8

Als ze al had gedroomd, dan kon ze zich daar niets meer van herinneren toen ze wakker werd. Of misschien merkte ze bij het ontwaken, net als Adam, dat de droom werkelijkheid was. want het eerste dat ze zag was een glas vers sinaasappelsap naast haar bed, en daarna Joseph, die doelbewust door de kamer liep, kasten opentrok en de gordijnen opzij schoof om het zonlicht binnen te laten. Terwijl ze deed alsof ze nog sliep, sloeg Charlie hem door haar halfgesloten ogen gade, zoals ze dat ook op het strand had gedaan: de lijn van zijn gewonde rug, de eerste lichte rijp die de punten van zijn zwarte haar grijs kleurde, en opnieuw dat zijden overhemd, met de gouden sieraden.

'Hoe laat is het?' vroeg ze.

'Drie uur.' Hij gaf een ruk aan het gordijn, in de middag. Je hebt wel genoeg geslapen. We moeten vertrekken.'

En een gouden ketting, dacht ze: met het medaillon onder zijn overhemd.

'Hoe is het met je mond?' vroeg ze.

'Hetaas, ik zal nooit meer kunnen zingen.' Hij liep naar een oude geschilderde kleerkast en haalde er een blauwe kaftan uit, die hij op de stoel legde. Ze zag geen striemen op zijn gezicht, alleen zware wallen van vermoeidheid onder zijn ogen. Hij is opgebleven, dacht ze, toen ze zich herinnerde hoe verdiept hij in zijn papieren was geweest. Hij heeft zijn huiswerk afgemaakt.

'Herinner je je ons gesprek nog van vanochtend voordat je naar bed ging, Charlie? Als je opstaat zou ik graag willen dat je dezejurk aantrok, en het nieuwe ondergoed dat in deze doos zit. Ik zie je vandaag het liefst in het blauw, met lang, sluik haar. Geen knotten.'

'Vlechten, bedoel je.'

Hij negeerde die verbetering. 'Deze kleren heb je van mij gekregen, en ik vind het leuk om je te zeggen wat je moet dragen en hoe je eruit moet zien. Ga eens rechtop zitten. Neem deze kamer goed in je op.'

Ze was naakt. Met het laken tot aan haar kin getrokken ging ze voorzichtig overeind zitten. Een week geleden, op het strand, had hij haar lichaam naar hartelust kunnen bestuderen. Maar dat was een week geleden.

'Prent alles hier goed in je geheugen. Wij zijn geheime geliefden, en in deze kamer hebben we de nacht doorgebracht. Het is gegaan zoals het is gegaan. We hebben elkaar in Athene weergezien, we zijn naar dit huis gekomen, en er was niemand. Geen Marty, geen Mike, niemand, alleen wij.'

'En wie ben jij dan?'

'We hebben de auto geparkeerd waar we hem parkeerden. De lamp in het portaal brandde toen we aankwamen. Ik maakte de voordeur open en we zijn hand in hand de brede trap opgerend.'

'En de bagage?'

'Twee stuks. Mijn tas en jouw schoudertas. Ik droeg ze allebei.'

'Hoe kon je dan mijn hand vasthouden?'

Ze dacht dat ze hem te slim af was, maar hij was blij dat ze zo nauwkeurig oplette.

'Die schoudertas, met zijn gebroken riem, had ik onder mijn rechterarm, mijn tas in mijn rechterhand. Ik liep rechts van je, en ik had mijn linkerhand vrij. De kamer was precies zoals nu - alles stond al klaar. We waren nauwelijks binnen toen we elkaar omhetsden. We konden ons verlangen geen seconde langer beheersen.'

In twee stappen was hij bij het bed en rommelde wat tussen het beddegoed op de grond tot hij haar blouse vond, die hij voor haar omhoog hield. Alle knoopsgaten waren stuk getrokken en er ontbraken twee knopen.

'Passie,' verklaarde hij, zo toonloos alsof het de dag van de week betrof. 'Is dat het woord niet?'

'Het is een woord ervoor.'

'Passie, dus.'

Hij gooide de blouse weer op de grond en veroorloofde zich een strakke glimlach. 'Wil je koffie?'

'Ja, graag.'

'Brood? Yoghurt? Olijven?'

'Nee, alleen koffie.' Hij was al bij de deur toen ze hem, met stemverheffing, achterna riep: 'Het spijt me dat ik je heb geslagen, Jose. Je had een van die Israëlische tegenaanvallen moeten ondernemen en me moeten neerslaan voordat ik op het idee kwam.'

De deur viel dicht en ze hoorde hem de gang uitlopen. Ze vroeg zich af of hij ooit nog terug zou komen. Met een heel onwezenlijk gevoel stapte ze voorzichtig uil bed. Dit is een pantomime, dacht ze: Goudhaartje in het huis van de beren. De bewijzen van hun zogenaamde uitspatting lagen overal om haar heen: een wodkafles, voor éénderde leeg, drijvend in een ijsemmer. Twee gebruikte glazen. Een fruitschaal en twee borden, compleet met appelschillen en druivepitten. Zijn rode blazer over een stoel. De mooie grote zwartleren tas met zijvakken - deel van de viriele uitrusting van elke geslaagde zakenman in de dop. Aan de deur een karate-kimono van Hermes uit Parijs - van hem, dikke, zwarte zijde. In de badkamer haar eigen meisjesachtige toilettasje, tegen zijn kalfsleren toilettas genesteld. Er hingen twee handdoeken: ze nam de droge maar. Haar blauwe kaftan bleek erg mooi te zijn, toen ze hem wat nader bekeek; hij was van zware katoen, met een hoge, zedige hals en het vloeipapier van de winkel er nog in - Zelide, Rome en Londen. Het zwarte ondergoed was duur en sexy; de maat klopte. Op de grond stonden een splinternieuwe leren schoudertas en een paar chique platte sandalen. Ze trok er een aan en hij paste. Ze kleedde zich aan en stond haar haar uit te borstelen toen Joseph weer binnenmarcheerde met een blad met koffie. Nu liep hij vrij zwaar, maar hij kon zich ook zo geruisloos bewegen dat je dacht dat ze de geluidsband kwijt waren. Hij

was iemand met een arsenaal van heimelijke trucs.

'Je ziet er geweldig uit, moet ik zeggen,' merkte hij op, terwijl hij het blad op de tafel zette.

'Geweldig?'

'Mooi. Betoverend. Stralend. Heb je de orchideeën gezien?'

Dat had ze nog niet, maar nu wel, en net als op de Akropolis voelde ze haar maag omdraaien: een takje van goudgeel en rood, met een kleine witte envelop tegen de vaas gezet. Heel bewust maakte ze eerst haar haar af, pakte toen de kleine envelop en liep ermee naar de divan, waar ze ging zitten. Joseph bleef staan. Ze sloeg de flap terug, en haalde er een kaartje uit met de woorden 'Ik hou van je' in een schuin, on-Engels handschrift, en daaronder de bekende handtekening, 'M'.

'Nou? Waar doet je dat aan denken?'

'Dat weet je verdomd goed,' bitste ze toen ze, veel te laat, ook die schakel in haar geheugen legde.

'Zeg het dan.'

'Aan het Barrie Theatre in Nottingham, aan de Phoenix in York en de Cockpit in Stratford East. Aan jou, zoals je ineengedoken op die eerste rij met koeieogen naar me zal te staren.'

'Hetzelfde handschrift?'

'Hetzelfde handschrift, dezelfde boodschap, dezelfde bloemen.'

'Jij kent me als Michet. Vandaar die "M".' Hij maakte zijn elegante zwarte tas open en begon snel zijn kleren in te pakken. 'Ik ben alles waar je ooit naar hebt verlangd,' zei hij, zonder haar zelfs maar aan te kijken. 'Om je werk goed te kunnen doen, moetje daar niet alleen aan blijven denken, je moet het ook geloven, voelen en dromen. Zo scheppen we een nieuwe en betere werkelijkheid.'

Ze legde het kaartje weg en schonk zichzelf een kop koffie in, bewust heel langzaam, omdat hij zo'n haast had.

'Wie zegt dat die werkelijkheid beter is?' vroeg ze.

'Je bent met Alastair op vakantie naar Mykonos geweest, maar heimelijk, diep in je hart, wachtte je wanhopig op mij, Michet.' Hij schoot de badkamer in en kwam terug met zijn toilettas. 'Niet Joseph, Michet. Zodra die vakantie voorbij was, ben je snel naar Athene vertrokken. Op de boot zei je tegen je vrienden dat je een paar dagen alleen wilde zijn. Een leugen. Je had een afspraak met Michet. Niet met Joseph, met Michet.' Hij gooide de toilettas in zijn zwarte tas. 'Je nam een taxi naar het restaurant, waar je mij ontmoette. Michet. Met mijn zijden overhemd. Mijn gouden horloge. We bestelden kreeft. Alles wat je verder nog hebt gezien. Ik had folders bij me. We aten wat we aten en ondertussen praatten we opgewonden over niets, als twee heimelijke geliefden die eindelijk weer bij elkaar zijn.' Hij pakte de zwarte kimono van de deur. ik gaf een flinke fooi en stak de rekening in mijn zak, zoals je hebt gezien. Daarna nam ik je mee op een unieke, verboden wandeling over de Akropolis. Mijn eigen speciale taxi stond voor mc klaar. De chauffeur noemde ik Dimitri -*

Ze onderbrak hem. 'Dus dat was de enige reden waarom je me meenam naar de Akropolis,' zei ze toonloos.

'Ik nam je niet mee. Dat was Michet. Michet is trots op zijn talenkennis en zijn handigheid in het regelen van dingen. Hij houdt van zwier, romantische gebaren, impulsieve acties. Hij is je tovenaar.'

'Ik hou niet van tovenaars.'

'En hij is ook echt, zij het oppervlakkig, in archeologie geïnteresseerd, zoals je merkte.'

'En wie kuste me?'

Joseph vouwde de kimono met zorg op en legde hem in de tas. Hij was de eerste man die ze ooit was tegengekomen die wist hoe hij moest pakken.

'Michet had ook een praktische reden om met je naar de Akropolis te gaan. Zo kon hij namelijk onopvallend in die Mercedes overstappen, waar hij om bepaalde redenen liever niet mee in het spitsuur door Athene reed. Jij stelt geen vragen over die Mercedes; die aanvaard je gewoon als een deel van ons sprookje, zoals je aanvaardt dat alles wat we doen een geheimzinnig tintje heeft. Jij accepteert alles. En schiet nu op. We moeten nog een flink eind rijden en we hebben heel wat te bepraten.'

'En jij?' vroeg ze. 'Ben jij ook verliefd op mij, of is het allemaal spel?'

Terwijl ze op zijn antwoord wachtte, leek het even of ze hem fysiek opzij zag stappen om de pijl te ontwijken, zodat die de schimmige figuur van Michet zou raken.

'Jij houdt van Michet, en je gelooft dat hij ook van jou houdt.'

'Maar is dat ook zo?'

'Hij zegt van wel en hij geeft je de bewijzen van zijn liefde. Wat kan een man nog meer doen om je te overtuigen; je kunt nu eenmaal niet in zijn hoofd wonen!'

Hij liep weer door de kamer heen en rommelde met een paar dingen. Toen bleef hij staan voor het kaartje dat bij de orchideeën had gezeten.

'Van wie is dit huis?' vroeg ze.

'Op zulke vragen geef ik nooit antwoord. Mijn leven blijft een raadsel voor je. Dat was al zo vanaf het begin en zo wil ik het houden.' Hij pakte het kaartje en gaf het haar. 'Doe dit in je nieuwe handtas. Van nu af aan verwacht ik dat je zulke kleine aandenkens aan mij zorgvuldig bewaart.

Zie je dit?'

Hij had de wodkafles half uit de emmer getild.

'Als man drink ik natuurlijk meer dan jij. Ik kan er niet goed legen; van alcohol krijg ik hoofdpijn, en soms word ik er zelfs misselijk van. Maar ik houd van wodka.' Hij liet de fles weer in de emmer zakken. 'En jij - jij krijgt één glaasje, omdat ik geëmancipeerd ben, maar in wezen vind ik het niet goed dat vrouwen drinken.' Hij pakte een vuil bord op en liet het haar zien. ik ben dol op zoetigheid - chocola, koekjes, fruit. Vooral fruit. Druiven. Maar die moeten groen zijn, net als de druiven uit mijn geboortedorp. En wat heeft Charlie vannacht gegeten?'

'Niets. In zo'n situatie niet. Dan rook ik alleen mijn postcoïtale peuk.'

'Ik vrees dat ik roken in de slaapkamer niet toesta. In dat restaurant in Athene heb ik het goed gevonden omdat ik liberaal denk. Zelfs in de Mercedes mag je zo nu en dan roken. Maar nooit in de slaapkamer. En als je vannacht dorst hebt gekregen, dan heb je water uit de kraan gedronken.' Hij begon de rode blazer aan te trekken. 'Heb je de kraan horen gorgelen?'

'Nee.'

'Dan gorgelde hij dus niet. Soms doet hij het wel, soms niet.'

'Hij is een Arabier, hè?' vroeg ze, terwijl ze hem nog steeds aanstaarde. 'Een typisch Arabische mannelijke chauvinist. Het is zijn auto die je gestolen hebt.'

Hij deed de tas dicht, kwam weer overeind en keek haar even aan - half berekenend en, had ze het gevoel, half afwijzend.

'O, hij is meer dan zomaar een Arabier, zou ik zeggen. En meer dan zomaar een chauvinist. Er is niets gewoons aan hem, zeker niet in jouw ogen. Loop even naar het bed, als je wilt.' Hij wachtte terwijl ze het deed en keek gespannen toe. 'Voel nu eens onder mijn kussen. Langzaam - voorzichtig! Ik slaap aan de rechterkant. Ja?'

Heel voorzichtig, zoals hij zei, stak ze haar hand onder het kille kussen, en ze stelde zich voor hoe Josephs slapende hoofd erop zou drukken.

'Heb je het gevonden? Voorzichtig, zei ik.'

Ja, Jose, ze had het gevonden.

'Haal het dan rustig te voorschijn. De veiligheidspal is eraf. Michet geeft geen waarschuwing voordat hij schiet. Dat pistool is ons kind. Zo noemen we het ook. En het slaapt altijd bij ons in bed. Zelfs als we hartstochtelijk liggen te vrijen, laten we dat kussen altijd met rust en vergelen we geen moment wat eronder ligt. Zo leven we. Begrijp je nu dat ik niet gewoon ben?'

Ze bekeek het pistool, zoals het daar keurig in haar handpalm lag.

Klein, bruin, en fraai gevormd.

'Heb je ooit zo'n pistool in handen gehad?' vroeg Joseph.

'Vaak genoeg.'

'Waar? En tegen wie?'

'Op het toneel. Avond aan avond aan avond.'

Ze gaf het hem terug en zag dat hij het in de binnenzak van zijn blazer liet glijden met het gemak van iemand die zijn portefeuille opbergt. Ze liep achter hem aan naar beneden. Het huis was leeg en onverwacht koud. De Mercedes stond buiten al klaar. Eerst wilde ze gewoon weg, waarheen dan ook, de open weg en wij. Ze was geschrokken van het pistool en had behoefte aan beweging. Maar toen ze de oprit afreden, draaide ze zich om dc een of andere reden om en staarde naar het afbrokkelende gele pleisterwerk, de rode bloemen, de ramen met de luiken en de oude rode dakpannen. En te laat besefte ze hoe mooi het allemaal was, hoe uitnodigend, juist op het moment dat ze wegreed. Het is het huis van mijn jeugd, besloot ze: een jeugd die ik nooit heb gehad- een van de vele. Het huis van waaruit ik nooit ben getrouwd - Charlie, niet in het blauw, maar in het wil, mei mijn rottige moeder in tranen terwijl ik afscheid nam en alles achter me kon laten.

'Bestaan wij eigenlijk ook?' vroeg ze hem, toen ze zich in het avondlijke verkeer stortten. 'Of alleen die andere twee?'

Weer een van Josephs beroemde drie-minuten-pauzes voordat hij antwoord gaf. 'Natuurlijk bestaan wij ook. Waarom niet?' En toen opeens die zalige glimlach, waarvoor ze zich aan de mast had laten vastbinden als het nodig was geweest. 'Wij zijn aanhangers van Berke- ley, weet je. Als wij er niet zijn, hoe kunnen zij dan bestaan?'

Wie is Berkeley? vroeg ze zich af, maar ze was te trots om het te vragen.

Op de kwartsklok op het dashboard waren twintig minuten verstreken waarin Joseph nauwelijks iets had gezegd. Toch had ze niet gemerkt dat hij zich ontspande; het leek meer een weloverwogen voorbereiding op de aanval.

'Zo, Charlie,' zei hij opeens. 'Ben je klaar?'

Ja, Jose, ik ben er klaar voor.

'Op zesentwintig juni, een vrijdag, speel je Saint Joan in het Barrie Theatre in Nottingham. Je bent niet met je eigen gezelschap; op het laatste moment ben je ingevallen voor een actrice die haar verplichtingen niet is nagekomen. Het decor is er te laat, de lichtinstallatie is nog onderweg, je hebt de hete dag gerepeteerd, en twee personeelsleden zijn geveld door de griep. Dat kun je je allemaal nog goed herinneren?'

'Levendig.'

Achterdochtig door haar luchtige toon wierp hij haar een onderzoekende blik toe, maar hij kon blijkbaar niets vinden om bezwaar tegen te maken. Het was vroeg in de avond. De schemering viel snel, maar Josephs concentratie was fel als het zonlicht. Hij is in zijn element, dacht ze; hier is hij het beste in. Dit meedogenloze tempo vormt de verklaring die tot nog toe ontbrak.

'Een paar minuten voordat het doek opgaat, wordt er bij de artiesteningang een boeket goudbruine orchideeën voor je bezorgd, geadresseerd aan Joan: "Joan, ik hou oneindig veel van je." '

'Er was geen artiesteningang.'

'Maar wel een achteringang voor rekwisieten. Jouw bewonderaar, wie het ook mocht zijn, belde aan en gaf de orchideeën aan de conciërge, een meneer Lemon, met een briefje van vijf pond. Meneer Lemon was gepast onder de indruk van die flinke fooi en beloofde de bloemen meteen naar je toe te zullen brengen. Is dat ook gebeurd?'

'Het is Lemons specialiteit om onaangekondigd de dameskleedkamers binnen te vallen.'

'Goed. Vertel me dan nu wat je deed toen je die bloemen kreeg.'

Ze aarzelde. 'Het kaartje was ondertekend met "M".'

'Dat klopt. Wat deed je toen?'

'Niets.'

'Onzin.'

Daar werd ze kwaad over. 'Wat had ik dan moeten doen? Ik had nog tien seconden voordat ik op moest!'

Een stoffige vrachtwagen stormde aan de verkeerde kant van de weg op hen af. Met indrukwekkende onverschilligheid stuurde Joseph de Mercedes de zachte berm in, gaf gas en haalde hem meteen weer uit de slip. 'Dus je hebt een boeket orchideeën ter waarde van honderdvijftig gulden in de prullenmand gegooid, je schouders opgehaald en bent vervolgens het toneel opgestapt. Prachtig. Gefeliciteerd.'

'Ik heb ze in het water gezet.'

'En waar zat dat water in?'

Door die onverwachte vraag dacht ze extra scherp na. in een verf- busje. 's Morgens doet het Barrie Theatre namelijk dienst als kunstacademie.'

'Je hebt een busje gevonden, water erin gedaan en daar de orchideeën in gezet. Juist. En wat voelde je daarbij? Was je onder de indruk? Opgewonden?'

Die vraag viel op de een of andere manier verkeerd. 'Ik heb gewoon mijn rol gespeeld,' zei ze, en begon ongewild te giecheten. 'En afgewacht wie zich zou melden.'

Ze waren voor een stoplicht blijven staan. De plotselinge rust maakte de sfeer opnieuw intiemer.

'En die tekst - "Ik hou van je"?' vroeg hij.

'Dat is de theaterwereld, niet? Iedereen houdt van elkaar. Soms, tenminste. Maar dat "oneindig veel" vond ik wel leuk. Dat had klasse.'

Het licht sprong op groen en ze reden weer.

'Je hebt er niet over gedacht om te kijken of er iemand in het publiek zat die je herkende?'

'Daar was geen tijd voor.'

'En in de pauze?'

'In de pauze heb ik wel door het doek gegluurd, maar ik zag niemand die ik kende.'

'En wat deed je na afloop van het stuk?'

'Toen ben ik teruggegaan naar mijn kleedkamer, heb me verkleed en ben even blijven rondhangen. Maar toen dacht ik "ach, verrek", en ben i naar huis gegaan.'

'Je bedoelt het Astral Commercial Hotel, vlak bij het station.'

Hij kon haar al lang niet meer verbazen. 'Het Astral Commercial and Private Hotel, ja,' bevestigde ze. 'Vlak bij het station.'

'En de orchideeën?'

'Die heb ik meegenomen naar het hotel.'

'Maar heb je Lemon, de conciërge, niet gevraagd om een signalement van degene die de bloemen had afgegeven?'

'De volgende dag pas. Niet diezelfde avond.'

'En wat zei Lemon toen je hem ernaar vroeg?'

'Hij zei een buitenlandse heer, maar wel fatsoenlijk. Hoe oud, vroeg ik hem, en toen keek hij me veelzeggend aan en zei: precies goed. Maar ik kon me geen buitenlandse "M" herinneren.'

'In je hete menagerie - geen enkele buitenlandse "M"? Je stelt me teleur.'

'Geen enkele.'

Even glimlachten ze allebei, maar niet tegen elkaar.

'Goed, Charlie, dan komen wc bij de Tweede Dag - een zaterdagmatinee, zoals gewoonlijk gevolgd door een avondvoorstelling ...'

'En jij was er ook weer, of niet, schat? In het midden van de voorste rij, met je mooie rode blazer aan, omringd door kleverige schoolkinderen die allemaal zaten te hoesten en naar de wc moesten.'

Geïrriteerd door haar lichtzinnige houding richtte hij zijn aandacht een tijdje op de weg, en toen hij weer verder ging waren zijn vragen zo ernstig dat hij zijn wenkbrauwen erbij fronste als een schoolmeester. 'Zou je je gevoelens precies willen beschrijven, Charlie? Het is halverwege de middag, de zaal is slecht verduisterd door de dunne gordijnen en we voelen ons meer in een groot klaslokaal, zou ik zeggen, dan in een

schouwburg. Ik zit op de voorste rij, zie er duidelijk als een buitenlander uit, ook door mijn houding en mijn kleren, en ik val dus enorm op tussen die kinderen. Jij hebt Lemons beschrijving van me gehoord, en bovendien kan ik mijn ogen niet van je afhouden. Vermoed je nu geen enkel moment dat ik je die orchideeën heb gestuurd, dat ik die onbekende ben die met "M" heeft ondertekend en zegt dat hij oneindig veel van je houdt?'

'Ja, natuurlijk. Dat wist ik wel.'

'Hoe dan? Had je het aan Lemon gevraagd?'

'Dat was niet nodig. Ik wist het gewoon. Ik zag hoe je me zat aan te gapen en ik dacht: hé, ben jij het. Wie jij dan ook bent. En toen het doek viel, aan het eind van de matinee, en jij op je plaats bleef zitten en je kaartje voor de volgende voorstelling te voorschijn haalde -'

'Hoe wist je dat ik dat deed? Wie heeft je dat verteld?'

Ja, zo ben je ook, dacht ze, toen ze weer een van haar vermoedens moeizaam bevestigd zag: als je krijgt wat je wilt, verander je opeens in een achterdochtig mannetjesdier.

'Je zei het zelf al. We waren een klein gezelschap in een primitief theatertje. We krijgen niet zo veel orchideeën - gemiddeld één bos in de tien jaar - en er zijn ook niet veel idioten die blijven zitten om het stuk nog een keer te zien.' Ze kon het niet laten: 'Was het erg vervelend, Jose? Het stuk, bedoel ik? Twee keer achter elkaar? Of heb je er zo nu en dan wel van genoten?'

'Het was de saaiste dag van mijn leven,' antwoordde hij zonder aarzelen. Maar toen brak er op zijn strakke gezicht de heerlijkste glimlach door die ze ooit van hem had gezien, zodat het even leek of hij tussen de tralies van wat hem gevangen hield was doorgeglipt. 'Nee, eerlijk gezegd vond ik je geweldig,' zei hij.

Dit keer had ze geen bezwaar tegen zijn woordkeus. 'Zou je dan nu ergens tegenop willen rijden, Jose? Laat me nu maar sterven.'

En voordat hij haar kon tegenhouden, had ze zijn hand gegrepen en hem hard op de knokkel van zijn duim gezoend.

Het was een rechte weg, maar vol met galen. De heuvels en bomen aan weerszijden waren bedekt met het maanstof van een nabijgelegen cementfabriek. Maar zij zaten in hun eigen capsule, waar de nabijheid van andere bewegende voorwerpen hun kleine wereld nog intiemer maakte. Ze gaf zich weer hetemaal opnieuw aan hem over, in haar geest en in zijn verhaal: een soldatenmeisje, dat zelf leerde hoe ze soldaat moest worden.

'Maar vertel eens. Heb je, afgezien van die orchideeën, nog andere cadeaus gekregen toen je in het Barrie Theatre stond?' 'Ja, dat kistje,' zei ze met een huivering, voordat ze zelfs maar de indruk had gewekt dat ze erover na moest denken.

'Welk kistje dan?'

Die vraag had ze verwacht, en meteen acteerde ze haar afkeer voor hem - omdat ze dacht dat hij dat wilde. 'Het was een of andere grap. Een engerd die een kistje naar het theater had gestuurd. Aangetekend, speciale bestelling.'

'Wanneer?'

'Op zaterdag. Dezelfde dag dat jij naar de matinee kwam, en bleef.'

'En wat zat er in dat kistje?'

'Niets. Het was een leeg juwelenkistje. Aangetekend, en leeg.'

'Heel vreemd. En het etiket - het etiket op het pakje? Heb je dat bekeken?'

'Het adres was met blauwe balpen geschreven, in hoofdletters.'

'Maar als het aangetekend was, stond er toch ook een afzender op?'

'Onleesbaar. Zoiets als "Marden". Het had ook "Hordern" kunnen zijn - een of ander plaatselijk hotel.'

'Waar heb je het opengemaakt?'

'In mijn kleedkamer, tussen de voorstellingen in.'

'Alleen?'

'Ja.'

'En wat dacht je ervan?'

ik dacht dat iemand me te grazen wilde nemen vanwege mijn politieke overtuiging. Dat was al eerder gebeurd. Smerige brieven. Nikker- vriendje. Rooie pacifist. Een stinkbom door het raam van mijn kleedkamer. Ik dacht dat het weer zoiets was.'

'Bracht je die lege doos hetemaal niet in verband met de orchideeën?'

'Jose, die orchideeën vond ik leuk. En jou ook!'

Hij was gestopt op een parkeerplaats ergens midden op een industrieterrein. Vrachtwagens denderden voorbij. Eén moment dacht ze dat hij de wereld nu op zijn kop zou zetten en haar zou grijpen - zo vreemd en paradoxaal was de spanning die ze voelde. Maar dat deed hij niet. In plaats daarvan haalde hij uit het portiervak naast zich een kartonnen envelop, aangetekend, met zegellak op de flap en een hard, vierkant voorwerp erin - net zo een als ze die bewuste dag had gekregen. Hij had een poststempel uit Nottingham, en de datum was vijfentwintig juni. Op de voorkant stond haar naam en het adres van het Barrie Theatre, in blauwe balpen. Op de achterkant dezelfde onleesbare afzender.

'Hier begint dan de Fictie,' kondigde Joseph rustig aan, terwijl

Charlie langzaam de envelop omdraaide. 'Over de oude werkelijkheid brengen we de nieuwe Fictie aan.'

Ze vertrouwde zichzelf niet, zo dicht bij hem, en zei daarom niets.

'Het is een drukke dag geweest - dat was ook zo. Je zit in je kleedkamer, tussen de voorstellingen in. Het pakje ligt nog ongeopend op je te wachten. Hoe lang heb je, voordat je weer op moet?'

'Tien minuten. Misschien minder.'

'Goed. Nu maak je dus het pakje open.'

Ze keek hem snel aan, maar hij staarde strak voor zich uit naar de vijandelijke horizon. Toen wierp ze een blik op de envelop, keek hem nog eens aan, stak toen een vinger onder de flap en trok hem open. Er zat precies zo'n rood juwelenkistje in, maar nu wat zwaarder. Behalve het kistje vond ze een open wit envelopje, met een wit kaartje erin.

Aan Joan, geest van mijn vrijheid, las ze. Je bent fantastisch. Ik hou van je! Hetzelfde handschrift. Maar dit keer niet ondertekend met "M", maar met "Michet", in grote letters, met de laatste 1 in een lus onder de naam doorgetrokken, om hem meer nadruk te geven. Ze schudde het kistje heen en weer en hoorde een zachte, spannende bons van binnen.

'M'n gebit!' riep ze luchthartig, maar ze kon de spanning in zichzelf, en in hem, niet breken. 'Moet ik het openmaken? Wat is het?'

'Hoe moet ik dat weten? Doe maar wat je anders ook zou doen.'

Ze deed het open. Op de satijnen voering lag een zware gouden armband, bezet met blauwe stenen.

'Jezus,' zei ze zacht en sloeg het kistje met een klap weer dicht. 'Wat moet ik doen om dat te verdienen?'

'Prima, dat is dus je eerste reactie,' zei Joseph meteen. 'Je kijkt even, je vloekt en je slaat het deksel dicht. Onthoud dat. Dat wasje reactie en dat blijft het ook van nu af aan.'

Ze deed het kistje weer open, haalde voorzichtig de armband eruit en woog hem op haar hand. Maar ze wist niets van juwelen, behalve van de imitatiesieraden die ze op het toneel weieens droeg.

'Is hij echt?' vroeg ze.

'Hetaas heb je geen experts in de buurt die je kunt raadplegen. Dat zul je dus zelf moeten uitmaken.'

'Hij is wel oud,' verklaarde ze ten slotte.

'Goed, volgens jou is hij dus oud.'

'En zwaar.'

'Oud en zwaar. Geen goedkoop dingetje, geen kinderspeelgoed, maar een echt sieraad. Wat doe je nu?'

Zijn ongeduld schiep een afstand tussen hen: zij zo nadenkend en in de war, hij zo zakelijk. Ze bestudeerde de zetting en de merken, maar van merken wist ze ook niets. Ze ging voorzichtig met haar nagel over het metaal. Het voelde zacht en vettig aan.

'Je hebt niet veel tijd meer, Charlie. Over anderhalve minuut moetje op. Wat doe je nou? Laat je hem in je kleedkamer achter?'

'God, nee.'

'Ze roepen je al. Je moet iets doen, Charlie, Je moet een beslissing nemen.'

'Zit me niet zo op mijn huid! Ik geef hem wel aan Millie, om hem voor me te bewaren. Zij is mijn vervangster. En ze souffleert.'

Dat idee beviel hem totaal niet.

'Maar je vertrouwt haar niet.'

Ze was de wanhoop nabij. 'Dan verstop ik hem op de wc,' zei ze. 'Achter de stortbak -'

'Veel te voor de hand liggend.'

'In de prullenmand, dan. Met iets er overheen.'

'Iemand zou kunnen binnenlopen om hem te legen. Denk nog eens na.'

'Jose, hou op met-goed, dan leg ik hem achter de verfspullen! Ja! Op een van de planken. Daar is al jarenlang geen stof afgenomen.'

'Uitstekend. Je legt hem achteraan op een plank en dan ren je naar het toneel. Bijna te laat. Charlie, Charlie, waar bleef je nou? Het doek gaat op. Ja?'

'Okay,' zei ze, en slaakte een zucht vanuit haar tenen.

'Wat denk je? Nu? Over die armband - over de man die hem je gegeven heeft?'

'Nou ... ik ben ontzet, of niet?'

'Waarom zou je ontzet zijn?'

'Ik kan zoiets toch niet accepteren? Ik bedoel,dat is geld, dat is kostbaar!'

'Maar je hèbt hem al geaccepteerd. Je hebt ervoor getekend, en nu heb je hem verstopt.'

'Alleen maar tot na de voorstelling.'

'En dan?'

'Nou, dan geef ik hem terug. Ja toch?'

Terwijl hij zich wat ontspande slaakte Joseph ook een zucht van verlichting, alsof ze eindelijk zijn stelling had bewezen. 'En hoe voel je je, onderlussen?'

'Verbaasd. Verbijsterd. Hoe wil je dat ik me voel?'

'Hij zit nauwelijks een paar meter van je af, Charlie, met zijn vurige blikken op je gericht. Al voor de derde keer is hij naar hetzelfde stuk komen kijken. Hij heeft je orchideeën en juwelen gestuurd en je twee keer laten weten dat hij van je houdt. Eén keer gewoon, één keer

"oneindig veel". En hij is mooi. Veel mooier dan ik.'

In haar ergernis negeerde ze voorlopig dat hij steeds meer gezag over haar kreeg terwijl hij haar aanbidder beschreef.

'Dus speel ik alles uit de kast,' zei ze, en voelde zich niet alleen in een hoek gedrukt, maar ook nogal dwaas. 'Maar dat wil niet zeggen dat hij het al hetemaal heeft gewonnen,' zei ze bits.

Voorzichtig, alsof hij haar niet wilde storen, startte Joseph de auto weer. Het was donker geworden en de verkeersdrukte was afgenomen; slechts zo nu en dan kwam er nog een auto voorbij. Ze reden langs de Golf van Corinthe. Aan de overkant van het loodgrijze water voer een rij haveloze tankers naar het westen, als door een magneet naar de gloed van de ondergaande zon getrokken. Daarboven vormde zich in de schemering een donkere heuvelrug. De weg splitste zich en ze begonnen aan een lange klim met veel bochten, naar de steeds legere hemel.

'Herinner je je hoe ik voor je klapte?' vroeg Joseph. 'Hoe ik je een staande ovatie gaf, steeds als het doek weer opging?'

Ja, Jose, dat herinner ik me. Maar ze durfde het niet hardop te zeggen.

'Goed - herinner je dan ook die armband.'

Dat deed ze. Alleen voor hem liet ze haar verbeelding werken - als haar eigen cadeau aan haar onbekende, mooie weldoener. Na de epiloog boog ze voor het publiek, en zodra het doek definitief was gevallen haastte ze zich naar haar kleedkamer, haalde de armband weer uit zijn schuilplaats, veegde in sneltreinvaart de schmink van haar gezicht en schoot haar gewone kleren aan om zo snel mogelijk naar hem toe te kunnen.

Tot op dat moment had Charlie zich neergelegd bij Josephs versie van de gebeurtenissen, maar nu protesteerde ze opeens hevig, geholpen door een wat verlaat besef van hoe het hoorde. 'Wacht nou eens even, stop - waarom komt hij eigenlijk niet naar mij toe? Het is allemaal zijn idee, tenslotte. Waarom blijf ik niet in mijn kleedkamer op hem zitten wachten, in plaats van hem in de rimboe te gaan zoeken?'

'Misschien ontbreekt het hem aan moed, omdat hij te veel tegen je opziet. Waarom niet? Hij is compleet voor je gevallen.'

'Maar waarom wacht ik dan niet gewoon af? Al is het maar even?'

'Charlie, wat is je bedoeling? Wat wil je- in je verbeelding- eigenlijk tegen hem zeggen?'

ik zeg: "Neem dit weer terug - ik kan het niet aannemen," ' antwoordde ze deugdzaam.

'Heel goed. Zou je dan echt het risico durven nemen dat hij ongezien in de nacht verdwijnt en misschien nooit meer terugkomt, zodat jij met

dat dure cadeau blijft zitten dat je echt niet wilt hebben?'

Met enige tegenzin stemde ze erin toe om dan zelf maar naar hem toe te gaan.

'Maar hoe? Waar ga je hem zoeken? Waar kijkje het eerst?' vroeg Joseph.

De weg was verlaten, maar hij reed langzaam om ervoor te zorgen dat het heden zo min mogelijk inbreuk maakte op hun reconstructie van het verleden.

'Ik zou achterom lopen,' zei ze, zonder er goed over te hebben nagedacht. 'Door de achteringang de straat op, de hoek om, en dan naar de foyer van het theater. Dan kan ik hem op de stoep nog opvangen.'

'Waarom niet gewoon binnendoor?'

'Dan zou ik me door het publiek heen moeten dringen en zou hij me gemakkelijk kunnen ontglippen.'

Daar dacht hij over na. 'Dan heb je dus je regenjas nodig,' zei hij.

Opnieuw had hij gelijk. Ze was vergeten dat het die avond in Not- tingham had geregend, de hete voorstelling door, de ene wolkbreuk na de andere. Ze begon opnieuw. Nadat ze zich bliksemsnel had omgekleed, trok ze haar nieuwe regenjas aan - die lange Franse, uit de uitverkoop bij Liberty's - knoopte de ceintuur vast en rende de stromende regen in, de straat door, de hoek om, naar de voorkant van het theater.

'En daar stond de hetft van het publiek dus nog onder de markiezen te wachten tot het droog werd,' onderbrak Joseph haar. 'Waarom lach

je?'

'Eigenlijk zou ik ook mijn gele foulard om mijn hoofd moeten doen. Weetje nog - die van Jaeger, die ik aan mijn televisiespotje heb overgehouden.'

'Goed, dan noteren we ook dat je, ondanks je haast om van de man af te komen, je gele sjaal niet vergeten bent. Met haar regenjas aan en die gele sjaal om haar hoofd haast Charlie zich dus door de regen, op zoek naar haar al te vurige aanbidder. Ze bereikt de drukke foyer en roept: "Michet! Michet!" Doe je dat? Prachtig. Niemand reageert echter. Wichet is er niet. Dus wat doe je nu?'

'Heb jij dit geschreven, Jose?'

'Dat doet er niet toe.'

'Ga ik weer terug naar mijn kleedkamer?'

'Komt het niet bij je op om nog even in de zaal te kijken?'

'Ja, verdomme, natuurlijk. Dat is zo.'

'Welke ingang neem je?'

'De stalles. Daar zat je toch?'

'Daar zat Michet. Je neemt de stalles-ingang en duwt tegen de stang van de klapdeur. Gelukkig, hij zit niet op slot. Lemon heeft nog niet afgesloten. Je loopt langzaam de lege zaal binnen, het gangpad door.'

'En daar zit hij,' zei ze zachtjes. 'Jezus, dat wordt sentimenteel!'

'Maar een mooie scène om te spelen.'

'O ja, dat wel.'

'Inderdaad, daar zit hij, nog steeds op dezelfde plaats, halverwege de eerste rij, starend naar het doek alsof hij het zo weer op kan laten gaan en Joan - de geest van zijn vrijheid, van wie hij oneindig veel houdt - weer te voorschijn kan laten komen.'

'Dit is echt afgrijselijk,' mompelde Charlie, maar hij negeerde haar.

'Nog steeds op diezelfde stoel waar hij al zeven uur gezeten heeft.'

Ik wil naar huis, dacht ze. Hetemaal alleen, lekker lang uitslapen in het Astral Commercial and Private Hotel. Hoeveel keer kun je op één dagje bestemming vinden? Want het ontging haar niet dat hij steeds zelfverzekerder klonk en dat ze steeds dichter tot elkaar kwamen terwijl hij haar nieuwe bewonderaar beschreef.

'Je aarzelt even, en dan roep je zijn naam. "Michet!" De enige naam die je kent. Hij draait zich om, kijkt je aan, maar verroert zich niet. Hij glimlacht niet, zegt geen woord en maakt op geen enkele manier gebruik van zijn niet geringe charme.'

'Wat doet hij dan wél, die engerd?'

'Niets. Hij staartje met zijn diepe, hartstochtelijke ogen aan en daagt je uit om iets te zeggen. Misschien vind je hem arrogant, misschien romantisch, maar hij is niet gewoon, en zeker niet verontschuldigend of verlegen. Hij is gekomen om je op te eisen. Hij is jong, goed gekleed - een man van de wereld. Iemand met geld, iemand die overal komt, iemand die elk spoor van verlegenheid mist. Dus ...' Hij ging nu over op de eerste persoon: 'Dus loopje door het gangpad naar me toe, en beseft al dat de scène zich niet precies ontwikkelt zoals jij had verwacht. Kennelijk ben jij mij een verklaring schuldig, en niet andersom. Je haalt de armband uitje zak. Je wilt hem aan mij geven. Maar ik verroer me niet. De regen druipt van je af - heel mooi.'

De weg voerde nu kronkelend omhoog een heuvel op. Zijn gebiedende stem en het hypnotische ritme van al die bochten, leidden haar verbeelding steeds dieper het labyrint van zijn verhaal binnen.

'Je zegt iets. Wat zegje?' Omdat ze niet antwoordde, deed hij dat zelf. ' "Ik ken je niet," zegje. "Bedankt, Michet, ik voel me gevleid, maar ik ken je niet en dit cadeau kan ik niet aannemen." Zou je dat zeggen? Ja, vast wel. Maar misschien nog beter.'

Ze hoorde hem nauwelijks. Ze stond voor hem in die zaal, met het kistje in haar handen, starend in zijn donkere ogen. En mijn nieuwe laarzen, dacht ze, die lange bruine die ik met Kerstmis heb gekocht, hetemaal bedorven door de regen. Maar wat doet dat ertoe?

Joseph ging verder met zijn sprookje. 'Nog steeds zeg ik niets. Als actrice weet je natuurlijk dat juist een stilte de beste manier is om contact te leggen. Als die vervelende vent zijn mond niet open wil doen, wat moetje dan? Dan moetje zelf maar weer iets zeggen. Maar wat, Charlie?'

Een vreemde verlegenheid streed met haar ontwakende fantasie. 'Ik vraag hem wie hij is.'

'Mijn naam is Michet.'

'Dat wist ik al. Maar verder?'

'Geen antwoord.'

'Dan vraag ik je wat je in Nottingham doet.'

'Verliefd worden op jou. Ga door.'

'Jezus, Jose -'

'Ga door!'

'Dat kan hij toch niet tegen me zeggen!'

'Vertel hem dat dan maar!'

'Ik probeer met hem te praten, een beroep op hem te doen.'

'Doe dat dan - hij zit op je te wachten, Charlie! Zeg iets tegen hem!'

'Ik zou zeggen ...'

'Ja?'

' "Hoor eens, Michet, het is erg aardig van je... en ik voel me erg gevleid ... maar het spijt me - dit is echt te veel."'

Hij was teleurgesteld. 'Charlie, dat moet veel beter kunnen,' verweet hij haar streng. 'Hij is een Arabier - zelfs als je dat nog niet weet, zul je dat toch wel vermoeden - en jij weigert zijn cadeau. Doe eens wat meer je best.'

' "Het is niet eerlijk tegenover jezelf, Michet. Mensen raken vaak gebiologeerd door actrices, of acteurs - dat gebeurt elke dag. Maar daarom hoef je jezelf nog niet te ruïneren, alleen voor een soort illusie ..."'

'Goed. Ga verder.'

Het ging haar nu gemakkelijker af. Ze hield er niet van om zo door hem - of door een regisseur - geïntimideerd te worden, maar het werkte wel, dat kon ze niet ontkennen.' "Daar draait het om bij het acteren, Michet. Illusie. Het publiek wil betoverd worden. En de acteurs staan daar in de hoop hen te betoveren. Wij zijn daarin geslaagd. Maar ik kan het niet aannemen. Hij is mooi." ' Ze bedoelde de armband.' "Veel te mooi. Ik kan niets van je aannemen. We hebben je bedrogen, meer niet. Het theater is een oplichterstruc. Begrijp je wat dat betekent? Een truc? Je bent bedrogen."'

'Ik hou nog steeds mijn mond.'

'Laat hem dan wat zeggen!'

'Waarom? Ben je je overtuiging alweer kwijt? Voel je je niet verantwoordelijk voor me? Zo'n jonge jongen, zo knap, en dan mijn geld vergooien aan orchideeën en dure juwelen?'

'Natuurlijk. Dat heb ik je toch gezegd!'

'Bescherm me dan,' drong hij ongeduldig aan. 'Bescherm me tegen mijn eigen dwaze verliefdheid!'

'Dat probeer ik!'

'Die armband heeft me meer dan duizend gulden gekost, dat kun jij zelfs raden. Meer dan tienduizend, misschien wel. Ik heb hem misschien wel voor je gestolen. Of iemand ervoor vermoord. Mijn erfenis verpand. En dat allemaal voor jou. Ik ben hetemaal verblind, Charlie! Toon wat medelijden. Gebruik je macht!'

In haar verbeelding was Charlie al naast Michet gaan zitten. Met haar handen ineen geklemd in haar schoot boog ze zich ernstig naar hem toe om met hem te praten. Ze was een verpleegster voor hem, een moeder. Een vriendin.

'Ik zeg dat hij erg teleurgesteld zou zijn als hij me zou kennen zoals ik echt ben.'

'De letterlijke tekst, graag.'

Ze haalde diep adem en stak van wal: ' "Hoor eens, Michel, ik ben maar een gewoon meisje. Ik heb ladders in mijn panty's, ik sta rood bij de bank en ik ben zeker geen Jeanne d'Arc, geloof me. Ik ben geen maagd, geen soldaat, en met God heb ik al geen woord meer gewisseld sinds ik van school ben getrapt omdat ik -" nee, dat ga ik hem niet zeggen. "Ik ben Charlie, een onhandige Westerse slons."'

'Geweldig. Ga door.'

' "Michet, je moet dit echt vergeten. Ik bedoel, ik doe alles om je te hetpen, okay? Neem dus je cadeautje terug en houd je geld en je illusies - en bedankt. Werkelijk bedankt. Heus. Over en uit."'

'Maar je wilt toch niet dat hij zijn illusies houdt?' wierp Joseph droog tegen. 'Of wel, soms?'

'Goed dan, die illusies moet hij ook vergeten.'

'Dus hoe loopt het dan af?'

'Het is nu afgelopen. Ik heb die armband op de stoel naast hem gelegd en ben weggegaan. Bedankt, wereld, en tot ziens. Als ik opschiet haal ik nog net de bus naar het Astral Hotel voor mijn rubberen kippe- bout.'

Joseph stond perplex. Dat bleek uit zijn gezicht, en hij nam zelfs even zijn hand van het stuur voor een kort, smekend gebaar.

'Maar, Charlie, hoe kun je dat nou doen? Besef je niet dat ik wel zelfmoord zou kunnen plegen? Of in de stromende regen misschien wel de hete nacht door Nottingham moet zwerven, terwijl jij in je warme, luxe hotel naast mijn orchideeën en mijn briefje ligt te slapen?'

'Luxe! Jezus, zelfs de vlooien zijn er vochtig!'

'Heb je dan geen enkel verantwoordelijkheidsbesef? Jij, nota bene - die altijd voor de verdrukten opkomt! Denk eens aan die jongen die voor jouw schoonheid, jouw talent en jouw revolutionaire hartstocht is gevallen.'

Ze wilde protesteren, maar hij gaf haar geen kans.

'Je hebt een warm hart, Charlie. Misschien dat anderen Michet op dat moment als een soort verfijnde verleider zouden zien, maar jij niet. Jij gelooft in mensen. Ook vanavond, met Michet. Zonder aan jezelf te denken, ben je echt door hem geroerd.'

Voor zich uit zagen ze het silhouet van een armoedig dorpje, dat een kleine top in hun tocht omhoog markeerde. Langs de weg ontwaarde ze de lichten van een taverna.

'Trouwens, jouw reactie doet er op dit moment niet toe, omdat Michet eindelijk heeft besloten iets te zeggen,' hervatte Joseph, terwijl hij haar met een snelle blik taxeerde. 'Met een zacht, aantrekkelijk buitenlands accent - half-Frans, half iets anders - begint hij tegen je te praten zonder een spoor van verlegenheid of terughoudendheid. Hij is niet geïnteresseerd in argumenten, zegt hij. Jij bent alles waar hij ooit van heeft gedroomd. Hij wil je minnaar worden, liefst vannacht nog, en hij noemt je Joan, hoewel je zegt dat je Charlie bent. Als je met hem wilt gaan eten, en daarna nog steeds niets van hem moet hebben, dan wil hij misschien overwegen om die armband terug te nemen. Nee, zegje, hij moet hem nu terugnemen. Je hebt al een minnaar, en bovendien: doe niet zo belachetijk. Waar kun je in Nottingham op een regenachtige zaterdagavond om half elf nog iets gaan eten? Zou je dat zeggen? Is het waar?'

'Het is een gat,' gaf ze toe, zonder hem aan te kijken.

'En wat dat eten betreft - zou je echt zeggen dat hij dat wel kan vergeten?'

'Chinees of patat - meer kun je er niet krijgen.'

'Toch heb je op een gevaarlijk punt toegegeven.'

'Hoe?' vroeg ze nijdig.

'Je hebt een praktisch bezwaar opgeworpen: "We kunnen niet gaan eten want er zijn geen restaurants meer open." Je had ook kunnen zeggen dat jullie niet samen kunnen slapen omdat je geen bed hebt. Dat voelt Michet heel goed aan. Hij wuift die bezwaren weg. Hij weet wel iets, zegt hij; hij heeft alles al geregeld. Dus... We kunnen gaan eten. Waarom niet?'

Hij was afgeslagen en op het grind voor de taverna gestopt. Overdonderd door zijn bewuste sprong van het fictieve verleden naar het heden, op een perverse manier verrukt door zijn harde aanpak en opgelucht dat Michet haar uiteindelijk niet had laten gaan, bleef Char- lie op haar plaats zitten. Joseph ook. Ze wendde zich naar hem toe, en in het schijnsel van de gekleurde toverlampjes buiten volgde ze zijn blik. Hij keek naar haar handen, nog steeds in elkaar geklemd op haar schoot, de rechterhand boven. Voor zover ze kon zien, stond zijn gezicht strak en uitdrukkingsloos. Met een snelle, klinisch zelfverzekerde beweging greep hij haar rechterpols, tilde hem op en keek naar de hand eronder, met de gouden armband er omheen, die twinkelde in het donker.

'Zo, zo, laat me je feliciteren,' merkte hij toonloos op. 'Jullie Engelse meisjes laten er geen gras over groeien!'

Nijdig trok ze haar hand weer terug. 'Wat is er?' bitste ze. 'Ben je soms jaloers?'

Maar ze kon hem niet kwetsen. Hij had een gezicht waarop niets te lezen viel. Wie ben je? vroeg ze zich wanhopig af terwijl ze achter hem aan naar binnen liep. Hèm? Of jezelf? Of niemand?