste glimlach die ze ooit van hem had gezien, maar misschien kwam dal doordat ze zelf de wereld zo welwillend bekeek. Hij spreidde zijn armen uit en ze bukte zich voor een lange, vaderlijke omhetzing: mijn dochter, thuisgekomen van haar reizen. Ze ging tegenover hem zitten en Joseph hurkte als een Arabier op de vloer, zoals hij ook op die heuveltop had gezeten toen hij haar naast zich had getrokken en haar over het pistool had verteld.

'Wil je jezelf horen?' nodigde Kurtz haar uit. terwijl hij op een taperecorder wees die naast hem stond. Ze schudde haar hoofd. 'Char- lie, je was geweldig. Niet op twee na de beste, niet op één na de beste, gewoon de allerbeste.'

'Hij vleit je,' waarschuwde Joseph, maar het was geen grapje.

Een mevrouwtje in het bruin kwam zonder kloppen binnen, en even werd er gevraagd wie suiker gebruikte en wie niet.

'Charlie, het staatje vrij om je terug te trekken,' zei Kurtz, toen ze weer verdwenen was. 'Joseph staat erop dat ik dat nog eens luid en duidelijk verklaar. Als je nu weggaat, dan ga je met ere. Nietwaar, Joseph? Met een heteboel geld en een heteboel eer. Alles wat we je hebben beloofd en meer.'

'Dat heb ik haar al gezegd.' zei Joseph.Ze zag dat Kurtz' glimlach zich verbreedde om zijn irritatie te verbergen. 'Zeker, dat heb je haar al gezegd, Joseph, en ik zeg het haar nog een keer. Dat had je me toch gevraagd? Charlie, je hebt voor ons de steen opgelicht boven een heel nest ongedierte waar we al lang naar op zoek waren. Je hebt meer namen, plaatsen en verbindingen blootgelegd dan je zelf weet, en er zullen er nog meer volgen. Met of zonder jou. In wezen heb je nog nauwelijks schade opgelopen, en als er toch lastige punten zijn kunnen we die in een paar maanden zó voor je oplossen. Ergens een tijdje in quarantaine, een afkoelingsperiode, neem gerust een vriend mee - als je dat wilt, heb je er recht op dat het zo gebeurt.'

'Hij meent het echt,' zei Joseph. 'Zeg niet zomaar dat je er wel mee door zult gaan. Denk erover na.'

Opnieuw hoorde ze een lichte ergernis in Marty's stem toen hij zijn ondergeschikte antwoordde. 'Zeker meen ik dat, en als ik het niet zou menen, dan zou dit toch wel het slechtst denkbare moment zijn om ermee te flirten,' zei hij, er toch nog in slagend van zijn verwijt een grapje te maken.

'Dus waar staan we nu?' vroeg Charlie. 'Wat is dit moment precies?'

Joseph wilde iets zeggen, maar Marty sneed hem, als een roekeloze chauffeur. 'Charlie, deze zaak speelt zich gedeeltelijk boven de streep en gedeeltelijk onder de streep af. Tot nog toe ben jij boven die streep gebleven, maar toch is het je gelukt om ons te laten zien wat er ónder die streep gebeurt. Maar vanaf dit punt nou, van nu af aan zou het weieens wat anders kunnen lopen. Zo zien wij het. Misschien vergissen we ons, maar zo interpreteren we de voortekenen.'

'Wat hij bedoelt is dat je tot nog toe op bevriend terrein bent gebleven. Dat we dicht bij je in de buurt konden zijn en je zo nodig eruit konden halen. Maar vanaf dit punt is dat voorbij. Nu zul je één van hen zijn; hun leven, hun mentaliteit en hun moraal delen. Je hebt misschien weken, maanden zelfs, geen contact met ons.'

'Misschien nog wel contact, maar je zou buiten ons bereik zijn, dat is grotendeels waar,' gaf Marty toe; hij glimlachte, maar niet tegen Joseph. 'Maar we zullen om je heen blijven, je kunt op ons rekenen.'

'Wat is het doel?' vroeg Charlie.

Marty leek even in verwarring gebracht. 'Wat voor doel, meid - het doel dat de middelen heiligt? Ik geloof niet dat ik je hetemaal begrijp.'

'Waar ben ik naar op zoek? Wanneer ben je tevreden?'

'Charlie, wc zijn nu al meer dan tevreden,' zei Marty edelmoedig, maar ze wist dat hij er omheen draaide.

'Het doel is een man,' zei Joseph abrupt en ze zag dat Marty zich snel naar hem omdraaide, tot ze zijn gezicht niet meer kon zien. Maar dat van Joseph wel, en de manier waarop hij Marty's blik strak en uitdagend beantwoordde had ze nog niet eerder van hem gezien.

'Charlie, het doel is een man,' beaamde Marty ten slotte, terwijl hij zich weer tot haar wendde. 'Als je hiermee doorgaat, zijn dat dingen die je zult moeten weten.'

'Khalil,' zei ze.

'Khalil, dat klopt,' zei Marty. 'Khalil staat aan het hoofd van hun hete Europese operatie. Hij is de man die we moeten hebben.'

'Hij is gevaarlijk.' zei Joseph. 'Zo slecht als Michet was, zo goed is hij.'

Misschien om hem het gras voor de voeten weg te maaien, ging Kurtz op dezelfde voet door: 'Khalil heeft niemand die hij vertrouwt, geen vaste vriendin. Hij slaapt nooit twee nachten achtereen in hetzelfde bed. Hij heeft zich van de mensen afgesneden. Hij heeft zijn behoeften zo ver teruggebracht dat hij bijna niemand meer nodig heeft. Een heel slimme manier van werken,' besloot Kurtz, en schonk haar zijn meest welwillende glimlach. Maar toen hij nog een sigaar opstak, kon ze aan het trillen van de lucifer zien dat hij ontzettend kwaad was.

Waarom aarzelde ze niet?

Ze voelde een opmerkelijke kalmte over zich komen, een hetderheid ten aanzien van haar emoties zoals ze nog nooit had gekend. Joseph had niet niet haar geslapen om haar weg te sturen, maar om haar tegen te houden. Terwille van haar droeg hij nu alle angsten en twijfels die zij zou moeten voelen. Toch wist ze ook dat in deze geheime microkosmos van het bestaan die ze voor haar hadden geschapen, nu terugtrekken zou betekenen dat ze zich voorgoed terugtrok; dat een liefde die niet vooruit ging, zich nooit zou kunnen vernieuwen; hij zou alleen maar terug kunnen zakken in die poel van middelmatigheid waar al haar andere liefdes in verdwenen waren sinds haar leven met Joseph begonnen was. Het feit dat hij wilde dat ze ermee op zou houden hield haar niet tegen; integendeel, het sterkte haar juist in haar besluit. Ze waren geliefden. Ze waren getrouwd met een gemeenschappelijke bestemming. een gezamenlijke opmars.

Ze vroeg Kurtz hoe ze de prooi zou kunnen herkennen. Leek hij op Michet? Marty schudde zijn hoofd en lachte. 'Hetaas, meid. hij heeft nog nooit voor onze fotografen geposeerd!'

En toen, terwijl Joseph bewust de andere kant uit staarde naar het met roet besmeurde raam, stond Kurtz snel op, pakte een oude zwarte aktentas die naast de leunstoel stond waarin hij had gezeten, en haalde er iels uit dat op een vulling voor een dikke balpen leek, aan één kant platgeknepen. en met een paar dunne rode draden die er als de voelsprieten van een kreeft uit naar buiten .staken.

'Dit noemen wij een ontsteker, meid,' legde hij uit, terwijl hij met zijn dikke vingers voorzichtig op de vulling tikte. 'Hier aan het eind zie je het blokje, waar deze draden in uitkomen. Hij heeft maar een klein eindje draad nodig. De rest, wat hij overhoudt, werkt hij zo af.' Hij pakte een draadtang, ook uit de tas, en knipte de twee draden één voor één af, waardoor er nog zo'11 vijftig centimeter aan de ontsteker bleef zitten.

Toen wond hij de overgebleven draden met een handig, geoefend gebaar tot een keurig knotje, met een lus er omheen. Daarna gaf hij het aan haar. 'Dit kleine poppetje noemen we zijn handtekening. Vroeg of laat zet iedereen zijn handtekening. Dit is de zijne.'

Ze liet hem het knotje weer terugnemen.

Joseph had een adres waar ze heen kon. Het mevrouwtje in het bruin bracht haar naar de deur. Ze stapte naar buiten en zag dat er al een taxi voor haar klaarstond. Het was heel vroeg in de ochtend en de mussen begonnen te tsjilpen.