4
Zodra ze hoorden dat Joseph contact met Charlie had gelegd, brachten Kurtz en Litvak op een natte, mistige vrijdagmiddag een bezoek aan Ned Quilleys kantoor in Soho - een beleefdheidsbezoek, met zakelijke bedoelingen. Ze waren de wanhoop nabij. Sinds de bomaanslag in Leiden had Gavron hen geen moment meer met rust gelaten, en in gedachten hoorden ze alleen nog het meedogenloze tikken van Kurtz' oude horloge. Maar zo op het oog zagen ze er gewoon uit als twee eerzame Amerikanen van Middeneuropese afkomst in druipende Bur- berrys, de één klein en gezet, met een krachtige, zwalkende tred en iets van een zeekapitein, de ander jong, slungelig en toch innemend, met een ondoorgrondelijk lachje. Ze noemden zichzelf Gold en Karman, van de firma GK Creations Inc., en hun inderhaast ontworpen briefpapier, verlucht met een blauw-met-goud monogram, dat op een dasspeld uit de jaren dertig leek, moest dat bewijzen. Ze hadden persoonlijk een afspraak gemaakt met een van Ned Quilleys dames, ogenschijnlijk uit New York, maar in werkelijkheid vanaf de ambassade, en ze kwamen stipt op tijd, zoals het de ijverige impresario's, die ze niet waren, betaamde.
'Wij zijn Gold en Karman,' zei Kurtz tegen Quilleys seniele receptioniste, mevrouw Longmore, toen ze om precies twee minuten voor
twaalf het gebouw binnenstormden. 'Wij hebben een afspraak met de heer Quilley om twaalf uur. Nee, dank u, lieve dame, we blijven wel staan. Hebben we over de telefoon soms met u gesproken?'
'Nee,' zei mevrouw Longmore, alsof ze een paar waanzinnigen trachtte zoet te houden. Afspraken waren het terrein van mevrouw Ellis, heel iemand anders.
'Maar natuurlijk,' zei Kurtz onverstoorbaar.
Zo opereerden ze in zulke gevallen wel vaker: min of meer officieel, met de breedgeschouderde Kurtz voorop om het tempo aan te geven, en de tengere Litvak, met zijn broeierige glimlach, onopvallend achter hem aan.
Een steile, kale trap leidde naar Quilleys kantoor, en mevrouw Longmore had in haar vijftigjarige ervaring geconstateerd dat de meeste Amerikaanse heren daar enige zure opmerkingen over hadden en halverwege bleven staan om op adem te komen. Zo niet Gold en Karman. Die zag ze de trap op rennen alsof ze nog nooit een lift hadden gezien. Dat kwam natuurlijk door het joggen, dacht ze, en ging weer verder met haar breiwerkje, voor vier pond per uur. Dat deden ze tegenwoordig toch allemaal in New York? Heel Central Park rond, de stumpers, terwijl ze de honden en de viezerikken trachtten te omzeilen. Ze had gehoord dat er nogal wat doden bij vielen.
'Wij zijn Gold en Karman, meneer,' zei Kurtz opnieuw, toen de kleine Ned Quilley vrolijk de deur voor hen opende. 'Ik ben Gold.' En voordat Quilley goed en wel zijn arm had uitgestoken, lag Kurtz' grote knuist al in zijn hand. 'Meneer Quilley - Ned - het is ons een grote eer om kennis te mogen maken. U heeft een uitstekende naam in het vak. Uitstekend.'
'En ik ben Karman,' vertrouwde Litvak hem toe, met evenveel respect, terwijl hij over Kurtz' schouder blikte. Maar aan handenschudden was hij nog niet toe. Dat had Kurtz al voor hen allebei gedaan.
'Beste kerel, beste kerel,' protesteerde Ned, met zijn verontschuldigende ouderwetse charme. 'Ik moet me vereerd voelen, niet u!' En hij troonde hen meteen mee naar het hoge schuifraam, het legendarische Quilley Venster uit zijn vaders tijd, waar je volgens oud gebruik naar de markt van Soho zat te staren, terwijl je de sherry van de oude man naar binnen sloeg, de wereld aan je voorbij liet trekken en goede contracten afsloot voor Quilley en zijn cliënten. Want al was hij tweeënzestig, toch was Ned Quilley nog echt de 'zoon', die niets anders vroeg dan de aangename levensstijl van zijn vader te mogen voortzetten. Hij was een vriendelijk mens, met grijs haar, overdreven veel zorg voor zijn kleding - zoals veel mensen die door het theater zijn gefascineerd - een loensende blik, roze wangen en een tegelijk gejaagde en aarzelende manier van doen.
'Te nat voor de hoertjes, vrees ik,' verklaarde hij, terwijl hij dapper met een elegante hand naar het raam wuifde. Insouciance, dat was het belangrijkste in het leven, vond Ned. 'Meestal zie je er genoeg, om deze tijd van het jaar. Grote, zwarte, gele - alle vormen en afmetingen die je kunt bedenken. Er is één oud besje bij dat hier al langer zit dan ik. Mijn vader gaf haar met Kerstmis altijd een pond. Daar koop je tegenwoordig niet veel meer voor, vrees ik. Nee, dat kunnen we wel zeggen!'
Terwijl ze plichtmatig met hem meelachten, pakte Ned Quilley een karaf sherry uit zijn geliefde boekenkast, snoof gewichtig aan de stop, en schonk onder hun toeziend oog drie kristallen glazen half vol. Hij was zich meteen van hun onderzoekende blikken bewust geweest, alsof ze hemzelf, zijn kantoor en zijn meubilair taxeerden. Er kwam een verontrustende gedachte bij hem op, die eigenlijk al steeds door zijn achterhoofd had gespeeld sinds hij hun brief had ontvangen.
'Hoor eens hier, u bent toch niet gekomen om mij op te kopen of zoiets akeligs?' vroeg hij nerveus.
Kurtz liet een luide, geruststellende lach horen. 'Nee, Ned, we zijn zeker niet van plan om je op te kopen.' Litvak lachte ook.
'Oh, God zij dank,' verklaarde Ned ernstig, terwijl hij hun de glazen aanreikte. 'Iedereen wordt tegenwoordig opgekocht. Allerlei figuren waar ik nog nooit van gehoord heb, bieden me geld aan over de telefoon. Alle kleine, oude bureaus - de respectabele namen - worden gewoon verzwolgen. Schandelijk. Maar op jullie gezondheid. Veel succes. En welkom,' verklaarde hij, terwijl hij nog steeds misprijzend zijn hoofd schudde.
Ned ging door met hen het hof te maken. Hij vroeg waar ze logeerden, en Kurtz zei het Connaught Hotel. Dat bevalt prima, Ned, je voelt je daar meteen thuis. Dat was ook zo: ze hadden daar speciaal een kamer genomen en Misha Gavron zou van zijn tak vallen als hij de rekening zag. Hij vroeg of ze nog tijd overhielden om zich te ontspannen, en Kurtz antwoordde enthousiast dat ze van elke minuut genoten. Maar de volgende dag zouden ze naar München vertrekken.
'München? Lieve hemel, wat moeten jullie daar? vroeg Ned, als een echte oude, wereldvreemde dandy. 'Jullie komen wel overal, moet ik zeggen!'
'Geld voor een coproduktie,' antwoordde Kurtz, alsof dat alles verklaarde.
'En veel geld, ook,' zei Litvak, met een zachte stem die goed bij zijn vage glimlach paste. 'De Duitse scene is tegenwoordig heel belangrijk, meneer Quilley. Heel belangrijk.'
'O, daar twijfel ik niet aan, dat heb ik ook gehoord,' zei Ned ver- ontwaardigd. 'Ze hebben grote invloed, dat kun je niet ontkennen. In alles. De oorlog is hetemaal vergeten, volledig onder tafel geschoven.'
Met een merkwaardige behoefte om zich onhandig voor te doen, stond Ned op om hun glazen bij te vullen, alsof hij niet had gezien dat ze er nog maar nauwelijks van gedronken hadden. Toen giechetde hij en zette de karaf weer neer. Het was een scheepskaraf uit de achttiende eeuw, niet een brede onderkant, om hem op een deinend schip overeind te houden. Als hij buitenlanders op bezoek had, vertelde Ned dat er graag bij, om hen op hun gemak te stellen. Maar iets in hun zelfverzekerde optreden deed hem daar nu van afzien; in plaats daarvan viel er een korte stilte, alleen verbroken door het kraken van de stoelen. Buiten het raam was de regen overgegaan in een dikke, wervelende mist.
'Ned,' zei Kurtz, precies op het juiste moment. 'Ned, ik zal je in grote lijnen vertellen wie we zijn, waarom we je geschreven hebben en waarom we nu beslag leggen op je kostbare tijd.'
'Geweldig, beste kerel, laat maar eens horen,' zei Ned en - met het gevoel dat hij totaal iemand anders was - sloeg hij zijn korte benen over elkaar en toverde een aandachtige glimlach te voorschijn terwijl Kurtz gladjes in zijn overtuigende rol viel.
Op grond van zijn brede, terugwijkende voorhoofd hield Ned hem voor een Hongaar, maar hij had ook uit Tsjechoslowakije of daar ergens uit de buurt kunnen komen. Hij had een warme, van nature luide stem, en een Middeneuropees accent, dat nog niet volledig door het Amerikaans verdrongen was. Hij sprak snel en vloeiend als een radioreclame, en zijn hetdere, kleine ogen schenen naar alles wat hij zei te luisteren, terwijl zijn rechterarm elke zin met korte, vinnige gebaren in kleine stukjes hakte. Hij, Gold, was de jurist van de familie, verklaarde Kurtz. Karman deed meer de creatieve kant; hij had ervaring opgedaan als schrijver, impresario en producent, voornamelijk in Canada en het Midden- Westen. Kort geleden hadden ze een kantoor in New York geopend, waar ze zich nu bezighielden met de onafhankelijke packaging van televisieprodukties.
'Onze creatieve rol, Ned, bestaat voor negentig procent uit het zoeken naar een concept dat de televisiemaatschappijen bevalt, en dat financieel haalbaar is. Dat concept verkopen wc dan aan de geldschieters. De produktie laten we aan vreemde producenten over. Dat is alles.'
Hij was uitgesproken en keek met een verstrooid gebaar op zijn horloge. Nu was het Neds beurt om iets intelligents te zeggen, wat hem vrij goed afging - dat moet gezegd. Hij fronste, hield zijn glas ver voor zich uit en trok toen met zijn voeten een langzame, nadrukkelijkepirouette over de vloer, als een instinctieve reactie op Kurtz' toneelge- baren. 'Maar beste kerel, als jullie packagers zijn, wat moeten jullie dan van een agent? Ik bedoel, waarom willen jullie dan met mij gaan lun- - chen?'
Tot verbazing van Ned barstte Kurtz daarop in een vrolijke, aanstekelijke lach uit. Ned had het, eerlijk gezegd, zelf ook wel geestig gevonden; hij was nogal tevreden over zijn voetenwerk. Maar Kurtz kwam bijna niet meer bij. Hij kneep zijn kleine ogen dicht, trok zijn grote schouders op, en voordat Ned het wist daverde de hete kamer van zijn hartverwarmende Slavische vrolijkheid. Tegelijkertijd vormde zich op zijn gezicht een netwerk van onrustbarende rimpels. Tot op dat moment had Ned Kurtz niet meer gegeven dan een jaar of vijfenveertig. Maar opeens leek hij nu van Neds eigen leeftijd, met een huid als crêpepapier en scherpe groeven in zijn voorhoofd, zijn wangen en zijn hals. Die gedaanteverwisseling stoorde Ned; hij voelde zich op de een of andere manier bedrogen. 'Zoiets als het Paard van Troje,' klaagde hij achteraf tegen zijn vrouw Marjory. 'Je denkt eerst dat er een geslaagde impresario van een jaar of veertig binnenkomt, en dan komt er opeens een soort zestigjarige Jan Klaassen uit. Heel vreemd.'
Maar het was Litvak die dit keer antwoord gaf - een belangrijk antwoord dat ze van tevoren goed hadden gerepeteerd, want alles hing er vanaf. Hij boog zijn lange, hoekige gestalte naar voren, opende zijn rechterhand, spreidde zijn vingers, pakte er eentje beet en richtte zich daartegen met een temerig Boston-accent, dat hij met veel ijver van zijn Amerikaans-Joodse leraren had geleerd.
'Meneer Quilley,' begon hij, zo devoot dat het leek alsof hij hem een mystiek geheim toevertrouwde, 'wat wij in gedachten hebben is een totaal uniek project. Dat is nog nooit gebeurd, en het zal ook nooit meer gebeuren. We nemen zestien uur goede televisietijd, laten we zeggen in de herfst en de winter. We vormen een toneelgezelschap voor matineevoorstellingen: een groep talentvolle acteurs uit Engeland en Amerika- met zoveel mogelijk verschillende rassen en persoonlijkheden, zodat er levendige menselijke contacten ontstaan. Dat gezelschap laten we dan het land door reizen, waarbij elke acteur nu eens een hoofdrol en dan weer een bijrol speelt. De persoonlijke belevenissen en relaties van de acteurs en actrices vormen dan een prachtige achtergrond voor de stukken zelf. Ze zijn een deel van de aantrekkingskracht voor het publiek. En in elke stad wordt live opgetreden.'
Hij keek even wantrouwend op, alsof hij dacht dat Quilley iets had gezegd, maar dat had Quilley zeer zeker niet.
'Wij reizen met dat gezelschap mee, meneer Quilley,' vervolgde Litvak, die steeds langzamer begon te praten naarmate zijn enthousiasme
toenam. 'Wij - het publiek - rijden mee in dezelfde bus als de acteurs, wc hetpen met het versjouwen van de decors, we leven mee met hun problemen, we logeren in hun smerige hotels, we zijn getuige van hun ruzies en verhoudingen. We doen mee met de repetities, we hebben evenveel plankenkoorts bij de premières, we lezen de volgende dag de kritieken mee, wc genieten van hun succes, we treuren om hun mislukkingen, we schrijven brieven aan de familie thuis. Zo maken we het theater weer tot een avontuur; zo geven we het weer zijn pioniersgeest. De relatie spelers-publiek.'
Even dacht Quilley dat Litvak uitgesproken was. Maar hij zat alleen even een andere vinger uit te zoeken om vast te pakken.
'We nemen klassieke toneelstukken, meneer Quilley, waar geen auteursrechten meer op rusten, om het goedkoop te houden. We gaan op tournee met vrij onbekende acteurs en actrices en zo nu en dan een gastspeler, maar in wezen gaat het om het stimuleren van jong talent dat in een periode van minstens vier maanden - en hopelijk langer - al zijn veelzijdigheid kan tonen. Dat betekent voor de acteurs natuurlijk een geweldige publiciteit, en mooie stukken. Geen rotzooi. En dan maar zien of het gaat. Dat is ons idee, meneer Quilley, en onze geldschieters schijnen er veel in te zien.'
Maar voor Quilley zelfs maar de kans had gekregen hem te feliciteren, wat hij graag deed als iemand met een nieuw idee bij hem kwam, had Kurtz het alweer bliksemsnel overgenomen.
'Ned, we willen die Charlie van jou contracteren,' verklaarde hij. En met het enthousiasme van een heraut uit Shakespeare die het nieuws van de overwinning komt brengen, zwaaide hij zijn rechterarm hetemaal omhoog en hield hem zo.
Opgewonden wilde Ned iels zeggen, maar alweer praatte Kurtz er dwars doorheen.
'Ned, we geloven dat jouw Charlie geweldig intelligent en veelzijdig is. Als je ons alleen op een paar belangrijke punten gerust kunt stellen, dan kunnen we haar, dacht ik, de kans bieden op een plaats aan het theaterfirmament waar jullie zeker niet ontevreden mee zullen zijn.'
Weer wilde Ned iets zeggen, maar nu was het Litvak die hem vóór was. 'We kunnen zó met haar in zee gaan, meneer Quilley. We willen alleen een paar dingetjes van u weten, en Charlie is een ster!'
Plotseling was het stil en hoorde Ned alleen nog maar het zingen van zijn eigen hart. Hij blies zijn wangen op en trok, in een poging om zakelijk te lijken, zijn elegante manchetten wat verder omlaag. Toen verschikte hij wat aan de roos die Marjory diezelfde ochtend in zijn knoopsgat had gestoken, met haar gebruikelijke vermaning om bij de lunch niet te veel te drinken. Maar Marjory zou daar wel anders over hebben gedacht als ze had geweten dat deze heren hetemaal niet waren gekomen om hem uit te kopen, maar hun geliefde Charlie de lang verwachte kans van haar leven wilden bieden. Als ze dat had geweten, zou die goeie ouwe Marge nergens meer bezwaar tegen hebben gehad. Natuurlijk niet.
Kurtz en Litvak dronken thee, maar in The Ivy kijken ze van zulke eigenaardigheden al niet meer op, en Ned liet zich natuurlijk graag verleiden tot een heel redelijke halve fles van de wijnkaart en, omdat ze daar blijkbaar op stonden, eerst een groot beslagen glas van de Chablis van het huis bij zijn gerookte zalm. Omdat het regende hadden ze een taxi genomen, en onderweg was Ned begonnen aan het amusante verhaal hoe hij Charlie als cliënte had gekregen. In The Ivy vatte hij de draad weer op.
'Ik was meteen wèg van haar. Dat was me nog nooit overkomen. Ik gedroeg me als een oude idioot. Niet zo oud als nu, maar wel idioot. De show stelde niet veel voor. Een kleine ouderwetse revue, in een modern jasje gestoken. Maar Charlie was geweldig. Geharnaste tederheid, daar zoek ik altijd naar bij de meisjes.' Die uitdrukking had hij eigenlijk van zijn vader. 'Zodra het doek viel, ben ik meteen naar haar kleedkamer gegaan - of wat daar voor doorging - waar ik mij als professor Higgins uit Pygmalion over haar heb ontfermd en haar meteen een contract heb aangeboden. Ze wilde me eerst niet geloven. Dacht dat ik een vieze oude man was. Ik moest Marjory erbij halen om haar te overtuigen. Ha!'
'En wat gebeurde er daarna?' vroeg Kurtz vriendelijk, terwijl hij hem nog een stuk bruinbrood met boter aanreikte. 'Ging het toen allemaal van een leien dakje?'
'Nee, integendeel!' protesteerde Ned argeloos. 'Ze was als zoveel meisjes van die leeftijd. Ze komen met hun hoofd in de wolken en vol belofte van de toneelschool, krijgen een paar rollen, kopen een flat of zoiets doms en plotseling is het allemaal afgelopen. De schemering, noemen wij dat. Sommigen komen daar doorheen, anderen niet. Proost.'
'Maar Charlie kwam er doorheen,' drong Litvak zachtjes aan, en nam een slok van zijn thee.
'Ja, zij hield het vol. Zij zette door. Dat was niet gemakkelijk, maar dat is het nooit. Het heeft in haar geval jaren geduurd. Veel te lang.' Het verbaasde hem dat hij daar zo geëmotioneerd over raakte. De twee anderen ook, aan hun gezicht te oordelen. 'Maar nu is het dan toch allemaal goed gekomen, of niet? O, ik ben zo blij voor haar. Echt. Ja, werkelijk.'
En toen was er weer zoiets vreemds, zei Ned later tegen Marjory - of misschien was het wel weer hetzelfde. Hij bedoelde de manier waarop de twee mannen in de loop van de dag van karakter veranderden. Op kantoor had hij er bijvoorbeeld bijna geen woord tussen kunnen krijgen. Maar in The Ivy had hij hun volledige aandacht, knikten ze hem alleen zo nu en dan toe, en onderbraken ze hem nauwelijks. En daarna - maar dat was weer een heel ander verhaal.
'Ze heeft natuurlijk een verschrikkelijke jeugd gehad,' zei Ned trots. 'Dat geldt voor veel van de meisjes, heb ik gemerkt. Daardoor vluchten ze in een fantasiewereld en gaan ze acteren, om hun gevoelens te verbergen en mensen na te doen die gelukkiger zijn dan zij. Of juist ongelukkiger. Daar stelen ze iets van. Dat is de hetft van het acteren: ellende, diefstal. Maar ik praat te veel. Proost, nogmaals.'
'Verschrikkelijk in welk opzicht, meneer Quilley?' vroeg Litvak met respect, als iemand die het vraagstuk van verschrikkelijkheid wilde bestuderen. 'Charlies jeugd - in welk opzicht verschrikkelijk?'
Zonder te merken dat Litvaks houding en Kurtz' blik steeds ernstiger werden- dat realiseerde hij zich pas achteraf - vertelde Ned ze alles wat Charlie hem tijdens lunches bij Bianchi, waar hij alle meisjes mee naar toe nam, had opgebiecht. Haar moeder was een onbenul, zei hij, en haar vader een grote zwendelaar, een effectenmakelaar die de vernieling in was gegaan, maar nu gelukkig dood was - een van die gladde leugenaars die denken dat God een extra troefkaart in hun mouw verborgen heeft. Hij was ten slotte in de gevangenis beland en daar ook gestorven. Verschrikkelijk.
Opnieuw onderbrak Litvak hem heel kort: 'Gestorven in dc gevangenis, zei u?'
'Ja, en daar ook begraven. Haar moeder was zo bitter dat ze het geld er niet voor over had om hem te laten overbrengen.'
'Heeft Charlie u dat zelf verteld?'
Quilley keek verbaasd op. 'Ja, wie anders?'
'Geen verificatie?' vroeg Litvak.
'Geen wat? vroeg Ned, die opeens weer het spookbeeld van een overname zag opdoemen.
'Geen bewijs, meneer. Ik bedoel - een derde die dat verhaal zou kunnen bevestigen. Soms weet je met actrices -*
Maar Kurtz onderbrak hem met een vaderlijke glimlach: 'Let maar niet op deze jongen, Ned,' adviseerde hij. 'Mike heeft nu eenmaal een zeer wantrouwend karakter. Nietwaar, Mike?'
'Misschien wel,' gaf Litvak toe; het was niet meer dan een zucht.
Pas toen kwam Ned op het idee om ze te vragen wat ze eigenlijk van haar hadden gezien, en tot zijn aangename verrassing bleek dat ze zich uitstekend hadden geïnformeerd. Niet alleen hadden ze opnamen van alle - zelfs de kleinste - televisierollen gezien die ze ooit had gespeeld, maar ook waren ze hetemaal naar Nottingham gereisd om haar in Saint Joan te zien.
'Lieve hemel, wat een stiekem stel zijn jullie!' riep Ned uit, terwijl de obers hun borden weghaalden en alles klaarzetten voor de gebraden eend. 'Als jullie me hadden opgebeld had ik jullie daar zelf even naar toe gereden. Of anders Marjorie. Zijn jullie nog in haar kleedkamer geweest, of hebben jullie met haar gegeten? Nee? Wel verdorie!'
Kurtz veroorloofde zich een kleine aarzeling en er kwam een ernstige klank in zijn stem. Hij wierp een vragende blik op zijn partner Litvak, die hem een nauwelijks waarneembaar knikje gaf. 'Ned,' zei hij, 'om je de waarheid te zeggen, vonden we dat niet geheel gepast in de omstandigheden.'
'Wat voor omstandigheden?' vroeg Ned, in de veronderstelling dat het iets met beroepsethiek te maken had. 'O, mijn hemel, maar zo zijn wij hier hetemaal niet! Als jullie haar een voorstel willen doen, ga gerust je gang! Daar hebben jullie geen papiertje van mij voor nodig. Ik krijg mijn commissie toch wel, maak je geen zorgen!'
En toen zei Ned niets meer, omdat ze allebei zo verdomd ernstig keken, zei hij tegen Marjory. Alsof ze bedorven oesters hadden gegeten. Met schetp en al.
Litvak veegde voorzichtig zijn dunne lippen af. 'Mag ik u iets vragen, meneer?'
'Maar mijn beste kerel...' zei Ned verbaasd.
'Zou u ons misschien willen vertellen hoe Charlie op interviews reageert? Wat is uw eigen indruk daarvan?'
Ned zette zijn wijnglas neer. 'Op interviews? O, maar als jullie je daar zorgen over maken, neem dan van mij aan dat ze een natuurtalent is. Eerste klas. Ze weet instinctief wat die persjongens willen, en als het aan haar ligt, dan krijgen ze dat ook. Een echte kameleon, dat is ze ... De laatste tijd heeft ze niet veel oefening gehad, dat geef ik toe, maar ze heeft het zo weer onder de knie, dat zul je zien. Wees daar maar niet bang voor.' Hij nam een flinke teug wijn om hen gerust te stellen. 'O, nee.'
Maar Litvak was niet zo blij met dat nieuws als Ned had gehoopt. Afkeurend perste hij zijn lippen op elkaar tot een zorgelijke zoen, en begon toen met zijn lange, dunne vingers de kruimels op het tafellaken bij elkaar te vegen. Ned boog zich voorover en draaide zijn gezicht naar hem toe om hem uit zijn gedrukte stemming te halen. 'Maar beste kerel!' protesteerde hij onzeker. 'Kijk toch niet zo! Wat kan het nu voor kwaad dat ze goede interviews geeft? Er zijn genoeg meisjes die er een complete puinhoop van maken. Als jullie dat willen, daar heb ik er voldoende van!'
Maar Litvak liet zich niet vermurwen. Als enige reactie keek hij even naar Kurtz, als om te zeggen: 'Uw getuige.' Toen gleed zijn blik weer naar het tafelkleed. Een echt duo, zei Ned later treurig tegen Marjory. 'Je had het gevoel dat ze op elk gewenst moment elkaars rol hadden kunnen overnemen.'
'Ned,' zei Kurtz, 'als we jouw Charlie een contract geven, zal ze heel veel publiciteit krijgen. Ontzettend veel. Als het kind eenmaal aan ons project meedoet, zal haar levensverhaal in de pers breed uitgemeten worden. Niet alleen haar affaires, maar ook haar familie, haar smaak in popmuziek en poëzie. Niet alleen die kwestie met haar vader, maar ook haar godsdienst en haar ideeën.'
'En haar politieke voorkeur,' fluisterde Litvak, terwijl hij de laatste kruimeltjes bijeenharkte. Het was duidelijk dat Ned daar heel even zijn eetlust door kwijtraakte; hij legde zijn mes en vork neer, terwijl Kurtz onverstoorbaar doorging: 'Ned, onze sponsors zijn aardige mensen uit het Midden-Westen van Amerika. Rechtschapen burgers, met te veel geld, ondankbare kinderen, een tweede huis in Florida en gezonde opvattingen. Dat vooral: gezonde opvattingen. En die opvattingen willen ze ook in onze produktie kunnen terugvinden. In alle opzichten. We kunnen daar om lachen, of om huilen, maar het is de realiteit. Het is televisie, en het is waar het geld vandaan komt.'
'En het is Amerika,' fluisterde Litvak chauvinistisch tegen zijn kruimels.
'Ned, we zullen open kaart met je spelen. Toen we uiteindelijk besloten jou te schrijven, stonden we op het punt om - als we daar toestemming voor zouden krijgen - jouw Charlie vrij te kopen van al haar verplichtingen en een ster van haar te maken. Maar ik zal je niet verheten dat Karman en ikzelf de afgelopen dagen het een en ander hebben gehoord waardoor we onze twijfels hebben gekregen. Dat ze genoeg talent heeft staat vast. Ze heeft nog niet voldoende kansen gekregen, maar ze is ijverig en enthousiast. Maar of ze binnen het kader van dit project betrouwbaar is, of ze de juiste figuur is voor al die publiciteit, dat weten we niet. En daarom willen we van je horen dat we die zaak niet serieus hoeven te nemen, Ned.'
Opnieuw was het Litvak die de beslissende klap uitdeelde. Hij had zich eindelijk van zijn kruimels losgemaakt en keek Ned nu van achter zijn zwarte bril somber aan, met zijn rechter wijsvinger om zijn onderlip gehaakt.
'We hebben gehoord dat ze op het ogenblik radicaal is,' zei hij. 'Revolutionair. Militant. En ze schijnt momenteel om te gaan met een of andere geschifte anarchist. We willen niemand veroordelen op grond van loze geruchten, meneer Quilley, maar zo te horen is ze een kruising tussen de moeder van Fidel Castro, de zuster van Arafat en een lichtekooi.'
Ned staarde van de een naar de ander, en even had hij het idee dat hun vier ogen door één gezamenlijke spier werden gecontroleerd. Hij wilde iets zeggen, maar voelde zich onwezenlijk. Hij vroeg zich af of hij misschien sneller van de Chablis had gedronken dan verstandig was. Het enige dat hij kon bedenken was een favoriete spreuk van Marjory: in het leven krijg je nooit iets op een koopje.
De moedeloosheid die Ned overviel, was als de paniek van een hulpeloze oude man. Hij voelde zich lichamelijk niet meer opgewassen tegen zijn taak - te moe, te zwak. Alle Amerikanen maakten hem altijd van streek; de meesten vond hij beangstigend, door wat ze wisten, door wat ze niét wisten, of door allebei. Maar dit tweetal, dat hem ondoorgrondelijk bleef aanstaren terwijl hij wanhopig naar een antwoord zocht, bracht hem meer in paniek dan hij had kunnen voorzien. Op een hulpeloze manier was hij ook ontzettend kwaad. Hij haatte roddel. Alle roddel. Dat vond hij de vloek van zijn beroep. Hij had gezien hoe roddel carrières had verwoest, hij verachtte het en hij liep rood aan en werd soms bijna grof als iemand die zijn gevoelens niet kende, met een roddelverhaal bij hem kwam. Als Ned over mensen praatte, deed hij dat openhartig en met liefde, zoals hij tien minuten geleden ook over Charlie had gesproken. Verdomme, hij hield van die meid. Het kwam zelfs bij hem op om dat tegen Kurtz te zeggen, wat voor Ned een hete stap zou zijn geweest. Kennelijk stond dat op zijn gezicht te lezen, want hij dacht dat Litvak wat bezorgd keek en al een beetje wilde terugkrabbelen. En op Kurtz' ongelooflijk beweeglijke gezicht zag hij zo'n glimlach van: rustig nou maar, Ned. Maar zoals altijd hield zijn onverwoestbare hoffelijkheid hem daarvan terug. Hij zat op hun kosten te eten. Bovendien waren het buitenlanders met totaal andere normen. En natuurlijk moesten ze hun werk doen, en hadden ze rekening te houden met hun geldschieters. In zekere zin hadden ze het gelijk aan hun kant, hoe vervelend dat ook was; en hij, Ned, moest hen tegemoet komen of het risico lopen dat de zaak niet doorging, waarmee Charlies kansen verkeken zouden zijn. Want er was nog een ander punt dat Ned, in al zijn fatale redelijkheid, moest erkennen: zelfs als het een verschrikkelijk project zou worden (waar hij van uitging), en zelfs als Charlie al haar teksten zou verknoeien, dronken op het toneel zou verschijnen en glasscherven in het bad van de regisseur zou gooien - wat ze, als een echte vakvrouw, natuurlijk nooit zou doen - dan nog zou het voor haar carrière, haar status en haar commerciële waarde zo'n stap vooruit betekenen dat ze nooit meer in de vergetelheid zou hoeven terugzinken.
Kurtz had al die tijd gewoon zitten doorpraten. 'We willen je advies, Ned,' zei hij ernstig. 'Je hulp. We willen de verzekering dat dit ons niet zal opbreken voordat wc nog goed en wel begonnen zijn. Want laat me je dit vertellen.' Hij richtte zijn korte, sterke vinger als een pistool op Neds borst. 'Niemand in Minnesota zal een kwart miljoen dollar betalen aan een rooie vijand van de democratie, als ze dat zou zijn, en niemand van GK zal ze adviseren om op die manier harakiri te plegen.'
Aanvankelijk herstelde Ned zich goed. Hij verontschuldigde zich niet. Hij herinnerde ze, zonder een strobreed toe te geven, aan Charlies jeugd, en wees erop dat ze normaal gesproken tot een jeugdige crimineel zou moeten zijn opgegroeid, en misschien net als haar vader in de gevangenis beland. En wat haar politieke opvattingen betrof, of hoe je dat wilde noemen: Charlie was in de negenjaar dat Marjory en hij haar nu kenden, een heftig tegenstandster van de apartheid geweest - 'Nou, daar valt toch niets op aan te merken wel?' (de twee schenen daar niet zo van overtuigd) - een militant pacifiste, een aanhangster van de Soefibeweging, een demonstrante tegen kernbewapening, een tegenstandster van dierproeven en, totdat ze zelf weer was gaan roken, een ijverig campagnevoerster legen het roken in schouwburgen en in de ondergrondse. En hij twijfelde er niet aan dat Charlie voor ze haar laatste adem uitblies, zich met haar romantische inslag nog voor allerlei andere uiteenlopende zaken zou inzetten - hoe kortstondig ook.
'En jij hebt haar nooit in de steek gelaten?' riep Kurtz bewonderend uit. 'Dat vind ik heel mooi van je, Ned.'
'Dat zou ik geen van mijn meisjes doen!' antwoordde Ned fel. 'Verdorie, ze is een actrice! Je moet haar niet te serieus nemen. Acteurs hebben geen meningen, beste kerel. En actrices nog minder. Ze hebben stemmingen, bevliegingen, poses, passies van één dag. Er is heel wat mis met de wereld, verdomme. Acteurs vallen altijd voor een dramatische oplossing. Voor hetzelfde geld blijkt ze straks opeens Moreel Herbewapend te zijn!'
'Maar politiek niet, volgens mij,' snierde Litvak binnensmonds.
Met hulp van de wijn hield Ned het nog even moedig vol. Een soort duizeligheid overviel hem. Hij hoorde de woorden in zijn hoofd, hij herhaalde ze, en voelde zich weer jong en totaal los van zijn eigen daden. Hij had het over acteurs in het algemeen, en hoe ze achtervolgd werden door een 'afschuwelijk gebrek aan werkelijkheidsbesef'. Hoe ze op het toneel alle menselijke ellende uitbeeldden, maar tussen de voorstellingen door slechts holle vaten waren, die gevuld moesten worden. Hij sprak over hun verlegenheid, hun kleinzieligheid, hun kwetsbaarheid en hun neiging om al die zwakheden te verbergen achter stoer klinkende en extreme opvattingen die ze uit de wereld der volwassenen hadden geleend. Hij legde uit hoe ze altijd met zichzelf bezig waren en vierentwintig uur op het toneel leken te staan - in het kraambed, onder het mes, in de liefde. En toen wist hij het opeens niet meer - iets dat hem de laatste tijd te vaak overkwam. Hij was de draad kwijt; zijn enthousiasme was verdwenen. De wijnkelner kwam langs met de likeuren, en onder de kille, nuchtere blikken van zijn gastheren koos Quilley radeloos een Mare de Champagne en liet de kelner een flink glas inschenken voordat hij hem demonstratief tegenhield. Ondertussen had Litvak zich voldoende hersteld om sterk terug te komen. Met zijn lange vingers haalde hij uit een binnenzak een van die notitieboekjes die eruit zien als een leeg schilderij, met een imitatie-krokodilleleren rug en koperen hoeken voor de blaadjes.
'Om te beginnen de belangrijkste feiten, zou ik zeggen,' stelde hij zachtjes voor, meer aan Kurtz dan aan Ned. 'Waar, wanneer, mei wie en hoe lang?' Hij trok een kantlijn, vermoedelijk voor de data. 'De demonstraties waar ze aan mee heeft gedaan, de marsen en de petities, alles wat min of meer openbaar was. Als we dat allemaal vóór ons hebben, kunnen we het beter beoordelen. Dan kunnen we het risico aanvaarden, of het hete idee vergeten. Ned, wanneer raakte ze voor het eerst bij dit soort dingen betrokken, dat je weet?'
'Een goed idee,' zei Kurtz. 'En wel zo eerlijk tegenover Charlie.' Hij zei het alsof Litvaks plan totaal nieuw voor hem was, en ze hier niet ai uren naar toe hadden gewerkt.
Dus vertelde Ned dat ook. Waar mogelijk verdoezelde hij wat, en een paar keer vertelde hij een kleine leugen. Maar in grote lijnen vertelde hij ze wat hij wist. Hij had zijn bedenkingen, zeker, maar die kwamen pas achteraf. Zoals hij tegen Marjory zei: op dat moment liet hij zich meeslepen. Niet dat hij zoveel wist. Die acties tegen de apartheid en de kernwapens, natuurlijk - maar dat was toch al algemeen bekend. En dan was ze nog weieens opgetrokken met die lui van het Theater van Radicale Hervormingen, die de voorstellingen in het National Theatre hadden belemmerd, en met een groep in lslington die zich de Alternatieve Actie noemde - een vreemde Trotskistische splintergroepering van vijftien leden. Verder had ze ooit in een of ander vreselijk vrouwenforum in het gemeentehuis van St. Pancras gezeten, waar ze Mar- jory nog mee naar toe had gesleept om haar het licht te doen zien. En twee of driejaar geleden hadden ze hem midden in de nacht vanaf het politiebureau van Durham opgebeld en hem gevraagd of hij borg voor haar wilde staan nadat ze bij een of andere anti-Nazidemonstratie was gearresteerd.
'Was daar al die publiciteit over, met haar foto in de kranten, meneer Quilley?'
'Nee, dat was in Reading,' zei Ned. 'Dat kwam later.'
'Wat gebeurde er dan in Durham?'
'Dat weet ik niet precies. Ik wilde er, eerlijk gezegd, toen ook niet over praten. Zoiets hoor je per ongeluk. Stond daar niet een kernreactor? Je vergeet dat zo gauw. Ze is de laatste tijd veel gematigder geworden, moetje weten. Niet meer zo'n heethoofd als ze vroeger altijd voorgaf te zijn, geloof me maar. Veel volwassener. Zeker.'
'Voorgaf te zijn, Ned?' herhaalde Kurtz ongelovig.
'Maar hoe zat het met Reading, meneer Quilley?' vroeg Litvak. 'Wat is daar gebeurd?'
'O, net zoiets. Iemand had een bus in brand gestoken, en daar werd de hete groep voor gearresteerd. Ze protesteerden tegen de bezuinigingen op bejaardenvoorzieningen, geloof ik. Of ging het tegen het weren van kleurlingen als busconducteurs? Die bus was natuurlijk wel leeg,' voegde hij er haastig aan toe. 'Er vielen geen gewonden.'
'Jezus.' zei Litvak en keek naar Kurtz, die Quilley nu ondervroeg als een pompeuze aanklager uit een televisieserie.
'Ned, je liet zojuist doorschemeren dat Charlie wat minder fanatiek geworden was in haar opvattingen. Heb ik dat goed begrepen?'
'Ja, dat dacht ik wel. Ah ze ooit echt radicaal is geweest, tenminste. Het is maar een indruk, maar Marjory denkt het ook. Die is er zelfs zeker van -'
'Heeft Charlie dat zélf tegen je gezegd, Ned?' onderbrak Kurtz hem nogal scherp.
'Ik geloof alleen maar, als ze zo'n kans als deze krijgt, dat ze dan wel -'
Weer onderbrak Kurtz hem: 'Heeft ze het dan tegen je vrouw gezegd?'
'Nee, niet met zoveel woorden.'
'Zou ze er soms met iemand anders over gesproken hebben? Met die anarchistische vriend van haar, bijvoorbeeld?'
'Nee. dat zou dc laatste zijn die ervan hoorde.'
'Ned. is er behalve jou dan iemand anders- denk goed na: een vriend, een vriendin, misschien een ouder iemand, een vriend van de familie- die Charlie wèl in vertrouwen zou nemen als ze van mening was veranderd? Als ze minder radicaal zou zijn geworden?'
'Niet dat ik weet, nee. Ik kan niemand bedenken. In sommige opzichten is ze erg gesloten. Meer dan je zou denken.'
Toen gebeurde er iets heel vreemds. Ned vertelde het later precies aan Marjory. Om zich aan hun onplezierige kruisverhoor en hun, naar zijn idee, theatrale starende blikken te onttrekken, had Ned met neergeslagen ogen met zijn glas zitten spelen, terwijl hij de Mare erin rond liet draaien. Toen hij aanvoelde dat Kurtz klaar was met zijn requisitoir, keek hij op en zag hij nog net dat Kurtz zijn partner een opgeluchte blik toewierp - alsof hij er duidelijk blij mee was dat Charlie nog net zo radicaal was als vroeger. Of dat ze in elk geval legen niemand had gezegd dat ze van mening was veranderd. Toen hij nog eens keek, was die uitdrukking op Kurtz' gezicht verdwenen, maar zelfs Marjory kon hem er achteraf niet van overtuigen dat hij zich had vergist.
Litvak, het hulpje van de grote advocaat, had het verhoor nu overgenomen; aan zijn toon was te horen dat hij de zaak snel wilde afhandelen.
'Meneer Quilley, houdt u op kantoor dossiers bij van al uw cliënten?'
'Ja, daar zorgt mevrouw Ellis voor,' zei Ned. 'Die moeten wel ergens zijn.'
'Doet mevrouw Ellis dat werk al lang?'
'Lieve hemel, ja. Ze heeft nog voor mijn vader gewerkt.'
'En wat voor soort gegevens houdt ze bij? Honoraria, onkosten, commissies - dat soort dingen? Zijn het alleen maar dorre, zakelijke dossiers?'
'Nee, zeker niet. Ze houdt van alles bij. Verjaardagen, van welke bloemen iemand houdt, en in welke restaurants hij graag eet. We hebben zelfs weieens een oud balletschoentje in een dossiermap gevonden. Verder de namen van hun kinderen en hun honden; kranteknipsels. Van alles.'
'Ook persoonlijke brieven?'
'Ja, natuurlijk.'
'Brieven in Charlies eigen handschrift, bijvoorbeeld? Ook van een paar jaar terug?'
Kurtz voelde zich opgelaten; dat was te zien aan zijn Slavische wenkbrauwen, die zich in een pijnlijke frons boven de brug van zijn neus samentrokken.
'Karman, ik vind dat meneer Quilley ons nu wel genoeg heeft verteld,' zei hij streng tegen Litvak. 'Als we nog meer willen weten, horen we dat later wel van hem. Het zou nog beter zijn als Charlie de zaak zelf met ons wil uitpraten. Ned, dit is een gedenkwaardige middag geweest. Onze hartelijke dank.'
Maar Litvak liet zich niet zo gemakkelijk de mond snoeren. Met jeugdige koppigheid ging hij door.
'Meneer Quilley heeft voor ons toch geen geheimen!' riep hij uit. 'Verdorie, meneer Gold, ik vraag hem alleen wat de hete wereld al weet en wat onze visum-afdeling binnen een halve seconde op een computer kan aflezen. We hebben niet veel tijd, dat weet u. Als er papieren zijn, haar eigen brieven, verzachtende omstandigheden, misschien het bewijs dat ze haar opvattingen heeft herzien - dan kan meneer Quilley die toch best aan ons laten zien? Als hij dat wil. En als hij dat niet wil, ja, dan is het een heel andere zaak,' voegde hij er met een onplezierige ondertoon aan toe.
'Karman, ik weet zeker dat Ned dat best wil doen,' wees Kurtz hem terecht, alsof dat hetemaal het punt niet was. En hij schudde zijn hoofd alsof hij wilde zeggen dat hij nooit aan de agressieve manieren van de tegenwoordige jeugd zou kunnen wennen.
Het was opgehouden met regenen. Ze hadden de kleine Quilley tussen zich in genomen, en pasten hun kwieke tempo bij zijn eigen aarzelende pas aan. Hij was beneveld, voelde zich gekrenkt en had een akelig alcoholisch voorgevoel, waar de vochtige verkeersdampen ook geen goed aan deden. Wat willen ze, verdomme? vroeg hij zich steeds weer af. Het ene moment beloven ze Charlie gouden bergen, en het volgende moment maken ze bezwaar tegen die onnozele politieke ideeën van haar. En nu - waarom wist hij eigenlijk niet meer - wilden ze zelfs zijn archief raadplegen, dat hetemaal geen archief was, maar een ongeregelde verzameling relikwieën, beheerd door iemand die al te oud was om nog met pensioen te gaan. Mevrouw Longmore, de receptioniste, zag hen terugkomen en aan de afkeurende uitdrukking op haar gezicht zag Ned meteen dat hij te diep in het glas had gekeken. Maar ze kon barsten. Kurtz stond erop dat Ned voor hen uit de trap opliep. Vanuit zijn kantoor praktisch met het pistool op de borst - belde hij mevrouw Ellis om Charlies dossier naar de wachtkamer te brengen.
'Zullen we even op uw deur kloppen als we klaar zijn, meneer Quilley?' vroeg Litvak, als iemand die op het punt stond een kind ter wereld te brengen.
Het laatste dat hij van hen zag was dat ze zich aan de ronde palissander tafel in de wachtkamer installeerden, omringd door een zestal vieze bruine dozen, die uit de puinhopen van de blitz leken gered. Als een paar belastingambtenaren die zich samen over de verdachte cijfers bogen, pen en papier gereed. Gold, de brede, zonder zijn jasje en met dat sjofele horloge van hem naast zich op tafel alsof hij de tijd wilde opnemen waarin hij zijn beroerde rekensommetjes maakte. Daarna moest Quilley in slaap gesukkeld zijn. Toen hij om vijf uur met een schok weer wakker werd, was de wachtkamer verlaten. En toen hij mevrouw Longmore belde, zei ze ad rem dat zijn bezoekers hem niet hadden willen storen.
Ned vertelde het niet meteen aan Marjory. 'O, die.' zei hij, toen ze hem er nog diezelfde avond naar vroeg. 'Een paar vervelende impresario's, op doorreis naar München. Daar hoeven we ons geen zorgen over te maken.'
'Joden?'
'Ja, dat zal wel. Heel Joods, nu je het zegt.' Marjory knikte alsof ze dat steeds al had geweten. 'Maar erg aardig,' zei Ned, een beetje hopeloos.
Marjory ging in haar vrije tijd bij gevangenen op bezoek, en liet zich door Ned niet om de tuin leiden. Maar ze wachtte af. Bill Lochheim was Neds correspondent in New York, zijn enige Amerikaanse vriend. Ned belde hem de volgende middag. De oude Loch had nog nooit van hen gehoord, maar kwam wat later met de feiten die Ned al kende: GK was een nieuwe firma, met een paar geldschieters erachter, maar onafhankelijke bureaus lagen op dat moment niet zo goed in de markt. De manier waarop Loch dat zei beviel Quilley niet erg. Het leek wel of hij door iemand onder druk was gezet - niet door Quilley, die had nog nooit op iemand druk uitgeoefend, maar door iemand anders bij wie hij inlichtingen had ingewonnen. Quilley had zelfs het rare gevoel dat hij en Loch misschien op een vreemde manier in hetzelfde schuitje zaten. Met ongewoon veel durf belde Quilley toen met een smoes het nummer van GK in New York. Maar dat bleek slechts een postadres voor bedrijven van buiten de stad te zijn, waar geen gegevens over cliënten te krijgen waren. Ned kon aan bijna niets anders meer denken dan aan zijn twee bezoekers en aan die lunch. Had hij hen in godsnaam maar de deur gewezen, dacht hij nu. Hij belde het hotel in München waar ze het over hadden gehad, en kreeg een plechtige manager aan de lijn. Herr Gold en Herr Karman hadden er één nacht gelogeerd, maar waren de volgende ochtend onverwachts weer voor zaken vertrokken. Zijn toon was zuur - maar waarom nam hij dan toch de moeite om hem dat te vertellen? Steeds nét te veel informatie, dacht Ned - of te weinig. En steeds dat gevoel dat het hem tegen beter weten in werd verteld. Een Duitse producent die Kurtz had genoemd, zei dat het 'uitstekende mensen' waren. 'Heel erg goed.' Maar toen Ned hem vroeg of ze pas nog in München waren geweest, en met welke projecten ze bezig waren, werd de man vijandig en gooide bijna de haak erop.
De enigen die nu nog overbleven waren Neds collega's in het vak. Met enige tegenzin belde Ned hen op en stak voorzichtig zijn voelhorens uit, maar nergens kwam hij iets te weten.
'Ik heb pas nog twee omzeilend aardige Amerikanen gesproken,' zei hij ten slotte tegen Herb Nolan van Lomax Stars, en bleef even bij Herbs tafel in het Garrick staan. 'Ze waren hier op jacht naar koopjes voor een geweldige televisieserie die ze wilden maken. Gold en nog iets. Ooit ontmoet?'
Nolan lachte. 'Ja, die heb ik zelf naar je toegestuurd, beste kerel. Ze hadden eerst naar een paar kneusjes van mij geïnformeerd, en wilden toen alles weten over die Charlie van jou. Of ik dacht dat ze goed genoeg was. Nou, dat heb ik ze verteld, Ned. Dat heb ik ze verteld!'
'Wat heb je ze dan verteld?'
'Dat ze ons nog eens allemaal zou opblazen! Hoe vind je die?'
Gedeprimeerd door Herb Nolans armzalige gevoel voor humor, vroeg Ned maar niet verder. Maar diezelfde avond, toen Marjory toch - zoals altijd de waarheid uit hem had gekregen, stortte hij zijn hart bij haar uit.
'Ze hadden zo verdomd veel haast,' zei hij. 'Ze waren veel te energiek, zelfs voor Amerikanen. Ze gingen verdorie tegen me tekeer alsof ze van de politie waren. Eerst die ene, en toen die andere. Als een paar terriërs, verdomme,' trok hij een nieuwe vergelijking. 'Ik denk maar steeds dat ik ermee naar de autoriteiten zou moeten gaan.'
'Maar schat,' antwoordde Marjory ten slotte, 'zo te horen zouden zij weieens de autoriteiten geweest kunnen zijn, vrees ik.'
'Ik zal haar schrijven.' verklaarde Ned, met grote beslistheid, ik ben vast van plan om haar te waarschuwen. Voor alle zekerheid. Ze zou weieens in moeilijkheden kunnen zijn.'
Maar zelfs al had hij dat gedaan, dan was hij nog te laat geweest. Want nog geen achtenveertig uur later nam Charlie de boot naar Athene om haar afspraak met Joseph na te komen.
Dus het was weer gelukt: ogenschijnlijk een onbelangrijke kwestie, in het kader van de operatie als geheel. En nog vrij riskant ook, zoals Kurtz meteen toegaf toen hij zijn triomf nog diezelfde avond aan Misha Gavron meldde. Maar wat hadden we anders kunnen doen, vroeg hij Misha. Hoe hadden ze anders al die brieven, uit zo'n lange periode, in handen kunnen krijgen? Ze hadden naar andere mensen gezocht die misschien ooit post van Charlie hadden gekregen - vrienden, vriendinnen, die rare moeder van haar, een vroegere onderwijzeres. En een paar keer hadden ze zich zelfs uitgegeven voor een commercieel bedrijf dat belangstelling had voor brieven en handtekeningen van de sterren van de toekomst. Totdat Kurtz, met aarzelende toestemming van Gavron. had ingegrepen. Beter één grote klap, had hij bepaald, dan al die gevaarlijke kleine leugentjes.
Bovendien had Kurtz de ongrijpbare dingen nodig. Hij moest de warmte en de uitstraling van zijn prooi kunnen voelen. En daarvoor moest hij bij Quilley wezen, die haar al zo lang, en zo onschuldig, kende.
Daarom zette Kurtz het door. En toen het gebeurd was vloog hij naar München, precies zoals hij al tegen Quilley gezegd had - ook al was hij met een ander project bezig dan hij hem had laten geloven. Hij bezocht de twee flats; hij spoorde zijn mannen nog eens aan. Bovendien had hij nog een hartelijk gesprek met de goede Doctor Alexis: weer zo'n lange lunch waarbij bijna niets belangrijks werd gezegd. Maar wat hebben oude vrienden meer nodig dan eikaars gezelschap?
En van München vloog Kurtz door naar Athene, op zijn lange mars naar het zuiden.