Hoofdstuk 10

HET HUIS MERGEL

De rest van de week volgde Harry tijdens Toverdrankles de aanwijzingen van de Halfbloed Prins op als die afweken van de instructies van Libatius Bernage, met als gevolg dat Slakhoorn na een les of vier helemaal lyrisch was over Harry's prestaties en zei dat hij zelden les had gegeven aan iemand met zoveel talent. Ron en Hermelien hadden daar allebei de nodige moeite mee. Harry had gezegd dat zij ook in zijn boek mochten kijken, maar het kostte Ron veel meer moeite om het handschrift te ontcijferen en hij kon niet steeds vragen of Harry de notities hardop wilde voorlezen, want dat zou verdacht zijn geweest. Hermelien hield ondertussen koppig vast aan wat zij de 'officiële instructies' noemde, maar werd kribbiger en kribbiger toen die alsmaar slechtere resultaten opleverden dan de aanwijzingen van de Prins.
Harry vroeg zich af wie de Halfbloed Prins geweest kon zijn. Ze moesten zulke stapels huiswerk maken dat hij zijn exemplaar van Toverdranken voor Gevorderden nog niet goed had kunnen bestuderen, maar hij had er wel voldoende in gebladerd om te zien dat er nauwelijks een bladzijde was waarop de Prins geen aantekeningen had gemaakt. Ze hadden niet allemaal betrekking op toverdranken; hier en daar stonden ook instructies voor spreuken, die de Prins blijkbaar uit zijn duim gezogen had.
'Of haar duim,' zei Hermelien geïrriteerd toen Harry op zaterdagavond in de leerlingenkamer wat van die notities aan Ron voorlas. 'Het zou ook best een meisje geweest kunnen zijn. Het handschrift lijkt eerder op dat van een meisje dan van een jongen.'
'De Halfbloed Prins,' zei Harry. 'Ken jij veel meisjes die prins zijn geweest?' Daar had Hermelien geen antwoord op. Ze keek alleen maar nijdig en trok haar werkstuk over 'De Grondbeginselen van Rematerialisatie' weg van Ron, die probeerde het ondersteboven te lezen.
Harry keek op zijn horloge en stopte het oude exemplaar van Toverdranken voor Gevorderden gauw in zijn schooltas.
'Vijf voor acht. Ik moet gaan, anders kom ik te laat bij Perkamentus.' 'Oooo!' zei Hermelien geïmponeerd. 'Succes! We wachten wel op je. We willen weten wat hij je gaat leren!'
'Ja, veel succes,' zei Ron en hij en Hermelien keken hoe Harry door het portretgat klom.
Harry liep door verlaten gangen, al moest hij op een gegeven moment vlug achter een standbeeld springen toen professor Zwamdrift de hoek om kwam. Ze mompelde in zichzelf terwijl ze een spel beduimelde kaarten schudde en die onder het lopen las.
'Schoppen twee, conflict,' mompelde ze toen ze het plekje naderde waar Harry gehurkt achter het beeld zat. 'Schoppen zeven: een slecht voorteken. Schoppen tien: geweld. Schoppenboer: een donkere jongeman, mogelijk met problemen, iemand die een hekel heeft aan de ondervrager - '
Ze bleef abrupt staan, precies tegenover Harry's standbeeld. 'Nee, dat kan niet kloppen,' zei ze geërgerd. Harry hoorde hoe ze haar kaarten energiek opnieuw schudde en toen liep ze verder, alleen de geur van goedkope sherry achterlatend. Harry wachtte tot hij zeker wist dat ze verdwenen was en liep toen haastig verder, tot hij op de gang op de zevende verdieping was waar een eenzame stenen waterspuwer tegen de muur stond.
'Zoutzuurtjes,' zei Harry en de spuwer sprong opzij. De muur achter de spuwer gleed open en onthulde een bewegende stenen wenteltrap. Harry stapte op de trap en werd in soepele spiralen meegevoerd naar de deur met de koperen klopper die toegang gaf tot de kamers van Perkamentus.
Harry klopte.
'Binnen,' zei de stem van Perkamentus.
'Goedenavond, professor,' zei Harry toen hij de kamer van het schoolhoofd binnenging.
'Ah, goedenavond, Harry. Ga zitten,' zei Perkamentus glimlachend. 'Ik hoop dat je een prettige eerste week achter de rug hebt?' 'Ja, professor. Dank u,' zei Harry.
'Je moet het druk hebben gehad, als je nu al met strafwerk bent opgezadeld!' 'Eh...' zei Harry opgelaten, maar Perkamentus keek niet al te streng.
'Ik heb met professor Sneep afgesproken dat je je strafwerk volgende week zaterdag maakt.'
'Ja, goed,' zei Harry. Hij had wel dringender zaken aan zijn hoofd dan het strafwerk van Sneep. Hij keek stiekem om zich heen en zocht naar een aanwijzing voor wat Perkamentus van plan was. De ronde kamer zag er net zo uit als altijd; tere zilveren instrumenten stonden rokend en snorrend op tafels met dunne pootjes, de portretten van vroegere schoolhoofden dommelden in hun lijsten en Felix, de schitterende feniks van Perkamentus, zat op zijn stok achter de deur en keek vol belangstelling naar Harry. Zo te zien had Perkamentus niet eens ruimte vrijgemaakt om te oefenen in duelleren.
'Zo, Harry,' zei Perkamentus zakelijk. 'Je hebt je ongetwijfeld afgevraagd wat er op het programma staat tijdens deze - bij gebrek aan een beter woord - lessen?'
'Ja, professor.'
'Nou, ik heb besloten dat het tijd wordt dat je bepaalde informatie krijgt, nu je weet waarom Heer Voldemort vijftien jaar geleden een poging deed je te vermoorden.'
Er viel even een stilte. 'U zei aan het eind van vorig schooljaar dat u me alles zou vertellen,' zei Harry. Het kostte hem moeite om zijn stem niet beschuldigend te laten klinken. 'Professor,' voegde hij eraan toe.
'Klopt,' zei Perkamentus kalm. 'En ik héb je ook alles verteld wat ik weet. Van nu af aan laten we dat fundament van feiten achter ons en reizen we samen via de wazige wegen van het geheugen naar het ongebaande oerwoud van het naarstige nattevingerwerk. Vanaf dit punt zou ik het net zo vreselijk mis kunnen hebben als Hudibras Braakwater, die dacht dat de tijd rijp was voor een toverketel van kaas.'
'Maar u denkt dat u gelijk heeft?' zei Harry.
'Natuurlijk, maar zoals je al gemerkt hebt, maak ik net zo goed fouten als de meeste andere mensen. Omdat ik - vergeef me - een stuk slimmer ben dan de meeste andere mensen, zou je zelfs kunnen zeggen dat mijn fouten evenredig veel groter zijn.'
'Professor,' zei Harry aarzelend, 'heeft wat u me wilt vertellen iets te maken met de profetie? Zal het me helpen om... te overleven?'
'Het heeft alles te maken met de profetie,' zei Perkamentus even achteloos alsof Harry hem gevraagd had wat voor weer het morgen zou worden. 'En ik hoop zeker dat het je zal helpen om te overleven.'
Perkamentus stond op, kwam achter zijn bureau vandaan en liep langs Harry, die zich gretig omdraaide en keek hoe Perkamentus zich over het kastje bij de deur boog. Toen hij weer overeind kwam, had hij een vertrouwde, ondiepe stenen kom met merkwaardige, ingekraste symbolen in zijn handen. Hij zette de Hersenpan op het bureau, tegenover Harry.
'Je lijkt me nogal bezorgd.'
Harry had inderdaad een beetje benauwd naar de Hersenpan gekeken. Zijn eerdere ervaringen met het vreemde voorwerp waarin je gedachten en herinneringen kon opslaan en afspelen waren bijzonder leerzaam geweest, maar ook allesbehalve aangenaam. De laatste keer dat hij de inhoud van de Hersenpan beroerd had, had hij heel wat meer gezien dan hem lief was, maar Perkamentus glimlachte.
'Deze keer gaan we samen... en deze keer heb je toestemming, wat nog ongebruikelijker is.'
'Waar gaan we heen, professor?'
'We gaan een reisje maken door het geheugen van Bob Klare,' zei Perkamentus. Hij haalde een kristallen flesje uit zijn zak dat een kolkende, zilverwitte substantie bevatte.
'Wie is Bob Klare?'
'Een werknemer van het Departement van Magische Wetshandhaving,' zei Perkamentus. 'Hij is een tijdje geleden gestorven, maar gelukkig had ik hem al eerder opgespoord en overgehaald deze herinnering met me te delen. We staan op het punt hem te vergezellen tijdens een bezoek dat hij aflegde in zijn officiële hoedanigheid. Als je wilt gaan staan, Harry...'
Het kostte Perkamentus moeite om de kurk uit het kristallen flesje te trekken: zijn gewonde hand leek stijf en pijnlijk.
'Zal - zal ik het doen, professor?'
'Het lukt wel, Harry.'
Perkamentus wees met zijn toverstok op het flesje en de kurk vloog eruit.
'Professor - hoe heeft u uw hand zo toegetakeld?' vroeg Harry. Hij keek met een mengeling van afkeer en medelijden naar de geblakerde vingers. 'Dit is niet het moment voor dat verhaal, Harry. Nog niet. We hebben een afspraak met Bob Klare.'
Perkamentus goot de zilverachtige inhoud van het flesje in de Hersenpan, waar het glimmerend rond wervelde. Het was geen vloeistof en ook geen gas. 'Na jou,' zei Perkamentus en hij gebaarde naar de kom.
Harry boog zich voorover, haalde diep adem en stak zijn gezicht in de zilverachtige substantie. Hij voelde dat zijn voeten loskwamen van de grond; hij viel en viel, door kolkende duisternis, tot hij plotseling in fel zonlicht stond en met zijn ogen knipperde. Nog voor zijn ogen aan het licht gewend waren, was Perkamentus naast hem geland.
Ze stonden op een landweggetje tussen hoge, overwoekerde heggen, onder een zomerse hemel die zo blauw was als vergeet-mij-nietjes. Op zo'n drie meter afstand zagen ze een kleine, gezette man. Hij droeg een bril met zulke dikke jampotglazen dat zijn ogen molachtige stipjes leken, en hij keek op de houten wegwijzer die links van de weg omhoogstak uit de braamstruiken. Harry wist dat dat Klare moest zijn; verder was er niemand te bekennen en bovendien droeg hij het rare assortiment kleren dat karakteristiek was voor onervaren tovenaars die op Dreuzels probeerden te lijken: in dit geval een pandjesjas, slobkousen en een gestreept badpak. Harry had nauwelijks tijd gehad om die bizarre uitmonstering in zich op te nemen toen Klare met ferme passen het weggetje begon af te lopen.
Perkamentus en Harry volgden hem. In het voorbijgaan keek Harry naar de twee armen van de houten wegwijzer. De arm die in de richting wees waar ze vandaan kwamen droeg het opschrift: 'Musley, 8 kilometer' en de arm die in de richting van Klare wees: 'Havermouth, 1 1/2 kilometer.'
Ze liepen een tijdje zonder iets te zien, behalve de hoge heggen, de weidse blauwe hemel en de gedaante in de ruisende pandjesjas, maar toen maakte de weg een bocht naar links en begon steil te dalen, zodat ze plotseling uitzicht hadden over de vallei die zich voor hen uitstrekte. Harry zag een dorp, dat ongetwijfeld Havermouth was. Het was genesteld tussen twee heuvels, en de kerk en het kerkhof waren duidelijk zichtbaar. Aan de andere kant van de vallei lag op een helling een fraai landhuis, omgeven door brede, fluweelachtige gazons.
Klare zette met tegenzin een drafje in, vanwege de steile helling. Perkamentus nam nu grotere passen en Harry moest zich haasten om hem bij te kunnen houden. Hij vermoedde dat Havermouth hun bestemming was en vroeg zich af waarom ze eerst zo'n eind moesten lopen, net als op de avond dat ze op bezoek waren gegaan bij Slakhoorn, maar kwam er algauw achter dat ze helemaal niet naar het dorp gingen. Het weggetje boog naar rechts en toen ze om de bocht kwamen, zagen ze het puntje van Klares pandjesjas nog net door een gat in de heg verdwijnen.
Perkamentus en Harry volgden hem over een smal, onverhard kronkelpad tussen nog veel hogere en wildere heggen dan eerst. Het pad was steenachtig en zat vol diepe kuilen en liep ook heuvelafwaarts. Zo te zien leidde het naar een wat lager gelegen groepje donkere bomen. Na een paar minuten kwam het pad inderdaad bij de bomen uit en bleven Perkamentus en Harry staan, achter Klare die ook gestopt was en zijn toverstok getrokken had.
Ondanks de wolkeloze hemel wierpen de oude bomen diepe, donkere, koele schaduwen en het duurde even voor Harry het huisje kon onderscheiden dat half schuilging achter de wirwar van stammen. Hij vond het een vreemde plaats voor een huis, of anders een eigenaardige beslissing om al die bomen te laten staan, zodat ze alle licht tegenhielden en het uitzicht op de vallei blokkeerden. Hij vroeg zich af of het wel bewoond was; de muren zaten onder het mos en er waren zoveel pannen van het dak gevallen dat hier en daar de spanten zichtbaar waren. Rond het huis groeiden dichte bossen brandnetels. De toppen kwamen tot aan de kleine raampjes, die zwart zagen van het vuil. Net toen Harry besloten had dat er niemand kon wonen, werd een van de ramen rammelend opengeschoven en kringelde er een dunne wolk stoom of rook naar buiten, alsof iemand iets aan het koken was.
Klare liep stilletjes en, vond Harry, nogal behoedzaam naar het huis. Toen de donkere schaduwen van de bomen over hem heen gleden bleef hij weer staan en keek hij naar de voordeur, waarop iemand een dode slang had vastgespijkerd.
Met veel geritsel en gekraak viel er plotseling een in lompen geklede man uit de dichtstbijzijnde boom. Hij landde rechtop, vlak voor Klare, die zo snel achteruitsprong dat hij op de panden van zijn jas trapte en struikelde.
'Je bent hier niet welkom.'
De man die voor Klare stond had een dikke bos haar, die zo stijf stond van het vuil dat de kleur niet te achterhalen was. Hij had diverse gaten in zijn gebit en zijn kleine, donkere ogen keken in twee verschillende richtingen. Hij had er misschien komisch uit kunnen zien maar dat was niet zo; hij leek juist angstaanjagend en Harry nam het Klare niet kwalijk dat hij nog een paar passen verder achteruitdeinsde voor hij iets zei.
'Eh - goedemorgen. Ik ben van het Ministerie van Toverkunst - '
'Je bent niet welkom.'
'Eh - sorry - ik begrijp u niet,' zei Klare zenuwachtig.
Harry vond Klare heel erg traag van begrip; de vreemdeling was naar Harry's idee maar al te duidelijk, vooral omdat hij in zijn ene hand een toverstok hield en in de andere een kort en nogal bloederig mes.
'Jij begrijpt hem vast wel, Harry?' vroeg Perkamentus zacht.
'Ja, natuurlijk,' zei Harry enigszins verbouwereerd. 'Waarom kan Klare - ?'
Maar toen gleed zijn blik weer naar de dode slang op de deur en begreep hij het plotseling.
'Gebruikt hij Sisselspraak?'
'Goed zo,' zei Perkamentus knikkend.
De in lompen gehulde man kwam langzaam op Klare af met zijn toverstok en mes in de aanslag.
'Hoor eens even - ' begon Klare maar hij was te laat: er klonk een knal en Klare lag plotseling op de grond, met zijn handen tegen zijn neus gedrukt, terwijl een onaangename, geelachtige drab tussen zijn vingers door spoot.
'Morfin!' riep iemand.
Een oudere man kwam haastig naar buiten; hij sloeg de deur met een klap achter zich dicht, zodat de dode slang treurig heen en weer zwaaide. Deze man was kleiner dan de eerste en merkwaardig gebouwd: zijn schouders waren heel breed en zijn armen onnatuurlijk lang. Samen met zijn helderbruine ogen, zijn korte, borstelige haar en gerimpelde gezicht zag hij eruit als een sterke oude aap. Hij bleef staan naast de man met het mes, die hees lachte bij de aanblik van Klare die languit op de grond lag.
'Van het Ministerie, zeker?' zei de oude man met een blik op Klare.
'Inderdaad,' zei Klare boos en hij veegde zijn gezicht af. 'En u bent meneer Mergel, neem ik aan?'
'Klopt,' zei Mergel. 'Hij heeft je in je gezicht geraakt, hè?'
'Ja!' snauwde Klare.
'Had je maar moeten laten weten dat je kwam,' zei Mergel agressief. 'Dit is privébezit. Je kunt niet zomaar over ons land struinen en dan denken dat mijn zoon zich niet verdedigen zal.'
'Verdedigen? Waartegen in godsnaam?' vroeg Klare terwijl hij overeind krabbelde.
'Bemoeials. Indringers. Dreuzels. Schorem.'
Klare wees met zijn toverstok op zijn eigen neus, waar nog steeds grote golven gele pus uit stroomden, en de vloed droogde meteen op. Meneer Mergel zei uit zijn mondhoek tegen Morfin:
'Naar binnen, en geen tegenspraak.' Deze keer was Harry erop voorbereid en herkende hij de Sisselspraak; hij begreep wat er gezegd werd, maar hoorde tegelijkertijd de bizarre, sissende geluiden die Klare ook opving. Morfin deed zijn mond open om te protesteren, maar toen zijn vader hem dreigend aankeek bedacht hij zich. Hij sjokte met een merkwaardige, deinende pas naar het huis en sloeg de deur achter zich dicht, zodat de slang weer triest heen en weer wiegde.
'Ik kwam eigenlijk voor uw zoon, meneer Mergel,' zei Klare terwijl hij de laatste pus van zijn jas veegde. 'Dat was Morfin, neem ik aan?'
'Ja, dat was Morfin,' zei de oude man onverschillig. 'Ben je trouwens wel van zuiver bloed?' vroeg hij opeens weer agressief.
'Dat is volkomen onbelangrijk,' zei Klare kil, en Harry kreeg meteen meer respect voor hem.
Mergel dacht daar blijkbaar anders over. Hij bestudeerde Klares gezicht en mompelde op een toon die duidelijk beledigend bedoeld was: 'Nu ik erover nadenk, heb ik in het dorp wel vaker neuzen gezien zoals de jouwe.'
'Dat zou heel goed kunnen, als uw zoon daar heeft huisgehouden,' zei Klare.
'Misschien kunnen we dit gesprek beter binnen voortzetten?'
'Binnen?'
'Ja, meneer Mergel. Ik heb al gezegd dat ik voor Morfin kom. We hebben een uil gestuurd - '
'Ik kijk nooit of er uilen zijn,' zei Mergel. 'Ik maak geen brieven open.' 'Dan kunt u ook niet klagen als u niet weet dat er bezoekers komen,' zei Klare pinnig. 'Ik ben hier vanwege een ernstige overtreding van de toverwetten die vanochtend in alle vroegte heeft plaatsgevonden - '
'Goed, goed, goed!' bulderde Mergel. 'Kom dan verdomme maar binnen, en ik hoop dat je er veel plezier aan beleeft!'
Het huis bestond blijkbaar uit drie piepkleine kamertjes, want in het grootste vertrek, dat als woonkamer en ook als keuken diende, zagen ze nog twee deuren. Morfin zat in een smerige leunstoel bij de rokende haard. Zijn dikke vingers speelden met een levende adder en hij fluisterde zangerig in Sisselspraak:

'Sissel sissel kleine slang,
Wees Morfin niet tot last,
Glibber braaf over de grond,
Anders spijker ik je vast.'

Harry hoorde een schuifelend geluid in de hoek bij het open raam en besefte dat er nog iemand in de kamer was: een meisje in een rafelige grijze jurk, die precies dezelfde kleur had als de smerige stenen muur achter haar. Ze stond bij een dampende pan op een goor zwart fornuis en rommelde met de even vuile potten en pannen op de plank daarboven. Haar haar was dof en sliertig en ze had een bleek, nogal pafferig en niet bepaald knap gezicht. Haar ogen keken in verschillende richtingen, net als die van haar broer. Ze leek ietsje schoner dan de twee mannen, maar Harry dacht dat hij nog nooit zo'n moedeloos persoon gezien had.
'M'n dochter Merope,' zei Mergel met tegenzin toen Klare vragend naar haar keek.
'Goedemorgen,' zei Klare.
Ze gaf geen antwoord maar keek angstig naar haar vader, keerde de aanwezigen de rug toe en ging verder met het verschuiven van de pannen op de plank.
'Zo, meneer Mergel,' zei Klare. 'Om maar met de deur in huis te vallen: we hebben reden om aan te nemen dat uw zoon Morfin gisteravond laat getoverd heeft in aanwezigheid van een Dreuzel.'
Er klonk een oorverdovend dong. Merope had een van de pannen laten vallen. 'Raap op!' brulde Mergel. 'Welja, smijt het eten maar op de grond, als een of andere smerige Dreuzel! Vooruit, waar heb je een toverstok voor, luie mestbaal?' 'Meneer Mergel, alstublieft!' zei Klare geschokt. Merope, die de pan al had opgeraapt, kreeg een vlekkerige rode kleur, liet de pan weer vallen, haalde haastig haar toverstok uit haar zak, wees daarmee op de pan en mompelde een onverstaanbare spreuk. De pan spoot van haar weg, rolde over de grond, botste aan de andere kant van de kamer tegen de muur en barstte in tweeën.
Morfin stootte een hoog, krankzinnig, hinnikend gelach uit en Mergel schreeuwde: 'Repareer dat ding, nutteloos stuk vreten, repareer het!'
Merope liep struikelend naar de andere kant van de kamer, maar voor ze haar toverstok kon opheffen, had Klare dat al gedaan. 'Reparo!' zei hij gedecideerd en de pan was onmiddellijk weer heel.
Even leek het erop dat Mergel nu Klare zou uitschelden, maar hij scheen zich te bedenken en zei alleen hatelijk tegen zijn dochter: 'Nou, je boft dat die aardige meneer van het Ministerie er is. Misschien dat hij ons van je verlost, misschien heeft hij niets tegen gore Snullen...'
Zonder iemand aan te kijken of Klare te bedanken raapte Merope de pan op, zette hem met trillende handen weer op de plank en bleef doodstil staan met haar rug tegen de muur tussen het vuile raam en het fornuis, alsof ze het liefst door de stenen vloer zou zakken.
'Meneer Mergel,' herhaalde Klare, 'zoals ik al zei is de reden voor mijn bezoek - ' 'Ik heb je de eerste keer heus wel gehoord!' snauwde Mergel. 'En wat dan nog?
Morfin heeft een Dreuzel zijn verdiende loon gegeven - nou en?'
'Morfin heeft de toverwetten overtreden,' zei Klare streng.
'Morfin heeft de toverwetten overtreden,' bauwde Mergel hem na, op pompeuze en sarcastische toon. Morfin lachte weer hinnikend. 'Hij heeft een vuile Dreuzel een lesje geleerd! Mag dat tegenwoordig ook al niet meer?'
'Nee,' zei Klare. 'Dat mag niet.'
Hij haalde een kleine rol perkament uit zijn binnenzak en rolde die uit.
'Wat is dat? Zijn vonnis of zo?' zei Mergel. Zijn stem schoot woedend omhoog.
'Dit is een dagvaarding om op het Ministerie te verschijnen voor een hoorzitting - '
'Dagvaarding? Dagvaarding? Wie denk je dat je bent, om mijn zoon te dagvaarden?'
'Ik ben het Hoofd van het Magische Arrestatieteam,' zei Klare.
'En je vindt ons zeker maar uitschot, hè?' schreeuwde Mergel. Hij liep naar Klare en wees met een vuile, vergeelde vinger naar diens borst. 'Uitschot dat meteen komt aanhollen als iemand van het Ministerie met zijn vingers knipt? Weet je wel tegen wie je het hebt, smerig Modderbloedje?'
'Ik verkeerde in de veronderstelling dat ik het tegen meneer Mergel had,' zei Klare. Hij maakte een behoedzame indruk, maar deinsde niet terug.
'Precies!' bulderde Mergel. Even dacht Harry dat Mergel een obsceen gebaar maakte, maar toen besefte hij dat hij Klare de lelijke, met een zwarte steen bezette ring aan zijn middelvinger liet zien en daarmee onder Klares neus zwaaide. 'Zie je dit? Zie je dit? Weet je wat dit is? Weet je waar dit vandaan komt? Het is al eeuwen in onze familie, zo ver gaan we terug, en altijd van zuiver bloed! Weet je hoeveel geld ik hiervoor heb kunnen krijgen, met het wapen van de Prospers in de steen gegraveerd?'
'Ik heb geen idee,' zei Klare, met zijn ogen knipperend toen de ring op twee centimeter afstand langs zijn neus zwiepte. 'En het doet er ook niet toe, meneer Mergel. Uw zoon is schuldig aan - '
Met een woedende brul holde Mergel naar zijn dochter. Harry dacht heel even dat hij haar zou wurgen, want zijn hand vloog naar haar keel, maar het volgende moment sleepte hij haar aan de gouden ketting die ze om haar hals had naar Klare.
'Zie je dit?' schreeuwde hij tegen Klare en hij schudde met een zwaar gouden medaillon, terwijl Merope hoestte en naar lucht hapte.
'Ik zie het, ik zie het!' zei Klare haastig.
'Van Zwadderich!' gilde Mergel. 'Zalazar Zwadderich! Wij zijn zijn laatste nog levende afstammelingen! Wat zeg je daarvan?'
'Meneer Mergel, uw dochter!' zei Klare geschrokken, maar Mergel had Merope al losgelaten; ze wankelde terug naar haar hoekje, over haar hals wrijvend en naar adem snakkend.
'Zo!' zei Mergel triomfantelijk, alsof hij een ingewikkeld dispuut beslecht had. 'Praat dus niet tegen ons alsof we het stof op je schoenen zijn! Generaties van tovenaars, allemaal van zuiver bloed - dat kun jij vast niet zeggen!'
Hij spuwde op de vloer voor Klares voeten; Morfin lachte weer en Merope, die ineengedoken bij het raam stond met haar hoofd gebogen en haar gezicht verborgen achter haar sliertige haar, zei niets.
'Meneer Mergel,' zei Klare koppig, 'ik ben bang dat uw voorouders noch de mijne iets te maken hebben met de reden van mijn bezoek. Ik ben hier vanwege Morfin, Morfin en de Dreuzel die hij gisteravond heeft aangevallen. Volgens onze informatie' - hij keek even op zijn perkament - 'sprak Morfin een vloek of kwalijke bezwering uit over voornoemde Dreuzel, zodat die onmiddellijk geteisterd werd door uitermate pijnlijke galbulten.'
Morfin giechelde.
'Kop dicht, jongen,' snauwde Mergel in Sisselspraak en Morfin was stil.
'En wat dan nog?' zei Mergel uitdagend tegen Klare. 'Jullie hebben de smerige smoel van die Dreuzel vast wel weer schoongeveegd, om nog maar te zwijgen over zijn geheugen - '
'Ja, maar daar gaat het niet om, meneer Mergel,' zei Klare. 'Dit is een duidelijk voorbeeld van zinloos geweld tegen een weerloze - '
'Ik zag gelijk al dat je echt zo'n Dreuzelvriendje was,' sneerde Mergel en hij spuwde opnieuw op de grond.
'Met deze discussie schieten we niets op,' zei Klare gedecideerd. 'Uit de houding van uw zoon blijkt duidelijk dat hij geen enkel berouw voelt.' Hij keek opnieuw op zijn perkament. 'Morfin zal op 14 september een hoorzitting bijwonen om zich te verantwoorden wegens het gebruik van toverkunst in het bijzijn van een Dreuzel en het veroorzaken van lichamelijk en geestelijk letsel bij voornoemde Dreu - '
Klare zweeg abrupt. Door het open raam zweefden de rinkelende, klepperende geluiden van paarden en luide, lachende stemmen naar binnen. Blijkbaar liep het kronkelweggetje naar het dorp vlak langs de bomengroep met het huis. Mergel verstijfde en luisterde, met grote ogen. Morfin siste en keek met een hongerig gezicht in de richting van de geluiden. Merope hief haar hoofd op. Haar gezicht was krijtwit, zag Harry.
'Hemel, wat een lelijk krot!' zei een heldere meisjesstem, net zo duidelijk als wanneer ze naast hen had gestaan. 'Waarom laat je vader het niet slopen, Marten?'
'Het is niet van ons,' zei een jongeman. 'Alles aan de andere kant van de vallei is ons land, maar dat huisje is van een oude zwerver, Mergel, en zijn kinderen. Zijn zoon is stapelgek, je zou eens moeten horen wat ze over hem vertellen in het dorp - '
Het meisje lachte. De rinkelende en klepperende geluiden werden luider en Morfin wilde opstaan uit zijn stoel.
'Blijf zitten,' zei zijn vader waarschuwend in Sisselspraak.
'Marten,' zei het meisje en haar stem was nu zo duidelijk dat ze vlak bij het huisje moesten zijn, 'vergis ik me of heeft iemand een slang op de deur gespijkerd?'
'Goeie god, je hebt gelijk!' zei de mannenstem. 'Dat heeft die zoon vast gedaan. Ik zei toch dat hij niet goed bij zijn hoofd was? Kijk maar niet, Cecilia, schat - '
De rinkelende en klepperende geluiden stierven langzaam weer weg.
'"Schat",'fluisterde Morfin in Sisselspraak en hij keek naar zijn zus. 'Hij noemde haar "schat". Dan wil hij jou al helemáál niet hebben.'
Merope zag zo bleek dat Harry ervan overtuigd was dat ze flauw zou vallen. 'Wat zei je?' vroeg Mergel op scherpe toon en ook in Sisselspraak. Hij keek van zijn zoon naar zijn dochter. 'Wat zei je, Morfin?'
'Ze kijkt graag naar die Dreuzel,' zei Morfin en hij keek venijnig naar zijn zus, die doodsbang leek. 'Ze staat altijd in de tuin als hij langskomt, gluurt altijd naar hem door de heg. En gisteravond - '
Merope schudde schokkerig en smekend haar hoofd, maar Morfin ging genadeloos verder: 'Gisteravond hing ze uit het raam en wachtte ze tot hij terug zou komen rijden, of niet soms?'
'Hing je uit het raam om naar een Dreuzel te loeren?' zei Mergel zacht. De drie Mergels schenen Klare volkomen vergeten te zijn. Hij leek zowel verbijsterd als geïrriteerd door die nieuwe uitbarsting van onbegrijpelijk gesis en gerasp.
'Is dat waar?' zei Mergel op moordlustige toon en hij deed een paar stappen in de richting van het doodsbange meisje. 'Hunkert mijn dochter - een bloedzuivere afstammeling van Zalazar Zwadderich - naar een smerige Dreuzel met drek in zijn aderen?'
Merope schudde geagiteerd haar hoofd en drukte zich tegen de muur, maar kon blijkbaar geen woord uitbrengen.
'Maar ik heb hem behekst, vader!' hinnikte Morfin. 'Ik heb hem behekst toen hij voorbijkwam en met een gezicht vol galbulten leek hij opeens een stuk minder knap, hè Merope?'
'Weerzinwekkende kleine Snul! Smerige kleine bloedverraadster!' brulde Mergel, die zijn laatste restje zelfbeheersing verloor. Zijn handen sloten zich om de keel van zijn dochter.
Harry en Klare schreeuwden tegelijkertijd: 'Nee!' Klare hief zijn toverstok op en riep: 'Relashio!' Mergel werd naar achteren geslingerd, weg van zijn dochter; hij struikelde over een stoel en viel plat op zijn rug. Met een brul van woede sprong Morfin overeind en rende op Klare af, zwaaiend met zijn bebloede mes en de ene vervloeking na de andere afvurend met zijn toverstok.
Klare rende voor zijn leven. Perkamentus gebaarde dat zij hem moesten volgen en Harry gehoorzaamde, terwijl het gegil van Merope nog nagalmde in zijn oren. Met zijn armen over zijn hoofd sprintte Klare het pad af en vloog de verharde weg op, waar hij tegen het glanzende vosbruine paard botste van een knappe jongeman met donker haar. Hij en het mooie meisje dat naast hem reed op een schimmel brulden van het lachen bij het zien van Klare, die van de flank van het paard terugkaatste en verder rende. Met wapperende jaspanden en van top tot teen onder het stof holde hij het weggetje af.
'Dat lijkt me wel voldoende, Harry,' zei Perkamentus. Hij pakte Harry bij zijn elleboog en trok hem mee. Het volgende moment zweefden ze gewichtloos omhoog door het duister, tot ze stevig op hun voeten neerkwamen in de inmiddels schemerige kamer van Perkamentus.
'Wat is er met het meisje gebeurd?' vroeg Harry meteen, terwijl Perkamentus met één beweging van zijn toverstok extra lampen aanstak. 'Merope, of hoe ze ook heette?'
'O, die heeft het overleefd,' zei Perkamentus. Hij nam weer achter zijn bureau plaats en gebaarde dat Harry ook moest gaan zitten. 'Klare Verschijnselde naar het Ministerie en kwam nog geen kwartier later terug met versterking. Morfin en zijn vader probeerden zich te verzetten, maar werden overmeesterd, afgevoerd en later veroordeeld door de Wikenweegschaar. Morfin, die al een strafblad had wegens aanvallen op Dreuzels, werd tot drie jaar Azkaban veroordeeld en Asmodom, die behalve Klare nog diverse medewerkers van het Ministerie verwond had, tot zes maanden.'
'Asmodom?' herhaalde Harry verbluft.
'Precies,' zei Perkamentus met een goedkeurende glimlach. 'Fijn dat je het nog zo goed weet.'
'Dus die oude man was - '
'Voldemorts grootvader. Inderdaad,' zei Perkamentus. 'Asmodom, zijn zoon Morfin en zijn dochter Merope waren de laatsten van de Mergels, een oeroude tovenaarsfamilie die bekendstond om het labiele en gewelddadige gedrag dat bij iedere nieuwe generatie wel weer de kop opstak en dat te wijten was aan hun gewoonte om met hun eigen neven en nichten te trouwen. Dat gebrek aan verstand, gekoppeld aan een enorme voorliefde voor grandeur, betekende dat de familie al diverse generaties voordat Asmodom geboren werd, er al hun goud doorheen gejaagd had. Zoals je zag leefde Asmodom in armoede en ellende, met een ongelooflijk opvliegend humeur, een krankzinnige arrogantie en trots en een paar erfstukken die hij minstens zo waardevol vond als zijn zoon, en heel wat waardevoller dan zijn dochter.'
'Dus Merope...' zei Harry. Hij boog zich voorover in zijn stoel en staarde Perkamentus aan. 'Dus Merope was... professor, houdt dat in dat ze... de moeder van Voldemort was?'
'Inderdaad,' zei Perkamentus. 'En toevallig hebben we ook een glimp opgevangen van Voldemorts vader. Had je dat al beseft?'
'De Dreuzel die Morfin zo toetakelde? De man te paard?'
'Heel goed,' zei Perkamentus met een brede glimlach. 'Ja, dat was Marten Vilijn senior, de knappe Dreuzel die vaak langs het huisje van de Mergels kwam en voor wie Merope Mergel een heimelijke, brandende hartstocht voelde.'
'En zijn ze getrouwd?' vroeg Harry vol ongeloof. Hij kon zich geen twee mensen indenken van wie het minder waarschijnlijk was dat ze op elkaar verliefd zouden worden.
'Je vergeet dat Merope een heks was,' zei Perkamentus. 'Ik denk niet dat haar magische talenten erg goed tot hun recht kwamen toen ze door haar vader geterroriseerd werd. Zodra Asmodom en Morfin veilig achter slot en grendel zaten in Azkaban, zodra ze voor het eerst in haar leven vrij was, gaf ze haar magische vermogens vermoedelijk de ruimte en beraamde ze een plan om te ontsnappen uit het ellendige leven dat ze achttien jaar lang geleid had.
Kun je geen middel bedenken dat Merope had kunnen gebruiken zodat Vilijn zijn Dreuzelvriendin zou vergeten en op haar verliefd zou worden?'
'De Imperiusvloek?' opperde Harry. 'Of een liefdesdrank?'
'Heel goed. Persoonlijk denk ik dat ze een liefdesdrank gebruikte. Dat zal haar romantischer hebben geleken en waarschijnlijk was het ook niet moeilijk om Vilijn over te halen een glas water te drinken als hij op een warme zomerdag in zijn eentje langs haar huisje kwam. Hoe dan ook, een paar maanden na het tafereel dat we zojuist gezien hebben, genoot het dorpje Havermouth van een geweldig schandaal. Je kunt je de roddels wel voorstellen toen de zoon van de plaatselijke landeigenaar ervandoor ging met Merope, de dochter van een zwerver.
Maar de verbijstering van de dorpelingen was nog niets vergeleken met de schok die Asmodom te wachten stond. Toen hij terugkeerde uit Azkaban verwachtte hij dat zijn dochter gedwee op hem zou zitten wachten en dat er een warme maaltijd op tafel zou staan. In plaats daarvan lag er alleen twee centimeter stof en haar afscheidsbriefje, waarin ze uitlegde wat ze gedaan had.
Voor zover ik heb kunnen nagaan, heeft haar vader daarna nooit meer haar naam genoemd of zelfs maar haar bestaan erkend. Het feit dat ze hem in de steek gelaten had, heeft waarschijnlijk bijgedragen aan zijn vroege dood - of misschien had hij gewoon nooit geleerd om voor zichzelf te zorgen. Asmodom was in Azkaban ernstig verzwakt en heeft de terugkeer van Morfin nooit meer meegemaakt.'
'En Merope? Zij... zij is ook gestorven, hè? Voldemort is toch opgegroeid in een weeshuis?'
'Inderdaad,' zei Perkamentus. 'We moeten nu het nodige gissen, al is het denk ik niet moeilijk om te achterhalen wat er gebeurd is. Een paar maanden na hun overhaaste huwelijk keerde Marten Vilijn terug naar het landhuis in Havermouth, maar zonder zijn vrouw. Al gauw ging het gerucht in het dorp dat hij beweerde dat ze hem 'bedrogen' of 'beetgenomen' had. Ik denk dat hij bedoelde dat hij onder een betovering verkeerde die nu verbroken was, al durfde hij het waarschijnlijk zelf niet zo te formuleren uit angst dat men zou denken dat hij gek was. Toen de dorpelingen hoorden wat hij vertelde, dachten ze dat Merope tegen Marten Vilijn gelogen had, dat ze gedaan had alsof ze een kind van hem verwachtte en dat hij daarom met haar getrouwd was.'
'Maar ze hééft ook een kind van hem gekregen.'
'Ja, maar pas een jaar na hun huwelijk. Marten Vilijn liet haar in de steek toen ze nog zwanger was.'
'Wat ging er mis?' vroeg Harry. 'Waarom werkte de liefdesdrank niet meer?'
'Ik moet nu opnieuw gissen,' zei Perkamentus, 'maar ik denk dat Merope, die smoorverliefd was op haar man, het niet over haar hart kon verkrijgen om hem met magische middelen aan zich te blijven binden. Ik denk dat ze zelf besloot hem niet langer liefdesdrank te geven. Omdat ze zelf zo verliefd was, had ze zich misschien wijsgemaakt dat hij inmiddels ook wel verliefd zou zijn geworden op haar, of dacht ze dat hij zou blijven vanwege het kind. Als dat zo was, had ze het in beide gevallen mis. Hij liet haar in de steek, heeft haar nooit meer gezien en heeft ook nooit de moeite genomen om uit te vissen wat er van zijn zoon geworden was.'
Buiten was de hemel nu inktzwart en de lampen op de kamer van Perkamentus leken helderder te gloeien.
'Nou, dat lijkt me wel genoeg voor vanavond, Harry,' zei Perkamentus na enkele ogenblikken.
'Ja, professor,' zei Harry.
Hij stond op, maar ging nog niet weg.
'Professor... is het belangrijk om dat allemaal te weten van Voldemorts verleden?' 'Heel belangrijk,' zei Perkamentus.
'En heeft... heeft het iets te maken met de profetie?'
'Het heeft alles te maken met de profetie.'
'Aha,' zei Harry, een beetje verward maar ook gerustgesteld.
Hij draaide zich om, maar plotseling schoot hem nog iets te binnen en wendde hij zich weer tot Perkamentus.
'Professor, mag ik Ron en Hermelien vertellen wat ik zojuist van u gehoord heb?'
Perkamentus dacht even na en zei toen: 'Ja. Meneer Wemel en juffrouw Griffel hebben bewezen dat ze te vertrouwen zijn, lijkt me. Maar Harry, ik wil wel dat je hun op het hart drukt om vooral niets aan anderen door te vertellen. Het zou niet goed zijn als bekend werd hoeveel ik weet, of vermoed, van de geheimen van Heer Voldemort.'
'Nee, professor. Ik zal zorgen dat het niet verder gaat dan Ron en Hermelien. Welterusten.'
Hij keerde zich weer om en was bijna bij de deur toen hij het zag. Op een van de kleine tafels met dunne pootjes waar zoveel breekbare zilveren instrumenten op stonden, lag een lelijke gouden ring die bezet was met een grote, gebarsten zwarte steen.
'Professor,' zei Harry starend. 'Die ring - '
'Ja?' zei Perkamentus.
'Die droeg u op de avond dat we op bezoek gingen bij professor Slakhoorn.'
'Dat klopt,' beaamde Perkamentus.
'Maar is dat niet... is dat niet de ring die Asmodom Mergel aan Klare liet zien?'
Perkamentus boog zijn hoofd.
'Dezelfde.'
'Maar hoe - ? Heeft u hem al lang?'
'Nee, pas sinds kort,' zei Perkamentus. 'Ik heb hem een paar dagen voor ik je kwam ophalen bij je oom en tante in mijn bezit gekregen.' 'Zo rond de tijd dat uw hand gewond raakte?'
'Inderdaad, Harry. Rond die tijd.'
Harry aarzelde. Perkamentus glimlachte.
'Professor, hoe heeft - '
'Te laat, Harry! Ik vertel het je wel een andere keer. Welterusten.'
'Welterusten, professor.'