Hoofdstuk 4

HILDEBRAND SLAKHOORN

Ondanks het feit dat hij de afgelopen dagen ieder moment dat hij wakker was vurig gehoopt had dat Perkamentus hem zou komen halen, voelde Harry zich uitgesproken slecht op zijn gemak toen ze samen de Ligusterlaan uit liepen. Hij had buiten Zweinstein nooit echt een gesprek gevoerd met zijn schoolhoofd; meestal stond er een bureau tussen hen in. Harry werd geplaagd door de herinnering aan de laatste keer dat ze elkaar gezien hadden en dat maakte dat hij zich nog onbehaaglijker voelde; hij had toen een hoop geschreeuwd en zijn best gedaan om een paar van de dierbaarste bezittingen van Perkamentus kapot te slaan.
Perkamentus zelf leek echter volkomen op zijn gemak.
'Hou je toverstok gereed, Harry,' zei hij opgewekt.
'Ik dacht dat ik buiten school niet mocht toveren, professor?'
'Als we worden aangevallen,' zei Perkamentus, 'geef ik je toestemming om iedere tegenspreuk of -vloek te gebruiken die je bedenken kunt, al denk ik eerlijk gezegd niet dat je bang hoeft te zijn dat je vanavond aangevallen zult worden.'
'Waarom niet, professor?'
'Ik ben bij je,' zei Perkamentus simpelweg. 'Dit lijkt me ver genoeg, Harry.' Hij bleef abrupt staan aan het einde van de Ligusterlaan.
'Je hebt natuurlijk je Verschijnselbrevet nog niet?' vroeg hij.
'Nee,' zei Harry. 'Ik dacht dat je daar zeventien voor moest zijn?'
'Klopt,' zei Perkamentus. 'Dan zul je mijn arm heel stevig vast moeten houden. Mijn linkerarm, als je het niet erg vindt - zoals je gemerkt hebt, is mijn toverstokarm op het moment een beetje broos.'
Harry pakte de arm die Perkamentus uitstak vast.
'Goed zo,' zei Perkamentus. 'Nou, daar gaan we dan.'
Harry voelde de arm van Perkamentus van hem wegdraaien en greep hem extra stevig vast: het volgende moment werd alles zwart. Hij voelde aan alle kanten een hevige druk, hij kon niet ademhalen, het was alsof ijzeren banden zich om zijn borst klemden, zijn ogen werden steeds dieper in hun kassen gedrukt, zijn trommelvliezen werden verder en verder zijn schedel in geduwd en toen -
Harry nam grote happen koele lucht en deed zijn tranende ogen open. Hij had het gevoel dat hij door een heel nauwe rubberen buis was geperst. Het duurde een paar seconden voor hij besefte dat de Ligusterlaan verdwenen was. Perkamentus en hij stonden op een verlaten dorpsplein. In het midden van het plein zag hij een oud oorlogsmonument en een paar bankjes. Harry's verstand zei hem wat zijn zintuigen al wisten, en hij realiseerde zich dat hij voor het eerst in zijn leven Verschijnseld had.
'Alles goed?' vroeg Perkamentus en hij keek Harry bezorgd aan. 'Het is een gevoel waaraan je wennen moet.' 'Alles oké?' zei Harry. Hij wreef over zijn oren, die zo te voelen de Ligusterlaan ietsje langzamer verlaten hadden dan de rest. 'Maar ik heb zo'n idee dat ik voortaan toch liever de bezem neem.'
Perkamentus glimlachte, sloeg zijn reismantel dichter om zich heen en zei: 'Deze kant op.'
Hij liep met kwieke pas langs een gesloten café en een paar huizen. Volgens de klok op een naburige kerk was het bijna middernacht.
'Zeg eens, Harry,' zei Perkamentus, 'heb je de laatste tijd nog last van je litteken?'
Harry hief onbewust zijn hand op en wreef over het bliksemvormige litteken op zijn voorhoofd.
'Nee,' zei hij. 'Dat vond ik zelf ook al vreemd. Ik dacht dat het de hele tijd zou branden, nu Voldemort weer zo machtig aan het worden is.'
Hij wierp een blik op Perkamentus en zag dat die hem tevreden aankeek. 'Ik vermoedde precies het tegenovergestelde,' zei Perkamentus. 'Voldemort heeft eindelijk beseft wat een gevaarlijke toegang tot zijn gedachten en gevoelens jij had. Blijkbaar gebruikt hij nu Occlumentie tegen je.'
'Nou, ik klaag niet,' zei Harry. Hij miste die verontrustende dromen helemaal niet, net zomin als de alarmerende flitsen van inzicht in de gedachten van Voldemort.
Ze gingen een hoek om en passeerden een telefooncel en een bushokje. Harry keek opnieuw vanuit zijn ooghoeken naar Perkamentus. 'Professor?'
'Ja, Harry?'
'Waar - eh - waar zijn we eigenlijk?'
'Dit, Harry, is het pittoreske dorpje Boven-Botelberg.'
'En wat doen we hier?'
'Ach, natuurlijk. Dat heb ik je nog niet verteld,' zei Perkamentus. 'Ik weet werkelijk niet meer hoe vaak ik dit de afgelopen jaren al niet heb moeten zeggen, maar we komen opnieuw een docent te kort. We zijn hier om een oude collega over te halen iets minder stil te gaan leven en terug te keren naar Zweinstein.'
'Hoe kan ik daarbij helpen, professor?'
'O, ik weet zeker dat je van pas zult komen,' zei Perkamentus vaag. 'Hier naar links, Harry.' Ze sloegen af naar een steil, smal straatje met huizen aan weerszijden. Alle ramen waren donker. De vreemde kilte die de Ligusterlaan al twee weken in zijn greep had, was hier ook merkbaar. Harry moest aan Dementors denken. Hij keek vlug over zijn schouder en zocht naar het geruststellende gevoel van zijn toverstok in zijn broekzak.
'Waarom zijn we niet gewoon tot in het huis van uw ex-collega Verschijnseld, professor?' 'Omdat dat net zo onbeleefd zou zijn als de voordeur intrappen,' zei Perkamentus. 'Volgens de etiquette moeten we medetovenaars de gelegenheid geven ons de toegang te weigeren. Bovendien zijn de meeste toverwoningen magisch beschermd tegen ongewenste Verschijnselaars. Op Zweinstein, bijvoorbeeld - ' ' - kun je niet Verschijnselen of Verdwijnselen binnen de gebouwen of op het schoolterrein,' zei Harry vlug. 'Dat zei Hermelien Griffel ook al.'
'Ze had groot gelijk. Hier opnieuw naar links.' Achter hen sloeg de kerkklok middernacht. Harry vroeg zich af waarom Perkamentus het niet onbeleefd vond om zo laat nog bij zijn oude collega op de stoep te staan, maar nu er eenmaal een gesprek op gang was, had hij wel belangrijkere dingen te vragen.
'Ik zag in de Ochtendprofeet dat Droebel ontslagen is, professor...' 'Inderdaad,' zei Perkamentus. Hij nam een steil zijstraatje. 'Dan zul je ongetwijfeld ook gelezen hebben dat hij opgevolgd is door Rufus Schobbejak, die eerder de leiding had over de Schouwers.'
'Is... vindt u hem geschikt?' vroeg Harry.
'Een interessante vraag,' zei Perkamentus. 'Hij is bekwaam, dat zeker. Een krachtiger en doortastender persoonlijkheid dan Cornelis.' 'Ja, maar ik bedoelde - '
'Ik weet wat je bedoelt. Rufus is een man van de daad. Hij heeft het grootste deel van zijn werkzame leven tegen Duistere tovenaars gevochten en onderschat Heer Voldemort niet.' Harry wachtte, maar Perkamentus zei niets over het conflict met Schobbejak waarover de Ochtendprofeet geschreven had. Hij durfde er niet verder op in te gaan en veranderde daarom van onderwerp.
'En... ik... las over madame Bonkel.'
'Ja,' zei Perkamentus zacht. 'Een vreselijk verlies. Ze was een uitmuntende heks. We zijn er bijna, geloof ik - au.' Hij had gewezen met zijn gewonde hand.
'Professor, wat is er gebeurd met uw - '
'Ik heb geen tijd om dat nu uit te leggen,' zei Perkamentus. 'Het is een sensationeel verhaal en ik wil het eer aandoen.'
Hij glimlachte tegen Harry, die begreep dat hij niet op zijn nummer werd gezet en toestemming had om vragen te blijven stellen. 'Professor - ik kreeg per uilenpost een folder van het Ministerie van Toverkunst, over de veiligheidsmaatregelen die iedereen zou moeten nemen tegen Dooddoeners...'
'Ja, ik heb er zelf ook een gehad,' zei Perkamentus, nog steeds glimlachend. 'Heb je er goede tips uit gehaald?'
'Niet echt.' 'Dat dacht ik al. Je hebt me bijvoorbeeld niet gevraagd wat mijn favoriete soort jam is, om te controleren of ik werkelijk professor Perkamentus ben en geen bedrieger.'
'Ik heb niet...' begon Harry, die niet helemaal zeker wist of dat een standje was of niet. 'Het is frambozenjam, Harry. Dan weet je dat voortaan... hoewel ik, als ik Dooddoener was, uiteraard onderzoek zou hebben gedaan naar mijn voorkeur op jamgebied alvorens ik me uitgaf voor mezelf.'
'Eh... ja, natuurlijk,' zei Harry. 'Maar in die folder stond ook iets over Necroten. Wat zijn dat precies? Het foldertje was niet erg duidelijk.' 'Het zijn lijken,' zei Perkamentus kalm. 'Dode lichamen die behekst zijn, zodat ze gehoorzamen aan een Duistere tovenaar. We hebben heel lang geen Necroten meer gezien, eigenlijk niet meer sinds Voldemort voor het laatst machtig was... hij had uiteraard voldoende mensen vermoord voor een heel leger Necroten. We zijn er, Harry. Hier is het...'
Ze waren bij een klein, keurig, vrijstaand stenen huisje. Harry had het nog zo druk met het verwerken van die gruwelijke informatie over Necroten dat hij weinig aandacht had voor iets anders, maar toen ze bij het tuinhek waren bleef Perkamentus plotseling staan en liep Harry pardoes tegen hem op.
'O jee. O jee, o jee, o jee.' Harry volgde de blik van Perkamentus langs het keurig onderhouden tuinpad, en kreeg een hol gevoel in zijn maag. De voordeur hing scheef in zijn scharnieren.
Perkamentus keek links en rechts door de straat, maar die leek uitgestorven. 'Trek je toverstok en volg me, Harry.'
Hij deed het hekje open en liep vlug en geruisloos over het tuinpad met Harry op zijn hielen. Hij duwde heel langzaam de voordeur open met zijn opgeheven toverstok in de aanslag.
'Lumos.' Het puntje van de toverstaf van Perkamentus begon te gloeien en verlichtte een smalle gang. Links stond nog een deur open. Met zijn lichtgevende toverstok hoog opgeheven liep Perkamentus naar de woonkamer. Harry volgde hem op de voet.
Ze zagen een onvoorstelbare ravage. Een staande klok lag versplinterd aan hun voeten. Het glas was gebarsten en de slinger lag een eindje verderop, als een gevallen zwaard. Een piano lag op zijn kant en de toetsen waren her en der verspreid. Daarnaast glinsterden de scherven van een gevallen kroonluchter. Veren stroomden uit de lange scheuren in slappe, opengesneden kussens en alles was bedekt met een fijn gruis van glas en porselein. Perkamentus hief zijn toverstaf nog hoger op en het licht scheen op de muren. Het behang was bespat met iets donkerroods en kleverigs. Harry snakte zacht naar adem en Perkamentus keek om.
'Geen leuk gezicht, hè?' zei hij. 'Ja, er is hier iets vreselijks gebeurd.' Perkamentus liep voorzichtig naar het midden van de kamer en bestudeerde de puinhoop. Harry volgde hem. Hij was een beetje bang voor wat er misschien achter de vernielde piano of de omgevallen bank zou liggen, maar er was nergens een lichaam te bekennen.
'Misschien hebben ze gevochten en - en hem toen meegesleurd, professor?' suggereerde Harry. Hij probeerde er niet aan te denken hoe erg iemand gewond zou moeten zijn om de muren tot halverwege met bloed te bespatten.
'Dat denk ik niet,' zei Perkamentus zacht en hij keek achter een goed gestoffeerde fauteuil die op zijn kant lag.
'Bedoelt u dat - ?'
'Hij hier nog ergens moet zijn? Ja.'
Zonder enige waarschuwing bukte Perkamentus zich plotseling en porde hard met de punt van zijn toverstok in de zitting van de fauteuil, die 'Au!' riep. 'Goedenavond, Hildebrand,' zei Perkamentus en hij kwam weer overeind. Harry's mond viel open. Waar een fractie van een seconde eerder nog een fauteuil gelegen had, hurkte nu een moddervette, kale oude man. Hij wreef over zijn onderbuik en keek Perkamentus verontwaardigd en met waterige ogen aan.
'Moest dat nou echt zo hard?' vroeg hij nors terwijl hij half overeind kwam. 'Het deed pijn!' Het licht van de toverstaf glansde op zijn kale schedel, uitpuilende ogen, reusachtige zilvergrijze walrussnor en de glimmende knopen van het kastanjebruine, fluwelen huisjasje dat hij over een pyjama van lila zijde droeg. Zijn kruin kwam nauwelijks tot aan de kin van Perkamentus.
'Hoe merkte je het?' gromde hij terwijl hij wankel ging staan en nog steeds over zijn buik wreef. Hij leek zich opmerkelijk weinig te generen voor iemand die net betrapt was op het imiteren van een fauteuil.
'M'n beste Hildebrand,' zei Perkamentus geamuseerd, 'als er hier werkelijk Dooddoeners waren geweest, zou het Duistere Teken wel boven het huis gehangen hebben.'
De tovenaar sloeg met een mollige hand tegen zijn brede voorhoofd. 'Het Duistere Teken,' mompelde hij. 'Ik wist wel dat ik iets... nou ja, ik had er toch geen tijd voor gehad. Ik had mezelf net goed weten te stofferen toen jullie binnenkwamen.'
Hij slaakte een diepe zucht, zodat de uiteinden van zijn snor wapperden. 'Moet ik helpen met opruimen?' vroeg Perkamentus beleefd.
'Ja, graag,' zei de ander.
Ze gingen rug aan rug staan, de lange magere tovenaar en de korte dikke, en zwaaiden met hun toverstokken in een identiek, weids gebaar. Meubels zoefden terug naar hun oorspronkelijke plek; snuisterijen werden midden in de lucht weer heel; veren schoten terug in hun kussens; gescheurde boeken herstelden zich terwijl ze neerdaalden op hun planken; olielampen vlogen naar bijzettafeltjes en begonnen weer te branden; een enorme collectie versplinterde zilveren fotolijstjes wervelde glinsterend door de kamer en landde gerepareerd en wel op het dressoir; overal verdwenen scheuren, barsten en gaten en de muren veegden zichzelf schoon.
'Wat was dat trouwens voor bloed?' vroeg Perkamentus luid, boven het slaan van de nu weer geheel ongeschonden staande klok uit. 'Op de muren? Drakenbloed,' schreeuwde de tovenaar die Hildebrand heette, terwijl de luchter zich met een oorverdovend geknars en gerinkel vastschroefde in het plafond.
De piano gaf een laatste ping en toen was het stil.
'Ja, drakenbloed,' herhaalde de tovenaar spraakzaam. 'Mijn laatste fles, en het kost op het moment kapitalen. Maar goed, misschien kan ik het hergebruiken.' Hij kloste naar een kristallen flesje dat op het buffet stond, hield het tegen het licht en bestudeerde de dikke vloeistof die het bevatte. 'Hmm. Een beetje stoffig.'
Hij zette het flesje terug en zuchtte. Op dat moment viel zijn blik op Harry.
'Hola,' zei hij en zijn grote ronde ogen flitsten naar Harry's voorhoofd en het bliksemvormige litteken. 'Hola!' 'Dit,' zei Perkamentus, die naar voren stapte om hen aan elkaar voor te stellen, 'is Harry Potter. Harry, dit is Hildebrand Slakhoorn, een oude vriend en collega van me.'
Slakhoorn keek naar Perkamentus met een sluwe uitdrukking op zijn gezicht. 'Dus zo wilde je me overhalen? Nou, het antwoord is nee, Albus.'
Hij wrong zich langs Harry met zijn gezicht resoluut afgewend en een air van iemand die een verleiding probeert te weerstaan.
'Er kan toch hopelijk wel een glaasje af?' vroeg Perkamentus. 'We zijn tenslotte oude vrienden en collega's.' Slakhoorn aarzelde.
'Nou, vooruit. Eén glaasje dan,' zei hij onbeleefd.
Perkamentus glimlachte tegen Harry en gebaarde naar een stoel die veel weg had van de fauteuil die Slakhoorn zonet geïrriteerd had en die vlak naast het weer ontbrande haardvuur en een fel gloeiende olielamp stond. Harry ging zitten. Hij had de indruk dat Perkamentus om de een of andere reden wilde dat hij zo veel mogelijk in het zicht zou blijven. Slakhoorn was druk in de weer met karaffen en glazen, maar toen hij zich omkeerde gleed zijn blik onmiddellijk naar Harry.
'Hmmf,' zei hij en hij keek vlug de andere kant uit, alsof hij bang was dat hij zijn ogen pijn zou doen. 'Alsjeblieft - ' Hij gaf een glas aan Perkamentus, die onuitgenodigd was gaan zitten, duwde het dienblad onder de neus van Harry, plofte neer op de kussens van de gerepareerde bank en deed er nors het zwijgen toe. Zijn beentjes waren zo kort dat ze niet tot op de grond kwamen.
'En, hoe gaat het ermee, Hildebrand?' vroeg Perkamentus. 'Niet best,' zei Slakhoorn vlug. 'Last van m'n borst. Hoesten en piepen. En reumatiek, natuurlijk. Ik kom bijna niet meer vooruit. Ach, wat kun je anders verwachten? Ouderdom. Aftakeling.'
'En toch moet je behoorlijk snel geweest zijn om ons op zulke korte termijn zo'n welkom te bereiden,' zei Perkamentus. 'Ik denk dat je hoogstens drie minuten de tijd had.'
'Twee minuten,' zei Slakhoorn, half geïrriteerd en half trots. 'Ik hoorde mijn Insluipbetovering niet afgaan. Ik zat in bad. Maar goed,' voegde hij er streng aan toe en hij scheen zich weer te vermannen, 'dat verandert niets aan het feit dat ik een oude man ben, Albus. Een vermoeide oude man die recht heeft op een rustige oude dag en wat kleine materiële genoegens.'
Die had hij zeker, dacht Harry terwijl hij door de kamer keek. Het was er bedompt en overvol, maar je kon niet zeggen dat het niet comfortabel was; het stond vol met zachte stoelen en voetenbankjes, boeken en drankjes, dozen bonbons en donzen kussens. Als Harry niet geweten had wie er woonde, zou hij gedacht hebben dat het een rijke, pietluttige oude dame was.
'Je bent minder oud dan ik, Hildebrand,' zei Perkamentus. 'Nou, misschien zou je zelf ook eens moeten overwegen om met pensioen te gaan,' zei Slakhoorn bot. Zijn bleke, uitpuilende ogen waren afgedwaald naar de gewonde hand van Perkamentus. 'Je reflexen zijn niet meer wat ze geweest zijn, zie ik.'
'Je hebt gelijk,' zei Perkamentus sereen. Hij deed zijn mouw omhoog en onthulde de toppen van zijn zwarte, verschroeide vingers. Harry kreeg een onaangenaam, prikkend gevoel in zijn nek toen hij ze zag. 'Ik ben beslist trager dan ik ooit was. Aan de andere kant...'
Hij haalde zijn schouders op en spreidde zijn armen, alsof hij wilde zeggen dat de ouderdom ook zijn compensaties had. Harry's blik viel op een ring aan Perkamentus' niet-gewonde hand die hij hem nooit eerder had zien dragen: hij was groot, nogal onbeholpen gesmeed, blijkbaar van goud en bezet met een massieve zwarte steen met een barst in het midden. Slakhoorns blik bleef ook een paar tellen op de ring rusten en Harry zag dat een kleine frons zijn brede voorhoofd plooide.
'En al die voorzorgsmaatregelen tegen indringers, Hildebrand... waren die bedoeld voor Dooddoeners of voor mij?' vroeg Perkamentus.
'Wat zouden de Dooddoeners moeten met zo'n arme, versleten oude tobber als ik?' vroeg Slakhoorn. 'Ik denk dat ze je aanzienlijke talenten willen aanwenden voor dwang, marteling en moord,' zei Perkamentus. 'Wil je me echt wijsmaken dat ze niet geprobeerd hebben je in te lijven?'
Slakhoorn staarde Perkamentus even boosaardig aan en mompelde toen: 'Ik heb ze de kans niet gegeven. Ik blijf nooit langer dan één week op dezelfde plek. Ik trek van het ene Dreuzelhuis naar het andere - de eigenaars van dit huis zijn momenteel met vakantie op de Canarische Eilanden. Ik heb het hier echt naar mijn zin en ik zal het jammer vinden als ik weg moet. Het is een fluitje van een cent, als je maar weet hoe. Je spreekt een eenvoudige Verstijvingsspreuk uit over die idiote inbraakbeveiligingen die ze gebruiken in plaats van Gluiposcopen en zorgt ervoor dat de buren je niet zien als je de piano naar binnen brengt.'
'Heel ingenieus,' zei Perkamentus. 'Maar het lijkt me een nogal vermoeiend bestaan voor een versleten oude tobber die alleen maar op zoek is naar een rustig leventje. Als je nou zou terugkeren naar Zweinstein - '
'Als je me wilt vertellen dat ik een vrediger leven zou leiden op die verschrikkelijke school, kun je je de moeite besparen, Albus! Misschien heb ik ondergedoken gezeten, maar ik heb toch de nodige rare geruchten gehoord sinds het vertrek van Dorothea Omber. Als je je docenten tegenwoordig zo behandelt - '
'Professor Omber kreeg het aan de stok met onze kudde centauren,' zei Perkamentus. 'Ik denk dat jij niet zo dom zou zijn geweest om het Verboden Bos binnen te stormen en een meute woedende centauren "smerige halfmensen" te noemen.'
'Heeft ze dat echt gedaan?' zei Slakhoorn. 'Idioot mens. Ik heb haar nooit gemogen.'
Harry grinnikte en zowel Perkamentus als Slakhoorn keken hem aan. 'Sorry,' zei Harry haastig. 'Het is gewoon dat - dat ik haar ook niet mocht.' Perkamentus stond nogal plotseling op.
'Ga je weg?' vroeg Slakhoorn hoopvol.
'Nee, ik vroeg me af of ik even van je toilet gebruik mag maken,' zei Perkamentus.
'O,' zei Slakhoorn duidelijk teleurgesteld. 'Tweede deur links aan het eind van de gang.' Perkamentus liep naar de deur. Zodra hij die achter zich dicht had gedaan viel er een stilte. Na enkele ogenblikken stond Slakhoorn ook op, maar hij scheen niet goed te weten wat hij moest doen. Hij keek stiekem naar Harry, liep toen met grote passen naar het haardvuur, draaide zich om en warmde zijn omvangrijke zitvlak.
'Denk maar niet dat ik niet weet waarom hij je heeft meegenomen,' zei hij abrupt.
Harry keek Slakhoorn alleen maar aan. Diens waterige ogen gleden weer naar Harry's litteken, maar bekeken nu ook de rest van zijn gezicht. 'Je lijkt op je vader.'
'Dat heb ik vaker gehoord,' zei Harry.
'Behalve je ogen. Je hebt - '
'Mijn moeders ogen, ja.' Harry had dat al zo vaak gehoord dat het een beetje vermoeiend werd. 'Hmmf. Ja, nou, je mag als leraar eigenlijk geen lievelingetjes hebben, maar zij was er wel een van mij. Je moeder,' voegde Slakhoorn eraan toe toen hij Harry vragend zag kijken. 'Lily Evers. Een van de meest sprankelende leerlingen aan wie ik ooit les heb gegeven. Levenslustig, snap je? Een charmant meisje. Ik zei soms dat ze eigenlijk op mijn afdeling had moeten zitten en dan kreeg ik vaak een brutaal antwoord.'
'Wat was uw afdeling dan?' 'Ik was Hoofd van Zwadderich,' zei Slakhoorn. 'Kom,' voegde hij er snel aan toe toen hij Harry's gezicht zag, en hij schudde vermanend met een dikke vinger. 'Neem me dat alsjeblieft niet kwalijk. Jij hoort zeker bij Griffoendor, net als zij? Ja, dat zit meestal in de familie, maar niet altijd. Heb je ooit van Sirius Zwarts gehoord? Vast wel - er hebben de afgelopen jaren veel stukken over hem in de krant gestaan - hij is een paar weken geleden gestorven - '
Het was alsof een onzichtbare hand Harry's ingewanden verdraaid had en er nu in kneep. 'Hoe dan ook, hij was een goede vriend van je vader. De hele familie Zwarts had op mijn afdeling gezeten, maar Sirius kwam in Griffoendor terecht! Doodzonde - hij had een hoop talent, die jongen. Ik kreeg zijn broer Regulus wel toen die naar school ging, maar ik had ze graag allemaal gehad.'
Hij klonk als een enthousiaste verzamelaar die afgetroefd was op een veiling. Blijkbaar in herinneringen verzonken staarde hij naar de muur aan de andere kant van de kamer en draaide langzaam heen en weer om de warmte gelijkmatig over zijn achterwerk te verspreiden.
'Je moeder kwam uiteraard uit een Dreuzelgezin. Ik kon mijn oren niet geloven toen ik het hoorde. Ik was ervan overtuigd dat ze van zuiver bloed was, zo goed was ze.'
'Een heel goede vriendin van me heeft ook Dreuzelouders en is de beste van ons schooljaar,' zei Harry. 'Dat komt soms voor. Gek hè?' zei Slakhoorn.
'Niet echt,' zei Harry kil.
Slakhoorn keek hem verbaasd aan.
'Denk alsjeblieft niet dat ik bevooroordeeld ben!' zei hij. 'Nee, nee, nee! Zei ik niet dat je moeder een van mijn favoriete leerlingen was? En je had Dirk Kramer, die nu hoofd is van het Contactpunt Kobolden - ook Dreuzelouders, maar een bijzonder getalenteerde leerling die me nog steeds uitstekende informatie geeft over wat zich allemaal afspeelt bij Goudgrijp!'
Hij wipte een beetje op en neer, grijnsde zelfvoldaan en wees op de vele glanzende fotolijstjes op het dressoir, die allemaal bevolkt werden door kleine, bewegende portretjes.
'Stuk voor stuk oud-leerlingen, stuk voor stuk gesigneerd. Barnabas Botterijk staat erbij, de hoofdredacteur van de Ochtendprofeet. Hij vindt het altijd interessant om mijn mening over het dagelijks nieuws te horen. En Ambrosius Flier van Zacharinus - ik krijg op mijn verjaardag steevast een mand met lekkers, en dat alleen omdat ik hem voorgesteld heb aan Clemens Leidsman die hem zijn eerste baantje bezorgde! En achteraan - je moet even op je tenen gaan staan, dan zie je haar - dat is Gwendoline Jacobs, de aanvoerster van de Holyhead Harpies... mensen zijn vaak verbaasd dat ik zo vriendschappelijk omga met de spelers van de Harpies en altijd vrijkaartjes krijg als ik wil!'
Die gedachte scheen hem enorm op te vrolijken. 'En al die mensen weten waar ze u kunnen vinden, zodat ze u dingen kunnen sturen?' vroeg Harry. Hij vroeg zich af waarom de Dooddoeners Slakhoorn nog niet op het spoor waren als hij blijkbaar overspoeld werd met manden vol lekkers, Zwerkbalkaartjes en bezoekers die hem om raad kwamen vragen.
De glimlach verdween even snel van Slakhoorns gezicht als het bloed van de wanden.
'Nee, natuurlijk niet,' zei hij met een blik op Harry. 'Ik heb al een jaar lang met niemand contact gehad.'
Harry had de indruk dat Slakhoorn zelf geschokt was door die woorden; hij leek even echt van slag. Toen haalde hij zijn schouders op. 'Maar goed... in tijden als deze houdt de voorzichtige tovenaar zich gedeisd. Perkamentus heeft mooi praten, maar als ik nu zou terugkeren naar Zweinstein, zou dat gelijkstaan aan een openlijke steunbetuiging aan de Orde van de Feniks! En hoewel ze vast allemaal hoogstaand en dapper en weet ik veel zijn, ligt het sterftecijfer me eerlijk gezegd net ietsje te hoog...'
'Je hoeft geen lid te zijn van de Orde om les te kunnen geven op Zweinstein,' zei Harry. Hij slaagde er niet helemaal in een schampere ondertoon te vermijden: het was moeilijk om sympathie te voelen voor Slakhoorn en zijn luizenleventje als hij aan Sirius dacht, die eenzaam in een krappe grot had gezeten en ratten had moeten eten. 'De meeste docenten zijn geen lid en er is nog geen enkele leraar vermoord - nou, afgezien van Krinkel, en die kreeg zijn verdiende loon omdat hij samenwerkte met Voldemort.'
Harry was ervan overtuigd geweest dat Slakhoorn een van de tovenaars was die er niet tegen konden als Voldemorts naam hardop werd uitgesproken en hij werd niet teleurgesteld. Slakhoorn huiverde en slaakte een schril protestkreetje, dat Harry negeerde.
'Volgens mij is het onderwijzend personeel veiliger dan de meeste andere mensen zolang Perkamentus schoolhoofd is,' vervolgde Harry. 'Ze zeggen toch dat hij de enige is voor wie Voldemort ooit bang is geweest?'
Slakhoorn staarde een paar tellen voor zich uit en scheen over Harry's woorden na te denken. 'Nou... het klopt dat Hij Die Niet Genoemd Mag Worden nooit de confrontatie gezocht heeft met Perkamentus,' mompelde hij met tegenzin. 'En je zou kunnen zeggen dat, nu ik me niet heb aangesloten bij de Dooddoeners, Hij Die Niet Genoemd Mag Worden me niet echt als zijn vriend beschouwt... en in dat geval zou ik misschien veiliger zijn in de directe omgeving van Albus... ik zal niet zeggen dat ik niet diep geschokt was door de dood van Emilia Bonkel... als zij, met al haar kennissen op het Ministerie en alle officiële bescherming...'
Perkamentus kwam weer binnen en Slakhoorn maakte een sprongetje van schrik, alsof hij was vergeten dat hij er ook nog was. 'O, dus daar ben je, Albus,' zei hij. 'Je bleef lang weg. Last van je maag?' 'Nee, ik zat gewoon Dreuzeltijdschriften te lezen,' zei Perkamentus. 'Ik ben dol op breipatronen. Nou, Harry, we hebben lang genoeg misbruik gemaakt van Hildebrands gastvrijheid. Het lijkt me tijd om weer eens op te stappen.'
Daar had Harry wel oren naar en hij sprong overeind. Slakhoorn leek een beetje uit het veld geslagen. 'Gaan jullie weg?'
'Ja. Ik herken een hopeloze zaak als ik er een zie.'
'Een hopeloze...'
Slakhoorn maakte een geagiteerde indruk. Hij draaide met zijn dikke duimen en bewoog onrustig terwijl hij keek hoe Perkamentus zijn reismantel omdeed en Harry zijn jack dicht ritste.
'Het spijt me dat je die baan niet wilt hebben, Hildebrand,' zei Perkamentus en hij stak zijn niet-gewonde hand op. 'Zweinstein zou blij geweest zijn je weer te begroeten. Ondanks onze sterk toegenomen veiligheidsmaatregelen blijf je altijd welkom als je een keertje langs zou willen komen.'
'Ja... goed... heel vriendelijk... zoals ik al zei...'
'Tot ziens dan maar.'
'Tot ziens,' zei Harry.
Net toen ze bij de voordeur waren, hoorden ze achter zich een kreet. 'Goed, goed, ik doe het!'
Perkamentus draaide zich om en zag Slakhoorn buiten adem in de deuropening van de woonkamer staan.
'Ben je bereid weer les te geven?'
'Ja, ja,' zei Slakhoorn ongeduldig. 'Ik moet niet goed bij mijn hoofd zijn, maar ik doe het.'
'Geweldig,' zei Perkamentus met een brede glimlach. 'Dan zien we je op één september, Hildebrand.'
'Ga daar maar van uit,' gromde Slakhoorn.
Terwijl ze over het tuinpad liepen, hoorden ze achter zich de stem van Slakhoorn.
'Ik wil wel opslag, Perkamentus!'
Perkamentus grinnikte. Het tuinhek sloeg achter hen dicht en ze liepen de heuvel weer af, door kolkende mist en duisternis.
'Goed gedaan, Harry,' zei Perkamentus.
'Ik heb niets gedaan,' zei Harry verbaasd.
'Jawel. Je hebt Hildebrand duidelijk gemaakt hoeveel hij zou winnen met een terugkeer naar Zweinstein. Vond je hem aardig?'
'Eh...' Harry wist niet zeker of hij Slakhoorn aardig vond of niet. Waarschijnlijk was hij op zijn eigen manier best vriendelijk geweest, maar hij leek ook ijdel en veel te verbaasd dat iemand met Dreuzelouders een goede heks kon zijn, al had hij dat nog zo heftig ontkend.
'Hildebrand is op zijn comfort gesteld,' zei Perkamentus, zodat Harry niet gedwongen was die gedachte uit te spreken. 'Hij is ook heel erg gesteld op het gezelschap van beroemde, succesvolle en machtige figuren. Hij geniet van het gevoel dat hij invloed heeft op die mensen. Hij heeft nooit de behoefte gehad om zelf op de troon te zitten; hij geeft de voorkeur aan de achterbank - daar heb je meer armslag, snap je? Hij had vroeger vaak lievelingetjes onder de studenten, soms vanwege hun ambitie of intelligentie, soms vanwege hun charme of talent en hij had een griezelig goede neus voor leerlingen die later uitblinkers zouden worden op hun vakgebied. Hildebrand vormde een soort club van favorieten met zichzelf als middelpunt. Hij zorgde voor introducties, legde nuttige contacten tussen de leden en hield er altijd zelf iets aan over, of het nu een gratis doos van zijn geliefde geconfijte ananas was of de kans om het volgende jongste lid van het Contactpunt Kobolden aan te bevelen.'
Harry had plotseling een helder beeld van een enorme, dikke spin die een web om zich heen weefde en af en toe aan een draad trok om een grote, sappige vlieg naar zich toe te halen.
'Ik vertel je dit niet om je in te nemen tegen Hildebrand - of professor Slakhoorn, zoals we hem nu moeten noemen - maar om te zorgen dat je op je hoede bent,' vervolgde Perkamentus. 'Hij zal ongetwijfeld proberen jou ook in te palmen, Harry. Jij zou het pronkstuk van zijn collectie zijn: de Jongen Die Bleef Leven... of zoals ze je de laatste tijd noemen, de Uitverkorene.'
Toen hij dat hoorde, voelde Harry een kilte die niets te maken had met de mist om hen heen. Hij moest denken aan de woorden die hij een paar weken geleden gehoord had, woorden die voor hem een speciale en gruwelijke betekenis hadden:
De een kan niet voortleven als de ander niet dood is...
Perkamentus was blijven staan ter hoogte van de kerk die ze eerder gepasseerd waren.
'Hier lijkt me wel goed, Harry. Zou je me weer bij mijn arm willen pakken?' Harry zette zich deze keer schrap en was erop voorbereid, maar Verschijnselen bleef een onaangenaam gevoel. Toen de druk verdween en hij weer normaal kon ademen stond hij op een landweggetje, samen met Perkamentus, en zag hij een eindje verderop het schots en scheve silhouet van zijn op één na favoriete gebouw ter wereld: Het Nest. Ondanks het beklemmende gevoel dat hem zojuist geplaagd had, vrolijkte hij bij die aanblik meteen op. Ron was daar... en mevrouw Wemel, die beter kon koken dan wie dan ook...
'Als je het niet erg vindt, zou ik nog een of twee dingen tegen je willen zeggen voor we afscheid nemen, Harry,' zei Perkamentus terwijl hij het hek opendeed. 'Onder vier ogen. Misschien daar?'
Perkamentus wees op het vervallen stenen schuurtje waar de Wemels hun bezems bewaarden. Enigszins verbaasd volgde Harry Perkamentus door de knarsende deur. Ze stapten een ruimte in die net iets kleiner was dan de gemiddelde wandkast. Perkamentus liet de punt van zijn toverstok oplichten, zodat hij gloeide als een fakkel, en keek Harry glimlachend aan.
'Ik hoop dat je me vergeeft dat ik erover begin, Harry, maar ik ben blij en best een beetje trots dat je je zo goed redt na alles wat er op het Ministerie gebeurd is. Sta me toe om te zeggen dat Sirius volgens mij trots op je geweest zou zijn.'
Harry slikte; hij scheen zijn stem plotseling kwijt te zijn. Hij dacht niet dat hij het kon verdragen om het over Sirius te hebben. Het was al pijnlijk genoeg geweest om oom Herman te horen zeggen: 'Is zijn peetvader dood?' maar nog veel erger dat Slakhoorn de naam van Sirius zo terloops had laten vallen.
'Het was wreed dat jij en Sirius zo weinig tijd samen konden doorbrengen,' zei Perkamentus zacht. 'Een bruut einde van wat een lange en gelukkige relatie had moeten zijn.'
Harry knikte en staarde resoluut naar de spin die nu tegen de hoed van Perkamentus op kroop. Hij voelde dat Perkamentus het begreep, dat hij misschien zelfs vermoedde dat, tot zijn brief arriveerde, Harry bij de Duffelingen voornamelijk op bed had gelegen, niet had willen eten en naar het mistige raam had gestaard, vol van de kille leegte die hij met Dementors was gaan associëren.
'Het is gewoon moeilijk om te beseffen dat hij me nooit meer schrijven zal,' zei Harry uiteindelijk zacht. Hij voelde plotseling tranen prikken en knipperde met zijn ogen. Hij schaamde zich omdat hij het toegegeven had, maar het feit dat er buiten Zweinstein iemand geweest was die het iets kon schelen wat er met hem gebeurde, haast een soort ouder, was een van de allerbeste dingen geweest aan de ontdekking dat Sirius zijn peetvader was... en nu zouden de postuilen hem die troost nooit meer brengen...
'Sirius belichaamde voor jou veel wat je nooit eerder gekend had,' zei Perkamentus. 'Zo'n verlies komt des te harder aan...' 'Maar toen ik bij de Duffelingen was,' viel Harry hem in de rede en zijn stem werd krachtiger, 'besefte ik dat ik mezelf niet altijd kan afsluiten en... en er niet aan onderdoor mag gaan. Dat zou Sirius niet gewild hebben. Bovendien is het leven te kort... kijk maar naar madame Bonkel, kijk maar naar Emmeline Vonk... ik zou de volgende kunnen zijn. Ja toch? Maar als dat zo is,' zei hij fel en hij keek Perkamentus nu recht in zijn blauwe ogen, die glansden in het licht van zijn toverstok, 'dan zorg ik ervoor dat ik zo veel mogelijk Dooddoeners met me meeneem, en Voldemort ook als het maar even kan.'
'Gesproken als een ware zoon van je ouders en petekind van Sirius!' zei Perkamentus. Hij klopte Harry goedkeurend op zijn schouder. 'Ik neem mijn hoed voor je af - of dat zou ik tenminste doen als ik niet bang was dat je bedolven zou worden onder de spinnen.
En nu even over een onderwerp dat hier nauw verband mee houdt, Harry... ik heb begrepen dat je de afgelopen twee weken dagelijks de Ochtendprofeet hebt gelezen?'
'Ja,' zei Harry en zijn hart begon ietsje sneller te slaan. 'Dan zul je gemerkt hebben dat we niet zozeer moeten spreken van informatielekken als wel van een dambreuk wat betreft je avontuur in de Hal der Profetieën'
'Ja,' zei Harry opnieuw. 'En nu weet iedereen dat ik de - ' 'Nee, dat weten ze niet,' viel Perkamentus hem in de rede. 'Er zijn maar twee mensen op de hele wereld die de volledige inhoud kennen van de profetie over jou en Heer Voldemort, en beiden staan op dit moment in dit onwelriekende en van spinnen vergeven bezemschuurtje. Het is wel zo dat veel mensen terecht de conclusie getrokken hebben dat Voldemort zijn Dooddoeners gestuurd had om een profetie te stelen en dat die profetie op jou sloeg. Heb ik gelijk als ik zeg dat je niemand verteld hebt dat je de inhoud van de profetie kent?'
'Ja,' zei Harry. 'Een verstandig besluit, over het geheel genomen,' zei Perkamentus. 'Al vind ik dat je een uitzondering moet maken voor je goede vrienden Ronald Wemel en Hermelien Griffel. Ja,' vervolgde hij toen Harry hem verbaasd aankeek, 'ik vind dat zij het moeten weten. Je bewijst hun een slechte dienst door hen niet in vertrouwen te nemen als het om zoiets belangrijks gaat.'
'Ik wilde niet dat - '
' - ze zich zorgen zouden maken of bang zouden zijn?' zei Perkamentus. Hij keek Harry aan over zijn halfronde brilletje. 'Of wilde je niet toegeven dat je zelf bezorgd en bang bent? Je hebt je vrienden nodig, Harry. Sirius zou niet gewild hebben dat je je afzonderde, zoals je zelf zo terecht opmerkte.'
Harry zweeg, maar Perkamentus verwachtte blijkbaar geen antwoord. Hij vervolgde: 'Om over te stappen op een onderwerp dat hierop aansluit: ik wil dat je dit jaar privéles van mij krijgt.'
'Privéles - van u?' zei Harry, die verbaasd zijn tobberige stilte verbrak. 'Ja. Het wordt tijd om me meer met je opleiding te gaan bemoeien.' 'Wat wilt u me leren, professor?'
'O, een beetje van dit, een beetje van dat,' zei Perkamentus luchtig.
Harry wachtte hoopvol, maar Perkamentus ging er verder niet op in en dus stelde hij een andere vraag die hem al een tijdje dwarszat. 'Als u me lesgeeft, krijg ik dan geen Occlumentielessen meer van Sneep?' 'Professor Sneep, Harry - en het antwoord is nee.'
'Gelukkig,' zei Harry opgelucht, 'want die waren - '
Hij zweeg en besloot maar niet te zeggen wat hij werkelijk vond.
'Ik geloof dat de woorden "een fiasco" hier op hun plaats zouden zijn,' zei Perkamentus knikkend.
Harry lachte. 'Nou, dat betekent dat ik voortaan niet veel meer te maken zal hebben met professor Sneep,' zei hij. 'Ik mag van hem alleen verdergaan met Toverdranken als ik "Uitmuntend" haal voor mijn SLIJMBAL en dat zit er echt niet in.'
'Tel je SLIJMBALLEN niet voor de post bezorgd is,' zei Perkamentus ernstig. 'Nu ik erover nadenk, zou dat trouwens later vandaag het geval moeten zijn. Goed, Harry, nog twee dingen voor we afscheid nemen.
Ten eerste wil ik dat je van nu af aan altijd je Onzichtbaarheidsmantel bij je hebt, zelfs op Zweinstein. Voor het geval dat, begrijp je?'
Harry knikte. 'En ten slotte nog iets over je verblijf hier. Het Nest geniet de hoogste beveiliging die het Ministerie van Toverkunst kan bieden. Die maatregelen bezorgen Arthur en Molly een zekere mate van ongemak - al hun post wordt bijvoorbeeld eerst geopend op het Ministerie voor hij wordt doorgestuurd. Dat vinden ze absoluut niet erg, want ze zijn alleen maar bezorgd om jouw veiligheid. Dat neemt niet weg dat het behoorlijk ondankbaar zou zijn om je leven te riskeren terwijl je hier logeert.'
'Ik begrijp het,' zei Harry vlug. 'Goed dan,' zei Perkamentus. Hij deed de deur van het bezemschuurtje open en stapte het erf op. 'Ik zie licht branden in de keuken. Laten we Molly niet langer het genoegen ontzeggen om zich te beklagen over hoe mager je bent.'