Hoofdstuk 30
DE WITTE TOMBE
Alle lessen werden
geschrapt en alle examens uitgesteld. In de dagen daarna haalden
sommige ouders hun kinderen haastig van school - de zusjes Patil
kwamen op de ochtend na de dood van Perkamentus al niet meer
opdagen voor het ontbijt en Zacharias Smid werd meegenomen door
zijn arrogant uitziende vader. Simon Filister daarentegen weigerde
botweg om met zijn moeder mee te gaan naar huis; ze ruzieden
luidkeels in de hal, tot ze hem ten slotte toestemming gaf om te
blijven voor de begrafenis. Het kostte haar zelf de grootste moeite
om een slaapplaats te vinden in Zweinsveld, vertelde Simon aan
Harry en Ron, want het dorp werd overspoeld door heksen en
tovenaars die Perkamentus de laatste eer wilden bewijzen.
Onder de jongere leerlingen, die dat nog niet eerder hadden
meegemaakt, ontstond enige opwinding toen een lichtblauw rijtuig,
zo groot als een huis en getrokken door twaalf reusachtige,
gevleugelde witte paarden, op de middag voor de begrafenis aan kwam
scheren door de lucht en landde aan de rand van het Verboden Bos.
Harry zag vanuit een raam hoe een gigantische maar knappe vrouw,
met een olijfkleurige huid en zwart haar, het trapje van het
rijtuig afdaalde en zich in de armen van de wachtende Hagrid wierp.
Ondertussen logeerde op het kasteel een hele delegatie ambtenaren
van het Ministerie van Toverkunst, onder wie de Minister zelf.
Harry deed zijn uiterste best om ieder contact met hem te
vermijden; hij wist zeker dat hem vroeg of laat gevraagd zou worden
wat er gebeurd was toen Perkamentus Zweinstein voor de laatste keer
verlaten had.
Harry, Ron, Hermelien en Ginny trokken de hele tijd met elkaar op.
Het was prachtig weer en dat was extra ironisch; Harry probeerde
zich voor te stellen hoe het geweest zou zijn als Perkamentus niet
was gestorven en ze aan het eind van het schooljaar zoveel tijd
samen hadden kunnen doorbrengen, als Ginny's examens erop hadden
gezeten en ze niet alsmaar met haar huiswerk bezig was geweest...
en steeds stelde hij de dingen die hij moest zeggen uit. Hij wist
dat het uiteindelijk niet anders kon, dat het de enige manier was,
maar voorlopig kon hij zijn grootste bron van troost nog niet
missen.
Ze gingen twee keer per dag naar de ziekenzaal. Marcel was weer
genezen, maar Bill was nog onder de hoede van madame Plijster. Zijn
littekens waren nog net zo erg als in het begin en hij vertoonde nu
zelfs een duidelijke gelijkenis met Dwaaloog Dolleman, maar qua
persoonlijkheid leek hij helemaal de oude. De enige duidelijke
verandering was dat hij nu een grote voorkeur had voor halfrauwe
biefstuk.
'... dus ies 'et maar goed dat 'ij met mij trouwt,' zei Fleur
opgewekt terwijl ze Bills kussens opschudde. 'Ien diet land bakken
ze 'un vlees veel te lang, dat 'eb iek altijd al gezegd.'
'Nou ja, ik moet me er maar bij neerleggen dat Bill echt met haar
gaat trouwen,' zuchtte Ginny later op de avond toen zij, Harry, Ron
en Hermelien in de leerlingenkamer van Griffoendor bij het open
raam zaten en uitkeken over het schemerige schoolterrein.
'Fleur valt best mee,' zei Harry. 'Ze is natuurlijk wel lelijk,'
voegde hij er snel aan toe toen Ginny hem met opgetrokken
wenkbrauwen aankeek. Ze giechelde met tegenzin.
'Ach, als ma ertegen kan, moet ik het ook aankunnen.'
'Zijn er nog bekenden dood?' vroeg Ron aan Hermelien, die de
Avondprofeet las.
Hermeliens gezicht vertrok bij het horen van zijn geforceerde
stoerheid. 'Nee,' zei ze verwijtend en ze vouwde de krant weer
dicht. 'Ze zijn nog steeds op zoek naar Sneep, maar die is
onvindbaar.'
'Natuurlijk niet!' zei Harry. Iedere keer als dat onderwerp ter
sprake kwam, werd hij weer boos. 'Ze vinden Sneep pas als ze
Voldemort vinden en aangezien ze dat in al die jaren niet gelukt
is...'
'Ik ga naar bed,' zei Ginny geeuwend. 'Ik slaap niet zo best,
sinds... nou ja... ik zou wel weer eens lekker willen slapen.'
Ze kuste Harry (Ron keek nadrukkelijk de andere kant uit), wuifde
naar de anderen en liep naar de meisjesslaapzalen. Zodra de deur
achter haar was dichtgegaan boog Hermelien zich naar Harry, met een
uiterst Hermelienachtige uitdrukking op haar gezicht.
'Harry, ik heb vanochtend iets gevonden in de bibliotheek...'
'R.A.Z.?' vroeg Harry en hij ging rechtop zitten.
Hij had niet meer het gevoel dat hij vroeger zo vaak had gehad:
opgewonden, nieuwsgierig, brandend van verlangen om een mysterie op
te lossen. Hij wist nu gewoon dat hij eerst de waarheid over het
echte Gruzielement te weten moest komen voor hij verder kon gaan
met de duistere, raadselachtige reis die hem te wachten stond, de
reis waaraan Perkamentus en hij samen begonnen waren, maar die hij
in zijn eentje zou moeten voltooien. Er zouden nog vier
Gruzielementen kunnen zijn, op onbekende plaatsen, en die moesten
stuk voor stuk gevonden en vernietigd worden voor er zelfs maar een
kans was dat Voldemort gedood kon worden. Hij dreunde steeds hun
namen op in zijn hoofd, alsof hij ze onder handbereik kon brengen
door ze op te sommen: 'Het medaillon... de beker... de slang...
iets van Griffoendor of Ravenklauw... het medaillon... de beker...
de slang... iets van Griffoendor of Ravenklauw...'
Die mantra dreunde nog steeds door Harry's hoofd als hij 's avonds
in slaap viel en zijn dromen waren vol met bekers, medaillons en
mysterieuze voorwerpen waar hij net niet bij kon, ook al bood
Perkamentus Harry behulpzaam een touwladder aan, die in een kluwen
slangen veranderde zodra hij begon te klimmen...
Hij had Hermelien op de ochtend na de dood van Perkamentus het
stukje perkament uit het medaillon laten zien. Ze had de initialen
niet meteen herkend als die van een of andere obscure tovenaar over
wie ze wel eens iets gelezen had, en had sindsdien vaker een bezoek
gebracht aan de bibliotheek dan strikt noodzakelijk was voor iemand
die geen huiswerk meer hoefde te maken.
'Nee,' zei ze triest. 'Ik heb wel gezocht, maar nog niets
gevonden... er zijn een paar redelijk bekende tovenaars of heksen
met die initialen - Rosalina Antigone Zolder bijvoorbeeld, of
Roderik "Afhakker" Zwaardman... maar die lijken me verder niet de
juiste kandidaten. Naar dat briefje te oordelen kende degene die
het Gruzielement gestolen heeft Voldemort, en ik heb geen
snippertje bewijs kunnen vinden dat Zolder of Zwaardman ooit iets
met hem te maken heeft gehad... nee, het gaat om... nou, om
Sneep.'
Ze keek al zenuwachtig toen ze de naam alleen maar zei.
'Wat is er met hem?' vroeg Harry nors en hij liet zich achterover
zakken in zijn stoel.
'Nou, eigenlijk dat ik toch min of meer gelijk had wat die
Halfbloed Prins betreft,' zei ze aarzelend.
'Moet je daar nou echt over doorzeuren, Hermelien? Hoe denk je dat
ik me nu voel?' 'Nee - nee, Harry, dat bedoelde ik niet!' zei ze
haastig. Ze keek om zich heen om te zien of er iemand meeluisterde.
'Het is alleen dat ik gelijk had toen ik zei dat het boek ooit van
Ellen Prins was geweest. Ze was namelijk... de moeder van
Sneep!'
'Ik vond haar meteen al spuuglelijk!' zei Ron. Hermelien negeerde
hem.
'Toen ik oude jaargangen van de Profeet doorkeek, zag ik een klein
berichtje dat Ellen Prins getrouwd was met een zekere Tobias Sneep,
en later een berichtje waarin stond dat ze de moeder was geworden
van een - '
' - moordenaar!' snauwde Harry.
'Nou... ja,' zei Hermelien. 'Dus in feite had ik min of meer
gelijk. Sneep was er trots op dat hij een "halve Prins" was, snap
je? Te oordelen naar wat ik in de Profeet las, was Tobias Sneep een
Dreuzel.'
'Ja, dat klopt helemaal,' zei Harry. 'Hij zou zijn tovenaarsbloed
natuurlijk benadrukken om zich in te likken bij Lucius Malfidus en
zijn vriendjes... hij lijkt sprekend op Voldemort. Een bloedzuivere
moeder, een Dreuzelvader... ze schaamden zich voor hun afkomst,
probeerden zich groter voor te doen dan ze waren met behulp van de
Zwarte Kunsten, gaven zichzelf indrukwekkende nieuwe namen - Heer
Voldemort, de Halfbloed Prins - hoe kan Perkamentus dat niet -
'
Hij zweeg abrupt en keek uit het raam. Onwillekeurig moest hij
steeds weer denken aan het onvergeeflijke vertrouwen dat
Perkamentus in Sneep had gesteld... maar zoals Hermelien hem
zojuist onbewust onder zijn neus gewreven had, was hij in dezelfde
val getrapt... die haastig neergekrabbelde spreuken waren steeds
boosaardiger geworden, maar toch had hij geen kwaad woord willen
horen over de jongen die zo slim was geweest, die hem zo veel
geholpen had... Geholpen had... dat was nu bijna een ondraaglijke
gedachte...
'Ik snap nog steeds niet waarom hij je er niet bij heeft gelapt
omdat je dat boek gebruikte,' zei Ron. 'Hij moet geweten hebben
waar je het allemaal vandaan haalde.'
'Ja, dat wist hij,' zei Harry bitter. 'Dat wist hij toen ik
Sectumsempra gebruikte. Hij had geen Legilimentie nodig...
misschien besefte hij het zelfs al eerder, toen Slakhoorn vertelde
hoe geweldig ik opeens was in Toverdranken... dan had hij zijn oude
schoolboek maar niet in die kast moeten laten liggen, hè?'
'Maar waarom confronteerde hij je er niet mee?'
'Ik denk dat hij niet met dat boek in verband gebracht wilde
worden,' zei Hermelien. 'Perkamentus had het vast niet leuk
gevonden. Zelfs als Sneep ontkend had dat het boek van hem was, zou
Slakhoorn zijn handschrift meteen herkend hebben. Bovendien lag het
boek in Sneeps oude klaslokaal, en ik wil wedden dat Perkamentus
wist dat Sneeps moeder Prins heette.'
'Ik had met het boek naar Perkamentus moeten gaan,' zei Harry. 'Die
liet me steeds zien hoe verdorven Voldemort was, zelfs als
jongetje, en ik had het bewijs dat Sneep net zo was - '
'"Verdorven" is wat sterk uitgedrukt,' zei Hermelien.
'Jij zei zelf steeds dat het boek gevaarlijk was!'
'Ik probeer te zeggen dat je te veel de schuld op je neemt, Harry.
Ik dacht dat de Prins een onaangenaam gevoel voor humor had, maar
ik had geen idee dat hij een potentiële moordenaar zou zijn.'
'Niemand had ooit kunnen denken dat Sneep... nou, je weet wel,' zei
Ron.
Er viel een stilte terwijl ze opgingen in hun eigen gedachten, maar
Harry wist zeker dat ze ook stilstonden bij de volgende ochtend,
als Perkamentus begraven zou worden. Harry was nog nooit op een
begrafenis geweest; toen Sirius was gestorven, was er geen lichaam
geweest. Hij wist niet wat hij moest verwachten en maakte zich een
beetje zorgen om wat hij misschien zou zien en voelen. Hij vroeg
zich af of de dood van Perkamentus minder onwerkelijk zou zijn als
de begrafenis achter de rug was. Er waren momenten waarop dat
afschuwelijke feit hem dreigde te overweldigen, maar ook periodes
van leegte, waarin hij eigenlijk niets voelde en nog steeds maar
moeilijk kon geloven dat Perkamentus er echt niet meer was, ondanks
het feit dat iedereen in het kasteel nergens anders over praatte.
Hij had weliswaar niet, zoals in het geval van Sirius, wanhopig
gezocht naar een uitweg, een manier waarop Perkamentus misschien
toch nog zou kunnen terugkeren... hij voelde in zijn broekzak aan
de koude ketting van het nep-Gruzielement dat hij nu altijd bij
zich had, niet als talisman, maar om zichzelf te herinneren aan de
prijs die ze daarvoor hadden moeten betalen en aan wat hem nog te
doen stond.
Harry stond de volgende ochtend vroeg op om te pakken; de
Zweinsteinexpres zou een uur na de begrafenis vertrekken. Beneden
in de Grote Zaal was de stemming somber en bedrukt. Iedereen was in
galagewaad, maar niemand leek veel eetlust te hebben. Professor
Anderling had de troonachtige stoel in het midden van de Oppertafel
leeg gelaten. Hagrids stoel was ook leeg. Harry dacht dat Hagrid
het waarschijnlijk niet had kunnen opbrengen om te gaan ontbijten,
maar de plaats van Sneep was ingepikt door Rufus Schobbejak. Harry
meed zijn geelachtige ogen, die speurend door de zaal gleden, met
het ongemakkelijke gevoel dat Schobbejak hem zocht. In het gevolg
van Schobbejak zag Harry ook het rode haar en de hoornen bril van
Percy Wemel. Ron liet nergens uit blijken dat hij Percy gezien had,
al prikte hij misschien wat venijniger in zijn gerookte haring dan
anders.
Aan de tafel van Zwadderich zaten Korzel en Kwast samen te
mompelen. Ondanks hun gorilla-achtige omvang leken ze merkwaardig
verloren nu Malfidus niet lang en bleek tussen hen in zat en zei
wat ze moesten doen. Harry had niet veel meer aan Malfidus gedacht.
Al zijn vijandschap was voor Sneep gereserveerd, maar hij was de
angst in de stem van Malfidus niet vergeten toen ze daar op het dak
van de toren stonden, en ook niet dat hij zijn toverstok had laten
zakken voordat de Dooddoeners arriveerden. Harry dacht niet dat
Malfidus Perkamentus gedood zou hebben. Hij verachtte Malfidus,
maar zijn afkeer ging nu ook vergezeld van een piepklein beetje
medelijden. Waar was Malfidus nu, vroeg Harry zich af, en waar werd
hij door Voldemort toe gedwongen, onder het dreigement dat hij en
zijn ouders anders vermoord zouden worden?
Harry's gedachten werden verstoord door Ginny die hem aanstootte.
Professor Anderling was opgestaan en het verdrietige geroezemoes in
de Grote Zaal stierf vrijwel onmiddellijk weg.
'Het is bijna tijd,' zei ze. 'Volg jullie Afdelingshoofd naar
buiten. Griffoendors, volg mij.'
Ze schuifelden in bijna volslagen stilte langs de lange zitbanken.
Harry ving een glimp op van Slakhoorn, aan het hoofd van de stoet
Zwadderaars. Hij droeg een schitterend smaragdgroen gewaad dat
geborduurd was met zilverdraad. Professor Stronk, het
Afdelingshoofd van Huffelpuf, had er nog nooit zo schoon uitgezien,
dacht Harry: er zat niet één lapje op haar hoed. Toen ze in de hal
kwamen, zagen ze madame Rommella en Vilder staan. Zij droeg een
dikke zwarte sluier die tot op haar knieën kwam en hij een stokoud
zwart pak en een zwarte das die naar mottenballen roken.
Ze gingen in de richting van het meer, zag Harry toen ze het bordes
op stapten. Warme zonnestralen streelden zijn gezicht terwijl ze
professor Anderling zwijgend volgden naar een plek waar honderden
stoelen in rijen waren opgesteld. In het midden liep een gangpad en
tegenover de stoelen stond een marmeren tafel. Het was een
schitterende zomerdag.
De helft van de stoelen werd al bezet door een merkwaardige
verzameling mensen: sjofel en chic, jong en oud. De meesten
herkende Harry niet, maar sommigen wel, waaronder leden van de Orde
van de Feniks: Romeo Wolkenveldt, Dwaaloog Dolleman, Tops, met haar
dat nu wonderbaarlijk genoeg weer knalroze was, en Remus Lupos,
wiens hand ze vast leek te houden. Hij zag meneer en mevrouw Wemel,
Bill die ondersteund werd door Fleur en Fred en George met jasjes
van zwart drakenleer. Madame Mallemour nam in haar eentje al
tweeënhalve stoel in beslag en Harry zag de harige bassist van
tovenaarspopgroep de Witte Wieven, Tom, de waard van de Lekke
Ketel, Arabella Vaals, de Snul die naast Harry woonde in de
Ligusterlaan, Goof Blikscha, de chauffeur van de Collectebus,
madame Mallekin van de gewadenwinkel aan de Wegisweg en een paar
mensen die Harry alleen van gezicht kende, zoals de barman van de
Zwijnskop en de heks die met het lunchkarretje langskwam op de
Zweinsteinexpres. Ook de geesten van het kasteel waren aanwezig, al
kon je ze nauwelijks onderscheiden in het felle zonlicht. Ze waren
alleen zichtbaar als ze zich bewogen en dan even ijl glansden in de
stralende lucht.
Harry, Ron, Hermelien en Ginny gingen aan het eind van een rij
stoelen bij het meer zitten. Veel mensen fluisterden met elkaar;
het klonk alsof er een zacht briesje door het gras streek, maar dat
werd overstemd door het gefluit van de vogels. De menigte bleef
groeien; Harry zag dat Marcel naar een stoel werd geholpen door
Loena en voelde een warme golf van genegenheid voor hen beiden. Zij
hadden als enige leden van de SVP gereageerd op de oproep van
Hermelien op de avond dat Perkamentus gestorven was, en Harry wist
waarom: zij hadden de SVP het meest gemist en hadden waarschijnlijk
regelmatig hun magische munten gecontroleerd in de hoop dat er weer
een bijeenkomst zou zijn...
Cornelis Droebel kwam langs, op weg naar de voorste rijen. Hij leek
erg ontdaan en speelde zoals gewoonlijk met zijn groene bolhoed.
Daarna zag Harry Rita Pulpers, met haar klauwachtige, roodgelakte
nagels. Tot zijn woede had ze een opschrijfboekje in haar hand. Met
een nog veel sterkere vlaag van woede herkende hij het padachtige
gezicht van Dorothea Omber. Ze had een zwarte fluwelen strik op
haar ijzergrijze krullen en probeerde verdrietig te kijken, maar
erg overtuigend was het niet. Toen ze de centaur Firenze als een
schildwacht bij de waterrand zag staan, schrok ze zichtbaar en ging
ze vlug een heel eind verderop zitten.
Nu zaten de docenten ook. Harry zag Schobbejak, ernstig en waardig,
op de voorste rij naast professor Anderling. Hij vroeg zich af of
Schobbejak en de andere belangrijke mensen die aanwezig waren het
echt erg vonden dat Perkamentus dood was. Maar toen hoorde hij
muziek, vreemd en onaards, en vergat hij zijn afkeer van het
Ministerie terwijl hij probeerde te ontdekken waar die vandaan
kwam. Hij was niet de enige: veel mensen keken nieuwsgierig en een
beetje geschrokken om.
'Daar,' fluisterde Ginny in Harry's oor.
Toen zag hij hen, in het heldere, zonverlichte groene water, een
paar centimeter onder de oppervlakte zodat ze hem gruwelijk aan
Necroten deden denken: een koor van meermensen. Ze zongen in een
taal die hij niet verstond. Hun bleke gezichten leken te rimpelen
en hun paarsachtige haar dreef om hen heen. Harry's nekharen gingen
overeind staan toen hij de muziek hoorde, maar toch was die niet
onaangenaam. Hij sprak van verlies en wanhoop. Harry keek naar de
wilde gezichten van de zangers en had het gevoel dat zij het in elk
geval wel erg vonden dat Perkamentus dood was. Ginny gaf hem
opnieuw een por en hij keek om.
Hagrid kwam langzaam aangelopen door het gangpad tussen de stoelen.
Hij huilde geluidloos en zijn gezicht was nat van de tranen. In
zijn armen, gewikkeld in paars fluweel met gouden sterren, droeg
hij iets wat het lichaam van Perkamentus moest zijn, realiseerde
Harry zich. Hij kreeg een brok in zijn keel toen hij dat zag; even
leken de vreemde muziek en het besef dat het lichaam van
Perkamentus zo dichtbij was alle warmte van de zon weg te zuigen.
Ron was bleek en geschokt en hete tranen drupten op de schoot van
Ginny en Hermelien.
Ze konden niet goed zien wat er helemaal vooraan gebeurde. Hagrid
scheen het lichaam voorzichtig op de tafel te hebben gelegd en liep
nu weer terug door het gangpad, terwijl hij zijn neus zo toeterend
snoot dat sommige mensen hem verontwaardigd aankeken, onder wie
Dorothea Omber... maar Harry wist dat Perkamentus het helemaal niet
erg zou hebben gevonden. Hij probeerde een vriendelijk gebaar te
maken toen Hagrid voorbijkwam, maar diens ogen waren zo dik en
opgezwollen dat het een wonder was dat hij nog kon zien waar hij
liep. Harry keek om en begreep waarom Hagrid helemaal naar achteren
liep, want op de laatste rij, gekleed in een jasje en een broek die
allebei zo groot waren als een tienpersoonstent, zat de reus
Groemp. Zijn enorme, lelijke, rotsblokachtige hoofd was gebogen en
hij leek gedwee en bijna menselijk. Hagrid ging naast zijn
halfbroer zitten; Groemp klopte Hagrid hard op zijn hoofd, zodat
zijn stoelpoten een eindje wegzakten in de grond. Harry voelde
plotseling de bevrijdende aandrang om te lachen, maar toen hield de
muziek op en draaide hij zich weer om.
Een kleine man met plukkerig haar en een effen zwart gewaad stond
nu voor het lichaam van Perkamentus. Harry kon niet goed verstaan
wat hij zei. Af en toe kwamen er een paar woorden aandrijven over
de honderden hoofden: 'Nobelheid van geest... intellectuele
bijdrage... niet aflatende moed...' het zei Harry niet veel. Het
had weinig te maken met de Perkamentus die hij gekend had. Harry
herinnerde zich wat Perkamentus verstaan had onder enkele passende
woorden: 'domkop', 'blubber', 'kleinood' en 'kriel'. Hij moest
opnieuw moeite doen om een grijns te onderdrukken... wat was er
toch met hem aan de hand?
Links klonk een zacht, spattend geluid en hij zag dat de meermensen
boven water waren gekomen om ook te luisteren. Hij herinnerde zich
dat Perkamentus twee jaar geleden gehurkt aan de oever van het meer
had gezeten, dicht bij de plek waar Harry nu zat, en in het
Meermans met het vrouwelijke stamhoofd van de meermensen had
gepraat. Harry vroeg zich af waar Perkamentus Meermans had geleerd.
Er was zoveel wat hij hem niet gevraagd had, zoveel wat hij had
moeten zeggen...
Onverwacht drong de vreselijke, onontkoombare waarheid tot hem
door, dieper dan ooit tevoren: Perkamentus was er niet meer, hij
was dood... Harry's hand sloot zich zo krampachtig om het koude
medaillon dat het pijn deed, maar hij kon niet voorkomen dat de
tranen over zijn wangen biggelden. Hij wilde niet naar Ginny en de
anderen kijken en staarde naar het meer en het Verboden Bos,
terwijl de man in het zwart verder neuzelde. Er bewoog iets tussen
de bomen. De centauren kwamen Perkamentus ook de laatste eer
bewijzen. Ze bleven aan de bosrand, maar Harry zag hen roerloos
tussen de bomen staan, half verscholen in de schaduw. Ze keken naar
de tovenaars en hun bogen hingen naast hun lichaam. Harry moest aan
zijn eerste, nachtmerrieachtige uitstapje naar het Verboden Bos
denken, waar hij het ding was tegengekomen dat toen Voldemort was.
Niet lang daarna hadden Perkamentus en hij het over het voeren van
een uitzichtloze strijd gehad. Het was belangrijk om te blijven
vechten, steeds opnieuw, had Perkamentus gezegd, want alleen zo kon
het kwaad tot staan worden gebracht, ook al kon het nooit helemaal
worden uitgeroeid...
Terwijl hij in de warme zon zat, besefte Harry dat de mensen die om
hem gegeven hadden allemaal geprobeerd hadden hem te beschermen:
zijn moeder, zijn vader, zijn peetvader en nu Perkamentus. Ze waren
vastbesloten geweest om ervoor te zorgen dat hem niets overkwam,
maar nu was dat voorbij. Hij mocht niemand meer tussen hem en
Voldemort in laten staan en moest voorgoed afstand doen van de
illusie die hij eigenlijk al vaarwel had moeten zeggen toen hij één
jaar oud was: dat de beschutting van de armen van zijn ouders
betekende dat niets hem deren kon. Uit deze nachtmerrie was geen
ontwaken mogelijk. Niemand zou geruststellend in het donker
fluisteren dat hij niet bang hoefde te zijn, dat het allemaal
verbeelding was; zijn laatste en grootste beschermer was dood en
Harry was meer op zichzelf aangewezen dan hij ooit in zijn leven
geweest was.
De kleine man in het zwart was eindelijk uitgesproken en ging weer
zitten. Harry wachtte tot er iemand anders op zou staan; hij
verwachtte nog meer toespraken, misschien wel van de Minister, maar
niemand verroerde zich.
Opeens gilden er mensen. Felle witte vlammen laaiden op rond
Perkamentus en de tafel waarop hij lag; ze rezen hoger en hoger op
en onttrokken het lichaam aan het oog. Witte rookwolken kringelden
door de lucht en namen eigenaardige vormen aan; één adembenemend
moment dacht Harry dat hij een feniks vreugdevol omhoog zag wieken
naar de blauwe hemel, maar het volgende moment doofde het vuur. Op
de plek waar het gebrand had stond nu een witte marmeren tombe, die
het lichaam van Perkamentus en de tafel waarop dat gerust had
omsloot.
Er volgden opnieuw geschrokken kreten toen een regen van pijlen
door de lucht scheerde, maar die kwam ver van de menigte neer.
Harry wist dat dat het eerbetoon van de centauren was geweest; hij
zag hoe ze zich omdraaiden en in de koele schaduw van de bomen
verdwenen. Ook de meermensen zonken langzaam weg in het groene
water en verdwenen uit het zicht.
Harry keek naar Ginny, Ron en Hermelien. Rons gezicht was
vertrokken, alsof hij verblind werd door het zonlicht, en
Hermeliens ogen waren nat van de tranen, maar Ginny huilde niet
meer. Ze keek Harry aan met dezelfde felle, vastberaden uitdrukking
die hij ook gezien had toen ze hem omhelsde nadat ze in zijn
afwezigheid de Zwerkbalcup gewonnen hadden, en hij wist dat ze
elkaar op dat moment volkomen begrepen. Als hij haar vertelde wat
hij van plan was zou ze niet zeggen 'Doe niet' of 'Wees
voorzichtig', maar zou ze zijn besluit accepteren, omdat ze niets
minder van hem verwacht had. Harry vermande zich en zei dat waarvan
hij sinds de dood van Perkamentus geweten had dat hij het zou
moeten zeggen.
'Ginny, luister...' fluisterde hij toen de mensen opstonden en het
geroezemoes aanzwol. 'Ik kan niet meer met je omgaan. We mogen
elkaar niet meer zien. We mogen niet meer samen zijn.'
Met een merkwaardig verwrongen glimlach zei ze: 'Dat is natuurlijk
om de een of andere stomme, nobele reden?'
'De laatste paar weken met jou waren net... net iets uit een ander
leven,' zei Harry. 'Maar ik kan niet... we kunnen niet... er zijn
nu dingen die ik alleen moet doen.'
Ze huilde niet, maar keek hem alleen aan.
'Voldemort gebruikt de mensen van wie zijn vijanden houden. Hij
heeft jou al een keer als lokaas gebruikt, en dat was alleen omdat
je de zus van mijn beste vriend was. Stel je eens voor wat een
gevaar je loopt als we samen verdergaan. Hij zal erachter komen,
hij zal het horen. En dan zal hij proberen mij te treffen via
jou.'
'En als me dat nou niks uitmaakt?' zei Ginny fel.
'Mij maakt het wel uit,' zei Harry. 'Hoe denk je dat ik me zou
voelen als dit jouw begrafenis was... en het mijn schuld
was...'
Ze staarde over het meer.
'Ik heb je nooit kunnen loslaten,' zei ze. 'Niet echt. Ik bleef
altijd hopen... Hermelien zei dat ik verder moest gaan met mijn
leven, dat ik misschien met
andere mensen om moest gaan, wat meer ontspannen moest zijn als jij
erbij was, want ik kreeg nooit een woord over mijn lippen als jij
in dezelfde kamer was, weet je nog? Ze dacht dat je misschien iets
meer aandacht aan me zou besteden als ik wat meer... mezelf
was.'
'Slimme meid, die Hermelien,' zei Harry en hij probeerde te
glimlachen. 'Het enige waar ik spijt van heb is dat ik je niet
eerder gevraagd heb. We hadden veel meer tijd samen kunnen
hebben... maanden... misschien wel jaren...'
'Maar je was steeds te druk bezig om de toverwereld te redden,' zei
Ginny half lachend. 'Nou... ik kan niet zeggen dat ik verbaasd ben.
Ik wist dat dit zou gebeuren. Ik wist dat je alleen gelukkig zou
kunnen zijn als je op jacht was naar Voldemort. Misschien houd ik
daarom van je.'
Harry kon het niet verdragen om die dingen te horen en hij dacht
dat zijn vastberadenheid niet langer stand zou houden als hij naast
haar bleef zitten. Hij zag dat Ron Hermelien vasthield en haar haar
streelde, terwijl ze haar gezicht snikkend tegen zijn schouder
drukte en de tranen van het puntje van zijn lange neus dropen. Met
een gebaar vol ellende stond Harry op, keerde Ginny en de tombe van
Perkamentus de rug toe en liep weg om het meer. Lopen was
draaglijker dan stilzitten, net zoals zo snel mogelijk op pad gaan
om de Gruzielementen op te sporen en Voldemort te doden beter zou
zijn dan wachten...
'Harry!'
Hij keek om. Rufus Schobbejak kwam haastig aanhinken langs de oever
van het meer, steunend op zijn wandelstok.
'Ik wilde je al een tijdje spreken... vind je het erg als ik een
stukje met je meeloop?'
'Nee,' zei Harry onverschillig en hij liep door.
'Harry, wat een verschrikkelijke tragedie,' zei Schobbejak. 'Ik kan
je niet zeggen hoe vreselijk ik het vond toen ik het hoorde.
Perkamentus was een groots tovenaar. We hadden natuurlijk onze
meningsverschillen, zoals je weet, maar niemand - '
'Wat wilt u?' vroeg Harry kortaf.
Schobbejak leek geïrriteerd, maar keek vlug weer verdrietig en
begripvol, net als daarvoor.
'Je bent uiteraard diep geschokt,' zei hij. 'Ik weet dat je
Perkamentus heel na stond en misschien wel zijn meest favoriete
leerling was. De band tussen jullie - '
'Wat wilt u?' herhaalde Harry en hij bleef staan.
Schobbejak bleef ook staan, leunde op zijn stok en keek Harry sluw
aan.
'Ik hoorde dat jij bij hem was, toen hij op de avond van zijn dood
de school verliet.'
'Van wie hoorde u dat?' zei Harry. 'Iemand heeft een Dooddoener
verlamd op het dak van de Astronomietoren toen Perkamentus al dood
was. En we hebben daar twee bezemstelen aangetroffen. We zijn niet
helemaal achterlijk op het Ministerie, Harry.'
'Ik ben blij dat te horen,' zei Harry. 'Nou, waar ik geweest ben
met Perkamentus en wat we gedaan hebben zijn mijn zaken. Hij wilde
niet dat het verder verteld werd.'
'Je loyaliteit is bewonderenswaardig,' zei Schobbejak, al moest hij
moeite doen om zijn irritatie te onderdrukken. 'Maar Perkamentus is
dood, Harry. Hij is er niet meer.'
'Hij zal pas van school verdwenen zijn als niemand hier hem meer
trouw is,' zei Harry, die onwillekeurig moest glimlachen.
'M'n beste jongen... zelfs Perkamentus kan niet terugkeren uit de -
'
'Dat beweer ik ook niet. U zou het niet begrijpen. Maar ik heb u
niets te zeggen.'
Schobbejak aarzelde even en zei toen, op wat hij zelf kennelijk een
tactvolle toon vond: 'Het Ministerie kan je een hoop bescherming
bieden, Harry. Ik ben graag bereid een paar van mijn Schouwers tot
je beschikking te - '
Harry lachte.
'Voldemort wil me zelf vermoorden en daar zullen een paar Schouwers
hem heus niet van weerhouden. Dus bedankt, maar nee bedankt.'
'En het aanbod dat ik je met kerst deed...?' zei Schobbejak, en
zijn stem klonk nu kil.
'Wat voor aanbod? O ja... dat ik iedereen wijsmaak dat jullie het
fantastisch doen, in ruil voor - '
' - een geweldige mentale opsteker voor iedereen!' snauwde
Schobbejak. Harry keek hem even aan.
'Hebben jullie Sjaak Stuurman al vrijgelaten?'
Schobbejak kreeg een onaangename paarse kleur, die sterk aan oom
Herman deed denken. 'Ik zie dat je nog steeds - '
'De trouwe volgeling van Perkamentus bent,' zei Harry. 'Klopt.'
Schobbejak keek hem nog even woedend aan, draaide zich toen om en
hinkte weg. Harry zag dat Percy en de rest van Schobbejaks
delegatie op hem wachtten en af en toe nerveus naar de snikkende
Hagrid en Groemp keken, die nog steeds op hun plaats zaten. Ron en
Hermelien liepen haastig naar Harry toe en kwamen onderweg
Schobbejak tegen; Harry draaide zich om, slenterde verder en
wachtte tot ze hem zouden inhalen. Dat deden ze in de schaduw van
de grote beuk waar ze in gelukkiger tijden zo vaak onder gezeten
hadden.
'Wat wilde Schobbejak?' vroeg Hermelien.
'Wat hij met kerst ook al wilde,' zei Harry schouderophalend. 'Dat
ik alles zou vertellen over Perkamentus en iedereen zou wijsmaken
dat het Ministerie fantastisch werk levert.'
Ron leek even met zichzelf te worstelen, maar zei toen tegen
Hermelien: 'Hoor eens, laat me teruggaan, dan sla ik Percy voor
zijn bek!'
'Nee,' zei Hermelien gedecideerd en ze greep hem bij zijn arm.
'Ik wed dat ik me dan een stuk beter voel!'
Harry lachte en betrapte zelfs Hermelien op een flauwe grijns, al
stierf die weer weg toen ze naar het kasteel keek.
'Ik kan het idee dat we misschien nooit meer terugkomen gewoon niet
verdragen,' zei ze zacht. 'Hoe kunnen ze Zweinstein sluiten?'
'Misschien gebeurt dat niet,' zei Ron. 'We lopen hier niet meer
gevaar dan thuis, of wel soms? Het is nu overal hetzelfde.
Zweinstein lijkt me zelfs veiliger. Het wordt tenslotte door meer
tovenaars verdedigd. Wat vind jij, Harry?'
'Zelfs als de school open blijft, kom ik toch niet meer terug,' zei
Harry. Rons mond viel open, maar Hermelien zei triest: 'Ik wist wel
dat je dat zou zeggen. Maar wat wil je dan doen?'
'Ik ga nog één keer terug naar de Duffelingen, omdat Perkamentus
dat wilde,' zei Harry. 'Maar het wordt een kort bezoek en daarna
vertrek ik voorgoed.'
'Maar waar wil je heen als je niet teruggaat naar school?'
'Ik dacht erover om naar de Halvemaanstraat te gaan, waar mijn
ouders woonden,' mompelde Harry. Dat idee speelde al door zijn
hoofd sinds de avond waarop Perkamentus was gestorven. 'Daar is het
voor mij allemaal begonnen. Ik heb het gevoel dat ik daar naartoe
moet. Dan kan ik ook eindelijk eens het graf van mijn vader en
moeder bezoeken. Dat wil ik al zo lang.'
'En dan?' vroeg Ron.
'Dan moet ik de overgebleven Gruzielementen opsporen,' zei Harry.
Hij keek naar de witte tombe van Perkamentus, die weerspiegelde in
het water aan de overkant van het meer. 'Hij wilde dat ik dat zou
doen. Daarom heeft hij me er alles over verteld. Als Perkamentus
gelijk had - en daar twijfel ik niet aan - dan zijn er nog vier, al
weet ik niet waar. Ik moet ze vinden en vernietigen en dan ga ik op
jacht naar het zevende deel van Voldemorts ziel, het deel dat nog
in zijn lichaam huist. Ik ben degene die hem zal doden. En als ik
onderweg Severus Sneep tegenkom,' voegde hij eraan toe, 'dan bof ik
en heeft Sneep pech gehad.'
Er viel een lange stilte. De menigte had zich weer verspreid en de
laatste achterblijvers liepen met een grote boog om de immense
gestalte van Groemp heen. Hij knuffelde Hagrid, wiens oorverdovende
gesnik nog steeds over het water galmde.
'Wij zullen er ook zijn, Harry,' zei Ron.
'Wat?' zei Harry.
'Bij je oom en tante,' zei Ron. 'En dan gaan we met je mee, waar je
ook naartoe gaat.'
'Nee - ' zei Harry vlug. Daar had hij niet op gerekend; hij had
juist duidelijk willen maken dat hij deze levensgevaarlijke reis
alleen moest aanvaarden. 'Je hebt ooit tegen ons gezegd dat we tijd
zouden hebben om ons te bedenken, als we niet verder wilden gaan,'
zei Hermelien kalm. 'Die tijd is nu voorbij en we hebben ons niet
bedacht.'
'Wij gaan met je mee, wat er ook gebeurt,' zei Ron. 'Maar eerst
moet je mee naar het huis van mijn ouders, jongen, zelfs nog voor
we naar de Halvemaanstraat gaan.'
'Hoezo?'
'Het huwelijk van Bill en Fleur, weet je nog?'
Harry keek hem verbijsterd aan: het idee dat er nog steeds zoiets
normaals als een huwelijk kon bestaan, leek ongelooflijk en
tegelijkertijd fantastisch.
'Ja, dat mogen we niet missen,' zei hij ten slotte.
Zijn hand sloot zich onbewust om het nep-Gruzielement, maar ondanks
alles, ondanks het duistere en kronkelende pad dat zich voor zijn
voeten uitstrekte, ondanks de ultieme confrontatie met Voldemort
waarvan hij wist dat die ooit komen moest, of het nu over een maand
was, een jaar of tien jaar, sprong zijn hart op bij de gedachte dat
hij samen met Ron en Hermelien nog één laatste, glorieuze dag van
vrede zou beleven.