Hoofdstuk 2

WEVERSEIND

Honderden kilometers daarvandaan zweefde de kille mist die langs het raam van de premier streek boven een vervuilde rivier, die tussen overwoekerde, met afval bezaaide oevers door kronkelde. Een enorme schoorsteen, het overblijfsel van een allang gesloten fabriek, torende schimmig en dreigend boven alles uit. Het was doodstil, afgezien van het zachte ruisen van het zwarte water, en er was geen enkel teken van leven, behalve een magere vos die langs de oever omlaag sloop en tussen het hoge gras hoopvol aan wat oude frietzakjes snuffelde.
Plotseling, met een zachte plop, verscheen er een slanke, in kap en mantel gehulde gedaante uit het niets, aan de rand van de rivier. De vos verstijfde en staarde achterdochtig naar dat vreemde nieuwe fenomeen. De gedaante leek zich even te oriënteren en liep toen met lichte, snelle passen weg. De lange mantel streek ritselend over het gras.
Nog geen tel later verscheen er een tweede gedaante, met een luidere plop. 'Wacht!'
De vos, die nu bijna plat op zijn buik in het gras lag, schrok van die schorre kreet. Hij verliet abrupt zijn schuilplaats en rende tegen de oever op. Een groene lichtflits, een schel gepiep, en de vos viel dood op de grond.
De tweede gedaante draaide het dier met een voet om.
'Gewoon een vos,' zei een vrouwenstem schamper van onder de kap. 'Ik dacht dat het misschien een Schouwer - Cissy, wacht!'
Maar de ander, die even was blijven staan en had omgekeken naar de lichtflits, klauterde al tegen de steile oever op waar de vos zojuist van af was gerold. 'Cissy - Narcissa - luister nou - '
De tweede vrouw haalde de eerste in en greep haar bij haar arm, maar ze rukte zich los. 'Ga terug, Bella!'
'Je moet naar me luisteren!'
'Ik heb al geluisterd en mijn besluit staat vast. Laat me met rust!'
De vrouw die Narcissa heette was boven aan de oever, waar een oud hek de rivier scheidde van een smalle, met keitjes geplaveide straat. De andere vrouw, Bella, volgde haar. Zij aan zij keken ze naar de overkant van de straat en de lange rijen vervallen bakstenen huizen. De ramen leken dof en blind in het donker.
'Woont hij hier?' vroeg Bella vol minachting. 'Hier? Tussen die Dreuzelkrotten? Ik denk dat wij de eersten van ons soort zijn die ooit een voet - ' Maar Narcissa luisterde niet; ze had zich al door een opening in het roestige hek gewurmd en stak nu haastig de straat over.
'Cissy, wacht!' Bella volgde haar met wapperende mantel, en zag hoe Narcissa tussen de huizen een steegje in dook dat naar een tweede, vrijwel identieke straat leidde. Sommige straatlantaarns waren kapot; de twee vrouwen holden afwisselend door lichtplassen en inktzwarte schaduwen. Net toen Narcissa weer een hoek omging, haalde de achtervolgster haar prooi in en greep haar opnieuw bij haar arm. Deze keer slaagde ze erin Narcissa om te draaien, zodat ze oog in oog stonden.
'Cissy, doe dit niet! Je kunt hem niet vertrouwen...'
'De Heer van het Duister vertrouwt hem, of niet soms?'
'Ik geloof dat de Heer van het Duister zich... in dit geval... vergist,' hijgde Bella en haar ogen blonken even onder haar kap terwijl ze om zich heen keek om te controleren of ze echt alleen waren. 'Hoe dan ook, we hebben opdracht om met niemand over het plan te praten. Het zou verraad zijn aan de Heer van - '
'Laat me los, Bella!' snauwde Narcissa. Ze haalde een toverstok onder haar mantel vandaan en hield die dreigend onder de neus van de ander. Bella lachte alleen maar.
'Je bloedeigen zus, Cissy? Je zou nooit - ' 'Er is niets wat ik niet meer zou doen!' hijgde Narcissa met een hysterische ondertoon in haar stem. Ze zwiepte haar toverstaf als een mes omlaag en er volgde opnieuw een lichtflits. Bella liet de arm van haar zus abrupt los, alsof ze zich gebrand had.
'Narcissa!' Maar Narcissa rende al verder. Haar achtervolgster wreef over haar hand en volgde haar, maar bleef nu op enige afstand terwijl ze steeds dieper doordrongen in het verlaten labyrint van huizen. Uiteindelijk sloeg Narcissa een straat in die Weverseind heette en waar de torenhoge fabrieksschoorsteen als een reusachtige, vermanende vinger bovenuit rees. Haar voetstappen galmden op de keien terwijl ze langs dichtgespijkerde en kapotte ramen holde. Uiteindelijk kwam ze bij het allerlaatste huis in de straat, waar achter de gordijnen op de benedenverdieping een schemerig licht brandde.
Ze had al aangeklopt voor een zacht vloekende Bella haar kon inhalen. Ze wachtten samen, een beetje hijgend, en ademden de geur van de vervuilde rivier in, die meegevoerd werd door de nachtwind. Na een paar tellen hoorden ze beweging en ging de deur op een kiertje open. Ze zagen een broodmagere man met lang zwart haar, dat als twee gordijnen langs zijn tanige gezicht en zwarte ogen hing.
Narcissa deed haar kap af. Ze was zo bleek dat ze leek te gloeien in het donker; door het lange blonde haar dat sluik over haar schouders viel had ze wel iets weg van een drenkeling.
'Narcissa!' zei de man. Hij deed de deur iets verder open, zodat het licht op haar en haar zus scheen. 'Wat een aangename verrassing!'
'Kan ik je spreken, Severus?' fluisterde Narcissa gespannen. 'Het is heel belangrijk.'
'Ja, natuurlijk.'
Hij deed een stap achteruit, zodat ze binnen kon komen. Haar zus, die haar kap nog op had, volgde haar zonder een uitnodiging af te wachten.
'Sneep,' zei ze kortaf toen ze langs hem heen liep.
'Bella,' antwoordde hij. Zijn smalle lippen krulden om in een enigszins spottende glimlach, terwijl hij de deur met een klik achter haar dichtdeed. Ze stapten vanaf de straat meteen in een piepklein woonkamertje, dat de sfeer had van een donkere cel in een gesticht. De muren gingen helemaal schuil achter boeken die voor het grootste deel in oud zwart of bruin leer gebonden waren; een versleten bank, een oude fauteuil en een gammele tafel stonden in het vage licht van de kaarsenkroon aan het plafond. Het huis maakte een verwaarloosde indruk, alsof het meestal niet bewoond werd.
Sneep gebaarde dat Narcissa op de bank moest gaan zitten. Ze deed haar mantel af, gooide die neer, ging zitten en staarde naar haar doodsbleke, trillende handen, die ineengeslagen op haar schoot lagen. Bellatrix liet haar kap een stuk langzamer zakken. In tegenstelling tot haar zus was zij donker, met zware oogleden en een krachtige kaak. Ze liet Sneep geen moment los met haar blik terwijl ze achter Narcissa ging staan.
'En, wat kan ik voor je doen?' vroeg Sneep. Hij ging in de fauteuil tegenover de twee zussen zitten.
'We... we zijn toch alleen, hè?'
'Ja, natuurlijk. Nou, Wormstaart is er ook, maar ongedierte telt niet, vind ik.' Hij wees met zijn toverstok op de boekenwand achter hem. Met een knal vloog een verborgen deur open en er werd een smalle trap zichtbaar. Op de trap stond een kleine, verstijfde man.
'Zoals je blijkbaar ook al hebt beseft hebben we bezoek, Wormstaart,' zei Sneep lijzig. Het mannetje sloop half ineengedoken de laatste treden af en kwam de kamer binnen. Hij had waterige oogjes, een spitse neus en een onaangename, onnozele grijns. Zijn linkerhand streelde zijn rechter, die in een glanzende zilveren handschoen leek te zijn gevat.
'Narcissa!' zei hij met een piepstem. 'En Bellatrix! Wat een prettige - ' 'Wormstaart schenkt wel iets te drinken in, als jullie dat willen,' zei Sneep. 'En dan gaat hij gauw terug naar zijn kamer.' Wormstaart trok een gezicht alsof Sneep iets naar hem gegooid had. 'Ik ben je knechtje niet!' piepte hij, maar hij durfde Sneep niet aan te kijken.
'O nee? Ik had toch echt de indruk dat de Heer van het Duister je hiernaartoe gestuurd had om me te helpen.'
'Om te helpen, ja - maar niet om drankjes in te schenken en - en het huis schoon te houden!' 'Ik had geen idee dat je stiekem verlangde naar gevaarlijker opdrachten, Wormstaart,' zei Sneep gladjes. 'Dat kan geregeld worden: ik spreek wel even met de Heer van het Duister - '
'Ik kan hem zelf spreken als ik dat wil!'
'Ja, natuurlijk,' sneerde Sneep. 'Maar schenk ondertussen iets te drinken in. Wat van die elfenwijn lijkt me wel goed.' Wormstaart aarzelde nog even en leek op het punt te staan te protesteren, maar draaide zich toen om en verliet de kamer via een tweede verborgen deur. Ze hoorden gebonk en het gerinkel van glazen. Een paar seconden later verscheen hij weer, met een stoffige fles en drie glazen op een dienblad. Hij zette ze met een klap op de gammele tafel, trok zich toen haastig terug en sloeg de met boeken bedekte deur achter zich dicht.
Sneep schonk drie glazen bloedrode wijn in en gaf er twee aan de zussen. Narcissa mompelde een bedankje, maar Bellatrix zei niets en bleef Sneep woedend aanstaren. Dat bracht hem niet van zijn stuk; integendeel, het scheen hem juist te amuseren.
'Op de Heer van het Duister,' zei hij. Hij hief zijn glas en dronk het in één teug leeg.
De zussen volgden zijn voorbeeld en Sneep vulde hun glazen opnieuw. Terwijl Narcissa haar tweede glas aanpakte, flapte ze er plotseling uit: 'Severus, het spijt me dat ik zo kom binnenvallen, maar ik moest je spreken. Volgens mij ben jij de enige die me kan helpen - '
Sneep stak een waarschuwende hand op en wees toen weer met zijn toverstok op de verborgen deur die naar de trap leidde. Ze hoorden een harde knal en een schel gepiep, gevolgd door het geluid van Wormstaart die de trap op rende.
'Excuses,' zei Sneep. 'Hij heeft de laatste tijd de gewoonte om aan deuren te luisteren. Ik weet niet wat hij daarmee wil bereiken... maar je zei, Narcissa?' Ze haalde diep en trillend adem en begon opnieuw.
'Severus, ik weet dat ik hier niet hoor te zijn. Ik heb opdracht om tegen niemand iets te zeggen, maar - '
'Dan zou ik mijn mond houden, als ik jou was!' snauwde Bellatrix. 'Vooral in dit gezelschap!'
'"In dit gezelschap"?' herhaalde Sneep sardonisch. 'Wat bedoel je daar precies mee, Bellatrix?'
'Dat ik je niet vertrouw, Sneep. Dat weet je maar al te goed!' Narcissa maakte een geluid dat een droge snik had kunnen zijn en sloeg haar handen voor haar gezicht. Sneep zette zijn glas op tafel en leunde achterover, met zijn handen op de armleuningen van zijn stoel. Hij keek glimlachend naar het woedende gezicht van Bellatrix.
'Narcissa, het lijkt me verstandig om eerst te horen wat Bellatrix zo dolgraag wil zeggen; dat zal ons een hoop irritante onderbrekingen besparen. Ga verder, Bellatrix. Waarom vertrouw je me niet?'
'Er zijn wel honderd redenen!' riep ze uit, terwijl ze met grote passen achter de bank vandaan kwam en haar glas nijdig op tafel zette. 'Waar moet ik beginnen? Waar was jij toen de Heer van het Duister viel? Waarom heb je nooit een poging gedaan hem te vinden nadat hij verdwenen was? Wat heb je uitgevoerd tijdens al die jaren dat je het hulpje van Perkamentus was? Waarom heb je verhinderd dat de Heer van het Duister de Steen der Wijzen in handen kreeg? Waarom keerde je niet onmiddellijk terug toen de Heer van het Duister herboren werd? Waar was je een paar weken geleden, toen we vochten om de profetie te bemachtigen voor onze meester? En waarom, Sneep, waarom leeft Harry Potter nog, terwijl hij nu al vijf jaar aan je genade overgeleverd is?'
Ze zweeg, met vuurrode wangen en zwaar ademend. Achter haar zat Narcissa er roerloos bij, met haar handen nog steeds voor haar gezicht.
Sneep glimlachte. 'Voor ik die vragen beantwoord - ja, ik zal ze beantwoorden, Bellatrix! Jij kunt mijn woorden overbrieven aan de mensen die achter mijn rug kletsen en met valse berichten over mijn verraad naar de Heer van het Duister hollen! Maar laat ik zelf een vraag stellen voor ik antwoord geef. Denk je werkelijk dat de Heer van het Duister me al die vragen ook niet zelf gesteld heeft? En denk je werkelijk dat ik hier met jullie zou zitten praten als ik ze niet bevredigend had kunnen beantwoorden?'
Bellatrix aarzelde.
'Ik weet dat hij je gelooft, maar - ' 'Maar dat hij zich vergist? Of dat ik hem op de een of andere manier om de tuin geleid heb? Jij denkt dat ik de Heer van het Duister bedot heb, de grootste tovenaar en meest bedreven Legilimens die ooit geleefd heeft?'
Bellatrix zei niets, maar leek voor het eerst een beetje uit het veld geslagen. Sneep ging er niet verder op door. Hij pakte zijn glas, nam een slokje en vervolgde: 'Je vroeg me waar ik was toen de Heer van het Duister viel. Ik was waar ik van hem moest zijn, op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus, omdat hij wilde dat ik Albus Perkamentus zou bespioneren. Je weet toch hopelijk dat ik in opdracht van de Heer van het Duister naar de post van leraar gesolliciteerd heb?'
Ze knikte vrijwel onmerkbaar en deed haar mond open, maar Sneep was haar voor. 'Je vroeg waarom ik geen poging deed hem te vinden toen hij verdween. Om dezelfde reden dat Arduin, Jeegers, de Kragges, Vaalhaar, Lucius,' hij boog zijn hoofd even naar Narcissa, 'en vele anderen geen poging deden hem te vinden. Ik dacht dat hij dood was. Daar ben ik niet trots op, ik had het mis, maar het is niet anders... als hij degenen die destijds het geloof in hem verloren niet vergeven had, zou hij nu nog maar heel weinig volgelingen hebben.'
'Mij in elk geval wel!' zei Bellatrix hartstochtelijk. 'Ik, die al die jaren voor hem geleden heb in Azkaban!' 'Ja, natuurlijk. Echt bewonderenswaardig,' zei Sneep verveeld. 'Hij had weliswaar weinig tot niets aan je terwijl je in de cel zat, maar het was een mooi gebaar - '
'Gebaar!' krijste ze en in haar woede maakte ze een lichtelijk gestoorde indruk. 'Terwijl ik Dementors moest verdragen zat jij behaaglijk op Zweinstein, het schoothondje van Perkamentus!'
'Niet helemaal,' zei Sneep kalm. 'Perkamentus weigerde me tot docent Verweer tegen de Zwarte Kunsten te benoemen. Hij dacht blijkbaar dat dat misschien tot een terugval zou leiden... dat ik de verleiding zou voelen mijn oude gewoontes weer op te pakken.'
'Dus dat was het offer dat je bracht voor de Heer van het Duister? Dat je geen les mocht geven in je favoriete vak?' schamperde ze. 'Waarom ben je daar al die tijd gebleven, Sneep? Bespioneerde je Perkamentus nog steeds voor een meester die je voor dood hield?'
'Natuurlijk niet,' zei Sneep, 'al is de Heer van het Duister blij dat ik op mijn post gebleven ben; ik kon hem zestien jaar informatie over Perkamentus geven toen hij terugkeerde, wat een heel wat nuttiger welkomstgeschenk was dan eindeloze herinneringen aan de verschrikkingen van Azkaban...'
'Maar je bleef - ' 'Ja, Bellatrix, ik bleef,' zei Sneep. Voor het eerst liet hij iets van ongeduld blijken. 'Ik verkoos een prettige baan boven een cel in Azkaban. Ze waren destijds bezig de laatste Dooddoeners op te pakken. Door de bescherming van Perkamentus wist ik uit de gevangenis te blijven. Dat kwam heel goed uit en ik heb er gebruik van gemaakt. Ik herhaal: de Heer van het Duister beklaagt zich er niet over dat ik gebleven ben, dus waarom zou jij dat dan wel doen?
Je volgende vraag was, geloof ik,' vervolgde hij snel en iets luider, omdat Bellatrix duidelijk liet merken dat ze hem in de rede wilde vallen, 'waarom ik de Heer van het Duister dwarsboomde toen hij de Steen der Wijzen wilde bemachtigen. Die vraag is eenvoudig te beantwoorden. Hij wist niet of hij me kon vertrouwen. Hij dacht, net als jij, dat ik van een trouwe Dooddoener veranderd was in het hulpje van Perkamentus. Hij was er destijds vreselijk aan toe. Hij was heel erg zwak en deelde een lichaam met een middelmatige tovenaar. Hij durfde zich niet te openbaren aan een vroegere bondgenoot, als die hem misschien aan Perkamentus of aan het Ministerie verraden zou. Ik betreur het ten zeerste dat hij me niet vertrouwde. Als hij dat wel had gedaan, zou hij drie jaar eerder opnieuw aan de macht zijn gekomen. Nu zag ik alleen een hebzuchtige, onwaardige Krinkel die probeerde de Steen te stelen, en ik moet toegeven dat ik mijn uiterste best heb gedaan om dat te verhinderen.'
De mond van Bellatrix vertrok, alsof ze een vies medicijn had ingenomen. 'Maar je kwam niet toen hij wel terugkeerde, je schaarde je niet meteen aan zijn zijde zodra je het Duistere Teken voelde branden - ' 'Dat klopt. Ik keerde twee uur later terug. In opdracht van Perkamentus.' 'In opdracht van - ' zei ze diep geschokt.
'Denk eens na!' zei Sneep, die weer ongeduldig werd. 'Denk eens na! Door twee uur te wachten, twee armzalige uurtjes, zorgde ik ervoor dat ik als spion op Zweinstein kon blijven! Door Perkamentus de indruk te geven dat ik alleen terugkeerde naar de Heer van het Duister omdat hij me dat opdroeg, heb ik sindsdien informatie kunnen doorspelen over Perkamentus en de Orde van de Feniks! Vergeet niet dat het Duistere Teken al maanden langzaam sterker werd, Bellatrix. Ik wist dat hij op het punt stond terug te keren; dat wisten alle Dooddoeners! Ik had ruim voldoende tijd om te bedenken wat ik moest doen, om mijn volgende stap uit te knobbelen, om te vluchten zoals Karkarov, als ik dat gewild had.
Ik kan je verzekeren dat het eerste ongenoegen van de Heer van het Duister vanwege mijn late verschijning als sneeuw voor de zon verdween toen ik uitlegde dat ik nog steeds zijn loyale dienaar was, ook al verkeerde Perkamentus in de waan dat ik trouw was aan hém. Ja, de Heer van het Duister dacht dat ik hem voorgoed verlaten had, maar hij had het mis.'
'Maar wat voor nuttigs heb je gedaan?' sneerde Bellatrix. 'Wat voor bruikbare informatie heb je dan doorgespeeld?'
'Mijn informatie gaat rechtstreeks naar de Heer van het Duister,' zei Sneep. 'Als hij besluit die niet met jou te delen - '
'Hij deelt alles met mij!' Bellatrix schoot uit haar slof. 'Hij noemt mij zijn trouwste, meest verknochte - '
'O ja?' Sneep liet door een subtiele klankverandering zijn ongeloof blijken. 'Nog steeds, zelfs na het fiasco op het Ministerie?'
'Dat was mijn schuld niet!' zei Bellatrix en ze werd rood. 'In het verleden verkoos de Heer van het Duister mij om zijn kostbaarste - als Lucius niet - ' 'Waag het niet - wáág het niet om mijn man de schuld te geven!' zei Narcissa zacht en ijzig, met een blik op haar zus.
'Laten we elkaar geen verwijten maken,' zei Sneep gladjes. 'Wat gedaan is, is gedaan.'
'Maar niet door jou!' zei Bellatrix woedend. 'Nee, jij was weer nergens te vinden terwijl wij gevaar liepen, hè Sneep?' 'Ik had opdracht om achter te blijven,' zei Sneep. 'Misschien ben je het niet eens met de Heer van het Duister, misschien denk je dat Perkamentus niets gemerkt zou hebben als ik me aangesloten had bij de Dooddoeners om het op te nemen tegen de Orde van de Feniks? En - vergeef me, maar je had het over gevaar - jullie hoefden toch alleen maar af te rekenen met zes tieners?'
'Die al snel hulp kregen van bijna de helft van de Orde, zoals je heel goed weet!' beet Bellatrix hem toe. 'En nu we het toch over de Orde hebben: beweer je nog steeds dat je de ligging van hun hoofdkwartier niet kunt onthullen?'
'Ik ben de Geheimhouder niet. Ik kan het adres niet uitspreken. Je weet toch hoe die betovering werkt, hoop ik? De Heer van het Duister is tevreden met de informatie over de Orde die ik aan hem doorgegeven heb. Zoals je misschien begrepen hebt, heeft die onlangs tot de gevangenneming en dood van Emmeline Vonk geleid, en het heeft ons beslist geholpen om Sirius Zwarts uit te schakelen, al geef ik graag toe dat jij de genadeklap hebt uitgedeeld.'
Hij boog zijn hoofd en hief zijn glas, maar Bella's uitdrukking bleef hardvochtig. 'Je geeft geen antwoord op mijn laatste vraag, Sneep. Harry Potter. Je had hem de afgelopen vijf jaar op ieder moment kunnen vermoorden. Dat heb je niet gedaan. Waarom niet?'
'Heb je dat al besproken met de Heer van het Duister?' vroeg Sneep. 'Hij... de laatste tijd... wij... ik vraag het aan jóú Sneep!'
'Als ik Harry Potter had vermoord, had de Heer van het Duister zijn bloed niet kunnen gebruiken om zichzelf nieuw leven in te blazen, om onkwetsbaar te worden - '
'Dus je beweert dat jij zijn gebruik van Potter voorzien hebt?' spotte ze. 'Dat beweer ik helemaal niet. Ik had geen idee wat hij van plan was; ik heb al toegegeven dat ik dacht dat hij dood was. Ik probeer alleen uit te leggen waarom de Heer van het Duister het tot zo'n jaar geleden helemaal niet erg vond dat Potter nog leefde...'
'Maar waarom liet je hem leven?' 'Heb je wel geluisterd? Alleen de bescherming van Perkamentus hield me uit Azkaban! Als ik zijn favoriete leerling vermoord had, zou hij zich misschien tegen me gekeerd hebben, denk je ook niet? Maar er zat meer achter. Vergeet niet dat, toen Potter voor het eerst op Zweinstein verscheen, er heel veel verhalen over hem de ronde deden, geruchten dat hij zelf een machtige Duistere tovenaar was en daarom de aanval van de Heer van het Duister overleefd had. Veel van de oude volgelingen van de Heer van het Duister dachten zelfs dat we ons misschien rond Potter zouden kunnen hergroeperen. Ik moet toegeven dat ik nieuwsgierig was en absoluut niet de aandrang voelde om hem te vermoorden zodra hij voet in het kasteel zette.
Uiteraard werd me al snel duidelijk dat hij helemaal geen uitzonderlijk talent bezit. Hij heeft zich uit een aantal hachelijke situaties weten te redden door een combinatie van puur geluk en meer getalenteerde vrienden. Hij is door en door middelmatig, maar wel net zo zelfvoldaan en onuitstaanbaar als zijn vader vroeger. Ik heb mijn uiterste best gedaan om te zorgen dat hij zou worden verwijderd van Zweinstein, waar hij naar mijn idee nauwelijks thuishoort, maar hem vermoorden of laten vermoorden waar ik bij was? Ik zou wel gek zijn geweest om dat risico te nemen terwijl Perkamentus constant in de buurt was.'
'En toch moeten we geloven dat Perkamentus nooit achterdocht gekoesterd heeft?' vroeg Bellatrix. 'Hij heeft er geen idee van waar je loyaliteit werkelijk ligt en vertrouwt je nog steeds volledig?'
'Ik heb mijn rol goed gespeeld,' zei Sneep. 'En je vergeet de grootste zwakte van Perkamentus: hij moet altijd het beste van mensen denken. Ik hing een verhaal vol immens berouw op toen ik begon als leraar, vlak na mijn tijd als Dooddoener, en hij ontving me met open armen - al heeft hij me altijd zo ver mogelijk van de Zwarte Kunsten vandaan gehouden, zoals ik al zei. Perkamentus is lang een grandioos tovenaar geweest - jawel' (Bellatrix had een smalend geluid gemaakt) 'zelfs de Heer van het Duister geeft dat toe. Ik kan jullie echter tot mijn genoegen meedelen dat Perkamentus oud begint te worden. Het duel met de Heer van het Duister vorige maand heeft hem aan het wankelen gebracht. Hij heeft een ernstige verwonding opgelopen omdat zijn reacties minder snel zijn dan vroeger. Maar door de jaren heen is hij Severus Sneep altijd blijven vertrouwen en daarin ligt mijn grote waarde voor de Heer van het Duister.'
Bellatrix keek nog steeds niet blij, al leek ze niet goed te weten hoe ze de aanval op Sneep moest voortzetten. Sneep benutte haar stilte door zich tot haar zus te wenden.
'Zo... je kwam me om hulp vragen, Narcissa?'
Narcissa keek hem aan. De wanhoop straalde van haar gezicht.
'Ja, Severus. Ik - ik denk dat jij de enige bent die mij kan helpen. Ik weet niet wie ik het verder zou moeten vragen. Lucius zit in de gevangenis en...' Ze sloot haar ogen en twee dikke tranen rolden over haar wangen. 'De Heer van het Duister heeft me verboden erover te praten,' vervolgde Narcissa. Haar ogen waren nog steeds gesloten. 'Hij wil dat niemand van het plan weet. Het is... heel erg geheim. Maar...'
'Als hij het verboden heeft, hoor je er niet over te praten,' zei Sneep onmiddellijk. 'De wil van de Heer van het Duister is wet.' Narcissa snakte naar adem, alsof hij een plens koud water over haar heen gegooid had. Bellatrix daarentegen keek voor het eerst sinds ze binnen was zelfvoldaan.
'Zie je wel?' zei ze triomfantelijk tegen haar zus. 'Zelfs Sneep zegt het: je hebt opdracht gekregen om niets te vertellen, dus hou je mond!' Maar Sneep was opgestaan en liep naar het kleine venster. Hij tuurde tussen de gordijnen door naar de uitgestorven straat en trok ze toen abrupt weer dicht. Hij draaide zich om en keek Narcissa fronsend aan.
'Toevallig ben ik op de hoogte van het plan,' zei hij zacht. 'Ik ben een van de weinigen die de Heer van het Duister in vertrouwen genomen heeft. Maar als ik niet van het geheim geweten had, zou jij je schuldig hebben gemaakt aan inktzwart verraad aan de Heer van het Duister.'
'Ik dacht wel dat jij ervan zou weten!' zei Narcissa, die wat ontspannener ademhaalde. 'Hij vertrouwt je zo volkomen, Severus...'
'Weet jij van het plan?' vroeg Bellatrix. Haar vluchtige tevredenheid maakte plaats voor diepe verontwaardiging. 'Weet jij ervan?' 'Zeker,' zei Sneep. 'Maar wat voor hulp heb je nodig, Narcissa? Als je denkt dat ik de Heer van het Duister kan ompraten ben ik bang dat er geen enkele hoop is, geen greintje.'
'Severus,' fluisterde ze en de tranen biggelden over haar bleke wangen. 'Mijn zoon... mijn enige zoon...' 'Draco zou trots moeten zijn,' zei Bellatrix onverschillig. 'De Heer van het Duister bewijst hem een grote eer. En ik moet je dit zeggen: Draco onttrekt zich niet aan zijn plicht. Hij lijkt blij met de kans om zichzelf te kunnen bewijzen, opgewonden bij het vooruitzicht - '
Narcissa begon nu echt te huilen, maar bleef Sneep smekend aankijken. 'Dat is omdat hij pas zestien is en geen idee heeft wat hem te wachten staat! Waarom, Severus? Waarom mijn zoon? Het is te gevaarlijk! Dit is wraak vanwege de fout die Lucius heeft begaan, dat weet ik gewoon!'
Sneep zweeg. Hij wendde zijn blik af om haar tranen niet te hoeven zien, alsof ze iets onfatsoenlijks waren, maar hij kon niet doen alsof hij haar niet hoorde. 'Daarom heeft hij Draco gekozen, of niet soms?' drong ze aan. 'Om Lucius te straffen.'
'Als Draco slaagt, zal hij meer geëerd worden dan enig ander,' zei Sneep, die haar nog steeds niet aankeek.
'Maar hij zal niet slagen!' snikte Narcissa. 'Hoe zou hij ook kunnen, als zelfs de Heer van het Duister - '
Bellatrix snakte naar adem en Narcissa scheen te schrikken van haar eigen woorden. 'Ik bedoelde alleen... dat het nog niemand gelukt is... Severus... alsjeblieft... je bent een oude vriend van Lucius... ik smeek je... je staat in hoog aanzien bij de Heer van het Duister, je bent zijn meest vertrouwde adviseur... wil je niet met hem praten, hem ompraten - '
'De Heer van het Duister laat zich niet ompraten en ik ben niet zo dom om het te proberen,' zei Sneep kortaf. 'Ik zal niet beweren dat de Heer van het Duister niet boos is op Lucius. Lucius werd geacht de leiding te hebben, maar liet zich gevangennemen, samen met al die anderen, en slaagde er bovendien niet in de profetie te bemachtigen. Ja, de Heer van het Duister is boos, Narcissa, heel erg boos.'
'Dan heb ik gelijk. Hij heeft Draco gekozen uit wraak!' zei Narcissa gesmoord. 'Hij wil helemaal niet dat hij slaagt, hij wil dat hij het probeert en dan gedood wordt.'
Sneep zei niets en Narcissa leek haar laatste restje zelfbeheersing te verliezen. Ze stond op, wankelde naar Sneep en greep hem bij het voorpand van zijn gewaad. Met haar gezicht vlak bij het zijne en terwijl haar tranen op zijn borst vielen bracht ze er moeizaam uit: 'Jij zou het kunnen doen. Jíj zou het kunnen doen in plaats van Draco, Severus. Jij zou natuurlijk slagen en hij zou je rijkelijker belonen dan wie dan ook - '
Sneep greep haar bij haar polsen en trok de handen die zijn gewaad vastgrepen weg. Hij keek naar haar betraande gezicht en zei langzaam: 'Hij wil dat ik het uiteindelijk doe, geloof ik. Maar hij is vastbesloten om het Draco eerst te laten proberen. In het onwaarschijnlijke geval dat Draco succes heeft, kan ik dan nog wat langer op Zweinstein blijven in mijn nuttige rol als spion.'
'Met andere woorden, het doet er niet toe of Draco gedood wordt!' 'De Heer van het Duister is heel erg boos,' herhaalde Sneep zacht. 'Hij heeft de profetie niet gehoord. Je weet net zo goed als ik dat hij niet gemakkelijk vergeeft, Narcissa.'
Ze zakte in elkaar, viel aan zijn voeten neer en bleef snikkend en kreunend op de grond liggen.
'Mijn enige zoon... mijn enige zoon...'
'Je zou trots moeten zijn!' zei Bellatrix genadeloos. 'Als ik zoons had, zou ik ze graag opofferen in dienst van de Heer van het Duister!' Narcissa slaakte een kreet van wanhoop en trok aan haar lange blonde haar. Sneep bukte zich, pakte haar bij haar armen, tilde haar op en loodste haar terug naar de bank. Hij schonk nog een glas wijn in en drukte dat in haar hand.
'Zo is het genoeg, Narcissa. Drink wat. Luister naar me.'
Ze kalmeerde een beetje, nam een trillerig slokje en morste wijn op haar gewaad. 'Het zou kunnen... dat ik Draco kan helpen.'
Ze ging overeind zitten, met een krijtwit gezicht en grote, starende ogen.
'Severus - o Severus - ben je bereid hem te helpen? Bereid op hem te letten, te zorgen dat hem niets overkomt?'
'Ik kan het proberen.' Ze smeet het glas weg; het rolde over de tafel terwijl ze zich van de bank liet glijden, neerknielde aan Sneeps voeten, zijn hand vastpakte en die tegen haar lippen drukte.
'Als jij er bent om hem te beschermen... Severus, wil je dat zweren? Wil je de Onbreekbare Eed afleggen?'
'De Onbreekbare Eed?' Sneeps gezicht was uitdrukkingsloos en ondoorgrondelijk, maar Bellatrix slaakte een hoge, triomfantelijke lach. 'Heb je niet geluisterd, Narcissa? O, hij zal het vast wel proberen... de gebruikelijke loze woorden, de gebruikelijke, laffe aftocht als er iets gedáán moet worden - in opdracht van de Heer van het Duister, uiteraard!'
Sneep keek Bellatrix niet aan. Zijn zwarte ogen staarden in Narcissa's blauwe, betraande ogen terwijl ze zijn hand bleef vasthouden.
'Natuurlijk ben ik bereid de Onbreekbare Eed af te leggen, Narcissa,' zei hij kalm. 'Misschien wil je zus als onze Binder fungeren.' De mond van Bellatrix viel open. Sneep liet zich zakken, zodat hij tegenover Narcissa knielde. Onder de verbijsterde ogen van Bellatrix pakten ze elkaar bij de rechterhand.
'We hebben je toverstaf nodig, Bellatrix,' zei Sneep kil.
Ze pakte hem, maar leek nog steeds met stomheid geslagen.
'En kom iets dichterbij,' zei Sneep.
Ze deed een paar passen, zodat ze vlak naast hen stond, en legde de punt van haar toverstok op hun ineengeslagen handen.
Narcissa sprak als eerste.
'Ben jij, Severus, bereid over mijn zoon Draco te waken terwijl hij een poging doet de wensen van de Heer van het Duister te vervullen?'
'Daartoe ben ik bereid,' zei Sneep.
Een dun lint van oogverblindend vuur schoot uit de toverstok en wond zich om hun handen als een withete ijzerdraad. 'En zul je hem naar je beste vermogen beschermen?'
'Dat zal ik,' zei Sneep.
Een tweede tong van vuur schoot uit de toverstaf en verweefde zich met de eerste, zodat er een dunne, gloeiende ketting ontstond. 'En als het nodig mocht blijken... als het ernaar uitziet dat Draco niet zal slagen...' fluisterde Narcissa (Sneeps hand bewoog zenuwachtig, maar hij trok hem niet terug) 'zul jij dan de opdracht uitvoeren waarmee de Heer van het Duister Draco belast heeft?'
Er viel even een stilte. Bellatrix keek met grote ogen toe.
'Dat zal ik,' zei Sneep.
Bellatrix' verblufte gezicht gloeide rood op in het licht van een derde tong van vuur die uit de toverstok spoot, zich met de andere verstrengelde en zich keer op keer om hun ineengeslagen handen wikkelde, als een touw of een vurige slang.