Hoofdstuk 13
VILIJNS VERBORGEN VERLEDEN
Katja werd de
volgende dag overgebracht naar St. Holisto's Hospitaal voor
Magische Ziektes en Zwaktes. Tegen die tijd wist de hele school dat
ze vervloekt was, al kende niemand de details en wisten blijkbaar
alleen Harry, Ron, Hermelien en Lia dat Katja niet het beoogde
slachtoffer was geweest. 'O, en Malfidus, natuurlijk,' zei Harry
tegen Ron en Hermelien. Die deden alsof ze niets hoorden, zoals
altijd als Harry weer eens over zijn Malfidus-is-een-Dooddoener
theorie begon.
Harry had zich afgevraagd of Perkamentus wel op tijd terug zou zijn
voor hun les op maandag, maar omdat hij geen tegenbericht kreeg
stond hij om acht uur 's avonds voor de deur. Hij klopte en een
stem zei dat hij binnen moest komen. Perkamentus zat aan zijn
bureau. Hij zag er ongewoon moe uit en zijn hand was nog altijd
zwart en geblakerd, maar hij gebaarde glimlachend dat Harry moest
gaan zitten. De Hersenpan stond weer op het bureau en wierp
zilverachtige schitteringen op het plafond.
'Je hebt het druk gehad tijdens mijn afwezigheid,' zei Perkamentus.
'Ik hoorde dat je getuige bent geweest van Katja's ongeluk.'
'Ja, dat klopt. Hoe gaat het met haar, professor?'
'Ze is er nog steeds niet best aan toe, al heeft ze in feite geluk
gehad. Ze heeft blijkbaar maar met een piepklein stukje blote huid
langs de halsketting gestreken: er zat een minuscuul gaatje in haar
handschoen. Als ze de ketting had omgedaan of hem zelfs maar even
zonder handschoenen had vastgehouden zou ze gestorven zijn,
misschien wel op slag. Gelukkig kon professor Sneep een snelle
uitbreiding van de vloek voorkomen - '
'Waarom Sneep?' viel Harry hem in de rede. 'Waarom niet madame
Plijster?' 'Onbeschaamdheid!' zei een stem vanuit een van de
portretlijsten aan de muur. Firminus Nigellus Zwarts, de
over-overgrootvader van Sirius, had ogenschijnlijk liggen slapen,
maar hief zijn hoofd nu op van zijn armen. 'Ik zou nooit hebben
toegestaan dat een leerling vraagtekens zette bij het beleid van
Zweinstein.'
'Ja, dank je, Firminus.' Perkamentus snoerde hem de mond.
'Professor Sneep weet veel meer van de Zwarte Kunsten dan madame
Plijster, Harry. Ik krijg trouwens ieder uur bericht vanuit het St.
Holisto en ik heb goede hoop dat Katja mettertijd volledig zal
herstellen.'
'Waar was u dit weekend, professor?' vroeg Harry. Hij negeerde het
sterke gevoel dat dat misschien wat al te vrijpostig was, een
gevoel dat blijkbaar gedeeld werd door Firminus Nigellus, want die
siste zacht tussen zijn tanden.
'Dat zeg ik nu liever nog niet,' zei Perkamentus. 'Maar te zijner
tijd zul je het horen.'
'Echt?' zei Harry verbluft.
'Ik denk het wel,' zei Perkamentus. Hij haalde een nieuw flesje met
zilveren herinneringen onder zijn gewaad vandaan en verwijderde de
kurk met een tikje van zijn toverstok.
'Professor,' zei Harry aarzelend, 'ik kwam Levenius tegen in
Zweinsveld.' 'O ja. Ik heb vernomen dat Levenius zich met zijn
gebruikelijke vingervlugheid aan je erfenis vergrepen heeft,' zei
Perkamentus met een lichte frons. 'Hij is ondergedoken nadat jij
hem bij de Drie Bezemstelen betrapte. Ik heb zo'n idee dat hij mij
niet onder ogen durft te komen, maar je kunt ervan verzekerd zijn
dat hij niet nog meer bezittingen van Sirius zal ontvreemden.'
'Heeft die schurftige halfbloed erfstukken van de Zwartsen
gestolen?' zei Firminus Nigellus woedend. Hij beende zijn lijst
uit, ongetwijfeld om op bezoek te gaan bij zijn portret op
Grimboudplein 12.
'Professor,' zei Harry na een korte stilte, 'heeft professor
Anderling u verteld wat ik gezegd heb na die toestand met Katja?
Over Draco Malfidus?'
'Ze heeft me op de hoogte gebracht van je verdenkingen, ja,' zei
Perkamentus. 'En denkt u - '
'Ik neem alle noodzakelijke maatregelen en iedereen die betrokken
zou kunnen zijn bij Katja's ongeval wordt onderzocht,' zei
Perkamentus. 'Maar op dit moment lijkt onze les me belangrijker,
Harry.'
Harry voelde zich een beetje gepikeerd: als hun lessen echt zo
vreselijk belangrijk waren, waarom zat er dan zo'n lange
onderbreking tussen de eerste en de tweede les? Hij zei echter
niets meer over Malfidus en keek hoe Perkamentus de verse
herinneringen in de Hersenpan goot en de vloeistof in de stenen kom
liet rondwervelen tussen zijn lange vingers.
'Je herinnert je natuurlijk nog wel dat we het verhaal van
Voldemorts jeugd verlieten op het punt dat de knappe jonge Dreuzel
Marten Vilijn zijn vrouw, de heks Merope, in de steek liet en
terugkeerde naar het landhuis van zijn vader in Havermouth. Merope
bleef alleen achter in Londen, in verwachting van het kind dat zou
opgroeien tot Heer Voldemort.'
'Hoe weet u dat ze in Londen was, professor?' 'Door de verklaring
van een zekere Caractacus Oorlof,' zei Perkamentus. 'De Oorlof die,
heel toevallig, een van de oprichters was van de zaak waar de
zojuist genoemde halsketting gekocht is.'
Hij liet de inhoud van de Hersenpan opnieuw rondwervelen, als een
goudzoeker die erts wast. Uit de kolkende, zilverachtige massa rees
een oude man op. Hij draaide langzaam rond in de Hersenpan,
zilvergrijs als een geest maar veel minder doorzichtig. Een dikke
bos haar hing voor zijn ogen.
'Ja, die kregen we onder merkwaardige omstandigheden in ons bezit.
Vlak voor kerst stond er opeens een jonge heks in de zaak. Dat is
nu al heel wat jaartjes geleden. Ze zei dat ze dringend goud nodig
had. Nou, dat zag je meteen. Ze was gehuld in lompen en ze was
behoorlijk dik... ze was in verwachting, snap je. Ze zei dat het
medaillon van Zwadderich was geweest. Dat soort verhalen horen we
vaak. "O, deze was van Merlijn, het was zijn favoriete theepot",
maar toen ik keek, zag ik inderdaad zijn merkteken, en een paar
eenvoudige spreuken waren voldoende om de echtheid te bevestigen.
Dat betekende natuurlijk dat het onbetaalbaar was, maar ze scheen
geen idee te hebben van de werkelijke waarde. Ze was blij toen ze
er tien Galjoenen voor kreeg. De beste aankoop die we ooit gedaan
hebben!'
Perkamentus schudde extra stevig met de Hersenpan en Caractacus
Oorlof zonk weer weg in de kolkende massa herinneringen waaruit hij
was opgerezen. 'Gaf hij haar maar tien Galjoenen?' zei Harry
verontwaardigd. 'Caractacus Oorlof stond niet bekend om zijn
vrijgevigheid,' zei Perkamentus. 'We weten nu dus dat Merope aan
het eind van haar zwangerschap in Londen was en wanhopig om geld
verlegen zat. Ze was zelfs zo wanhopig dat ze bereid was haar enige
waardevolle bezit te verkopen: het medaillon dat een van Asmodoms
gekoesterde familiestukken was geweest.'
'Maar ze kon toveren!' zei Harry ongeduldig. 'Ze kon toch door
toverkracht aan eten komen en zo?'
'Ah,' zei Perkamentus. 'Misschien wel, maar ik denk - ik moet nu
gissen, al ben ik ervan overtuigd dat ik gelijk heb - dat Merope
stopte met toveren toen haar man haar in de steek liet. Ik geloof
dat ze niet langer een heks wilde zijn. Het zou natuurlijk ook
kunnen dat haar onbeantwoorde liefde en de wanhoop die daaruit
voortsproot haar van haar magische krachten beroofde; dat komt soms
voor. Hoe dan ook, Merope weigerde haar toverstok nog te gebruiken,
zelfs niet om haar eigen leven te redden, zoals je straks zult
zien.'
'Wilde ze niet eens blijven leven voor haar zoon?'
Perkamentus trok zijn wenkbrauwen op.
'Je hebt toch geen medelijden met Heer Voldemort, Harry?'
'Nee,' zei Harry vlug. 'Maar zij kon kiezen, of niet soms? Niet
zoals mijn moeder - '
'Jouw moeder had ook een keuze,' zei Perkamentus. 'Ja, Merope
Vilijn verkoos de dood, ondanks de zoon die haar nodig had, maar
oordeel niet te hard over haar, Harry. Ze was ernstig verzwakt na
alle ellende die ze had meegemaakt en ze had ook nooit de moed die
jouw moeder bezat. En als je nu zou willen gaan staan...'
'Waar gaan we heen?' vroeg Harry terwijl Perkamentus om zijn bureau
heen liep en naast hem kwam staan.
'Deze keer gaan we een reisje maken door míjn geheugen,' zei
Perkamentus. 'Je zult merken dat dat zowel rijk aan details als
bevredigend nauwkeurig is. Na jou, Harry...'
Harry boog zich over de Hersenpan; zijn gezicht brak door het koele
oppervlak van de herinnering en toen tuimelde hij weer door het
duister... Een paar seconden later landden zijn voeten op een
stevige ondergrond. Hij deed zijn ogen open en zag dat Perkamentus
en hij in een drukke, ouderwetse straat in Londen stonden.
'Kijk, dat ben ik,' zei Perkamentus opgewekt. Hij wees op een lange
gedaante die de straat overstak, vlak voor een melkkarretje dat
getrokken werd door een paard.
Het haar en de baard van deze jongere Albus Perkamentus waren
roodbruin. Toen hij aan hun kant van de straat was, liep hij met
grote passen verder over het trottoir. Veel voorbijgangers keken
hem na vanwege zijn flamboyante pak van donkerrood fluweel.
'Mooi pak, professor,' zei Harry. Het was eruit voor hij er erg in
had, maar Perkamentus grinnikte alleen maar terwijl ze zijn jongere
zelf op korte afstand volgden. Na een paar minuten lopen gingen ze
door een ijzeren poort en stapten ze een kale binnenplaats op. Daar
stond een nogal grimmig, vierkant gebouw, omgeven door hoge hekken.
De jonge Perkamentus liep de treden naar de voordeur op en klopte
één keer. Na enkele ogenblikken werd de deur geopend door een
sjofel gekleed meisje met een schort.
'Goedemiddag. Ik heb een afspraak met de directrice, mevrouw
Koort.'
'O,' zei het meisje verbluft terwijl ze naar de excentrieke
uitmonstering van Perkamentus keek. 'Eh... één moment... MEVROUW
KOORT!' brulde ze over haar schouder.
Harry hoorde in de verte iemand iets terugroepen. Het meisje wendde
zich weer tot Perkamentus.
'Kom maar binnen, ze komt eraan.'
Perkamentus stapte een hal in met zwarte en witte vloertegels;
alles was versleten maar wel brandschoon. Harry en de oudere
Perkamentus volgden hem. Nog voor de deur was dichtgevallen, kwam
er een magere, opgejaagde vrouw naar hen toe. Ze had een spits
gezicht, dat eerder bezorgd dan onvriendelijk leek, en ze praatte
over haar schouder tegen een tweede meisje met een schort.
'... en breng de jodium naar boven voor Martha. Billy Stroeve heeft
weer aan zijn korsten gepulkt en Erik Wartels lakens zitten onder -
als klap op de vuurpijl heeft hij ook nog eens waterpokken.' Toen
zag ze Perkamentus en bleef ze stokstijf staan. Ze had niet
verbaasder kunnen zijn als er een giraf in de hal had gestaan.
'Goedemiddag,' zei Perkamentus en hij stak zijn hand uit.
Mevrouw Koort gaapte hem met open mond aan.
'Mijn naam is Albus Perkamentus. Ik heb u een brief gestuurd waarin
ik vroeg of we een afspraak konden maken en u was zo vriendelijk om
me vandaag uit te nodigen.'
Mevrouw Koort knipperde met haar ogen en kwam kennelijk tot de
conclusie dat Perkamentus geen hallucinatie was. Zwakjes zei ze:
'O. Ja. Nou... nou... dan kunt u beter meekomen naar mijn kamer.
Ja.'
Ze ging Perkamentus voor naar een kleine kamer die deels zitkamer
en deels kantoor was. Het zag er net zo sjofel uit als de hal en de
meubels waren oud en pasten niet bij elkaar. Ze nodigde Perkamentus
uit om te gaan zitten, in een gammele stoel, nam zelf achter een
overvol bureau plaats en keek hem zenuwachtig aan.
'Zoals ik u al schreef, ben ik hier om over Marten Vilijn te praten
en zijn toekomstige schoolopleiding te regelen,' zei
Perkamentus.
'Bent u familie van hem?' vroeg mevrouw Koort.
'Nee, ik ben leraar,' zei Perkamentus. 'Ik kom Marten een plaatsje
op mijn school aanbieden.'
'Welke school is dat dan?'
'Zweinstein,' zei Perkamentus.
'Waarom bent u geïnteresseerd in Marten?'
'We geloven dat hij precies de kwaliteiten heeft die we
zoeken.'
'Bedoelt u dat hij een beurs gekregen heeft? Hoe kan dat? Die heeft
hij nooit aangevraagd.'
'Nou, zijn naam staat al vanaf zijn geboorte bij ons in de boeken -
'
'Wie heeft hem dan ingeschreven? Zijn ouders?'
Het was duidelijk dat mevrouw Koort een hinderlijk scherpzinnige
vrouw was. Dat vond Perkamentus blijkbaar ook, want Harry zag dat
hij zijn toverstok stiekem uit de zak van zijn fluwelen pak haalde
en tegelijkertijd een blanco vel papier van het bureau van mevrouw
Koort pakte.
'Alstublieft,' zei Perkamentus. Hij zwaaide één keer met zijn
toverstok terwijl hij haar het papier gaf. 'Ik denk dat dit alles
duidelijk zal maken.'
De ogen van mevrouw Koort werden even wazig en daarna weer scherp.
Ze keek een paar tellen aandachtig naar het blanco papier.
'Ja, dat lijkt me prima in orde,' zei ze kalm en ze gaf het papier
terug. Haar blik viel op een fles jenever en twee glazen, die er
kort daarvoor beslist nog niet gestaan hadden.
'Eh - wilt u misschien een jenevertje?' zei ze met een gemaakt
beschaafde stem.
'Nou, graag,' zei Perkamentus met een brede glimlach.
Het werd al gauw duidelijk dat mevrouw Koort niet in haar eerste
jenevertje gestikt was. Ze schonk twee forse glazen in en dronk
haar glas in één teug leeg. Ze smakte ongegeneerd met haar lippen
en glimlachte voor het eerst tegen Perkamentus, die dat voordeel
meteen uitbuitte.
'Kunt u me iets vertellen over de voorgeschiedenis van Marten? Hij
is hier in het weeshuis geboren, geloof ik?'
'Klopt,' zei mevrouw Koort en ze schonk nog een jenever in. 'Ik
weet het nog goed, omdat ik hier toen zelf pas werkte.
Oudejaarsavond en bitterkoud. Het sneeuwde, snapt u? Echt vreselijk
weer. Opeens zagen we een meisje naar de voordeur wankelen, niet
veel ouder dan ik toen was. Nou ja, ze was niet de eerste. We
lieten haar binnen en een uur later kreeg ze haar baby. En nog een
uur later was ze dood.'
Mevrouw Koort knikte indrukwekkend en nam opnieuw een forse slok.
'Zei ze nog iets voor ze stierf?' vroeg Perkamentus. 'Over de vader
van het kind, bijvoorbeeld?'
'Ja, eerlijk gezegd wel,' zei mevrouw Koort. Ze leek nu eigenlijk
wel te genieten van het gesprek, met een glas jenever in haar hand
en een aandachtige toehoorder tegenover haar.
'Ik weet nog dat ze zei: "Ik hoop dat hij op zijn vader lijkt."
Nou, het was niet vreemd dat ze dat hoopte, want zelf was ze
bepaald geen schoonheid, daar hoeven we niet omheen te draaien.
Toen zei ze dat hij Marten moest heten, naar zijn vader, en
Asmodom, naar haar vader - ja, rare naam, hè? We vroegen ons af of
ze misschien uit een circusfamilie kwam. Ze wilde dat de achternaam
van haar zoon Vilijn zou zijn en kort daarna stierf ze, zonder
verder nog een woord te zeggen.
Nou, we gaven hem die namen, zoals ze gevraagd had, want ze vond
het blijkbaar erg belangrijk, arme meid, maar er kwam nooit een
Marten of Asmodom of andere Vilijn naar hem vragen. Er kwam
helemaal nooit familie van hem, dus bleef hij in het weeshuis en
daar is hij nu nog steeds.'
Mevrouw Koort schonk zichzelf bijna verstrooid nog een glas jenever
in. Op haar wangen verschenen twee rode blosjes. Opeens zei ze:
'Het is een aparte jongen.'
'Ja,' zei Perkamentus. 'Dat vermoedde ik al.'
'En hij was ook een aparte baby. Hij huilde vrijwel nooit, weet u.
En toen hij ouder werd, was hij vaak... raar.'
'Raar? Op wat voor manier?' vroeg Perkamentus terloops.
'Nou, hij - '
Plotseling zweeg mevrouw Koort en er was niets wazigs of vaags aan
de blik die ze Perkamentus toewierp over haar glas jenever. 'Is er
definitief plaats voor hem bij u op school?'
'Definitief,' zei Perkamentus.
'En niets wat ik zeg kan daar nog iets aan veranderen?'
'Niets,' zei Perkamentus.
'Dus u neemt hem hoe dan ook mee, wat ik ook vertel?'
'Wat u ook vertelt,' zei Perkamentus ernstig.
Ze keek hem even met half samengeknepen ogen aan, alsof ze zich
afvroeg of ze hem kon vertrouwen of niet. Blijkbaar besloot ze dat
dat het geval was, want plotseling flapte ze eruit: 'De andere
kinderen zijn bang voor hem.'
'Bedoelt u dat hij hen pest?' vroeg Perkamentus. 'Dat moet haast
wel,' zei mevrouw Koort met gefronst voorhoofd. 'Het is alleen
moeilijk om hem te betrappen. Maar er zijn dingen gebeurd... heel
vervelende dingen...'
Perkamentus stelde geen vragen, al zag Harry dat hij geïnteresseerd
was. Mevrouw Koort nam opnieuw een slok jenever en haar wangen
werden nog roder.
'Het konijn van Billy Stroeve... Marten zei dat hij het niet gedaan
had en ik zou ook niet weten hoe hij het had kúnnen doen, maar dat
arme beest kan zichzelf toch niet opgehangen hebben aan de
dakbalken?'
'Nee, dat lijkt me onwaarschijnlijk,' zei Perkamentus.
'Al heb ik geen flauw idee hoe Marten zo hoog zou hebben kunnen
klimmen. Ik weet alleen dat hij en Billy de dag daarvoor ruzie
hadden gehad. En toen - ' mevrouw Koort nam nog een slok en morste
een beetje jenever op haar kin, 'tijdens ons uitstapje - één keer
per jaar gaan we met de kinderen naar zee of naar het platteland,
snapt u - nou, Annie Bolster en Dennis Brokking zijn daarna nooit
meer echt de oude geworden. Het enige dat ze los wilden laten was
dat ze met Marten in een soort grot waren geweest. Hij bezwoer me
dat ze er gewoon hadden rondgekeken, maar ik weet zeker dat er iets
is gebeurd. En er zijn nog meer dingen geweest, rare dingen...'
Ze keek Perkamentus weer aan en haar ogen waren nuchter, ook al
waren haar wangen rood.
'Ik denk dat niemand het erg zal vinden dat hij vertrekt.'
'U begrijpt hopelijk wel dat hij niet het hele jaar bij ons
blijft?' zei Perkamentus. 'Hij zal hier in elk geval alle
zomervakanties moeten terugkeren.' 'Nou ja, dat is altijd nog beter
dan je achterwerk als speldenkussen gebruiken,' zei mevrouw Koort
en ze hikte even. Ze kwam overeind en Harry was onder de indruk
toen hij zag dat ze nog heel goed op haar benen kon staan, ook al
was de fles jenever voor twee derde leeg. 'Ik neem aan dat u hem nu
wilt ontmoeten?'
'Ja, graag,' zei Perkamentus en hij stond ook op.
Met mevrouw Koort voorop verlieten ze haar kantoortje en liepen een
stenen trap op. In het voorbijgaan riep ze instructies en
vermaningen tegen helpers en kinderen. Harry zag dat de
weeskinderen allemaal hetzelfde grauwe uniform droegen. Er werd zo
te zien redelijk goed voor hen gezorgd, maar het was een grimmige
omgeving om in op te groeien.
'We zijn er,' zei mevrouw Koort toen ze op de tweede overloop
waren. Ze bleef staan bij de eerste deur in een lange gang, klopte
twee keer en ging naar binnen.
'Marten? Er is bezoek voor je. Dit is meneer Permantig - sorry,
Perkamentjes. Hij komt je - nou, misschien kan hij het beter zelf
vertellen.'
Harry en de twee Perkamentussen gingen naar binnen en mevrouw Koort
deed de deur achter hen dicht. Ze zagen een kleine, kale kamer. Het
enige meubilair bestond uit een oude klerenkast, een keukenstoel en
een ijzeren ledikant. Een jongen zat op de grijze dekens, met zijn
benen uitgestrekt en een boek in zijn hand.
Het gezicht van Marten Vilijn had niets van de Mergels. Meropes
laatste wens was vervuld: hij was zijn knappe vader in het klein,
lang voor een jongen van elf, met donker haar en een bleek gezicht.
Zijn ogen versmalden zich even toen hij de excentrieke
uitmonstering van Perkamentus zag en er viel een stilte.
'Hoe maak je het, Marten?' zei Perkamentus. Hij stapte op hem af en
stak zijn hand uit.
De jongen aarzelde even, maar gaf hem toen een hand. Perkamentus
schoof de keukenstoel bij en ging naast het bed zitten, zodat het
leek alsof hij op ziekenbezoek was.
'Ik ben professor Perkamentus.'
'"Professor"?' herhaalde Vilijn. Hij keek Perkamentus achterdochtig
aan. 'Is dat net zoiets als "dokter"? Wat komt u doen? Wil zij dat
u me onderzoekt?'
Hij wees op de deur die mevrouw Koort achter zich had dichtgedaan.
'Nee, nee,' zei Perkamentus glimlachend.
'Ik geloof u niet,' zei Vilijn. 'Ze wil dat ik onderzocht word,
hè?' Spreek de waarheid!'
Hij zei die laatste woorden met een galmende kracht die bijna
schokkend was. Het klonk als een bevel, en zo te horen had hij die
al vaker gegeven. Zijn ogen waren groot en hij staarde Perkamentus
dwingend aan. Perkamentus reageerde niet, maar bleef gewoon
vriendelijk glimlachen. Na enkele momenten stopte Vilijn met zijn
gestaar, maar leek hij des te achterdochtiger.
'Wie bent u?'
'Dat zei ik al. Ik ben professor Perkamentus en ik werk op een
school die Zweinstein heet. Ik kom je een plaats aanbieden op mijn
school - jouw nieuwe school, als je wilt komen.'
Vilijn reageerde volkomen onverwacht. Hij sprong van het bed en
deinsde woedend achteruit.
'Daar trap ik niet in! U bent van het gekkenhuis, hè?' "Professor",
ja, het zal wel! Nou, ik ga niet mee! Die ouwe taart hoort in het
gekkenhuis te zitten, niet ik. Ik heb Annie Bolster en Dennis
Brokking niks gedaan! Vraag maar, dan zullen ze het u
vertellen!'
'Ik ben niet van het gekkenhuis,' zei Perkamentus geduldig. 'Ik ben
een leraar, en als je weer rustig gaat zitten, zal ik je over
Zweinstein vertellen. Als je liever niet naar onze school gaat, zal
niemand je dwingen - '
'Laat ze het maar proberen!' sneerde Vilijn.
'Zweinstein,' vervolgde Perkamentus alsof hij die laatste woorden
van Vilijn niet gehoord had, 'is een school voor mensen met
speciale talenten - '
'Ik ben niet gek!'
'Ik weet dat je niet gek bent. Zweinstein is geen school voor
gekken, maar voor tovenaars.'
Er viel een stilte. Vilijn was verstijfd en zijn gezicht was
uitdrukkingsloos, maar zijn blik flitste van het ene oog van
Perkamentus naar het andere, alsof hij ze om de beurt op een leugen
probeerde te betrappen.
'Tovenaars?' herhaalde hij fluisterend.
'Dat klopt,' zei Perkamentus.
'Dus... dus wat ik allemaal kan, is toverkunst?'
'Wat kun je dan?'
'Van alles en nog wat,' fluisterde Vilijn. Een rode kleur van
opwinding trok van zijn hals omhoog naar zijn holle wangen; hij
maakte een koortsige indruk. 'Ik kan dingen verplaatsen zonder ze
aan te raken. Ik kan dieren laten doen wat ik wil, zonder ze te
trainen. Ik kan ervoor zorgen dat er iets ergs gebeurt met mensen
die me boos maken. Ik kan ze pijn laten voelen als ik dat wil.'
Zijn benen trilden. Hij deed wankelend een paar passen, ging weer
op bed zitten en staarde met gebogen hoofd naar zijn handen, alsof
hij bad.
'Ik wist dat ik anders was,' fluisterde hij tegen zijn bevende
vingers. 'Ik wist dat ik bijzonder was. Ik wist dat er iets
was.'
'Nou, daar had je gelijk in,' zei Perkamentus. Hij glimlachte niet
meer, maar keek aandachtig naar Vilijn. 'Je bent een tovenaar.'
Vilijn hief zijn hoofd op. Zijn gezicht was getransformeerd: het
straalde een uitzinnig geluk uit, maar om de een of andere reden
werd het daar niet knapper van, integendeel: zijn delicate
gelaatstrekken leken juist grover en zijn uitdrukking had bijna
iets beestachtigs.
'Bent u ook een tovenaar?'
'Ja.'
'Bewijs het!' zei Vilijn, op dezelfde bevelende toon die hij ook
gebruikt had toen hij 'spreek de waarheid' zei.
Perkamentus trok zijn wenkbrauwen op.
'Als je mijn uitnodiging om naar Zweinstein te komen aanneemt, en
daar ga ik van uit - '
'Ja, natuurlijk!'
'Dan spreek je me voortaan aan met "professor" of "meneer".'
Het gezicht van Vilijn verhardde een fractie van een seconde, maar
toen zei hij met een onherkenbare, beleefde stem: 'Het spijt me. Ik
bedoelde - professor, zou u alstublieft willen laten zien - ?'
Harry was ervan overtuigd dat Perkamentus zou weigeren, dat hij
tegen Vilijn zou zeggen dat er meer dan voldoende gelegenheid voor
demonstraties op Zweinstein was, dat ze nu in een gebouw vol
Dreuzels waren en daarom voorzichtig moesten zijn. Tot zijn
verbazing haalde Perkamentus echter zijn toverstok uit de binnenzak
van zijn jasje, richtte die op de haveloze klerenkast in de hoek
van de kamer en gaf een achteloos zwiepje.
De klerenkast vloog in brand.
Vilijn sprong overeind. Harry kon het hem niet kwalijk nemen dat
hij het uitschreeuwde van schrik en woede, want al zijn wereldse
bezittingen zaten waarschijnlijk in die kast. Zodra hij zich
woedend naar Perkamentus keerde, doofden de vlammen plotseling weer
en bleek de kast volkomen onbeschadigd te zijn.
Vilijn staarde van de kast naar Perkamentus en wees toen gretig op
zijn toverstok.
'Waar kan ik zo'n ding krijgen?'
'Alles op zijn tijd,' zei Perkamentus. 'Volgens mij zit er iets in
je kast dat eruit wil.'
Er klonk inderdaad een flauw gerammel op uit de kast. Voor het
eerst leek Vilijn een beetje bang.
'Doe de deur open,' zei Perkamentus.
Vilijn aarzelde even, maar liep toen naar de kast en deed de deur
open. Op de bovenste plank, boven een stang waaraan versleten
kleren hingen, stond een kleine kartonnen doos. Hij rammelde en
schudde alsof er een stel opgewonden muizen in zat.
'Pak die doos,' zei Perkamentus.
Vilijn pakte de trillende doos. Hij leek een beetje van streek.
'Zit er iets in die doos wat niet van jou is?' vroeg
Perkamentus.
Vilijn keek Perkamentus even berekenend aan.
'Misschien wel, professor,' zei hij ten slotte
uitdrukkingsloos.
'Maak open,' zei Perkamentus.
Vilijn haalde het deksel van de doos en keerde hem om boven het
bed, zonder naar de inhoud te kijken. Harry, die iets veel
spannenders verwacht had, zag alleen een hoopje kleine, alledaagse
voorwerpen, zoals een jojo, een zilveren vingerhoed en een doffe
mondharmonica. Zodra ze uit de doos gevallen waren hielden ze op
met trillen en lagen ze roerloos op de dunne dekens.
'Je geeft die spullen terug aan hun rechtmatige eigenaars en maakt
je excuses,' zei Perkamentus kalm. 'Ik zal te weten komen of je dat
gedaan hebt of niet. En laat ik je waarschuwen: op Zweinstein wordt
diefstal niet geduld.'
Vilijn leek zich helemaal niet te schamen; hij staarde nog steeds
kil en schattend naar Perkamentus. Uiteindelijk zei hij met
kleurloze stem: 'Goed, professor.'
'Op Zweinstein,' vervolgde Perkamentus, 'leren we je niet alleen
toverkracht te gebruiken, maar ook om die te beheersen. Je hebt -
en dat was vast onbedoeld - je krachten gebruikt op een manier die
op onze school niet onderwezen en ook niet getolereerd wordt. Jij
bent niet de eerste die zich laat meeslepen door zijn magische
vermogens en je zult ook niet de laatste zijn. Maar weet wel dat we
op Zweinstein leerlingen van school kunnen sturen en dat het
Ministerie van Toverkunst - ja, er is een Ministerie -
wetsovertreders vaak nog veel strenger straft. Alle nieuwe
tovenaars moeten zich aan onze wetten houden als ze deel willen
uitmaken van onze wereld.'
'Ja, professor,' herhaalde Vilijn. Het was onmogelijk om te zien
wat hij dacht; zijn gezicht had geen enkele uitdrukking terwijl hij
de gestolen voorwerpen terugdeed in de kartonnen doos. Toen hij
daarmee klaar was, wendde hij zich weer tot Perkamentus en zei
zonder omwegen: 'Ik heb geen geld.'
'Dat is gemakkelijk te verhelpen,' zei Perkamentus en hij haalde
een leren geldbuidel uit zijn zak. 'Zweinstein heeft een speciaal
fonds voor leerlingen die hulp nodig hebben bij de aanschaf van hun
boeken en gewaden. Je zult misschien wat spreukenboeken en andere
spullen tweedehands moeten kopen, maar - '
'Waar kun je spreukenboeken kopen?' viel Vilijn hem in de rede. Hij
had de zware geldbuidel aangepakt zonder Perkamentus te bedanken en
bestudeerde nu een dikke gouden Galjoen.
'Op de Wegisweg,' zei Perkamentus. 'Ik heb je lijst met boeken en
andere schoolspullen bij me. Ik kan je helpen om alles te halen -
'
'Gaat u met me mee?' vroeg Vilijn en hij keek op.
'Zeker, als je dat - '
'Ik heb u niet nodig,' zei Vilijn. 'Ik ben eraan gewend om dingen
zelf te doen. Ik loop zo vaak in mijn eentje door de stad. Hoe kom
je op die Wegisweg - professor?' voegde hij eraan toe toen hij
Perkamentus zag kijken.
Harry dacht dat Perkamentus per se met Vilijn mee zou willen gaan,
maar hij werd opnieuw verrast. Perkamentus gaf Vilijn zijn lijst
met schoolspullen en na nauwkeurig beschreven te hebben hoe hij
vanuit het weeshuis bij de Lekke Ketel moest komen zei hij: 'Jij
zult het café kunnen zien, maar de Dreuzels - de nietmagische
mensen - niet. Ik laat Tom, de barman, wel weten dat je komt. Je
hoeft alleen je naam maar te noemen - ik denk wel dat hij die
onthoudt, want er zijn wel meer Martens...'
Vilijn maakte een geïrriteerd gebaartje, alsof hij probeerde een
lastige vlieg weg te jagen.
'Hou je niet van de naam "Marten"?'
'Er zijn zoveel Martens. Dat zei u al,' mompelde Vilijn. Het was
alsof hij zich niet langer kon inhouden en hij gooide de volgende
vraag er bijna tegen wil en dank uit. 'Was mijn vader een tovenaar?
Ze zeiden dat hij ook Marten Vilijn heette.'
'Dat weet ik niet, ben ik bang,' zei Perkamentus vriendelijk.
'Mijn moeder kon vast niet toveren, anders was ze niet doodgegaan,'
zei Vilijn, meer in zichzelf dan tegen Perkamentus. 'Het moet mijn
vader geweest zijn. Nou - als ik die spullen heb, hoe kom ik dan op
Zweinstein?'
'De details staan op het tweede perkament in de envelop,' zei
Perkamentus. 'De trein vertrekt op één september van het station
van King's Cross. Er zit ook een kaartje bij.'
Vilijn knikte. Perkamentus stond op en stak zijn hand weer uit.
Terwijl hij die schudde zei Vilijn: 'Ik kan met slangen praten. Dat
heb ik gemerkt tijdens uitstapjes naar het platteland. Ze zoeken me
op, ze fluisteren tegen me. Is dat normaal voor een tovenaar?'
Harry merkte dat hij die informatie over zijn vreemdste kracht voor
het laatst bewaard had, om indruk te maken.
'Het is ongebruikelijk,' zei Perkamentus na een korte aarzeling,
'maar het komt af en toe voor.'
Hij sprak heel terloops, maar zijn blik gleed nieuwsgierig over het
gezicht van Vilijn. De jongen en de man bleven nog even zo staan en
keken elkaar aan. Toen lieten ze elkaars hand los en liep
Perkamentus naar de deur.
'Tot ziens, Marten. Ik zie je op Zweinstein.'
'Dat lijkt me wel voldoende,' zei de grijze Perkamentus naast
Harry. Een oogwenk later stegen ze weer gewichtsloos op door het
duister en landden ze met een plof in de huidige tijd en de kamer
van Perkamentus.
'Ga zitten,' zei Perkamentus.
Dat deed Harry, nog steeds vol van wat hij gezien had.
'Hij geloofde het veel sneller dan ik - toen u zei dat hij kon
toveren, bedoel ik,' zei Harry. 'Ik geloofde Hagrid eerst niet toen
hij het me vertelde.' 'Ja, Vilijn was meteen bereid om te geloven
dat hij - om zijn eigen woorden te gebruiken - "bijzonder" was,'
zei Perkamentus.
'Wist u dat ook - toen?' vroeg Harry.
'Of ik wist dat ik de gevaarlijkste Duistere tovenaar aller tijden
ontmoet had?' zei Perkamentus. 'Nee. Ik had geen idee dat hij zou
opgroeien tot wie hij nu is. Ik was wel door hem geïntrigeerd. Toen
ik terugkeerde naar Zweinstein, was ik van plan hem goed in de
gaten te houden. Dat zou ik trouwens toch wel gedaan hebben, omdat
hij een wees zonder vrienden was, maar ik had het gevoel dat ik dat
niet alleen in zijn eigen belang moest doen, maar ook in het belang
van anderen.
Zoals je zelf hoorde, waren zijn vermogens verbazend goed
ontwikkeld voor zo'n jonge tovenaar. Het interessantste en
onheilspellendste was dat hij zelf al ontdekt had dat hij een
zekere mate van controle had over die vermogens en ze ook al bewust
was gaan gebruiken. En zoals je zag waren dat niet de lukrake
experimenten die typerend zijn voor jonge tovenaars: hij gebruikte
zijn toverkracht om anderen angst aan te jagen, te straffen en te
overheersen. Die verhaaltjes over het gewurgde konijn en de twee
kinderen die hij een grot in lokte waren heel suggestief... Ik kan
ze pijn laten voelen als ik dat wil...'
'En hij was een Sisseltong,' viel Harry hem in de rede.
'Inderdaad: een zeldzaam talent dat vaak in verband wordt gebracht
met de Zwarte Kunsten, al zijn er ook goede en nobele Sisseltongen,
zoals we allebei weten. Zijn vermogen om met slangen te spreken
vond ik eerlijk gezegd lang niet zo verontrustend als zijn
instinctieve voorliefde voor wreedheid, geheimhouding en
overheersing.
De tijd gaat weer eens sneller dan wij stervelingen denken,' zei
Perkamentus en hij wees op de ramen en de donkere hemel. 'Maar voor
we afscheid nemen, wil ik je aandacht vestigen op bepaalde
elementen uit het tafereel waarvan we zojuist getuige waren, omdat
die veel te maken hebben met de zaken die we tijdens onze
toekomstige ontmoetingen zullen bespreken.
Ten eerste hoop ik dat je merkte hoe Vilijn reageerde toen ik zei
dat er wel meer mensen waren die Marten heten?'
Harry knikte.
'Toen al liet hij zijn verachting blijken voor alles wat hem aan
andere mensen bond, voor alles wat ook maar enigszins gewoon aan
hem was. Zelfs toen wilde hij al anders zijn, apart, berucht. Zoals
je weet, liet hij een paar jaar na dat gesprek zijn naam vallen en
schiep hij het masker van "Heer Voldemort" waarachter hij zich nu
al zo lang schuilhoudt.
Ik neem aan dat je ook merkte dat Marten Vilijn zelfs destijds al
erg onafhankelijk en gesloten was en blijkbaar geen vrienden had?
Hij wilde geen hulp of gezelschap tijdens zijn bezoek aan de
Wegisweg. Hij deed alles veel liever alleen. De volwassen Voldemort
is net zo. Je zult veel Dooddoeners horen beweren dat hij hen in
vertrouwen neemt, dat zij hem na staan of hem zelfs begrijpen. Ze
houden zichzelf voor de gek. Heer Voldemort heeft nooit vrienden
gehad en ik geloof dat hij die ook nooit gewild heeft.
En ten slotte - ik hoop dat je niet te moe bent om hier aandacht
aan te besteden, Harry - verzamelde de jonge Marten Vilijn graag
trofeeën. Je zag de doos met gestolen spullen die hij op zijn kamer
bewaarde. Hij had die dingen afgepakt van de slachtoffers van zijn
getreiter. Je zou het aandenkens aan bijzonder onaangename
staaltjes magie kunnen noemen. Vergeet die eksterachtige neiging
niet, want die zal later een belangrijke rol gaan spelen.
En nu is het echt tijd om naar bed te gaan.'
Harry stond op. Terwijl hij naar de deur liep, viel zijn blik op
het tafeltje waar de vorige keer de ring van Asmodom Mergel had
gelegen, maar de ring was weg. 'Ja, Harry?' zei Perkamentus, want
Harry was blijven staan.
'De ring is er niet meer,' zei Harry en hij keek om zich heen,
'maar ik dacht dat u misschien ook de mondharmonica of zo zou
hebben.'
Perkamentus glimlachte breed en keek hem aan over zijn halfronde
brilletje. 'Heel scherpzinnig van je, Harry, maar de mondharmonica
is nooit méér geweest dan een mondharmonica.'
En na die raadselachtige uitspraak wuifde hij naar Harry, die
begreep dat hij kon gaan.