Hoofdstuk 27

DE DOOR DE BLIKSEM GETROFFEN TOREN

Zodra ze zich weer onder de sterrenhemel bevonden, hees Harry Perkamentus op het dichtstbijzijnde rotsblok en hielp hem om op te staan. Doorweekt en rillend, met het gewicht van Perkamentus op zijn schouders, concentreer-
de Harry zich intenser op zijn bestemming dan hij ooit gedaan had: Zweinsveld. Hij sloot zijn ogen, pakte de arm van Perkamentus zo stevig mogelijk vast en stapte het afschuwelijke gevoel van samenpersing in.
Nog voor hij zijn ogen opendeed, wist hij al dat het gewerkt had: de zilte lucht en de zeewind waren verdwenen. Perkamentus en hij stonden rillend en kletsnat in de donkere dorpsstraat van Zweinsveld. Eén gruwelijk moment lang verbeeldde Harry zich dat er nog meer Necroten rond de winkels slopen en op hem af kwamen, maar toen hij met zijn ogen knipperde zag hij dat er niets bewoog: de straat was uitgestorven en aardedonker, afgezien van een paar straatlantaarns en wat ramen waar nog licht brandde.
'Het is ons gelukt, professor!' fluisterde Harry schor. Hij besefte plotseling dat zijn longen brandden van inspanning. 'Het is ons gelukt! We hebben het Gruzielement!'
Perkamentus wankelde en viel half tegen hem aan. Harry dacht even dat hij uit balans was door zijn onervaren Verschijnselen, maar toen zag hij het gezicht van Perkamentus. Dat leek bleker en bezweter dan ooit in het licht van de straatlantaarn die een eind verderop stond.
'Professor, voelt u zich wel goed?'
'Ik heb me wel eens beter gevoeld,' zei Perkamentus zwakjes, al trilden zijn mondhoeken in een flauwe glimlach. 'Dat groene spul... was bepaald geen gezondheidsdrankje...'
Tot Harry's afschuw zakte Perkamentus langzaam in elkaar.
'Professor - alles komt goed, maakt u zich geen zorgen - '
Hij keek wanhopig om zich heen, op zoek naar hulp, maar er was niemand. Zijn enige gedachte was dat hij Perkamentus zo snel mogelijk naar de ziekenzaal moest brengen.
'U moet naar school, professor... madame Plijster...'
'Nee,' zei Perkamentus. 'Ik heb... ik heb professor Sneep nodig... maar ik geloof niet... dat ik erg ver kan lopen...'
'Goed... luister, professor - ik klop gewoon ergens aan en vraag of u binnen mag komen. Dan ren ik naar school en haal ik madame - '
'Severus,' zei Perkamentus met heldere stem. 'Ik heb Severus nodig...'
'Goed dan, Sneep, maar ik moet u heel even alleen laten zodat ik - '
Maar voor Harry zich kon verroeren hoorde hij voetstappen. Hij voelde een golf van opluchting: iemand had hen gezien, iemand besefte dat ze hulp nodig hadden! Toen hij omkeek zag hij dat madame Rosmerta haastig kwam aanlopen door de donkere straat. Ze droeg pluizige slippers met hoge hakken en een met draken geborduurde zijden ochtendjas.
'Net toen ik de gordijnen op mijn slaapkamer dichtdeed, zag ik jullie Verschijnselen! Gelukkig, gelukkig! Ik wist gewoon niet wat ik moest - maar wat is er met Albus?'
Ze bleef buiten adem staan en keek met grote ogen naar Perkamentus.
'Hij is gewond,' zei Harry. 'Kunnen we hem naar de Drie Bezemstelen brengen, madame Rosmerta? Dan ga ik gauw hulp halen op school.' 'Je kunt niet in je eentje naar de school! Weet je dan niet - heb je niet gezien - ?'
'Als u helpt om hem te dragen,' zei Harry, die niet naar haar geluisterd had, 'dan krijgen we hem vast wel - '
'Wat is er gebeurd?' vroeg Perkamentus. 'Wat is er, Rosmerta?'
'Het - het Duistere Teken, Albus.'
Ze wees in de richting van Zweinstein. Harry werd vervuld van afgrijzen toen hij die woorden hoorde... hij draaide zich om en keek...
Aan de donkere hemel boven de school zweefde een lichtgevende groene schedel met een slangentong: het teken dat de Dooddoeners altijd achterlieten als ze een gebouw binnendrongen... als ze iemand vermoord hadden...
'Wanneer is dat verschenen?' vroeg Perkamentus. Zijn hand kneep pijnlijk in Harry's schouder terwijl hij overeind probeerde te komen.
'Dat moet een paar minuten geleden zijn geweest. Het was er nog niet toen ik de kat buiten zette, maar toen ik boven was - '
'We moeten onmiddellijk terug naar het kasteel,' zei Perkamentus. Hij wankelde een beetje, maar leek de situatie toch volledig onder controle te hebben. 'Rosmerta, we hebben een vervoermiddel nodig - bezems - '
'Er staan er een paar achter de bar,' zei ze. Ze leek doodsbang. 'Zal ik ze - ?' 'Nee, Harry haalt ze wel.'
Harry pakte meteen zijn toverstok.
'Accio Rosmerta's bezems.'
Een oogwenk later vloog de deur van het café met een klap open: twee bezems schoten de straat op en raceten allebei zo snel mogelijk naar Harry. Toen ze bij hem waren stopten ze abrupt en bleven lichtjes trillend op ongeveer een meter hoogte zweven.
'Rosmerta, stuur een boodschap aan het Ministerie,' zei Perkamentus terwijl hij op de dichtstbijzijnde bezem stapte. 'Misschien heeft niemand op Zweinstein nog beseft wat er aan de hand is... Harry, doe je Onzichtbaarheidsmantel om.'
Harry haalde de mantel uit zijn zak en gooide die over zich heen voor hij op zijn bezem stapte; madame Rosmerta waggelde al terug naar het café op haar hoge hakken toen Harry en Perkamentus zich afzetten tegen de grond en opstegen. Terwijl ze op topsnelheid naar het kasteel vlogen keek Harry naar Perkamentus, klaar om hem te grijpen als hij misschien zou vallen, maar de aanblik van het Duistere Teken scheen Perkamentus nieuwe kracht te hebben geschonken: hij boog zich diep over zijn bezem met zijn ogen op het Teken gericht, en zijn lange, zilvergrijze haar en baard wapperden achter hem aan. Harry keek ook naar de zwevende schedel en voelde een snel groeiende angst, als een giftige luchtbel in zijn binnenste die zijn longen samenperste en de gedachte aan alle andere ongemakken verdreef...
Hoe lang waren ze weg geweest? Was het geluk van Ron, Hermelien en Ginny inmiddels opgebruikt? Zweefde het Duistere Teken vanwege een van hen boven de school of kwam het door Marcel, Loena, of een ander lid van de SVP? En als dat zo was... Harry had gevraagd of ze hun veilige bed wilden verlaten om op de gangen te patrouilleren. Zou hij opnieuw verantwoordelijk zijn voor de dood van een vriend?
Terwijl ze over het donkere kronkelweggetje vlogen dat ze eerder op de avond gevolgd hadden naar Zweinsveld, hoorde Harry boven het gieren van de wind uit dat Perkamentus opnieuw woorden mompelde in een taal die hij niet kende. Hij dacht dat hij begreep waarom toen ze de muur rond het schoolterrein passeerden en hun bezems even schokten: Perkamentus schakelde de bezweringen uit die hij zelf gebruikt had om het kasteel te beveiligen, zodat ze snel door konden vliegen. Het Duistere Teken glansde recht boven de Astronomietoren, de hoogste van het kasteel. Had het sterfgeval daar plaatsgevonden?
Perkamentus was al over de borstwering van de toren gevlogen en stapte van zijn bezem. Harry landde een oogwenk later naast hem en keek om zich heen. De toren was verlaten. De deur van de wenteltrap die omlaag leidde naar het kasteel was dicht. Harry zag nergens iets wat op een worsteling of een gevecht op leven en dood wees en er was geen lichaam te bekennen.
'Wat betekent dit?' vroeg Harry aan Perkamentus en hij keek naar de groene schedel met de slangentong, die boosaardig glansde boven hun hoofd. 'Is dat wel het echte Duistere Teken? Is er werkelijk iemand - professor?'
In de vage groene gloed van het Teken zag Harry dat Perkamentus naar zijn borst greep met zijn verschroeide hand.
'Maak Severus wakker,' zei Perkamentus zwakjes maar duidelijk. 'Vertel hem wat er is gebeurd en breng hem hierheen. Doe verder niets, spreek met niemand en hou je Onzichtbaarheidsmantel om. Ik wacht hier.'
'Maar - '
'Je hebt gezworen dat je me zou gehoorzamen, Harry. Ga!'
Harry liep haastig naar de deur van de wenteltrap, maar hij had zijn hand nauwelijks op de ijzeren ring gelegd toen hij rennende voetstappen hoorde op de trap. Hij keek naar Perkamentus, die gebaarde dat hij opzij moest gaan. Harry stapte achteruit en trok zijn toverstok.
De deur vloog open: iemand sprong het dak van de toren op en schreeuwde: 'Expelliarmus!'
Harry's lichaam werd onmiddellijk stijf en roerloos. Hij voelde dat hij achterover tegen de muur viel en daar als een wankel standbeeld balanceerde, zonder dat hij een vin kon verroeren of iets kon zeggen. Hij snapte niet wat er gebeurd was - Expelliarmus was geen Verstijvingsspreuk -
In het licht van het Teken zag hij de toverstok van Perkamentus in een boog over de kantelen vliegen en plotseling begreep hij het... Perkamentus had Harry zwijgend laten Verstijven en door die ene seconde die hij nodig had gehad voor de spreuk de kans gemist om zich te kunnen verdedigen.
Perkamentus leunde met een krijtwit gezicht tegen de borstwering, maar liet geen enkel teken van paniek blijken. Hij keek alleen maar naar degene die hem ontwapend had en zei: 'Goedenavond, Draco.'
Malfidus stapte het platte dak op en keek of Perkamentus en hij alleen waren. Zijn blik viel op de tweede bezem.
'Wie is er nog meer?'
'Die vraag zou ik jou ook kunnen stellen. Of doe je dit helemaal alleen?'
Harry zag in de groene gloed van het Teken dat de bleke ogen van Malfidus weer naar Perkamentus gleden.
'Nee, ik heb hulp,' zei hij. 'Er zijn Dooddoeners in de school.'
'Wel, wel,' zei Perkamentus, alsof Malfidus hem een ambitieus werkstuk voor school had laten zien. 'Heel knap gedaan. Dus je hebt een manier gevonden om ze binnen te smokkelen?'
'Ja,' hijgde Malfidus. 'Vlak onder uw neus en u had er geen idee van!'
'Ingenieus,' zei Perkamentus. 'Maar toch... neem me niet kwalijk dat ik het vraag... waar zijn ze dan? Je lijkt me tamelijk alleen.'
'Ze kwamen een stel van uw bewakers tegen. Er wordt beneden gevochten, maar ze komen zo. Ik ben vast vooruit gegaan. Ik - er is iets wat ik moet doen.'
'Dan zou ik het maar gauw doen als ik jou was, beste jongen,' zei Perkamentus zacht.
Er viel een stilte. Harry zat gevangen in zijn onzichtbare, verlamde lichaam en kon alleen maar kijken. Hij luisterde ingespannen of hij iets kon horen van de Dooddoeners die beneden vochten, terwijl Malfidus zwijgend naar Perkamentus staarde. Tot Harry's ongeloof glimlachte Perkamentus.
'Draco, Draco, je bent geen moordenaar.'
'Hoe weet u dat?' vroeg Malfidus.
Hij scheen zich te realiseren hoe kinderlijk dat klonk, want zelfs in de groene gloed van het Teken zag Harry dat hij rood werd.
'U weet niet waar ik toe in staat ben,' zei Malfidus, nu een stuk krachtiger. 'U weet niet wat ik allemaal al gedaan heb!'
'Jawel,' zei Perkamentus minzaam. 'Je hebt Katja Bell en Ronald Wemel bijna vermoord. Je probeert al een jaar lang steeds wanhopiger om mij te vermoorden. Het spijt me dat ik het zeggen moet, Draco, maar het waren zwakke pogingen... zo zwak zelfs dat ik me afvraag of je wel echt je best deed...'
'Natuurlijk deed ik mijn best!' zei Malfidus fel. 'Ik heb er het hele jaar aan gewerkt en vanavond - '
Beneden in het kasteel hoorde Harry een gesmoorde gil. Malfidus verstijfde en keek achterom.
'Iemand schijnt zich behoorlijk te verzetten,' zei Perkamentus achteloos. 'Maar je zei... ja, je bent erin geslaagd om Dooddoeners mijn school binnen te smokkelen. Ik moet toegeven dat ik dat niet voor mogelijk had gehouden... hoe heb je dat klaargespeeld?'
Malfidus zei niets: hij luisterde nog steeds naar wat zich beneden afspeelde en scheen bijna net zo verlamd te zijn als Harry.
'Misschien kun je beter proberen het karwei in je eentje te klaren,' suggereerde Perkamentus. 'Stel dat je helpers worden tegengehouden door mijn bewakers? Zoals je misschien gemerkt hebt, zijn er ook leden van de Orde van de Feniks aanwezig. En in feite heb je niet echt hulp nodig... ik heb geen toverstok... ik kan mezelf niet verdedigen.'
Malfidus staarde hem alleen maar aan.
'Ik begrijp het,' zei Perkamentus vriendelijk toen Malfidus zich niet verroerde en ook niets zei. 'Je bent bang. Je durft niets te doen tot zij er zijn.' 'Ik ben niet bang!' snauwde Malfidus, al maakte hij nog steeds geen aanstalten om Perkamentus kwaad te doen. 'U zou bang moeten zijn!'
'Maar waarom? Ik denk niet dat je me zult doden, Draco. Mensen vermoorden is lang niet zo gemakkelijk als onschuldigen soms denken... vertel me eens, terwijl we op je vrienden wachten: hoe heb je ze binnengesmokkeld? Ik heb het idee dat je er lang over gedaan hebt om een manier te bedenken.'
Zo te zien moest Malfidus de aandrang om het uit te schreeuwen of over te geven onderdrukken. Hij slikte moeizaam en haalde enkele malen diep adem, terwijl hij Perkamentus woedend aankeek en zijn toverstok op diens hart gericht hield. Toen zei hij, alsof de woorden er onwillekeurig uit werden geperst: 'Ik moest eerst de kapotte Verdwijnkast repareren. De kast die in jaren niet gebruikt is en waar Van Beest vorig jaar in verdwaalde.'
'Aaaah.' Perkamentus maakte een geluid dat voor een deel een zucht en voor een deel gekreun was en deed zijn ogen even dicht. 'Heel slim van je... er is er nog een, neem ik aan?' 'Ja, bij Odius & Oorlof,' zei Malfidus. 'Er is een soort verbinding tussen die twee. Van Beest vertelde dat hij, toen hij opgesloten zat in de kast op Zweinstein, gevangen was in een soort niemandsland maar soms geluiden kon horen uit de school en soms uit de winkel, alsof hij tussen die twee punten op en neer reisde. Hij schreeuwde wel, maar niemand hoorde hem... uiteindelijk wist hij uit de kast te Verdwijnselen, ook al had hij zijn brevet niet gehaald. Dat werd bijna zijn dood. Iedereen vond het een machtig verhaal, maar ik begreep als enige wat het betekende. Zelfs Odius wist dat niet. Ik besefte als enige dat je misschien in Zweinstein zou kunnen komen als ik de kapotte Verdwijnkast repareerde.'
'Heel goed,' zei Perkamentus zacht. 'Dus de Dooddoeners zijn via Odius & Oorlof in de school gekomen? Een slim plan, heel slim... en vlak onder mijn neus, zoals je al zei...'
'Ja,' zei Malfidus. Bizar genoeg scheen hij moed en troost te ontlenen aan de lof van Perkamentus. 'Ja, het was behoorlijk slim!'
'Maar er waren ook momenten waarop je niet zeker wist of je de kast wel zou kunnen repareren, nietwaar?' zei Perkamentus. 'En op die momenten nam je je toevlucht tot primitieve en ondoordachte methodes. Je probeerde me een vervloekte halsketting te sturen, die vrijwel zeker in verkeerde handen zou vallen... je vergiftigde een fles mede terwijl er maar een minieme kans was dat ik die zou opdrinken...'
'Toch had u niet door wie daarachter zat, of wel soms?' smaalde Malfidus. Perkamentus gleed ietsje verder omlaag langs de borstwering. Kennelijk vloeide de kracht weg uit zijn benen. Harry verzette zich geluidloos en zonder succes tegen de bezwering die hem verlamde.
'Eerlijk gezegd wel,' zei Perkamentus. 'Ik was ervan overtuigd dat jij het was.'
'Waarom heeft u me dan niet tegengehouden?'
'Dat heb ik wel geprobeerd, Draco. Professor Sneep hield je in mijn opdracht in de gaten - '
'Hij voerde uw opdrachten helemaal niet uit! Hij heeft mijn moeder beloofd - '
'Dat zou hij natuurlijk zeggen, Draco, maar - '
'Hij is een dubbelagent! Hoe stom kun je zijn? Hij werkt helemaal niet voor u! Dat denkt u alleen!'
'We moeten maar accepteren dat we daar van mening over verschillen, Draco. Ik vertrouw professor Sneep toevallig - '
'Dan bent u nog stommer dan ik dacht!' spotte Malfidus. 'Sneep heeft me zo vaak gevraagd of hij kon helpen. Hij wilde ook meedoen, wilde zelf met de eer gaan strijken. "Wat voer je in je schild? Kwam die halsketting van jou? Dat was stom, je had de hele boel kunnen verraden!" Maar ik heb hem niet verteld wat ik in de Kamer van Hoge Nood deed. Als hij morgen wakker wordt, is het allemaal voorbij en is hij niet langer het lievelingetje van de Heer van het Duister. Dan is hij niets, vergeleken met mij. Helemaal niets!'
'Heel bevredigend,' zei Perkamentus kalm. 'Het is natuurlijk altijd prettig als noeste arbeid gewaardeerd wordt... maar toch moet je een medeplichtige hebben gehad... iemand in Zweinsveld die Katja de - de - aaaah...'
Perkamentus sloot zijn ogen weer en knikte, alsof hij bijna in slaap viel. 'Natuurlijk... Rosmerta. Hoe lang verkeert ze al onder de Imperiusvloek?'
'Hebt u het eindelijk door?' vroeg Malfidus treiterend.
Beneden werd opnieuw geschreeuwd, maar nu harder. Malfidus keek zenuwachtig over zijn schouder en toen weer naar Perkamentus, die vervolgde: 'Dus die arme Rosmerta was gedwongen op haar eigen toilet op de loer te liggen, tot er een leerlinge van Zweinstein binnenkwam die ze de ketting kon geven? En de mede... Rosmerta kon hem natuurlijk gemakkelijk vergiftigen voor ze de fles aan Slakhoorn stuurde, in de overtuiging dat het een kerstcadeautje voor mij was... ja, heel slim... heel slim... die arme Vilder zou een fles van Rosmerta niet controleren... hoe stond je in contact met Rosmerta? Ik dacht dat we alle communicatiemogelijkheden tussen de school en de buitenwereld in de gaten hielden?'
'Magische munten,' zei Malfidus. Het was alsof hij gedwongen werd om te blijven praten, ook al trilde de hand waarin hij zijn toverstok hield. 'Ik had er eentje en zij ook. Zo kon ik boodschappen versturen - '
'Lijkt dat niet erg veel op de geheime methode die de leerlingen die zich de Strijders van Perkamentus noemden vorig jaar gebruikten?' vroeg Perkamentus. Zijn stem was luchtig en kalm, maar Harry zag hem opnieuw een paar centimeter langs de muur omlaag glijden.
'Ja, daar had ik het idee vandaan,' zei Malfidus met een verwrongen glimlach. 'Het idee om die mede te vergiftigen had ik trouwens van dat Modderbloedje Griffel. Ik hoorde haar in de bibliotheek zeggen dat Vilder geen toverdranken kon herkennen...'
'Gebruik alsjeblieft niet zulke aanstootgevende woorden in mijn bijzijn,' zei Perkamentus.
Malfidus lachte schor. 'Vindt u het erg dat ik "Modderbloedje" zeg terwijl ik op het punt sta u te vermoorden?'
'Ja, inderdaad,' zei Perkamentus, en Harry zag zijn voeten nog wat verder wegglijden terwijl hij moeite deed om overeind te blijven. 'Maar wat mij vermoorden betreft, Draco: daar heb je nu verscheidene minuten de tijd voor gehad. We zijn alleen, ik ben weerlozer dan je ooit had kunnen dromen en je hebt nog steeds niets gedaan...'
De mond van Malfidus vertrok onwillekeurig, alsof hij iets bitters proefde. 'Om nog even terug te komen op vanavond,' zei Perkamentus. 'Ik snap niet helemaal hoe het gebeurd is... wist je dat ik niet op school was? Ja, natuurlijk,' beantwoordde hij zijn eigen vraag. 'Rosmerta heeft me gezien in Zweinsveld en jou natuurlijk op de hoogte gebracht met behulp van die ingenieuze munten...'
'Klopt,' zei Malfidus. 'Maar ze zei dat u alleen iets ging drinken en dan weer terug zou komen...' 'Ik heb inderdaad iets gedronken... en ik ben ook weer terug... zij het nog niet helemaal de oude,' mompelde Perkamentus. 'Dus jullie besloten een val voor me te zetten?'
'We besloten het Duistere Teken boven de toren te laten verschijnen, zodat u gauw terug zou komen om te kijken wie er vermoord was,' zei Malfidus. 'En dat werkte!'
'Nou... ja en nee...' zei Perkamentus. 'Moet ik hieruit afleiden dat er niemand vermoord is?'
'Er is wel iemand dood,' zei Malfidus en zijn stem schoot omhoog. 'Een van uw mensen... ik weet niet wie, het was donker... ik moest over het lichaam heen stappen... ik had hier eigenlijk al klaar moeten staan als u terugkwam uit Zweinsveld, maar die lui van de Feniks bemoeiden zich er weer eens mee...'
'Ja, daar hebben ze een handje van,' zei Perkamentus.
Beneden werd geschreeuwd en er klonken harde knallen; zo te horen werd er nu gevochten op de wenteltrap naar het dak van de Astronomietoren, waar Perkamentus, Malfidus en Harry stonden. Harry's hart bonsde ongehoord in zijn onzichtbare borst... er was iemand dood... Malfidus was over het lichaam heen gestapt... wie was het?
'We hebben niet veel tijd meer, hoe je het ook wendt of keert,' zei Perkamentus. 'Laten we het daarom eens even over je opties hebben, Draco.'
'Mijn opties!' zei Malfidus. 'Ik heb mijn toverstok in mijn hand - ik sta op het punt om u te vermoorden - '
'Laten we dat alsjeblieft afdoen als de onzin die het is, beste jongen. Als je dat werkelijk van plan was, zou je het meteen gedaan hebben, zodra je me ontwapend had. Dan hadden we niet eerst dit prettige gesprek over je methodes en motieven gevoerd.'
'Ik heb geen opties!' zei Malfidus en hij zag plotseling net zo bleek als Perkamentus. 'Ik móet het doen! Anders vermoordt hij me! Dan roeit hij mijn hele familie uit!'
'Ik begrijp dat je in een lastig parket zit,' zei Perkamentus. 'Waarom denk je dat ik je hier niet veel eerder op heb aangesproken? Ik wist dat Heer Voldemort je zou vermoorden als hij zelfs maar vermoedde dat ik je verdacht.'
Het gezicht van Malfidus vertrok toen Perkamentus de naam van Voldemort zei.
'Ik durfde je niet te vragen naar de opdracht die je gekregen had, voor het geval hij Legilimentie zou gebruiken,' vervolgde Perkamentus. 'Maar nu hoeven we geen blad meer voor de mond te nemen... er is nog geen onherstelbare schade aangericht. Je hebt niemand echt kwaad gedaan, al heb je heel veel geluk dat je onbedoelde slachtoffers het overleefd hebben... ik kan je helpen, Draco.'
'Nee!' zei Malfidus en de hand waarin hij zijn toverstok hield beefde als een rietje. 'Niemand kan me helpen. Hij zei dat ík het moest doen of dat hij me anders zou vermoorden. Ik heb geen keus.'
'Sluit je aan bij het goede kamp, Draco. Wij kunnen je beter verbergen dan je ooit voor mogelijk hebt gehouden. Bovendien kan ik vanavond nog leden van de Orde naar je moeder sturen, zodat zij ook kan onderduiken. Je vader is op het moment veilig in Azkaban... als het zover is, kunnen we hem ook beschermen... sluit je aan bij het goede kamp, Draco... je bent geen moordenaar...'
Malfidus keek naar Perkamentus. 'Maar ik ben al zo ver,' zei hij langzaam. 'Ze dachten dat het mijn dood zou worden als ik zelfs maar een poging deed, maar nu sta ik hier... ik heb u in mijn macht... ik hou de toverstok vast... u bent aan mijn genade overgeleverd...'
'Nee, Draco,' zei Perkamentus kalm. 'Alleen míjn genade doet er nu iets toe, niet de jouwe.'
Malfidus zweeg. Zijn mond hing open en zijn hand trilde nog steeds. Harry dacht dat hij zijn toverstok een fractie zag zakken -
Plotseling daverden er voetstappen op de trap en werd Malfidus opzij gesmeten toen vier mensen in zwarte gewaden de deur opengooiden en het dak op stormden. Verlamd en doodsbang keek Harry naar de vier vreemdelingen. Blijkbaar hadden de Dooddoeners het gevecht op de trap gewonnen.
Een kleine, kwabbige man met een merkwaardige, scheve grijns op zijn gezicht giechelde amechtig.
'Perkamentus in het nauw!' zei hij. Hij wendde zich tot een grijnzende, gedrongen vrouw die zijn zus had kunnen zijn. 'Perkamentus zonder toverstok! Perkamentus moederziel alleen! Goed gedaan, Draco, goed gedaan!'
'Goedenavond, Amycus,' zei Perkamentus kalm, alsof hij de man op de thee had gevraagd. 'En je hebt Alecto meegebracht, zie ik... een waar genoegen...'
De vrouw grinnikte nijdig.
'Denk je dat grapjes je zullen helpen op je sterfbed?' spotte ze.
'Grapjes? Nee, nee, goede manieren,' antwoordde Perkamentus.
'Doe het!' zei de man die het dichtst bij Harry stond: een lange, breedgeschouderde kerel met warrig grijs haar en een grijze snor. Zijn zwarte Dooddoenersgewaad spande ongemakkelijk strak om zijn lichaam en zijn stem verschilde van alle stemmen die Harry ooit gehoord had: een schor, raspend geblaf. Hij verspreidde een doordringende stank van vuil, zweet en iets wat onmiskenbaar bloed was. Zijn smerige handen hadden lange gele nagels.
'Ben jij dat, Fenrir?' vroeg Perkamentus.
'Inderdaad,' raspte de ander. 'Ben je blij om me te zien, Perkamentus?'
'Nee, dat kan ik niet zeggen...'
Fenrir Vaalhaar grijnsde puntige tanden bloot. Bloed droop over zijn kin en hij likte langzaam en obsceen zijn lippen af.
'Je weet toch hoeveel ik van kinderen houd, Perkamentus?'
'Moet ik daaruit opmaken dat je nu zelfs mensen aanvalt als het geen volle maan is? Heel ongebruikelijk... is één keer in de maand niet meer voldoende om je hunkering naar mensenvlees te bevredigen?'
'Inderdaad,' zei Vaalhaar. 'Schokt je dat, Perkamentus? Maakt het je bang?' 'Ik zal niet ontkennen dat ik ervan walg,' zei Perkamentus. 'En ik ben inderdaad enigszins geschokt dat Draco uitgerekend jou heeft binnengelaten in de school waar ook zijn vrienden zijn...'
'Dat heb ik niet gedaan,' fluisterde Malfidus. Hij keek niet naar Vaalhaar; blijkbaar wilde hij hem niet zien. 'Ik wist niet dat hij ook zou komen - '
'Een reisje naar Zweinstein sla ik natuurlijk niet over, Perkamentus,' raspte Vaalhaar. 'Niet als er kelen afgebeten kunnen worden... heerlijk, heerlijk...' Hij peuterde met een gele nagel tussen zijn voortanden en grijnsde hatelijk naar Perkamentus.
'Misschien doe ik de jouwe wel als toetje, Perkamentus...'
'Nee,' zei de vierde Dooddoener op scherpe toon. Hij had een grof, bruut gezicht. 'We hebben onze bevelen. Draco moet het doen. Vooruit, Draco, schiet op!'
Malfidus leek besluitelozer dan ooit. Trillend van angst keek hij naar Perkamentus. Diens gezicht was nog bleker dan eerst en bevond zich ook dichter bij de grond, want hij was opnieuw verder omlaag gezakt langs de kantelen.
'Als je het mij vraagt maakt hij het sowieso niet lang meer!' zei de man met de scheve grijns terwijl zijn zus giechelde. 'Moet je hem eens zien - wat is er met je gebeurd, Perkie?'
'O, minder weerstand, tragere reflexen,' zei Perkamentus. 'Met andere woorden ouderdom... misschien overkomt jou ooit hetzelfde, Amycus... als je geluk hebt...'
'Wat bedoel je daar nou weer mee, hè?' Wat bedoel je daarmee?' schreeuwde de Dooddoener, die plotseling agressief werd. 'Je verandert ook nooit, hè Perkie, altijd maar praten en niets doen, niets! Ik snap niet eens waarom de Heer van het Duister de moeite neemt om je te vermoorden! Vooruit, Draco, doe het!'
Op dat moment klonken beneden opnieuw geluiden van een vechtpartij en schreeuwde iemand: 'Ze hebben de trap geblokkeerd - Reducto! REDUCTO!'
Harry's hart sprong op: dus deze vier hadden niet alle tegenstand uitgeschakeld! Ze hadden alleen door het gevecht heen weten te breken, het dak van de toren bereikt en zo te horen een barricade opgericht -
'Vooruit, Draco! Snel!' zei de man met het brute gezicht.
De hand van Malfidus trilde zo erg dat hij nauwelijks kon richten.
'Ik doe het wel!' grauwde Vaalhaar. Hij stapte met uitgestrekte handen en ontblote tanden op Perkamentus af.
'Nee, zei ik!' riep de man met het brute gezicht; er volgde een lichtflits en de weerwolf werd opzij gegooid. Hij smakte tegen de borstwering, met een gezicht vol razernij. Harry's hart bonsde zo hard dat het onmogelijk leek dat niemand hoorde dat hij daar stond, verlamd door de spreuk van Perkamentus - kon hij zich maar verroeren en een vloek afvuren van onder de Onzichtbaarheidsmantel - 'Doe het, Draco, of ga anders opzij zodat een van ons - ' krijste de vrouw, maar op dat moment vloog de deur van de trap weer open en verscheen Sneep. Hij had zijn toverstok in zijn hand en zijn zwarte ogen namen het tafereel in zich op: Perkamentus die ineengezakt tegen de muur lag, de vier Dooddoeners, onder wie de woedende weerwolf, en Malfidus.
'We zitten met een probleempje, Sneep,' zei de kwabbige Amycus. Zowel zijn ogen als zijn toverstok waren op Perkamentus gericht. 'De jongen kan kennelijk niet - '
Op dat moment fluisterde iemand anders de naam van Sneep.
'Severus...'
Daar schrok Harry meer van dan van alles wat hij die avond had meegemaakt. Voor het eerst hoorde hij Perkamentus smeken.
Sneep zei niets, maar liep naar Malfidus en duwde die ruw opzij. De drie Dooddoeners deinsden zwijgend achteruit. Zelfs de weerwolf leek bang te zijn. Sneep keek naar Perkamentus. Uit iedere hardvochtige lijn van zijn gezicht sprak afkeer en haat.
'Severus... alsjeblieft...'
Sneep hief zijn toverstok op en richtte die op Perkamentus.
'Avada Kedavra!'
Uit de punt van Sneeps toverstok spoot een groene lichtstraal, die Perkamentus midden in zijn borst raakte. Harry's schreeuw van afschuw kwam nooit over zijn lippen; roerloos en geluidloos moest hij toekijken hoe Perkamentus de lucht in werd geslingerd. Het was alsof hij een fractie van een seconde bleef zweven onder de glanzende schedel, maar toen viel hij langzaam achterover, als een grote lappenpop. Hij tuimelde over de borstwering en verdween uit het zicht.