7
Kurtz hervatte zijn gesprek met Charlie op een vriendelijke, maar besliste toon, alsof hij alleen nog een paar kleine puntjes wilde doornemen voordat ze verder konden gaan.
'Nog even over je ouders, Charlie,' zei hij. Litvak had een dossier uit zijn aktentas gehaald, dat hij zo neerlegde dat Charlie het niet kon lezen.
'Over mijn ouders, dus,' zei ze, en nam dapper een sigaret.
Kurtz pauzeerde even terwijl hij een paar documenten doorlas die hij van Litvak had gekregen. 'Ik heb het nu over de laatste levensjaren van je vader - zijn faillissement, het financiële schandaal, zijn dood enzovoort. Zouden we de loop van de gebeurtenissen uit die tijd nog even kunnen doornemen? Jij zat dus op een Engelse kostschool toen je het verschrikkelijke nieuws hoorde. En toen?'
Ze kon hem niet hetemaal volgen. 'En toen wat?'
'Je hoorde het nieuws. Wat gebeurde er daarna?'
Ze haalde haar schouders op. 'Ik werd van school getrapt, ik ging terug naar huis, en daar wemelde het van de deurwaarders. Het leek wel een rattenplaag. Maar dat hebben we al besproken. Mart. Wat wil je nog meer horen?'
'De directrice liet je bij zich komen, zei je,' herinnerde Kurtz haar na een korte stilte. 'Wat zei ze precies?'
* "Het spijt me, maar je zult je koffers moeten pakken. Tot ziens en veel geluk." Voorzover ik het me kan herinneren.'
'O, maar zoiets herinner je je wel,' zei Kurtz goedgehumeurd, terwijl hij zich opzij boog om een blik op Litvaks papieren te werpen.
'Hield ze geen preek over de grote slechte wereld?' vroeg hij, nog steeds over de papieren gebogen. 'Zoiets als: je moet jezelf niet te grabbel gooien? Nee? En geen verklaring waarom je nou precies van school werd gestuurd?'
'Het schoolgeld was al twee termijnen niet betaald. Is dat geen reden genoeg? Het is een bedrijf, Marty, ze moeten aan hun bankrekening denken. Of wasje vergeten dat het een particuliere school was?' Ze deed vermoeid. 'Kunnen we er niet beter mee ophouden? Ik weet niet waarom, maar ik val om van de slaap.'
'Dat zal wel meevallen. Je bent goed uitgerust en je hebt genoeg reserves. Dus je ging naar huis. Met de trein?'
'Ja, hetemaal met de trein. Alleen. Met mijn koffertje. Naar huis.' Ze rekte zich uit en glimlachte naar de omstanders, maar Joseph keek de andere kant op. Hij luisterde blijkbaar naar andere muziek.
'En hoe was de toestand thuis?'
'Chaotisch. Dat zei ik toch al?'
'Kun je daar wat duidelijker over zijn?'
'Er stond een verhuiswagen op de oprit. En er liepen deurwaarders rond. Moeder huilde, en mijn kamer was al half leeggehaald.'
'Waar was Heidi?'
'Die was er niet. Afwezig. Ergens anders, als het ware.'
'Had niemand haar dan laten komen? Je oudste zuster, je vaders oogappel? Die maar vijftien kilometer verderop woonde? Veilig getrouwd? Waarom kwam Heidi niet hetpen?'
'Ze was zwanger, denk ik,' zei Charlie nonchalant, terwijl ze naar haar handen keek. 'Dat is ze meestal.'
Maar Kurtz keek Charlie aan, en het duurde lang voordat hij weer wat zei. 'Wie was er zwanger, zei je?' vroeg hij, alsof hij het niet goed verstaan had.
'Heidi.'
'Charlie, Heidi was hetemaal niet zwanger. Ze raakte pas een jaar later voor het eerst in verwachting.'
'Goed, dan was ze een keertje niet zwanger.'
'Dus waarom kwam ze haar familie dan niet hetpen?'
'Misschien wilde ze het niet weten. Ze was er niet, dat is alles wat ik me herinner. Verdomme, Mart, het is tien jaar geleden. Ik was nog een kind - heel iemand anders.'
'De schande, bedoel je? Heidi kon de schande niet verdragen? Dat je vader failliet was?'
'Ja, waar hebben we het anders over?' zei ze bits.
Maar dat beschouwde Kurtz als een retorische vraag. Hij tuurde weer op zijn papieren, terwijl Litvak hem met zijn lange vinger iets aanwees. 'Hoe dan ook, Heidi was er niet, en de taak om de familie door de crisis heen te hetpen kwam hetemaal op jouw jonge schouders neer, ja? Met haar zestien jaar moest onze Charlie de situatie redden. Een "stoomcursus in de breekbaarheid van het kapitalistische systeem". Zo heb je het zelf een tijdje geleden genoemd. "Een praktijkvoorbeeld dat je nooit bent vergeten." Al het speelgoed van de consumptiemaatschappij, die fraaie meubels, die mooie jurken, alle attributen van het burgermansfatsoen - ze werden vóór je ogen weggehaald. En jij stond daar, in je eentje, en regelde alles voor je zielige burgerlijke ouders, die zo onvoorzichtig waren geweest om niet tot de arbeidersklasse te behoren. Jij troostte hen, jij verzachtte de schande- alsof je ze de absolutie gaf. Heel zwaar,' voegde hij er droevig aan toe. 'Heel, heel zwaar.' En toen zweeg hij, in afwachting van haar reactie.
Maar ze zei niets. Ze bleef hem aankijken. Dat moest ze wel. Zijn gegroefde gezicht had zich op een vreemde wijze verhard, vooral rond de ogen. Maar ze bleef hem toch aanstaren. Daar had ze een trucje voor dat ze als kind al gebruikte. Ze bevroor haar gezicht tot een ijsmasker, en dacht aan heel andere dingen. En ze won, dat wist ze zeker, want Kurtz sprak het eerst - dat was het bewijs.
'Charlie, we weten best dat dit erg pijnlijk voor je is, maar zou je toch in je eigen woorden verder willen gaan? Er stond dus een verhuiswagen, en jullie spullen werden naar buiten gedragen. Wat nog meer?'
'Mijn pony.'
'Namen ze die ook mee?'
'Dat heb ik je al gezegd.'
'Ook in die verhuiswagen? Met de meubels?'
'Nee. In een andere. Doe niet zo stom.'
'Er waren dus twee wagens. Op hetzelfde moment? Of kwam die andere later?'
'Dat weet ik niet meer.'
'Waar wasje vader eigenlijk al die tijd? In zijn studeerkamer? Stond hij bijvoorbeeld achter het raam te kijken hoe alles werd weggehaald? Hoe ondergaat een man als hij zoiets - die schande?'
'Hij was in de tuin.'
'Wat deed hij daar?'
'Hij stond naar de rozen te staren. En hij zei maar steeds dat ze de rozen niet mochten meenemen, wat er ook gebeurde. Dat herhaalde hij voortdurend. "Als ze mijn rozen meenemen, dan maak ik er een eind aan."'
'En je moeder?'
'Mams was in de keuken. Aan het koken. Het was het enige wat ze kon bedenken.'
'Gas of elektrisch?' 'Elektrisch.'
'Maar had ik dat nu goed gehoord? Je zei toch dat de stroom al was afgesneden?'
'En daarna weer aangesloten.'
'En het fornuis hadden ze laten staan?'
'Dat moet van de wet. Er moeten een fornuis, een tafel en één stoel voor alle gezinsleden achterblijven.'
'En messen en vorken?'
'Eén stel voor iedereen.'
'Waarom legden ze niet gewoon beslag op het huis en gooiden iedereen eruit?'
'Het stond op naam van mijn moeder. Dat had ze jaren geleden zo gewild.'
'Heel verstandig. Maar toch stond het op naam van je vader. En waarin had jullie directrice ook alweer gelezen dat je vader failliet was gegaan?'
Ze was het bijna kwijt. Eén moment vloeiden alle beelden in haar hoofd door elkaar, maar meteen werden ze weer hetder en kon ze er weer een verhaal van maken: haar moeder, met haar paarse sjaal om haar hoofd, die aan het fornuis koortsachtig bezig was om broodpudding te maken - waar ze allemaal zo van hielden. Haar vader, in een blauwe blazer met twee rijen knopen, die lijkbleek naar de rozen staarde. En de directrice, met haar handen op haar rug, die haar in tweed gehulde achterste stond te warmen voor de niet-brandende haard in haar indrukwekkende kamer.
in de London Gazette,' antwoordde ze ijzig. 'Daar staan alle faillissementen in.'
'Had ze daar dan een abonnement op?'
'Vermoedelijk.'
Kurtz knikte bedachtzaam, pakte toen een potlood en schreef alleen 'vermoedelijk' op een schrijfblok voor zich, zo duidelijk dat Charlie het ook kon zien. 'Goed. En na het faillissement kwamen die aanklachten wegens fraude. Klopt dat? Wil je het proces beschrijven?'
'Ik heb je toch al gezegd dat vader ons er niet bij wilde hebben? Eerst zou hij zichzelf verdedigen - heel hetdhaftig. En wij moesten vooraan zitten om hem aan te moedigen. Maar toen ze hem de bewijzen lieten zien, veranderde hij van gedachten.'
'Wat was de aanklacht?'
'Dat hij geld van zijn cliënten had gestolen.'
'En hoe lang kreeg hij daarvoor?'
'Achttien maanden, met aftrek. Dat heb ik ook al verteld, Mart. Je weet het allemaal al. Wat heeft dit voor zin?' 'Ben je ooit op bezoek geweest in de gevangenis?'
'Dat wilde hij niet. Omdat wij dan zijn schande zouden zien.'
'Zijn schande,' herhaalde Kurtz nadenkend. 'Zijn ondergang. De Zondeval. Het heeft je behoorlijk aangegrepen, of niet?'
'Had je liever gehad van niet, Mart?'
'Nee, Charlie, dat denk ik niet.' Weer pauzeerde hij even. 'Goed. Daar waren we dus. Jij bleef thuis, ging niet meer naar school om je uitstekende verstand nog verder te ontwikkelen, maar wijdde je aan je moeder, in afwachting van de vrijlating van je vader. Klopt dat?'
'Ja.'
'Ben je nooit in de buurt van die gevangenis geweest?'
'Jezus,' mompelde ze wanhopig. 'Waarom haal je me zo door de mangel?'
'Zelfs niet in de buurt?'
'Nee!'
Ze vocht tegen haar tranen met een moed die bij iedereen bewondering moest afdwingen. Hoe hield ze dit vol? zouden ze zich afvragen toen en nu? Waarom bleef hij zo meedogenloos die oude wonden openrijten? Er viel een pauze als de stilte tussen twee schreeuwen. Het enige geluid was het krassen van Litvaks balpen, die snel over de blaadjes van zijn notitieblok vloog.
'Heb je daar iets aan, Mike?' vroeg Kurtz aan Litvak, zonder zijn blik van Charlie af te wenden.
'Ja. Geweldig,' hijgde Litvak, terwijl hij bleef doorschrijven. 'Hen pittig verhaal, het zit goed in elkaar, daar hebben we wel wat aan. Ik vraag me alleen af of ze nog een smeuïge anekdote over die gevangenisperiode heeft? Of misschien toen haar vader weer vrijkwam zijn laatste maanden - waarom niet?'
'Charlie?' vroeg Kurtz kort.
Charlie deed alsof ze heel lang nadacht voordat haar eindelijk iets te binnen schoot. 'Nou ja, misschien dat verhaal over die deuren.' zei ze toen aarzelend.
'Deuren?' vroeg Litvak. 'Welke deuren?'
'Laat maar eens horen,' zei Kurtz.
Er verstreken nog een paar seconden terwijl Charlie voorzichtig de brug van haar neus tussen duim en wijsvinger nam, om veel verdriet en een opkomende migraine te suggereren. Ze had dit verhaal al vaak verteld, maar nog nooit zo goed. 'Hij had eigenlijk nog een maand moeten blijven - en hij had ons ook niet opgebeld. Dat kon niet. Wij waren verhuisd, we leefden van de bijstand. En toen stond hij opeens voor de deur. Hij zag er veel magerder en jonger uit. Zijn haar was kort. "Hallo, Chas, ik ben vrij." En hij omhetsde me en begon te huilen.
Mams was boven, veel te bang om naar beneden te komen. Hij was totaal niet veranderd. Afgezien van die deuren. Die kon hij niet open doen. Als hij bij een deur kwam, ging hij in de houding staan, met gebogen hoofd en zijn hakken tegen elkaar, tot de cipier kwam om hem open te maken.'
'En die cipier was zij,' mompelde Litvak, naast Kurtz. 'Zijn eigen dochter. Tjéè!'
'De eerste keer dat het gebeurde kon ik het niet geloven. "Doe godverdomme die deur open!" schreeuwde ik tegen hem. Maar zijn hand weigerde letterlijk dienst.'
Litvak zat als een bezetene te schrijven. Maar Kurtz was minder enthousiast. Hij bestudeerde de papieren weer, en aan zijn gezicht was te zien dat hij zijn bedenkingen had. 'Charlie, ik heb hier een interview - uit de Ipswich Gazette, dacht ik - waarin je vertelt hoe je vaak samen met je moeder een heuvel bij de gevangenis beklom om naar je vader in zijn cel te wuiven. Maar eh ... uit wat je ons nu vertelt, blijkt dat je nooit in de buurt van die gevangenis bent geweest.'
Charlie slaagde er werkelijk in om te lachen: een warme, overtuigende lach, ook al lachte er niemand met haar mee. 'Mart, dat was in een interview,' zei ze, toegeeflijk, omdat hij zo ernstig keek.
'Ja, en?'
'In interviews maak je je verleden altijd wat mooier.'
'Heb je dat vanavond soms ook gedaan?'
'Nee, natuurlijk niet.'
'Jouw agent, Ned Quilley, zei pas nog tegen een kennis van ons dat je vader in de gevangenis gestorven was, niet thuis. Was dat ook om het mooier te maken?'
'Dat is voor Neds rekening, daar weet ik niets van.'
'Dat is zo. Daar heb je gelijk in.'
Hij sloeg het dossier dicht, nog steeds niet overtuigd.
Ze kon zich niet meer bedwingen en draaide zich om naar Joseph, om hem met een blik te vragen een eind aan het verhoor te maken.
'Hoe gaat het, Jose? Doe ik het goed?'
'Heel effectief, zou ik zeggen,' antwoordde hij, en ging weer verder met zijn eigen zaken.
'Beter dan in Saint Joan?'
'Maar, lieve Charlie, jouw teksten zijn heel wat beter dan die van Shaw!'
Dat was geen compliment. Hij probeert me te troosten, dacht ze verdrietig. Maar waarom was hij zo hard tegen haar? Zo kortaf? Zo afstandelijk - terwijl hij haar toch zelf hierheen had gebracht?
Zuidafrikaanse Rose kwam binnen met een blad met broodjes, gevolgd door Rachet, met koekjes en een thermosfles met zoete koffie.
'Slaapt niemand hier ooit?' klaagde Charlie, terwijl ze zich bediende. Maar ze hoorden haar niet. Of liever gezegd: ze hadden het allemaal heel goed gehoord, maar gaven geen antwoord.
Het vriendelijke begin was voorbij. Nu kwam het langverwachte uur van gevaar, aan het eind van de hondewacht, vlak voor de eerste ochtendschemering; het moment van haar hetderste gedachten en haar hevigste woede. Het moment, met andere woorden, om Charlies politieke overtuiging - waar ze, volgens Kurtz, allemaal zoveel respect voor hadden - aan een nader onderzoek ie onderwerpen. In Kurtz' mathematische aanpak had alles weer zijn logische plaats. Je eerste invloeden, Charlie? Wie, waar en wanneer? Noem ons eens vijf van je grondbeginselen, en je eerste tien ontmoetingen met het militante alternatief? Maar Charlie was niet langer in de stemming voor objectiviteit. Haar slaperigheid was verdwenen, en in plaats daarvan voelde ze zich steeds opstandiger worden, zoals ze hadden kunnen merken aan haar afgemeten loon en haar onrustige, argwanende blikken. Ze had genoeg van hen. Ze was het zat om hen onder bedreiging te moeten hetpen, om met een blinddoek voor bij de arm te worden genomen zonder dat ze wist Wat die manipulerende, goed getrainde handen met haar uitspookten en wat die sluwe stemmen haar in het oor fluisterden. Het slachtoffer in haar snakte naar een vechtpartij.
'Charlie, beste meid, dit zijn allemaal formaliteiten,' verzekerde Kurtz haar. 'Als we die eenmaal achter de rug hebben, kunnen we je; wat meer vertellen.' Maar toch stond hij erop om al die demonstraties, sit-ins, protestmarsen, kraakacties en zaterdagmiddagrevoluties met haar door te nemen, en steeds opnieuw vroeg hij naar wat hij 'de argumentatie erachter' noemde.
'Hou nou eens op mei ons te beoordelen, verdomme!' beet ze hem eindelijk toe. 'Wij zijn niet logisch, wij zijn niet goed geïnformeerd, wij zijn niet georganiseerd
'Wat zijn we dan wel, beste meid?' vroeg Kurtz, op engelachtige toon.
'En ik ben je "beste meid" niet. Wij zijn gewoon mensen! Volwassen mensen, begrijp je? Dus hou op met dat getreiter.'
'Charlie, dit is bepaald geen getreiter. Niemand van ons wil jou treiteren.'
'Ach, val dood, jullie.'
Ze haatte zichzelf in zo'n stemming. Ze haatte haar eigen agressiviteit als ze in een hoek gedrongen werd. Dan voelde ze zich alsof ze met haar machteloze kleine vuisten tegen een enorme houten deur stond te slaan, terwijl ze er met een schetle stem alles uitgooide wat er maar bij haar opkwam - hoe gevaarlijk dat ook was. Maar tegelijkertijd hield ze van die felle kleuren als ze kwaad was: de geweldige bevrijding, het versplinterde glas.
'Waarom moetje altijd eerst geloven voordat je iets kunt afwijzen?' vroeg ze nijdig. Het was een mooie zin die ze eens van Lange Al - of was het iemand anders? - had gehoord. 'Misschien is afwijzen wel geloven. Is dat ooit bij je opgekomen? Wij voeren een heel andere strijd, Mart - de échte strijd. Geen macht tegen macht. Oost tegen West, maar hongerlijders tegen zwijnen, slaven tegen onderdrukkers. Jij denkt dat je vrij bent, hè? Dat komt alleen omdat iemand anders dat niet is. Als jij eet, sterft er een ander van de honger. Als jij wegrent, moet er iemand anders blijven staan. En dat is wat we moeten veranderen.'
Daar had ze ooit in geloofd; werkelijk in geloofd. Misschien deed ze dat nog steeds. Ze had het gezien, en ook nu zag ze het nog heel hetder. Ze had ermee bij onbekenden aangeklopt, en hun vijandigheid zien verdwijnen als ze haar verhaal had verteld. Ze had het gevoeld en ervoor gedemonstreerd - voor het recht van het volk op geestelijke bevrijding om elkaar te bevrijden van het verstikkende moeras van kapitalistische en racistische vooroordelen, en elkaar in ongedwongen vriendschap de hand te reiken. Daar kon dat visioen, op een hetdere dag, nog steeds haar hart verwarmen en tot moedige daden aanzetten waar ze, in de kille werkelijkheid, voor teruggedeinsd zou zijn. Maar hier, binnen deze muren, met die slimme gezichten om zich heen, miste ze de ruimte om haar vleugels uit te slaan.Ze probeerde het opnieuw, nog feller: 'Weet je, Mart, één van de verschillen tussen jouw generatie en de mijne is dat wij erg kieskeurig zijn als het erom gaat voor wie we ons leven moeten geven. Om de een of andere reden staan we niet te popelen om ons op te offeren voor een multinational met een postbus in Liechtenstein en een bankrekening op de Nederlandse Antillen.' Dat had ze van Al, geen twijfel aan. Zelfs zijn sarcastische kuchje aan het eind had ze geleend. 'Wij vinden het niet zo'n goed idee dat mensen die we nooit hebben ontmoet en waar we nooit op hebben gestemd, onze wereld naar de verdommenis hetpen. Vreemd genoeg zijn we niet zo dol op dictators, of dat nou groepen mensen of landen of instellingen zijn, en we houden ook al niet van de wapenwedloop, chemische oorlogvoering, napalm of andere facetten van dat hete rampencomplex. Wij vinden niet dat de Joodse staat een imperialistische Amerikaanse basis zou moeten zijn, en we geloven ook niet dat Arabieren allemaal ongewassen wilden en decadente oliesjeiks zijn. Dus wijzen we dat allemaal af. Om van die complexen, voor- oordelen en kongsi's af te komen. En zo'n afwijzing is positief, of niet? Omdat het positief is om geen vooroordelen te hebben, begrijp je?'
'Op welke manier wordt de wereld dan naar de verdommenis geholpen, Charlie?' vroeg Kurtz, terwijl Litvak geduldig verder schreef.
'Door hem te vergiftigen, te verbranden, door hem te vervuilen met rotzooi en kolonialisme, door de arbeiders volledig te manipuleren en -' de rest daar kom ik zo meteen wel op, dacht ze. 'Dus vraag me niet naar de namen en adressen van mijn vijf belangrijkste goeroes, Mart, want die zitten hier' - ze sloeg op haar borst - 'en lach me niet uit als ik Che Guevara niet de hete nacht kan citeren. Vraag me alleen of ik wil dat de wereld voortbestaat en dat mijn kinderen...'
'Kun je Che Guevara eigenlijk citeren?' vroeg Kurtz geïnteresseerd.
'Wacht even,' zei Litvak zachtjes en stak zijn hand op, terwijl hij met de andere driftig zal te pennen. 'Dit is geweldig! Maar doe het even kalm aan, als je wilt, Charlie.'
'Geef eens wat geld uit en koop verdomme een bandrecorder!' beet Charlie hen toe. 'Of waarom stelen jullie er geen? Dat is toch jullie vak?'
'Omdat we geen week de tijd hebben om de uitgetypte tekst te lezen,' antwoordde Kurtz, terwijl Litvak doorging met schrijven. 'Het menselijk oor maakt een keuze, beste meid. Machines niet. Machines zijn dus onpraktisch. Kun je Che Guevara citeren, Charlie?' herhaalde hij, en ze wachtten op haar antwoord.
'Nee, natuurlijk kan ik dat verdomme niet.'
Van achter haar - het leek wel een kilometer verder - kwam Josephs stem uit het niets, om haar antwoord wat af te zwakken.
'Maar als ze het zou leren, zou ze het wèl kunnen. Ze heeft een uitstekend geheugen,' verzekerde hij hun, met iets van de trots van de schepper. 'Ze hoeft maar iets te horen en ze kent het. Ze zou al zijn geschriften in éèn week kunnen leren, als ze zich ertoe zou zetten.'
Waarom had hij dat gezegd? Als verzachtende omstandigheid? Als waarschuwing? Of wilde hij Charlie beschermen tegen haar dreigende ondergang? Maar Charlie was niet in de stemming voor zijn subtiliteiten, en Kurtz en Litvak overlegden weer, ditmaal in het Hebreeuws.
'Zouden jullie het erg vinden om Engels te spreken waar ik bij ben?' vroeg ze op hoge toon.
'Zo meteen, beste meid,' zei Kurtz vriendelijk. En ging gewoon door in het Hebreeuws.
Op diezelfde klinische manier - alleen een formaliteit, Charlie - nam Kurtz de resterende, nogal onsamenhangende artikelen van haar wankele geloof met haar door. Charlie ging tekeer en vocht terug met de
groeiende wanhoop van iemand die te weinig weet. Kurtz uitte zelden kritiek, bleef hoffelijk, keek in zijn dossier, pauzeerde even om met Litvak te overleggen, of maakte - om zijn eigen duistere redenen - plotseling een aantekening op zijn bloenote. Charlie ploeterde moedig verder, maar voelde zich alsof ze op de toneelschool een rol moest improviseren die steeds minder inhoud voor haar kreeg naarmate het stuk vorderde. Ze keek naar haar eigen gebaren, die niet langer bij haar tekst pasten. Ze protesteerde, daarom was ze vrij. Ze schreeuwde, dus protesteerde ze. Ze luisterde naar haar eigen stem, maar die behoorde niemand toe. Het ene moment citeerde ze iets van Rousseau - een zinnetje dat ze ooit in bed van een vergeten minnaar had gehoord - en dan weer graaide ze een citaat van Marcuse uit haar herinnering. Ze zag dat Kurtz achterover leunde en met neergeslagen blik ernstig knikte. Toen legde hij zijn potlood neer, en dacht ze dat ze klaar was. Of hij. Ze vond dat ze het er niet zo slecht had afgebracht, gezien de intelligentie van haar publiek en haar eigen zwakke tekst. Kurtz vond dat blijkbaar ook. Ze voelde zich wat beter en een heel stuk veiliger. Kurtz kennelijk ook.
'Charlie, ik moetje een compliment maken,' verklaarde hij. 'Je bent bijzonder eerlijk en openhartig geweest, en daar zijn we je dankbaar voor.'
'Zeker,' mompelde Litvak, de griffier.
'Graag gedaan,' gaf ze vinnig terug, en voelde zich lelijk en verhit.
'Vind je het goed als ik er wat meer lijn voor je in breng?' vroeg Kurtz.
'Nee, dat vind ik niet.'
'Waarom niet?' vroeg Kurtz, zonder enige verbazing.
'Omdat wij een alternatief vormen, daarom. Wij zijn geen partij, wij zijn niet georganiseerd, wij zijn geen manifest. En voor ons hoeft daar geen lijn in gebracht te worden, verdomme.'
Ze wou dat ze iets minder vaak 'verdomme' zei, of dat het vloeken haar wat natuurlijker af zou gaan in dit strenge gezelschap.
Toch zette Kurtz alles op een rij, en op een nogal hoogdravende manier.
'Aan de ene kant, Charlie, zien we hier het fundamentele uitgangspunt van het klassieke anarchisme zoals dat van de achttiende eeuw tot op de huidige dag wordt gepredikt.'
'Ach, sodemieter op.'
'Namelijk een afkeer van ordening. De overtuiging dat regeren slecht is, en de staat dus ook. Dat die twee samen de natuurlijke ontplooiing en vrijheid van het individu in de weg staan. Daar verbind je dan een paar moderne gevoelens mee, zoals afkeer van verveling, van welvaart, van wat - als ik het goed heb - de "geheel verzorgde ellende van het Westerse kapitalisme" wordt genoemd. En dan denk je weer aan die echte ellende waar driekwart van de mensheid in verkeert. Of niet, Charlie? Wil je daar iets tegen inbrengen, of zal ik maar vast "Ach, sodemieter op!" laten noteren?'
Ze negeerde hem en trok liever een meesmuilend gezicht tegen haar nagels. Jezus, wat doen theorieën er nog toe? wilde ze uitroepen. De ratten hebben het schip overgenomen, zo simpel ligt het vaak. De rest is narcistische nonsens. Datkan niet anders.
'In de wereld van vandaag,' vervolgde Kurtz onverstoorbaar, 'in de wereld van vandaag heb je, denk ik, nog meer goede redenen voor dat standpunt dan je voorouders ooit hebben gehad, omdat staten tegenwoordig machtiger zijn dan ooit, evenals de multinationals en de mogelijkheden om van alles le ordenen en te regelen.'
Ze besefte dat hij haar uit haar tent zat te lokken, maar ze had geen middelen meer om zich te verzetten. Steeds wachtte hij even of ze commentaar had, maar het enige wat ze kon doen was haar gezicht afwenden en haar groeiende onzekerheid verbergen achter een masker van woedend ongeloof.
'Je verzetje tegen een dolgedraaide technologie,' ging hij gelijkmoedig verder. 'Goed, dat
deed Huxley ook al. Jullie willen dat de mensen zich niet langer laten leiden door wedijver en agressie. Maar om dat te bereiken zul je eerst elke vorm van uitbuiting moeien uitbannen. Maar hoe?'
Weer zweeg hij, en die stiltes waren voor haar nu dreigender geworden dan zijn woorden; het waren de pauzes tussen voetstappen op weg naar het schavot.
'Hou op met dat neerbuigende gedoe, Mart. Hou daarmee op!'
'En juist op het punt van die uitbuiting, als ik je goed begrijp,' vervolgde Kurtz weer met zijn onverwoestbare goede humeur, 'zou je kunnen zeggen dat we van het theoretische op het praktische anarchisme komen.' Hij wendde zich tot Litvak, om hem tegen haar uit te spelen. 'Had jij hier nog iets over te zeggen, Mike?'
'Volgens mij is uitbuiting de kern van de zaak, Marty,' fluisterde Litvak hees. 'Vervang uitbuiting door bezit, dan ben je er hetemaal. Eerst krijgt de uitbuiter de loonslaaf in een wurggreep door zijn veel grotere rijkdom, en dan laat hij hem ook nog geloven dat het najagen van bezit een geldig motief is om hem af te beulen. Op die manier heeft hij hem dubbel in de tang.'
'Geweldig,' zei Kurtz tevreden. 'Het najagen van bezit is slecht, dus is bezit zelf ook slecht, evenals degenen die dat bezit beschermen. En aangezien je openlijk toegeeft dat je geen geduld meer hebt met de evolutionaire krachten van de democratie, kun je dus beter alle bezit opblazen en de kapitalisten vermoorden. Ben je het daarmee eens, Charlie?'
'Doe niet zo idioot! Met dat soort dingen laat ik me niet in!'
Kurtz leek teleurgesteld. 'Je bedoelt dat je de diefachtige overheid niet wilt verdrijven, Charlie? Wat nou? Plotseling verlegen geworden?' En weer tegen Litvak: 'Ja, Mike?'
'De overheid is tiranniek,' vulde Litvak behulpzaam aan. 'Dat heeft Charlie letterlijk gezegd. Ze had het ook over de gewelddadigheid van de staat, het terrorisme van de staat, de dictatuur van de staat - zowat al het slechts dat je van een overheid kunt bedenken.' Hij zei het op verbaasde toon.
'Dat wil niet zeggen dat ik daarom mensen ga vermoorden en banken ga beroven, verdomme! Jezus, waar praten jullie over?'
Kurtz was niet onder de indruk van haar protesten. 'Charlie, je hebt duidelijk laten doorschemeren dat de krachten van recht-en-orde slechts een vals gezag dienen.'
Litvak kwam met een behulpzame voetnoot. 'En ook dat de massa bij de rechtbanken geen werkelijke gerechtigheid vindt,' herinnerde hij Kurtz.
'Dat is ook zo! Het hete systeem deugt niet. Het is doorgestoken kaart, het is corrupt, het is paternalistisch, het is -*
'Waarom vernietig je het dan niet?' vroeg Kurtz poeslief. 'Waarom blaas je de hete zaak niet op en schiet je elke politieman neer die je tegenhoudt - of je je gang laat gaan, wat doel het ertoe? Waarom laatje alle kolonialisten en imperialisten niet de lucht in vliegen? Waar is opeens die beroemde integriteit van je? Wat is er misgegaan?'
'Ik wil hetemaal niets opblazen! Ik wil vrede! Ik wil dat de mensen vrij zijn!' protesteerde ze, zich wanhopig vastklemmend aan dat ene veilige dogma.
Maar Kurtz scheen haar niet te horen. 'Je stelt me teleur, Charlie. Opeens ben je niet meer consequent. Je hebt gezien wat er mis is. Waarom doe je er dan niets aan? Waarom doe je je hier het ene moment voor als een intellectueel die ziet wat voor de verblinde massa verborgen blijft, terwijl je het volgende moment niet eens de moed blijkt te hebben om een kleine daad te stellen - een diefstal, een moord, of een bomaanslag op een politiebureau, ter wille van degenen die in hart en geest worden geknecht door de kapitalistische overheersers! Vooruit, Charlie, waar blijft de actie? Jij bent hier ten slotte de vrije mens! We willen geen woorden, maar daden!'
Kurtz' aanstekelijke vrolijkheid had een nieuw hoogtepunt bereikt.
Er waren zoveel rimpels om de hoeken van zijn ogen verschenen, dat ze nog slechts zwarte boogjes in zijn huid vormden. Maar Charlie kon ook vechten. Ze deed nu een frontale aanval, met woorden, net als hij; ze sloeg hem er recht mee in zijn gezicht, in een laatste wanhopige poging om langs hem heen naar de vrijheid te ontkomen.
'Luister, Mart, ik ben oppervlakkig, begrijp je? Ik ben niet belezen, ik kan niet rekenen, ik kan niet logisch redeneren of analyseren, ik heb op dure, tienderangs scholen gezeten, en ik wou - meer dan wat ook ter wereld - dat ik in een arbeiderswijk was geboren en dat mijn vader met zijn handen de kost had verdiend, in plaats van oude dames van hun spaarcentjes te beroven! Ik heb genoeg van hersenspoelingen, en ik wil niet meer elke dag vijftienduizend redenen horen waarom ik niet gewoon op voet van gelijkheid van mijn naaste zou kunnen houden. En nu wil ik naar bed, verdomme!'
'Bedoel je dat je op je eerdere stellingen terugkomt?'
'Ik heb geen stellingen!'
'O nee?'
'Nee!'
'Geen stellingen, geen daadwerkelijk activisme, je bent alleen maar onafhankelijk.'
'Precies!'
' Vreedzaam onafhankelijk,' voegde Kurtz daar tevreden aan toe. 'Je hoort bij het extreme centrum.'
Langzaam knoopte hij het linker borstzakje van zijn jack los, en viste met zijn dikke vingers een kranteknipsel tussen een heteboel rommel vandaan: een vrij lang stuk, en blijkbaar heel bijzonder, want het zat niet gewoon in het dossier.
'Charlie, je hebt daareven terloops gezegd dat jij en Al een keer aan een discussieweekend ergens in Dorset hebben meegedaan,' zei Kurtz, terwijl hij met veel plichtplegingen het knipsel openvouwde. ' "Een weekend-cursus in radicaal denken", zo noemde je het, geloof ik. We hebben er om de een of andere reden niet uitvoerig bij stilgestaan, meen ik me te herinneren, maar kunnen we het er nu even over hebben?'
Kurtz las zwijgend het artikel door, als iemand die zijn geheugen wilde opfrissen, en schudde zo nu en dan zijn hoofd, alsof hij wilde zeggen: nee maar!
'Niet gering,' merkte hij joviaal op onder het lezen. 'Schietoefeningen met imitatiegeweren. Sabotagetechnieken, natuurlijk met plasticine in plaats van echte kneedbommen. Hoe je moet onderduiken, hoe je kunt overleven. De filosofie van de stadsguerrilla. En zelfs hoe je op een onwillige gast moet passen, zie ik: "het in toom houden van opstandige elementen in een huiselijke situatie". Mooi gezegd. Een prachtig eufemisme.' Hij keek even over de rand van het knipsel. 'Klopt dit min of meer, wat hier staat, of hebben we weer te maken met een typische overdrijving van de kapitalistisch-Zionistische pers?'
Ze geloofde niet langer in zijn welwillendheid - en dat was zijn bedoeling ook niet. Kurtz wilde maar één ding: haar laten schrikken van de extreme standpunten die ze had ingenomen, en haar dwingen terug te komen op meningen waarvan ze niet eens wist dat ze ze had. Sommige ondervragingen zijn bedoeld om de waarheid aan het licht te krijgen, andere om leugens uil te lokken. Kurtz wilde leugens. Zijn raspende stem had daarom een duidelijk hardere klank gekregen, en de vrolijkheid verdween snel van zijn gezicht.
'Wil je ons soms een wat objectiever beeld geven, Charlie?' vroeg hij.
'Lange Al moest zo nodig, ik niet,' zei ze dwars, in een eerste poging om terug te krabbelen.
'Maar je bent er samen heengegaan.'
'Het was een goedkoop weekend op het platteland, en we hadden geen cent. Dat was alles.'
'Dat was alles,' mompelde Kurtz, en liet een stilte vallen waarin ze zich steeds schuldiger begon te voelen.
'Wij waren niet de enigen,' protesteerde ze. 'Er waren - Jezus, zeker een man of twintig. Jongeren, acteurs. Sommigen zaten nog op de toneelschool. Ze huurden een bus, rookten wat hasj, en doken tot de vroege ochtend van het ene bed in het andere. Wat is daar verkeerd aan?'
Kurtz had, op dat moment, geen enkele mening over wat verkeerd was of niet.
'Zij,' zei hij. 'Maar wat deed jij? Die bus besturen soms? Je bent toch zo'n geweldige chauffeur?'
ik was met Al, dat zei ik al. Hij voelde zich daar thuis, ik niet.'
Ze was haar houvast kwijt en begon te vallen. Ze wist nauwelijks hoe ze uitgegleden was, of wie er op haar vingers was gaan staan. Misschien had ze gewoon uit vermoeidheid losgelaten en misschien had ze dat steeds al gewild.
'En hoe vaak heb je je op die manier uitgeleefd, Charlie? Hoogdravende discussies, hasj, onschuldig vrije liefde bedrijven - terwijl anderen zich lot terroristen lieten opleiden? Het klinkt alsof je dat wel vaker deed. Klopt dat? Was het een gewoonte?'
'Nee, het was geen gewoonte! Het is voorbij, en ik heb me niet uitgeleefd!'
'Hoe vaak, mag ik vragen?' 'Het was niet vaak!'
'Hoe dikwijls, dan?'
'Een paar keer. Dat is alles. Toen werd het me te link.'
Ze bleef maar vallen en draaien, het werd steeds donkerder, en het was alsof de lucht om haar heen haar niet aanraakte.
Joseph, haal me hier vandaan! Maar Joseph had haar er juist heen- gesleept. Ze luisterde of hij iets zei, ze seinde naar hem met haar achterhoofd, maar er kwam geen enkele reactie.
Kurtz keek haar recht aan en ze keek even strak terug. Ze had dwars door hem heen gekeken als ze had gekund; het liefst zou ze hem met haar uitdagende, woedende blik hebben verblind.
'Een paar keer,' herhaalde hij peinzend. 'Klopt dat, Mike?'
Litvak keek op van zijn aantekeningen. 'Ja, een paar keer,' echode hij.
'Wil je ons vertellen waarom je het te link vond worden?' vroeg Kurtz.
Zonder zijn blik van haar af te wenden pakte hij Litvaks dossier.
'Het was nogal een ruige boel,' zei ze, en liet haar stem dalen, voor het effect.
'Zo klinkt het wel,' zei Kurtz, en sloeg het dossier open.
'Nee, ik heb het niet over de politiek, maar over de seks. Dat werd me een beetje te veel. Doe niet zo onnozel.'
Kurtz likte aan zijn duim en sloeg een bladzij om, likte nog een keer, sloeg er weer een om en mompelde iets tegen Litvak, die een paar woorden terugfluisterde - maar niet in het Engels. Hij sloeg de map weer dicht en liet hem in de akten tas glijden. 'Een paar keer, zei je. Dat was alles. Toen werd het je te link,' zei hij peinzend. 'Of wil je die verklaring nog herzien?'
'Waarom zou ik?'
'Een paar keer. Een paar is twee. Ja?'
'Waarom niet.'
'Ik zei: een paar is twee. Klopt dat?'
De lamp boven haar flikkerde even- of was het iets in haar hoofd? Ze draaide zich nu bewust om. Joseph zat over zijn tafel gebogen, te druk bezig om op te kijken. Ze ging weer recht zitten en zag Kurtz nog steeds zitten wachten.
'Twee of drie keer,' zei ze. 'Wat doet dat er verdomme toe?'
'Vier keer, soms? Een paar, is dat ook vier?'
'Ach, rot op.'
'Het is gewoon een taalkwestie, denk ik. 'ik ben vorig jaar een paar keer naar mijn tante geweest." Dat zou ook drie keer kunnen zijn - misschien vier. Vijf is zo'n beetje de grens, schat ik.' Hij bleef traag in zijn papieren rommelen. 'Wil je van "een paar keer" soms "een keer of vijf, zes" maken, Charlie?'
ik zei een paar keer, en dat bedoel ik ook.'
'Twee keer?'
'Ja, twee keer!'
'Goed, twee dus. "Ja, ik ben maar twee keer naar die cursus geweest. Anderen hebben zich misschien met oorlogstraining beziggehouden, maar het ging mij alleen om de gezelligheid en de seks. Amen." Getekend: Charlie. Weetje de data van die twee bezoeken nog?'
Ze noemde een datum van vorig jaar, vlak nadat ze Al had ontmoet.
'En die andere keer?'
'Dat weet ik niet meer. Doet het ertoe?'
'Dat weet ze niet meer.' Zijn woorden regen zich steeds trager aaneen, maar hadden nog niets van hun kracht verloren. Het was alsof zijn stem als een log dier op haar af stampte. 'Was die tweede keer vlak na de eerste keer, of lag daar veel tijd tussen?'
'Dat kan ik me niet herinneren.'
'Dat herinnert ze zich niet. Je eerste weekend was een inleidende cursus voor beginners. Klopt dat?'
'Ja.'
'Waar werden jullie in ingeleid?'
'Dat zei ik je toch - groepsseks.'
'Geen discussies, lezingen, lessen?'
'Ja, er waren wel discussies.'
'Over welke onderwerpen?'
'Grondbeginselen.'
'Waarvan?'
'Van het radicalisme, waar anders van?'
'Herinner je je de sprekers nog?'
'Een puisterige lesbienne over de Vrouwenbeweging en een Schot over Cuba - iemand die Al erg hoog had zitten.'
'En de keer daarop, die tweede en laatste keer waarvan je de datum vergeten bent, wie hebben er toen gesproken?'
Geen antwoord.
'Ben je dat ook vergeten?'
'Ja!'
'Dat is nogal vreemd, of niet? Dat je je van die eerste keer alles zo goed herinnert - de seks, de discussie-onderwerpen, de sprekers - en van die tweede keer hetemaal niets?'
'Na een hete nacht jouw idiote vragen te hebben beantwoord - nee, dan vind ik dat niet vreemd!'
'Waar ga je heen?' vroeg Kurtz. 'Naar de wc? Rachet, neem Charlie even mee naar de wc. Rose!'
Ze was opgestaan. Uit de omringende duisternis kwamen voetstappen op haar toe.
'Ik vertrek. Die keuze had ik toch? Ik wil weg. Nu.'
'Je hebt die keuze alleen op bepaalde momenten, en alleen als wij erover beginnen. Als je vergeten bent wie jullie bij die tweede gelegenheid heeft toegesproken, dan kun je me misschien wèl vertellen waar de cursus over ging?'
Ze stond nog steeds, maar op de een of andere manier leek ze daardoor kleiner. Ze keek om naar Joseph, die met zijn hoofd in zijn handen zat, zijn gezicht van het lamplicht afgewend. In haar angstige ogen leek het of hij ergens in een vacuüm zweefde, tussen haar wereld en de zijne. Maar waar ze ook keek, van alle kanten drong Kurtz' stem haar hoofd binnen en overschreeuwde de mensen die daar woonden. Ze legde haar handen op tafel en leunde naar voren. Ze was in een vreemde kerk, zonder vrienden om haar raad te geven, niet wetend of ze moest knielen of rechtop moest staan. Maar overal was de stem van Kurtz; het maakte geen verschil of ze op de grond was gaan liggen of door het glas-in-loodraam honderd kilometer verder was gevlogen - nergens was ze veilig voor zijn indringende kracht. Ze legde haar handen nu op haar rug en kneep ze in elkaar, omdat ze haar gebaren niet goed meer onder controle had. Handen zijn belangrijk, handen spreken, handen doen. Ze voelde hoe ze elkaar troostten als bange kinderen. Kurtz vroeg haar naar een resolutie.
'Heb je die niet ondertekend, Charlie?'
'Dat weet ik niet!'
'Maar aan het eind van zo'n vergadering wordt er altijd een resolutie aangenomen. Eerst een discussie, dan een resolutie. Wat was die resolutie? Wil je nu echt beweren dat je niet meer weet wat er in stond, en zelfs niet of je hem ondertekend hebt? Of heb je dat soms geweigerd?'
'Nee.'
'Charlie, wees nou redelijk. Hoe kan iemand met jouw schromelijk ondergewaardeerde intelligentie een officiële resolutie aan het eind van een driedaagse bijeenkomst vergeten? Een stuk dat voortdurend wordt besproken en herschreven, waarover wordt gestemd en dat al dan niet wordt aangenomen en ondertekend? Hoe kan dat nou? Lieve hemel, een resolutie - daar gaat een hete ingewikkelde reeks incidenten aan vooraf. Waarom ben je nu opeens zo vaag, terwijl je je andere dingen zo precies herinnert?'
Het kon haar niet meer scheten - zo weinig dat ze zelfs niet meer de moeite nam om hun dat te vertellen. Ze was doodmoe, Ze wilde weer gaan zitten, maar ze stond nu eenmaal. Ze wilde een pauze, ze wilde gaan plassen, de tijd om haar make-up bij te werken, ze wilde vijf jaar slapen. Alleen een soort beroepsfatsoen hield haar op de been.
Beneden haar had Kurtz een nieuw vel papier uit zijn aktentas opgediept. Nadat hij er even op had zitten turen, wendde hij zich tot Litvak. 'Twee keer, zei ze toch?'
'Ja, hooguit twee keer,' beaamde Litvak. 'Je hebt haar voldoende gelegenheid geboden om er meer van te maken, maar ze hield het op twee.'
'En wat is het volgens ons?'
'Vijf keer.'
'Hoe komt ze dan aan twee keer?'
'Ze heeft er gewoon wat afgetrokken,' verklaarde Litvak, en slaagde erin nog teleurgestelder te kijken dan zijn compagnon. 'Ze heeft er meer dan tweehonderd procent afgetrokken.'
'Dan liegt ze dus,' zei Kurtz, met enige tegenzin.
'Reken maar,' zei Litvak.
ik heb niet gelogen! Ik was het vergeten! Het ging alleen om Al! Ik ben meegegaan voor hem, dat is alles!'
Tussen de grijze metalen pennen in het borstzakje van zijn legerjack haalde Kurtz een kaki zakdoek te voorschijn en veegde daar op een vreemde manier, alsof hij stof afnam, zijn gezicht mee af, tot aan zijn mond. Toen stak hij hem weer in zijn zak, en verplaatste zijn horloge van links naar réchts, volgens een geheel eigen ritueel.
'Wil je niet gaan zitten?'
'Nee.'
Die weigering bedroefde hem. 'Charlie, ik begrijp je niet meer. Mijn vertrouwen in je brokkelt af.'
'Laat het dan maar afbrokkelen, verdomme! Zoek maar iemand anders om door de mangel te halen. Waarom zou ik stomme spelletjes moeten spelen met een zootje Israëlisch tuig? Blaas nog maar een paar auto's van Arabieren op! Maar laai mij met rust. Ik haat jullie! Allemaal!'
Terwijl ze dit zei, had Charlie opeens een heel vreemde gewaarwording. alsof ze maar met een half oor luisterden naar wat ze zei en eigenlijk meer in haar techniek geïnteresseerd waren. Als iemand had geroepen: 'Stop, Charlie, dit doen wc even over, maar nu wat langzamer,' dan zou dat haar niet verbaasd hebben. Maar Kurtz moest intussen nog zijn punt bewijzen, en ze wist nu wel dat niets op zijn Joodse aarde hem daarvan af zou kunnen houden.
'Charlie, ik begrijp niets van die uitvluchten,' herhaalde hij met nadruk, terwijl hij een dun, volgetypt blaadje papier aanpakte dat Litvak uit de aktentas had gehaald. Hij sprak nu weer wat sneller, zijn stem had nog niets aan kracht ingeboet. 'Ik begrijp niets van de kloof tussen deze Charlie en de Charlie uit ons dossier. De eerste keer dat je naar die revolutionaire school ging, was op vijftien juli van het vorig jaar: een tweedaagse beginnerscursus over kolonialisme en revolutie in het algemeen, en inderdaad ben je daar in een bus naar toe gegaan, met een groepje acteurs, waaronder Alastair. Een maand later ben je voor de tweede keer geweest, weer met Alastair, en bij die gelegenheid zijn jullie en je medestudenten toegesproken door een zogenaamde Boliviaanse balling, wiens naam geheim bleef, en door een - eveneens anonieme - heer die zich als woordvoerder van de militante vleugel van het Ierse Republikeinse Leger, de IRA, opwierp. Voor beide organisaties heb je toen gul een cheque van vijf pond uitgeschreven; de fotokopieën van die cheques hebben we hier.'
'Maar dat was voor AI. Die had geen geld meer!'
'De derde keer dat je ging was een maand later. Toen nam je deel aan een heel aandoenlijke discussie over het werk van de Amerikaanse filosoof Thoreau. Het oordeel van de groep bij die gelegenheid, en daar sloot jij je ook bij aan, was dat Thoreau, als het om een militante aanpak ging, een irrelevante idealist was, met weinig praktisch besef van het activisme kortom: een sukkel. Niet alleen was jij het daarmee eens, maar bovendien kwam je zelf met een aanvullende resolutie die alle kameraden opriep zich nog radicaler op te stellen.'
'Dat was voor Al. Ik wilde dat ze me zouden accepteren! Ik wilde Al een plezier doen. De volgende dag was ik het alweer vergeten.'
'In september ging je er weer met Al naar toe, dit keer voor een bijzonder toepasselijk forum over het burgerlijk fascisme in Westerse kapitalistische samenlevingen, waarbij jij bij de groepsdiscussies een leidende rol had en je kameraden onthaalde op talloze verzonnen anekdotes over je criminele vader, je sullige moeder en je repressieve opvoeding in het algemeen.'
Ze protesteerde niet meer; ze dacht niet meer en ze zag niet meer. Ze staarde nietsziend voor zich uit en beet zachtjes op de binnenkant van haar mond, als straf. Maar ophouden met luisteren kon ze niet. Daar gaf Marty's stem haar de kans niet voor.
'En de allerlaatste keer, zoals we net van Mike hoorden, was in februari van dit jaar, toen jij en Alastair een bijeenkomst bezochten waarvan je het thema koppig uit je herinnering hebt verbannen - behalve toen je daareven de staat Israël begon te beledigen. Dit keer ging de discussie uitsluitend over de betreurenswaardige expansie van het Zionisme in de wereld, en de banden die het heeft met het Ame-rikaanse imperialisme. De belangrijkste spreker was iemand die zogenaamd de Palestijnse revolutie vertegenwoordigde, hoewel hij niet wilde zeggen tot welke vleugel van die grootse beweging hij behoorde. Ook in de meest letterlijke zin weigerde hij zich bekend te maken, want al die tijd hield hij zijn gezicht verborgen onder een zwarte bivakmuts, die hem een gepast luguber uiterlijk gaf. Kun je je die man nog steeds niet herinneren?' Hij gaf haar geen tijd om te antwoorden. 'Hij sprak over zijn eigen hetdhaftige carrière als een groot strijder en vernietiger van Zionisten. "Het geweer is het paspoort tot mijn vaderland," verklaarde hij. "Wij zijn niet langer vluchtelingen. Wij zijn een revolutionair volk!" Dat veroorzaakte enige opschudding om hem heen, en een paar mensen - jij niet, trouwens - riepen dat hij een beetje te ver was gegaan.' Kurtz pauzeerde, maar Charlie zei nog steeds niets. Hij legde zijn horloge wat dichterbij en zond haar een fletse glimlach. 'Waarom vertel je ons dat soort dingen niet, Charlie? Waarom ren je van het kastje naar de muur zonder te weten welke leugens je nu weer moet verzinnen? Heb ik je niet verzekerd dat we alles over je willen weten; dat we waardering voor je verleden hebben?'
Weer wachtte hij geduldig op een antwoord, maar tevergeefs. 'We weten dat je vader nooit in de ge%'angenis heeft gezeten. Jullie hebben nooit de deurwaarder over de vloer gehad en niemand heeft ooit jouw pony weggehaald. De arme man is door zijn eigen onhandigheid een keer failliet gegaan, maar daar heeft hij niemand mee benadeeld dan een paar plaatselijke banken. Lang voor zijn dood werd hij met ere ontslagen, als je dat zo kunt noemen, een paar vrienden brachten wat geld voor hem bijeen, en je moeder bleef een trotse en toegewijde echtgenote voor hem. Het was hetemaal niet de schuld van je vader dat je van school werd gestuurd. Dat had je aan jezelf te danken. Je was, laten we zeggen, wat te vrij omgegaan met bepaalde jongens uit het stadje, en dat was de schoolleiding ter ore gekomen. Je werd snel van school verwijderd omdat ze bang waren dat je een slechte invloed zou hebben en misschien een schandaal zou veroorzaken en teruggestuurd naar je veel te toegeeflijke ouders, die je zoals gewoonlijk - tot je eigen frustratie - al je zonden vergaven en hun best deden om alles te geloven wat je ze vertelde. In de loop der jaren heb je rondom dit incident een prachtig verhaal verzonnen, om ermee te kunnen leven. Dat verhaal ben je zelf ook gaan geloven, hoewel je diep in je hart nog grote moeite met die herinnering hebt en erdoor in allerlei vreemde richtingen wordt gedreven.' Opnieuw legde hij zijn horloge op een nog veiliger plek op de tafel. 'Wij zijn je vrienden, Charlie. Denk je echt dat we je zoiets kwalijk zouden nemen? Of dat we niet zouden begrijpen dat je politieke ideeën de belichaming zijn van het zoeken naar een antwoord en een perspectief dat je onthouden werd op het moment dat je er het meest behoefte aan had? We zijn je vrienden, Charlie. Wij zijn niet middelmatig, blasé, apathisch, burgerlijk of conformistisch. Wij willen dingen met je delen, wij willen je gaan gebruiken. Waarom zit je ons voor te liegen terwijl we alleen maar de onversierde, objectieve waarheid van je willen horen? Waarom maak je het je vrienden zo moeilijk, in plaats van ons volledig te vertrouwen?'
Haar woede overspoelde haar als een gloeiendhete zee, waardoor ze werd opgenomen en schoongespoeld, en die ze omarmde als haar enige echte bondgenoot. Met beroepsmatige berekening onderwierp ze zich er totaal aan, terwijl ze zelf - dat kleine, gyroscopische wezentje diep in haar binnenste, dat altijd overeind bleef - dankbaar naar de coulissen sloop om het schouwspel gade te slaan. De woede drong haar verbijstering naar de achtergrond en verzachtte de pijn van haar vernedering. Zo kon ze weer hetder denken en zag ze alles haarscherp. Terwijl ze een stap naar voren deed, hief ze haar vuist om hem een klap te geven, maar hij had te veel gezag, te veel persoonlijkheid, en hij was al te vaak geslagen. Bovendien had ze nog een niet-afgemaakt karwei vlak achter zich.
Het was weliswaar Kurtz die haar opzettelijk in de val had gelokt en daardoor verantwoordelijk was voor haar uitbarsting, maar het was Josephs sluwheid, Josephs hofmakerij en Josephs geheimzinnige zwijgzaamheid die haar werkelijke vernedering hadden veroorzaakt. Ze draaide zich snel om en deed twee stappen naar hem toe, verwachtend dat iemand haar tegen zou houden, maar dat gebeurde niet. Toen trapte ze zijn tafel weg en zag de lamp met een sierlijke boog in het niets verdwijnen, tot hij met een ruk het eind van het snoer bereikte en met een verbaasde plop uitging. Charlie zwaaide haar vuist naar achteren, wachtend tot hij zich zou verdedigen. Hij bleef zitten, dus deed ze een uitval en sloeg hem met al haar kracht op zijn jukbeen. Ze schreeuwde hem alle schetdwoorden toe die ze ook tegen Al en haar eigen pijnlijk lege, bekrompen en verwarde leventje gebruikte, maar eigenlijk wilde ze dat hij haar zou afweren of terug zou slaan. Ze sloeg hem nog een keer met haar andere hand, om hem overal pijn te doen en te verwonden. Weer wachtte ze tot hij zich zou verdedigen, maar zijn vertrouwde bruine ogen bleven haar onwrikbaar aanstaren als bakens in een storm. Ze sloeg hem weer met haar halfgesloten vuist en voelde haar knokkels kraken, maar ze zag het bloed langs zijn kin druipen. 'Fascistische klootzak!' schreeuwde ze en dat bleef ze herhalen, terwijl ze buiten adem raakte en haar kracht voelde wegebben. Ze zag Raoul, de vlassige hippy, in de deuropening staan en één van de meisjes - Zuidafrikaanse Rose- naar de openslaande deuren lopen en haar armen spreiden voor het geval Charlie een uitval naar de veranda zou doen, en ze wenste vurig dat ze gek zou worden, zodat iedereen medelijden met haar zou k rijgen. Ze wenste dat ze een volslagen krankzinnige was die wachtte tot ze weer met rust gelaten zou worden, géén onnozele revolutionaire actrice die allemaal stomme verhalen over zichzelf had verzonnen, haar vader en haar moeder had verloochend en een halfzachte overtuiging aanhing die ze niet eens durfde af te zweren, en trouwens, wat was er tot nog toe als alternatief geweest? Ze hoorde dat Kurtz iedereen in het Engels beval om zich niet te verroeren. Ze zag dat Joseph zich afwendde, een zakdoek uit zijn zak pakte en zijn lip depte, even onverschillig tegenover haar als tegenover een brutaal kind van vijf. Ze schreeuwde weer 'klootzak!' tegen hem en sloeg hem tegen de zijkant van zijn hoofd, een klap met haar open vuist, zo hard dat haar pols dubbelklapte en even verdoofd was, maar ze was nu uitgeput en eenzaam en het enige wat ze wilde was dat Joseph haar zou terugslaan.
'Ga je gang maar, Charlie.' raadde Kurtz haar vanuit zijn stoel kalm aan. 'Je hebt Frantz Fanon gelezen. Geweld is een louterende kracht, weetje nog? Het bevrijdt ons van onze minderwaardigheidscomplexen, het maakt ons moedig en herstelt ons zelfrespect.'
Ze zag nog maar één uitweg, en die nam ze dan ook. Met gebogen rug liet ze haar gezicht dramatisch in haar handen zakken en begon ontroostbaar te huilen totdat Rachet, op een teken van Kurtz, van het raam naar haar toekwam en een arm om haar schouder legde, die Charlie eerst wegduwde maar toen toch accepteerde.
'Ze krijgt drie minuten, meer niet,' riep Kurtz, toen ze met hun tweeën naar de deur liepen. 'Ze mag zich niet verkleden of een andere identiteit aannemen; ze komt hier regelrecht weer terug. Ik wil dat de motor door blijft draaien. Charlie, blijf even staan. Wacht. Blijf staan, zei ik!'
Charlie bleef staan, maar draaide zich niet om. Ze stond roerloos, acterend met haar rug, terwijl ze zich verdrietig afvroeg of Joseph iets aan zijn gehavende gezicht zou doen.
'Uitstekend gedaan, Charlie,' zei Kurtz vanaf de andere kant van de kamer, zonder dat het neerbuigend klonk. 'Gefeliciteerd. Je bent even uitgegleden, maar je hebt je goed hersteld. Je hebt gelogen, je bent de draad kwijtgeraakt, maar je bleef volhouden, en toen het mis ging heb je een scène getrapt en de hete wereld de schuld gegeven van je eigen problemen. We zijn trots op je. De volgende keer zullen we een beter verhaal voor je bedenken. Kom snel weer terug, okay? We zitten nu erg krap in onze tijd.'
In de badkamer stond Charlie snikkend met haar hoofd tegen de muur geleund, terwijl Rachet de wasbak voor haar liet vollopen, en Rose voor alle zekerheid buiten de deur de wacht hield.
'Ik begrijp niet hoe je het nog één minuut in Engeland kunt uithouden,' zei Rachet, terwijl ze zeep en een handdoek klaarlegde. 'Ik heb er vijftien jaar gewoond voordat we vertrokken. Ik dacht dat ik er dood zou gaan. Ken je Macclesfield? Dat is een verschrikking - voor een Jodin wel, tenminste. Al die kouwe kak en die huichetarij. Volgens mij is Macclesfield voor een Jood de ergste plek ter wereld. In bad schrobde ik me met citroensap, omdat ze tegen me zeiden dat ik smerig was. Loop niet zonder mij naar die deur toe, meid, anders moet ik je tegenhouden.'
Buiten werd het alweer licht en dus tijd om naar bed te gaan en ze was weer terug bij ze, waar ze het liefst wilde zijn. Ze hadden haar een heel klein beetje verteld, hun licht even over het verhaal laten schijnen, zoals de koplamp van een auto even langs een donkere deuropening glijdt zodat je een glimp kunt opvangen van wat er achter ligt. Stel je eens voor, zeiden ze - en vertelden haar over een perfecte minnaar die ze nog nooit had ontmoet.
Het kon haar nauwelijks scheten. Ze wilden haar. Ze kenden haar door en door, ze wisten hoe kwetsbaar en wispelturig ze was, maar toch wilden ze haar. Ze hadden haar ontvoerd om haar te redden. Na al haar doelloze omzwervingen waren zij het rechte pad. Na al haar bedrog en haar schuldige geweten hadden zij haar aanvaard. Na haar eigen woordenvloed was daar hun daadkracht, hun soberheid, hun motivatie, hun oprechtheid en hun verbondenheid, om de leegte te vullen die al sinds ze zich kon herinneren als een verveelde duivel in haar tekeer ging. Ze was als een veertje, opgenomen door een wervelstorm, maar plotseling, tot haar verbazing en opluchting, regeerden zij die storm.
Ze zakte achterover en liet zich door hen meevoeren, opnemen en bezitten. God zij dank, dacht ze: eindelijk een vaderland. Je moet jezelf spelen, zeiden ze, maar meer dan levensgroot - en wanneer had ze dat ooit niet gedaan? Jezelf spelen, maar dan voor een sceptisch publiek, zo zou je het kunnen noemen. Noem het maar zoals je wilt, dacht ze.
Ik luister; ik kan jullie volgen.
Ze hadden Joseph de belangrijkste plaats in het midden van de tafel gegeven, met Litvak en Kurtz als zijn satellieten aan weerskanten van hem.
Josephs gezicht was nog rauw waar ze hem geslagen had; een reeks kleine blauwe plekken liep langs zijn linker jukbeen. Tussen de latten van de luiken viel het eerste morgenlicht in ladders op de houten vloer en de schraagtafel. Ze zwegen nu.
'Heb ik al een besluit genomen?' vroeg ze hem.
Joseph schudde zijn hoofd. Donkere baardstoppels accentueerden de holten van zijn gezicht. In het licht van de hanglamp zag ze een netwerk van dunne lijnen om zijn ogen.
'Vertel me nog eens over het nut ervan,' opperde ze.
Ze voelde hun belangstelling toenemen als een kabel die strakgetrokken werd: Litvak, met zijn bleke handen voor zich gevouwen, en zijn vochtige ogen die haar een ongekend woeste blik toewierpen; Kurtz, leeftijdloos en profetisch, zijn gegroefde gezicht besprenkeld met zilverstof; en de jongelui, nog steeds langs de muren, roerloos en devoot, alsof ze in de rij stonden voor hun eerste communie.
'Ze zeggen dat je levens zult redden, Charlie,' verklaarde Joseph op een afstandelijke toon waarin geen spoor van dramatiek meer te bespeuren viel. Hoorde ze tegenzin in zijn stem? Als dat zo was, dan benadrukte dat alleen nog de ernst van zijn woorden. 'Je zult moeders hun kinderen teruggeven en meehetpen om vreedzame mensen vrede te brengen. Ze zeggen dat onschuldige mannen en vrouwen hun leven aan jou te danken zullen hebben.'
'En wat zeg jij?'
Zijn antwoord klonk opzettelijk prozaïsch. 'Waarom zou ik anders hier zijn? Voor een van óns zou die opdracht een offer betekenen, een verzoening voor het leven. En voor jou? Ach, misschien ligt dat niet eens zoveel anders.'
'En waar zul jij zijn?'
'We zullen zo dicht mogelijk bij je blijven.'
'Ik had het over jou. Enkelvoud. Jij, Joseph.'
'Natuurlijk blijf ik ook in de buurt. Dat is mijn werk.'
En niet meer dan mijn werk, bedoelde hij. Zelfs Charlie kon dat niet ontgaan zijn.
'Joseph zal al die tijd bij je zijn, Charlie,' zei Kurtz zachtjes. 'Joseph is een heel goede vakman. Joseph, vertel haar eens wat meer over het tijdschema.'
'Veel tijd hebben we niet,' zei Joseph. 'Elk uur telt.'
Kurtz glimlachte nog steeds, blijkbaar in de veronderstelling dat hij nog meer zou zeggen. Maar Joseph was uitgesproken.
Ze had ja gezegd. Dat kon niet anders. Of in elk geval ja tegen de volgende fase, want ze voelde om zich heen enige opluchting, maar, tot haar teleurstelling, verder niets. In haar overgevoelige stemming had ze verwacht dat haar hete publiek zou losbarsten in applaus: dat Mike uitgeput zijn hoofd in zijn spichtige witte handen zou leggen en ongegeneerd zou huilen; dat Marty, als de oude man die hij bleek te zijn, met zijn dikke handen haar schouders zou vastpakken - mijn kindje, mijn dochter - en zijn stoppelige gezicht tegen haar wang zou drukken; dat de jongelui, haar muisstille fans, om haar heen zouden drommen om haar aan te raken; en dat Joseph haar aan zijn borst zou drukken. Maar in het theater van de werkelijkheid bleken mensen dat niet te doen. Kurtz en Litvak borgen hun paperassen op en sloegen hun tassen dicht. Joseph overlegde met Dimitri en Zuidafrikaanse Rose. Raoul ruimde de resten van de thee en de biscuitjes op. Alleen Rachet leek nog in het lot van hun nieuwe rekruut geïnteresseerd. Ze pakte haar arm en nam haar mee de trap op, om 'eens even lekker wat te liggen'. Ze waren bijna bij de deur, toen Joseph zachtjes haar naam zei. Hij staarde haar na met een peinzend nieuwsgierige blik.
'Welterusten dan maar,' herhaalde hij, alsof hij zelf verbaasd stond over zijn woorden.
'Ja, jij ook welterusten,' reageerde Charlie, met een vermoeide grijns die het eind van het stuk had moeten aangeven. Maar het was nog niet afgelopen. Toen Charlie achter Rachet aan de gang doorliep, bevond ze zich tot haar verbazing opeens in de Londense club van haar vader. Om in het dameszaaltje te gaan lunchen. Ze bleef staan en keek om zich heen, op zoek naar de oorzaak van die hallucinatie. Toen hoorde ze het: het rusteloze tikken van een onzichtbare telex, die de laatste marktno- teringen doorgaf. Vermoedelijk stond hij achter een halfgesloten deur. Maar Rachet loodste haar snel mee voor ze de kans kreeg iets meer te weten te komen.
De drie mannen waren weer terug in de slaapkamer, waarheen het geratel van het codeerapparaat hen als herautgeschal had ontboden.
Terwijl Becker en Litvak beiden toekeken, zat Kurtz aan het bureau met een ongelovig gezicht het laatste, onverwachte, dringende en strikt geheime telegram uit Jeruzalem te ontcijferen. Achter hem zagen ze hoe een donkere zweetplek zich als een bloedende wond over zijn hemd verspreidde. De radioman was door Kurtz meteen de kamer uitgestuurd toen de codetekst uit Jeruzalem op het apparaat verscheen. Verder was het doodstil in het huis. Als er vogels zongen of verkeer langs reed, dan drong dat niet tot hen door. Ze hoorden alleen het stoppen en starten van de printer.
'Ik heb je nog nooit zo goed gezien, Gadi,' verklaarde Kurtz, die zich nooit tot één ding tegelijk kon beperken. Hij sprak Engels, de taal van Gavrons bericht. 'Dominerend, grootmoedig en scherp.' Hij scheurde het papier af en wachtte op het volgende vel. 'Alles wat een stuurloos meisje van haar redder zou kunnen verwachten. Nietwaar, Shimon?' Het apparaat ratelde weer.
'Sommige collega's van ons in Jeruzalem - de heer Gavron, om maar iemand te noemen - hadden hun twijfels over je. Onze vriend Litvak ook. Maar ik niet. Ik had alle vertrouwen.' Zachtjes vloekend scheurde hij het tweede vel af. 'Die Gadi is de beste die ik ooit heb gehad, zei ik tegen ze,' vervolgde hij. 'Hij heeft het hart van een leeuw en de geest van een dichter; dat heb ik letterlijk gezegd. En hij is niet afgestompt door een leven van geweld, zei ik. Hoe ligt ze in de hand, Gadi?'
Hij draaide nu zelfs zijn hoofd om en keek Becker schuin aan.
'Heb je dat niet gemerkt?' vroeg Becker.
Als Kurtz het al had gemerkt, dan zei hij dat toch niet. Toen de telex eindelijk stopte, draaide hij zich met zijn bureaustoel hetemaal om en hield de vellen papier recht voor zich in het licht van de bureaulamp dat over zijn schouder viel. Maar vreemd genoeg was het Litvak die het eerst iets zei - Litvak, die zijn ongeduld opeens niet meer kon bedwingen. Zijn heftige uitval verraste de twee anderen volkomen. 'Hebben ze weer een aanslag gepleegd?' gooide hij eruit. 'Zeg het dan! Waar is het gebeurd? Hoeveel van onze mensen hebben ze nu weer vermoord?'
Kurtz schudde langzaam zijn hoofd en glimlachte voor het eerst sinds het bericht was binnengekomen.
'Het is misschien wel een soort bom, Shimon, maar er is niemand bij omgekomen. Nog niet.'
'Laat het hem maar lezen,' zei Becker. 'En laat je niet op stang jagen.'
Maar Kurtz weidde liever nog even uit. 'Misha Gavron laat ons groeten en stuurt ons drie berichten,' zei hij. 'Bericht één: bepaalde installaties in Libanon zullen morgen worden gebombardeerd, maar de huizen die wij op het oog hebben zullen gespaard worden. Bericht twee -' hij legde de papieren opzij. 'Bericht twee is een bevel, dat van evenveel inzicht getuigt als de instructie die we eerder op de avond ontvingen. We moeten alle contacten met de dappere Doctor Alexis verbreken. Onmiddellijk. Misha Gavron heeft zijn dossier door een paar knappe psychologen laten doorlezen, en zij hebben geconcludeerd dat hij volkomen getikt is.'
Opnieuw protesteerde Litvak - weer zo'n heftige uitbarsting. Misschien kwam het doordat hij doodmoe was, of misschien had het wat met de hitte te maken, want de nacht was erg warm geworden. Nog steeds glimlachend, wist Kurtz hem weer voorzichtig te kalmeren.
'Windje niet op, Shimon. Onze fiere leider denkt een beetje aan de politiek, dat is alles. Als Alexis overloopt en er een schandaal van komt waardoor onze betrekkingen met een onmisbare bondgenoot worden verstoord, dan krijgt Marty Kurtz van alles de schuld. Als Alexis wèl aan onze kant blijft, zijn mond houdt en doet wat wij hem zeggen, dan kan Misha Gavron met de eer gaan strijken. Je weet hoe Misha mij behandelt. Ik ben zijn Jood.'
'En het derde bericht?' vroeg Becker.
'Onze leider laat weten dat we niet veel tijd meer hebben. Ze zitten hem op de hielen. Onze hielen, bedoelt hij natuurlijk.'
Op voorstel van Kurtz vertrok Litvak om zijn tandenborstel in te pakken. Alleen met Becker slaakte Kurtz een dankbare zucht van opluchting en slenterde, opeens veel meer ontspannen, naar het lage veldbed, pakte een Frans paspoort, sloeg het open en prentte de gegevens in zijn geheugen. 'Jij zult het moeten doen, Gadi,' merkte hij onder het lezen op. 'Als er iets ontbreekt, als je iets nodig hebt, laat het me dan weten.'
Becker knikte.
'Ik heb van de jongelui gehoord dat jullie daar op de Akropolis een mooi stel vormden. Net twee filmsterren, zeiden ze.'
'Bedank ze voor me.'
Kurtz pakte een paar oude haarborstels en ging voor de spiegel staan om een scheiding in zijn haar te maken.
'In dit soort gevallen, waarbij een meisje betrokken is en een heel concept, laat ik alles meestal aan de agent zelf over,' merkte hij peinzend op, terwijl hij met zijn haar worstelde. 'Soms kun je beter afstand houden, soms -' Hij gooide de haarborstels in een open koffer.
'Ja, in dit geval is afstand het beste,' zei Becker.
De deur ging open. Litvak had zich keurig in het pak gestoken en stond met een aktentas in zijn hand op zijn heer en meester te wachten.
'We zijn laat,' zei hij, met een onvriendelijke blik op Becker.
Ondanks de toenemende druk die ze op haar hadden uitgeoefend, hadden ze Charlie niet de duimschroeven aangelegd - althans niet naar Kurtz' maatstaven. Vanaf het begin had hij dat benadrukt. Een hechte, ethische basis was essentieel voor hun plan, had hij bepaald. Aanvankelijk was er wel even gesproken over druk, dwang en zelfs seksuele onderwerping aan een wat minder gewetensvolle Apollo dan Becker. Iemand had geopperd om Charlie eerst een paar nachten in zenuwslopende omstandigheden op te sluiten en haar dan pas de hetpende hand toe te steken. Gavrons psychologen kwamen na het lezen van haar dossier met een aantal onzinnige voorstellen, waarvan sommige aan de gewelddadige kant waren, maar de jarenlange ervaring van Kurtz won het uiteindelijk van het groeiende leger deskundigen in Jeruzalem. Vrijwilligers vechten harder en langer, had hij gezegd. Vrijwilligers overtuigen zichzelf. Trouwens, als je een meisje een aanzoek wilt doen, is het verstandiger haar niet eerst te verkrachten.
Anderen, waaronder Litvak, hadden veel liever een Israëlisch meisje gehad, voor wie ze dan eenzelfde soort achtergrond als die van Charlie hadden kunnen construeren. Litvak en een aantal anderen hadden er grote bezwaren tegen om op de loyaliteit van een niet-Joodse te moeten rekenen - en dan nog wel een Engelse. Maar Kurtz had zich even heftig tegen hun bezwaren gekeerd. Hij gaf de voorkeur aan Charlies spontaniteit en hij had liever het origineel dan een imitatie. Over haar ideologische opstelling maakte hij zich geen zorgen. Hoe groter haar kans op verdrinken werd, des te liever zou ze zich aan boord laten trekken.
Weer een andere stroming - want het ging er allemaal erg democratisch toe, als je Kurtz' tirannieke aard even buiten beschouwing Liet — vond dat ze haar lang voor Yanuka's ontvoering heel geleidelijk hadden moeten bewerken en haar dan een regelrecht nuchter aanbod hadden moeten doen om voor de geheime dienst te gaan werken - hetemaal volgens het klassieke patroon. Ook dat idee was door Kurtz in de kiem gesmoord. Een meisje als Charlie zat niet urenlang te denken voor ze een besluit nam, riep hij uit - hijzelf trouwens ook niet. Het moest vlug gaan. Je kon beter alles tot in de kleinste details voorbereiden en haar dan in èèn keer overdonderen! Toen Becker haar had gezien, was hij het met Kurtz eens: een impulsieve actie was het beste.
Maar als ze dan nee zegt? hadden ze allemaal, ook Gavron, geroepen. Dan heb je er al die tijd in gestoken, en dan krijg je voor het altaar nog de bons!
In dat geval, zei Kurtz, heeft het ons alleen wat tijd, wat geld en een paar gebeden gekost. En dat standpunt hield hij door dik en dun vol, ook al gaf hij in heel kleine kring - waartoe alleen zijn vrouw en zo nu en dan Becker behoorden - wel toe dat het een geweldige gok was. Maar aan de andere kant, misschien was dat louter koketterie. Kurtz had al een oogje op Charlie sinds haar optreden tijdens dat discussie-weekend. Hij had inlichtingen over haar ingewonnen en veel over haar nagedacht. Je verzamelt je gereedschap, je kijkt wat er moet gebeuren, en dan improviseer je maar wat, zei hij vaak. Je past de operatie aan de mogelijkheden aan.
Maar waarom moet ze naar Griekenland worden gesleept, Marty? En de rest van het stel ook? Zijn we opeens een liefdadigheidsinstelling geworden, dat we onze geheime fondsen aan een groep stuurloze linkse Engelse acteurs besteden?
Maar Kurtz wist van geen wijken. Vanaf het begin wilde hij zoveel mogelijk armslag, in het besef dat er later toch wel gesnoeid zou worden. Omdat Charlies odyssee in Griekenland moest beginnen, hield hij vol, zou ze daar al lang van tevoren moeten zijn, om in die vreemde, betoverende omgeving gemakkelijker van thuis te kunnen loskomen. De zon zou haar wel vermurwen. En omdat Alastair haar nooit alleen zou laten gaan, moest hij ook mee - om op het psychologisch juiste moment weer te worden teruggehaald, zodat ze zijn steun ook kwijt zou zijn. En aangezien acteurs graag mensen om zich heen hebben omdat ze zich anders onbeschermd voelen, en aangezien er geen andere logische manier was om Charlie en Lange Al naar het buitenland te krijgen ... En zo ging het maar door, het ene argument na het andere, totdat de enige logica nog de Fictie zelf was, een web dat iedereen verstrikte die het probeerde stuk te trekken.
Het wegwerken van Alastair zorgde nog diezelfde dag in Londen voor een amusante voetnoot bij hun plannen. Het tafereel speelde zich nota bene af in het kantoor van die arme Ned Quilley, terwijl Charlie nog in diepe slaap verzonken lag, en Ned zich in de beslotenheid van zijn eigen kamer net wilde onthalen op een kleine hartversterking om zich tegen de inspanningen van de lunch te wapenen. Hij had de stop al van zijn karaf gehaald, toen hij uit de richting van het hokje van mevrouw Longmore beneden een mannenstem hoorde die met een Schots accent een stroom vloeken liet horen en tenslotte eiste 'dal ze die ouwe bok uit zijn stal moest gaan halen, voordat ik hem persoonlijk naar buiten sleep!' Zich afvragend wie van zijn excentriekere cliënten had verzonnen om een zenuwinzinking in het Schots te krijgen, en nog wel voor de lunch, liep Quilley op zijn tenen naar de deur en legde zijn oor er tegenaan. Maar hij kon de stem niet thuisbrengen. Even later dreunden er zware voetstappen de trap op, de deur werd opengegooid en voor hem stond de zwaaiende gestalte van Lange Al, die hij kende van zijn ongeregelde bezoekjes aan Charlies kleedkamer, waar Alastair meestal met een fles haar voorstellingen uitzat als hij zelf niets ie doen had. Hij zag er smerig uit, had een baard van drie dagen en was stomdronken. In zijn beste Pickwick-imitatie vroeg Quilley hem op hoge toon wat dit te betekenen had, maar hij had zich de moeite wel kunnen besparen. Bovendien had hij dit soort scènes vaker meegemaakt, en uit ervaring wist hij dat het maar beter was om zo weinig mogelijk te zeggen.
'Zielige ouwe flikker,' begon Alastair aangenaam, en schudde zijn wijsvinger dreigend onder Quilleys neus. 'Vuile, achterbakse ouwe poot. Ik zal je je stomme nek breken!'
'Maar beste kerel,' zei Quilley, 'waarvoor?'
ik bel de politie, meneer Ned!' riep mevrouw Longmore van beneden. ik draai nu negen-negen-negen.'
'Of je gaat rustig zitten en vertelt meteen waar je voor komt,' zei Quilley streng, 'of mevrouw Longmore belt de politie.'
'Ik draai het nummer al!' riep mevrouw Longmore, die zoiets al eerder bij de hand had gehad.
Alastair ging zitten.
'Goed.' zei Quilley, zo streng mogelijk. 'Wat dacht je van een kop zwarte koffie, terwijl je me vertelt wat ik je heb misdaan?'
Het was een lange lijst: Quilley had hem belazerd. Om Charlie. Hij had zich voorgedaan als een niet-bestaande filmmaatschappij. Als agent overgehaald om telegrammen naar Mykonos te sturen. Een complot op touw gezet met zijn handige vriendjes in Hollywood. Vliegtickets vooruit betaald en dat alles om hem voor gek te zetten bij de familie. En om hem bij Charlie uit de buurt te krijgen.
Stukje bij beetje kreeg Quilley het hete verhaal eruit. Een filmpro- duktiemaatschappij uit Hollywood, die zichzelf Pan Talent Celestial noemde, had vanuit Californië Als agent gebeld met het bericht dat hun hoofdrolspeler ziek was geworden en dat Alastair onmiddellijk voor filmtests naar Londen moest komen. Het gaf niet wat het kostte om hem daarheen te krijgen en toen ze hoorden dat hij in Griekenland zat, stuurden ze meteen een getekende cheque van duizend dollar naar het kantoor van zijn agent. Alastair kwam overhaast van vakantie terug, en had vervolgens een week lang duimen zitten draaien. Geen screen-test. 'HOUD JE GEREED,' stond er in de telegrammen. Alles ging dus per telegram, 'ALLES WORDT GEREGELD.' Na acht dagen, toen Alastair inmiddels de waanzin nabij was, kreeg hij opdracht om zich te vervoegen bij de Shepperton Studio's, en naar een zekere Pete Vyschinsky te vragen, in Studio D.
Maar nergens een Vyschinsky. Geen Pete.
Alastairs agent had toen het nummer in Hollywood gebeld en van de telefoniste te horen gekregen dat Pan Talent Celestial zijn abonnement had opgezegd. Alastairs agent had een paar Amerikaanse collega's gebeld, maar niemand had ooit van Pan Talent Celestial gehoord. Doffe ellende. Alastair was ook niet gek en tijdens een tweedaagse kroegentocht met het geld van de cheque was hij tot de slotsom gekomen dat de enige met het motief en de mogelijkheden voor zo'n streek Ned Quilley - in het vak bekend als Wanhopige Quilley - moest zijn, die zijn afkeer van Alastair nooit onder stoelen of banken had gestoken en steeds had geroepen dat Alastair de kwade genius achter Charlies geschifte politieke ideeën was. Daarom was hij persoonlijk hierheen gekomen om Quilieys nek te breken. Na een paar koppen koffie begon hij echter zijn nooit aflatende bewondering voor zijn gastheer te betuigen, en vroeg Quilley aan mevrouw Longmore om een taxi voor hem te bellen.
Toen de Quilieys diezelfde avond in de tuin nog een aperitiefje dronken - ze hadden zich kort geleden een fraai gietijzeren tuinameu- blement aangeschaft, naar oorspronkelijk Victoriaans model - hoorde Marjory zijn verhaal ernstig aan en barstte vervolgens tot zijn grote ergernis in lachen uit.
'Wat een ondeugende meid!' zei ze. 'Ze heeft vast een rijke vriend aan de haak geslagen om die jongen af te kopen.'
Toen zag ze Quiileys gezicht. Niet-bestaande Amerikaanse produk- tiemaatschappijen. telefoonnummers die geen gehoor meer gaven, filmproducenten die onvindbaar bleken - en dat alles in verband met Charlie. En haar Ned.
'Het is nog veel erger,' zei Quilley mistroostig.
'Wat dan, schat?'
'Ze hebben al haar brieven gestolen.'
•Wat?'
Alle brieven in haar eigen handschrift, zei Quilley. Van de laatste vijf jaar, en van nog langer terug. Al haar gezellige, persoonlijke billets doux, haastig gekrabbeld als ze op tournee was of zich eenzaam voelde. Die enige briefjes. Schetsen van producenten en andere acteurs, leuke kleine tekeningetjes die ze maakte als ze gelukkig was. Allemaal weg. Uit het dossier gelicht. Door die afschuwelijke Amerikanen die niets wilden drinken- Karman en zijn akelige compaan. Mevrouw Longmore was er totaal van overstuur. En mevrouw Ellis was er ziek van geworden.
Schrijf ze een brief op poten, opperde Marjory.
Maar wat zou dat uithalen? vroeg Quilley zich mistroostig af. En naar welk adres?
Praat eens met Brian, stelde ze voor.
Goed, Brian was zijn advocaat, maar wat kon hij er verdomme aan doen?
Quilley slenterde weer naar binnen, schonk zichzelf een stevige borrel in en zette de televisie aan, waar het eerste journaal te zien was, met flitsen van het laatste verschrikkelijke bombardement ergens. Ambulances, buitenlandse politiemensen die de gewonden afvoerden. Maar Quilley was niet in de stemming voor luchtige ontspanning. Ze hadden Charlies dossier geplunderd, herhaalde hij steeds bij zichzelf. Het dossier van een cliënte, verdomme, en in mijn kantoor. En de zoon van de oude Quilley doet intussen gewoon een middagdutje en merkt niets! Hij had zich in jaren niet zo ellendig gevoeld.