Hoofdstuk 16

EEN IJZIGE KERST

Dus Sneep bood aan om hem te helpen? Hij bood echt aan om te helpen?'
'Als je dat nog één keer vraagt,' zei Harry, 'dan steek ik dit spruitje - '
'Ik wilde het gewoon zeker weten!' zei Ron. Ze stonden samen aan het aanrecht in Het Nest en maakten een enorme berg spruitjes schoon voor mevrouw Wemel. Sneeuw dwarrelde langs het keukenraam.
'Ja, Sneep bood aan om hem te helpen!' zei Harry. 'Hij zei dat hij aan de moeder van Malfidus beloofd had dat hij hem zou beschermen. Hij had een Onbreekbare Eed afgelegd of zo - '
'Een Onbreekbare Eed?' zei Ron stomverbaasd. 'Nee, dat geloof ik niet... weet je het zeker?'
'Heel zeker,' zei Harry. 'Wat houdt dat in?'
'Nou, een Onbreekbare Eed kun je niet verbreken...'
'Vreemd genoeg had ik dat zelf ook al bedacht. Maar wat gebeurt er als je hem toch verbreekt?' 'Dan ga je dood,' zei Ron. 'Toen ik vijf was, wilden Fred en George me overhalen om zo'n eed af te leggen. Ze kregen me nog bijna zover ook. Ik had de hand van Fred al vast toen pa binnenkwam. Hij hád het niet meer!' Ron dacht er met een vrolijke schittering in zijn ogen aan terug. 'Dat is de enige keer dat ik pa net zo kwaad heb zien worden als ma. Fred zegt dat zijn linkerbil daarna nooit meer de oude is geweest.'
'Ik ben niet echt nieuwsgierig naar Freds linkerbil - '
'Pardon?' zei Fred toen de tweeling de keuken binnenkwam.
'Aah, George, moet je kijken. Ze gebruiken nog een mes! Schattig, hè?'
'Over ruim twee maanden ben ik zeventien en mag ik het met toverkracht doen,' zei Ron kribbig.
'Maar ondertussen,' zei George, die ging zitten en zijn voeten op de keukentafel legde, 'kunnen wij nog stil genieten terwijl jij voordoet hoe je het beste met een mes kunt - oeps!'
'Dat kwam door jullie!' zei Ron boos en hij zoog op zijn duim. 'Wacht maar, als ik zeventien ben - '
'Staan we vast versteld van je onvermoede tovertalenten,' geeuwde Fred. 'En nu we het toch over onvermoede talenten hebben, Ronald,' zei George. 'Wat horen we allemaal van Ginny over jou en een jongedame? Een zekere Belinda Broom, als onze informatie klopt.'
Ron kreeg een kleur, maar leek niet ontevreden terwijl hij zijn aandacht weer op de spruitjes richtte.
'Bemoei je met je eigen zaken!'
'Wat een gevat antwoord,' zei Fred. 'Ik snap niet hoe je steeds weer zo geestig kunt zijn! Nee, wat we wilden weten was... hoe is het gebeurd?'
'Hoe bedoel je?'
'Heeft ze een ongeluk gehad of zo?'
'Hè?'
'Hoe heeft ze die ernstige hersenbeschadiging opgelopen? Kijk uit!' Mevrouw Wemel kwam de keuken in en zag nog net dat Ron zijn spruitjesmes naar Fred gooide. Die veranderde het met één nonchalant zwiepje van zijn toverstok in een papieren vliegtuigje.
'Ron!' zei zijn moeder woedend. 'Als ik nog één keer zie dat je met messen gooit...'
'Ik zal het niet meer doen,' zei Ron, 'terwijl je kijkt,' voegde hij er zachtjes aan toe en hij pakte weer een spruitje van de berg.
'Fred, George, het spijt me, maar Remus komt vanavond en dus zal Bill bij jullie op de kamer moeten slapen.'
'Geen probleem,' zei George.
'Charlie komt niet, dus kunnen Harry en Ron naar de zolder en als Fleur bij Ginny slaapt - '
' - heeft Ginny een onvergetelijke kerst - ' mompelde Fred.
' - heeft iedereen een comfortabele slaapplaats. Nou ja, dan heeft iedereen in elk geval een bed,' zei mevrouw Wemel. Ze klonk een beetje opgejaagd.
'Dus Percy laat zijn lelijke rotkop definitief niet zien?' vroeg Fred. Mevrouw Wemel draaide zich om voor ze antwoord gaf.
'Nee. Ik denk dat hij het druk heeft op het Ministerie.'
'Of misschien is hij gewoon de grootste zak die er op aarde rondloopt,' zei Fred toen mevrouw Wemel de keuken weer verliet. 'Eén van de twee. Nou, George, laten we gaan.'
'Wat gaan jullie doen?' vroeg Ron. 'Kunnen jullie ons niet helpen met die spruitjes? Als jullie je toverstok gebruiken, zijn wij ook klaar!' 'Nee, dat lijkt me niet verstandig,' zei Fred ernstig. 'Spruitjes schoonmaken zonder toverkracht is goed voor je karakter. Dan besef je pas hoe moeilijk Dreuzels en Snullen het hebben - '
' - en trouwens, als je wilt dat mensen je helpen, moet je geen messen naar ze smijten,' zei George en hij gooide het papieren vliegtuigje terug naar Ron. 'Gewoon een kleine hint. Wij gaan naar het dorp. Er werkt een heel knap meisje in de krantenzaak en ze is helemaal weg van mijn kaarttrucjes... ze vindt het net tovenarij...'
'Eikels,' gromde Ron. Hij keek hoe Fred en George over het besneeuwde erf liepen. 'Ze hadden het in tien seconden kunnen doen en dan hadden wij ook weg gekund.'
'Ik niet,' zei Harry. 'Ik heb Perkamentus beloofd dat ik niet van het erf af zou komen zolang ik bij jullie logeer.'
'O ja,' zei Ron. Hij maakte nog een paar spruitjes schoon en zei toen: 'Ga je dat van Sneep en Malfidus ook aan Perkamentus vertellen?'
'Reken maar,' zei Harry. 'Ik vertel het aan iedereen die een stokje voor hun plannetjes zou kunnen steken en Perkamentus staat boven aan de lijst. Misschien praat ik ook wel met je vader.'
'Wel jammer dat je niet hoorde wat Malfidus nou precies van plan is.'
'Hoe had ik dat nou kunnen horen? Hij wilde het niet tegen Sneep zeggen. Daar gaat het nou juist om.'
Het was even stil en toen zei Ron: 'Je weet toch wel wat ze zullen zeggen, hè? Pa en Perkamentus en de rest? Dat Sneep niet echt probeerde om Malfidus te helpen, maar hem gewoon uit zijn tent wilde lokken.'
'Ze hebben hem niet gehoord,' zei Harry kortaf. 'Niemand kan zó goed toneelspelen, zelfs Sneep niet.' 'Ja, oké. ik waarschuw je alleen maar,' zei Ron.
Harry keek hem fronsend aan.
'Jij denkt toch wel dat ik gelijk heb?'
'Ja zeker!' zei Ron haastig. 'Ik geloof je, echt! Maar verder is iedereen ervan overtuigd dat Sneep een trouw lid is van de Orde. Of niet soms?'
Harry zei niets. Hij had zelf ook al bedacht dat dat waarschijnlijk het grootste bezwaar zou zijn tegen zijn nieuwe bewijs. In gedachten kon hij Hermelien al horen:
'Hij dééd natuurlijk alleen maar alsof hij Malfidus wilde helpen, Harry, zodat die hem zou vertellen wat hij van plan was...' Dat was pure verbeelding, omdat Harry nog geen gelegenheid had gehad om Hermelien te vertellen wat hij gehoord had. Ze was verdwenen toen hij terugkeerde naar Slakhoorns feestje, of dat had hij tenminste van een boze Stoker gehoord, en tegen de tijd dat hij zelf naar de leerlingenkamer terugging was ze al naar bed. Omdat hij en Ron de volgende dag vroeg naar Het Nest vertrokken, had hij haar 's ochtends net nog even gelukkig kerstfeest kunnen wensen en gezegd dat hij belangrijk nieuws had, dat hij haar na de vakantie zou vertellen. Hij wist niet zeker of ze hem wel gehoord had, omdat Ron en Belinda achter hem hadden gestaan en heel non-verbaal afscheid van elkaar hadden genomen.
Toch zou zelfs Hermelien één ding niet kunnen ontkennen: Malfidus voerde iets in zijn schild en Sneep wist ervan. Harry vond dan ook dat hij het volste recht had om 'zie je wel?' tegen Ron te zeggen en dat had hij ook al diverse keren gedaan.
Harry kreeg pas op kerstavond de kans om meneer Wemel te spreken, want die maakte lange dagen op het Ministerie. De Wemels en hun gasten zaten in de woonkamer, die door Ginny zo overdadig versierd was dat leek alsof er een container vol slingers ontploft was. Fred, George, Harry en Ron wisten als enigen dat het engeltje boven in de kerstboom in werkelijkheid een tuinkabouter was, die Fred in zijn enkel had gebeten toen hij wortels was gaan halen voor het kerstdiner. Fred had hem verdoofd, goud geschilderd, een tutu aangetrokken en vleugeltjes op zijn rug geplakt en nu staarde de kabouter woedend op het gezelschap neer: de lelijkste engel die Harry ooit gezien had, met een groot kaal hoofd dat veel op een aardappel leek en harige voeten.
Eigenlijk hoorden ze allemaal te luisteren naar een kerstconcert van Celine Malvaria, de favoriete zangeres van mevrouw Wemel. Haar kwelende stem schalde uit de grote houten radio. Fleur vond Celine blijkbaar maar niets en praatte zo luid dat mevrouw Wemel steeds nijdig met haar toverstok op de volumeknop wees en Celine harder en harder door de kamer galmde. Onder dekking van een extra swingend nummer, 'Een Ketel Vol Met Warme Liefde', begonnen Fred, George en Ginny een potje Knalpoker. Ron keek regelmatig stiekem naar Bill en Fleur, alsof hij hoopte op nuttige tips. Remus Lupos, magerder en havelozer dan ooit, zat bij het haardvuur en staarde naar de vlammen. Hij leek Celines stem niet eens te horen.

'O, roer eens in mijn ketel,
Want roer je naar mijn zin,
Dan heb je 't deze nacht niet koud, Brouw ik er warme liefde in.'

'We hebben nog op dit liedje gedanst toen we achttien waren!' zei mevrouw Wemel. Ze veegde haar ogen af met haar breiwerk. 'Weet je nog, Arthur?'
'Hmmf?' zei meneer Wemel. Hij had zitten knikkebollen terwijl hij een mandarijntje pelde. 'O ja... geweldig nummer...'
Hij ging moeizaam wat rechter zitten en keek naar Harry, die naast hem zat. 'Sorry hoor,' zei hij en hij knikte naar de radio terwijl Celine in het refrein losbarstte. 'Het is bijna afgelopen.'
'Geeft niks,' zei Harry grijnzend. 'Is het nog steeds zo druk op het Ministerie?' 'Ontzettend druk,' zei meneer Wemel. 'Het zou niet zo erg zijn als we enige vorderingen maakten, maar we hebben de afgelopen maanden maar drie mensen gearresteerd en ik betwijfel of er één echte Dooddoener bij was - maar vertel dat niet verder, Harry,' voegde hij er vlug aan toe en hij leek opeens een stuk alerter.
'Ze hebben Sjaak Stuurman nu toch zeker wel vrijgelaten?' vroeg Harry.
'Nee, ik ben bang van niet,' zei meneer Wemel. 'Perkamentus heeft een persoonlijk beroep gedaan op Schobbejak... ik bedoel, iedereen die Sjaak ooit gesproken heeft weet dat hij net zomin een Dooddoener is als dit mandarijntje... maar de hotemetoten willen de indruk wekken dat ze niet stilzitten en "drie arrestaties" klinkt beter dan "drie onterechte arrestaties en drie vrijlatingen"... ook dat is streng geheim...'
'Ik zeg niks,' zei Harry. Hij aarzelde even en vroeg zich af hoe hij het best kon verwoorden wat hij op zijn hart had; terwijl hij zijn gedachten op een rijtje zette, begon Celine Malvaria aan een ballade getiteld 'Je Hebt Mijn Hartje Weggetoverd'.
'Meneer Wemel, weet u nog wat ik op het station vertelde, vlak voor we naar school gingen?'
'Ik heb het gecontroleerd, Harry,' zei meneer Wemel. 'Ik heb het huis van Malfidus doorzocht, maar er was niets wat er niet had moeten zijn, of het nou kapot was of niet.'
'Ja, ik las in de Profeet dat u bent gaan kijken... maar dit is iets anders... al heeft het er wel mee te maken...' Hij vertelde wat hij Sneep en Malfidus had horen zeggen. Terwijl Harry sprak, zag hij dat Lupos naar hen keek en meeluisterde. Toen hij was uitgesproken viel er even een stilte en hoorden ze alleen Celine kwelen:

'M'n arme hart, waar ben je toch?
Ik voel, ik ben je kwijt...'

'Het zou ook kunnen, Harry,' zei meneer Wemel, 'dat Sneep gewoon deed - '
'Alsof hij Malfidus wilde helpen, zodat hij erachter kon komen wat hij in zijn schild voerde?' zei Harry vlug. 'Ja, ik verwachtte al dat u dat zou zeggen. Maar hoe kunnen we bepalen of dat echt zo is?'
'Het is niet onze taak om dat te bepalen,' zei Lupos onverwacht. Hij zat nu met zijn rug naar het vuur en keek langs meneer Wemel naar Harry. 'Dat is de taak van Perkamentus. Perkamentus vertrouwt Severus en daarom zouden wij dat ook moeten doen.'
'Maar stel dat Perkamentus het mis heeft wat Sneep betreft?' bracht Harry ertegen in.
'Dat hebben mensen al zo vaak gezegd. Het draait erom of je het oordeel van Perkamentus vertrouwt of niet. Ik wel, en daarom vertrouw ik Severus.'
'Maar Perkamentus maakt ook fouten,' protesteerde Harry. 'Dat geeft hij zelf toe.' Hij keek Lupos aan. 'En kun je eerlijk zeggen dat je Sneep sympathiek vindt?'
'Ik voel geen sympathie voor Sneep, maar ook geen antipathie,' zei Lupos. 'Nee, Harry, dat is de zuivere waarheid,' voegde hij eraan toe toen Harry sceptisch keek. 'We zullen waarschijnlijk nooit boezemvrienden worden; na alles wat zich tussen James, Sirius en Sneep heeft afgespeeld, heerst daar te veel verbittering voor. Maar ik kan ook niet vergeten dat Severus, in het jaar dat ik lesgaf op Zweinstein, iedere maand Wolfsworteldrank voor me maakte, en wel zo goed dat ik met volle maan niet zoveel hoefde te lijden als gewoonlijk.'
'Maar hij liet zich wel "per ongeluk" ontvallen dat je een weerwolf was, zodat je ontslag moest nemen!' zei Harry boos.
Lupos haalde zijn schouders op. 'Dat nieuws zou toch wel zijn uitgelekt. We weten allebei dat hij op mijn baantje uit was, maar hij had veel meer schade kunnen aanrichten door te sjoemelen met die Wolfsworteldrank. Hij zorgde ervoor dat ik gezond bleef en daar moet ik hem dankbaar voor zijn.'
'Misschien durfde hij niets met die drank uit te halen omdat hij wist dat Perkamentus hem op de vingers keek!' zei Harry.
'Je bent vastbesloten om hem te haten, Harry,' zei Lupos met een flauwe glimlach. 'En dat begrijp ik; met James als vader en Sirius als peetvader heb je een oud vooroordeel geërfd. Vertel gerust aan Perkamentus wat je ook aan Arthur en mij verteld hebt, maar verwacht niet dat hij er net zo over zal denken als jij. Verwacht zelfs niet dat hij verrast zal zijn. Het zou heel goed kunnen dat Sneep Draco uithoorde in opdracht van Perkamentus.'

'... 't Ligt nu aan diggelen, dus kom,
Geef me alsjeblieft mijn hart weerom!'

Celine besloot haar lied met een hoge, langgerekte noot en er klonk applaus op uit de radio. Mevrouw Wemel klapte enthousiast mee.
'Ies 'et afgelopen?' zei Fleur. 'Goed zo! Wat een afschuw'lijk - '
'En, wie wil er een slaapmutsje?' riep meneer Wemel en hij sprong overeind. 'Een lekker glaasje advocaat misschien?'
'Waar ben je de laatste tijd geweest?' vroeg Harry aan Lupos terwijl meneer Wemel vlug de advocaat ging halen en de anderen zich uitrekten en begonnen te praten.
'Ik heb ondergedoken gezeten,' zei Lupos. 'Bijna letterlijk. Daarom kon ik je niet schrijven, Harry; ik zou meteen door de mand zijn gevallen als ik je brieven had gestuurd.'
'Hoe bedoel je?'
'Ik heb een tijdje onder mijn gelijken geleefd, mijn soortgenoten,' zei Lupos. 'Weerwolven,' voegde hij eraan toe toen hij Harry's niet-begrijpende blik zag. 'Die staan vrijwel allemaal aan de kant van Voldemort. Perkamentus had een spion nodig en ik was... geknipt voor die rol.'
Hij klonk een beetje verbitterd en besefte dat misschien, want hij glimlachte wat hartelijker toen hij vervolgde: 'Ik klaag niet; het moest gebeuren en wie had het beter kunnen doen dan ik? Het was alleen moeilijk hun vertrouwen te winnen. Je ziet meteen aan mij dat ik geprobeerd heb onder tovenaars te zijn, terwijl zij de normale maatschappij mijden en aan de zelfkant leven, waar ze stelen - en soms doden - om te kunnen eten.'
'Waarom steunen ze Voldemort?'
'Ze denken dat ze onder zijn heerschappij een beter leven zullen krijgen,' zei Lupos. 'En het is moeilijk om tegen Vaalhaar in te gaan...'
'Wie is Vaalhaar?'
'Heb je nooit van hem gehoord?' Lupos' handen balden zich krampachtig tot vuisten. 'Fenrir Vaalhaar is misschien wel de meest bloeddorstige weerwolf die er vandaag de dag rondloopt. Hij ziet het als zijn missie om zo veel mogelijk mensen te bijten en te besmetten; hij wil voldoende weerwolven creëren om de tovenaars te overwinnen. Voldemort heeft hem prooi beloofd, in ruil voor zijn diensten. Vaalhaar specialiseert zich in kinderen... je moet ze bijten als ze jong zijn, zegt hij, en dan zonder hun ouders opvoeden. Je moet ze leren om normale tovenaars te haten. Voldemort dreigt hem op de zonen en dochters van tovenaars los te laten; een dreigement dat meestal werkt.'
Lupos zweeg even en zei toen: 'Vaalhaar heeft mij ook gebeten.'
'Wat?' zei Harry verbijsterd. 'Toen - toen je klein was, bedoel je?'
'Ja. Mijn vader had iets gedaan wat hem niet aanstond. Ik wist heel lang niet welke weerwolf me had aangevallen en ik had zelfs medelijden met hem. Ik dacht dat hij er niets aan kon doen, want tegen die tijd wist ik zelf hoe het was om in een wolf te veranderen. Maar Vaalhaar is anders. Met volle maan zorgt hij ervoor dat hij in de buurt is van potentiële slachtoffers, zodat hij altijd kan toeslaan. Hij doet het opzettelijk. En dat is de man die Voldemort gebruikt om de weerwolven te leiden. Ik zal niet doen alsof mijn rationele argumenten veel gewicht in de schaal legden, vergeleken met Vaalhaars roep dat wij weerwolven bloed verdienen, dat we ons moeten wreken op normale mensen...'
'Maar jij bént normaal!' zei Harry fel. 'Je hebt alleen een - een probleempje - ' Lupos barstte in lachen uit.
'Soms doe je me erg aan James denken; hij noemde het in gezelschap "mijn harige probleempje". Veel mensen dachten dat ik een stout konijn had of zo.' Hij pakte een glas advocaat aan van meneer Wemel, bedankte hem en leek nu ietsje opgewekter. Harry voelde een golf van opwinding; de naam van zijn vader had hem eraan herinnerd dat hij Lupos nog iets wilde vragen.
'Heb je ooit van iemand gehoord die de Halfbloed Prins heet?'
'De Halfbloed wat?'
'Prins,' zei Harry. Hij keek aandachtig naar Lupos, om te zien of hij die naam zou herkennen.
'Er zijn geen prinsen in de toverwereld,' zei Lupos glimlachend. 'Dacht je erover om die titel zelf te gaan voeren? De "Uitverkorene" lijkt me eerlijk gezegd ruim voldoende.'
'Het heeft niets met mij te maken!' zei Harry verontwaardigd. 'De Halfbloed Prins is iemand die ooit op Zweinstein heeft gezeten. Ik heb zijn oude Toverdrankenboek. Hij heeft het volgeschreven met spreuken die hij zelf verzonnen heeft. Eentje was Levicorpus - '
'O ja, die was heel populair toen ik zelf op Zweinstein zat,' zei Lupos. 'In mijn vijfde jaar kon je een tijdlang nauwelijks een stap verzetten zonder opeens aan je enkel in de lucht gehesen te worden.'
'Mijn vader kende die spreuk ook,' zei Harry. 'Dat zag ik in de Hersenpan. Hij gebruikte hem tegen Sneep.'
Hij probeerde nonchalant te klinken, alsof het gewoon een terloopse opmerking was, maar wist niet zeker of hij het beoogde effect wel bereikt had; de glimlach van Lupos was net ietsje te begripvol.
'Ja,' zei hij, 'maar hij was niet de enige. Die spreuk was erg populair, zoals ik al zei... je weet zelf hoe spreuken komen en gaan...'
'Maar zo te horen is hij bedacht toen jullie op school zaten,' hield Harry vol.
'Dat hoeft niet per se,' zei Lupos. 'Beheksingen en spreuken zijn ook aan mode onderhevig, zoals alles.' Hij keek Harry aan en zei toen zacht: 'James was van zuiver bloed, Harry, en ik kan je verzekeren dat hij ons nooit gevraagd heeft of we hem "Prins" wilden noemen.'
'En Sirius was het ook niet?' vroeg Harry nu recht op de man af. 'Of jij?' 'Absoluut niet.'
'O.' Harry staarde in het vuur. 'Ik dacht gewoon - nou, de Prins heeft me geweldig geholpen met Toverdranken.'
'Hoe oud is dat boek, Harry?'
'Geen idee. Daar heb ik nooit naar gekeken.'
'Misschien kun je daaruit afleiden wanneer die Prins op Zweinstein zat,' zei Lupos.
Kort daarna besloot Fleur een imitatie te geven van Celine die 'Een Ketel Vol Met Warme Liefde' zong. Zodra de anderen het gezicht van mevrouw Wemel zagen, besloten ze plotseling dat het hoog tijd was om naar bed te gaan. Harry en Ron klommen naar Rons zolderkamer, waar een stretcher was neergezet voor Harry.
Ron viel bijna meteen in slaap, maar Harry wroette in zijn hutkoffer en haalde er Toverdranken voor Gevorderden uit voor hij in bed stapte. Hij bladerde het door tot hij helemaal voorin vond wat hij zocht: de publicatiedatum. Het boek was bijna vijftig jaar geleden uitgegeven, lang voordat zijn vader of zijn vrienden op Zweinstein hadden gezeten. Teleurgesteld gooide Harry het weer in zijn hutkoffer, deed de lamp uit en draaide zich om. Hij dacht aan weerwolven en aan Sneep, aan Sjaak Stuurman en de Halfbloed Prins en viel uiteindelijk in slaap, een onrustige slaap vol sluipende schaduwen en het gejammer van gebeten kinderen...
'Dat méént ze toch niet...'
Harry schrok wakker en zag een uitpuilende kous vol kerstcadeaus aan het voeteneinde van zijn bed. Hij zette zijn bril op en keek om zich heen; het kleine raam was bijna dichtgesneeuwd. Ron zat rechtop in bed, afgetekend tegen het raam, en keek vol ongeloof naar een dikke gouden ketting.
'Wat heb je daar?' vroeg Harry.
'Van Belinda,' zei Ron vol afkeer. 'Denkt ze echt dat ik die omdoe...?'
Harry keek wat beter en brulde van het lachen. Aan de ketting hingen in grote gouden letters de woorden 'Mijn Lieveling'.
'Mooi,' zei hij. 'Echt klasse. Ik vind dat je hem in elk geval aan Fred en George moet laten zien.'
'Als je het ooit tegen ze zegt,' zei Ron en hij verstopte de ketting vlug onder zijn kussen, 'dan - dan - dan - '
'Ga je tegen me stotteren?' zei Harry grijnzend. 'Kom nou toch. Waar zie je me voor aan?'
'Waarom denkt ze dat ik zoiets mooi zou vinden?' zei Ron geschokt.
'Denk eens na,' zei Harry. 'Heb je ooit laten doorschemeren dat je graag zou willen rondlopen met de woorden "Mijn Lieveling" om je nek?'
'Nou... we praten eigenlijk niet veel,' zei Ron. 'Het is meer...'
'Zoenen,' zei Harry.
'Ja, eigenlijk wel,' zei Ron. Hij aarzelde even en vroeg toen: 'Heeft Hermelien echt iets met Stoker?'
'Geen idee,' zei Harry. 'Ze waren wel samen op het feestje van Slakhoorn, maar volgens mij ging het niet zo goed.'
Ron keek ietsje opgewekter terwijl hij de rest van zijn kous leeghaalde. Harry kreeg onder meer een trui van mevrouw Wemel met een ingebreide Gouden Snaai, een grote doos met producten uit Tovertweelings Topfopshop en een enigszins vochtig en muf ruikend pakje waar een kaartje aan zat met het opschrift 'Aan Meester, van Knijster'.
Harry keek naar het pakje. 'Zou ik het veilig open kunnen maken?'
'Het kan niet iets gevaarlijks zijn. Al onze post wordt nog steeds gecontroleerd op het Ministerie,' antwoordde Ron, maar hij keek achterdochtig naar het pakje. 'Ik heb er helemaal niet aan gedacht om Knijster iets te sturen! Geven mensen kerstcadeautjes aan hun huis-elfen?' vroeg Harry en hij porde behoedzaam tegen het pakje.
'Hermelien zou het zeker doen,' zei Ron. 'Maar kijk eerst wat erin zit, voor je je schuldig begint te voelen.'
Een tel later sprong Harry met een gil van zijn stretcher; het pakje bevatte een krioelende massa maden.
'Leuk,' schaterde Ron. 'Attent van hem.'
'Liever maden dan die ketting!' zei Harry en Ron hield meteen op met lachen.
Iedereen had een nieuwe trui aan tijdens de kerstlunch, behalve Fleur (aan wie mevrouw Wemel blijkbaar geen wol had willen verspillen) en mevrouw Wemel zelf. Zij droeg een spectaculaire gouden halsketting en een gloednieuwe, donkerblauwe toverhoed vol glinsterende, sterachtige diamantjes.
'Van Fred en George! Prachtig, hè?'
'Nou, we gaan je steeds meer waarderen nu we onze eigen sokken moeten wassen, ma,' zei George met een luchtig gebaar. 'Worteltjes, Remus?'
'Harry, er zit een made in je haar,' zei Ginny vrolijk. Ze boog zich over de tafel om hem te pakken. Harry kreeg kippenvel, maar dat had niets met de made te maken.
'Wat een 'orreur!' zei Fleur met een aanstellerige rilling.
'Ja, erg hè?' zei Ron. 'Een beetje jus, Fleur?'
In zijn gretigheid om haar te helpen sloeg Ron de juskom van tafel; Bill zwaaide vlug met zijn toverstok en de jus rees omhoog en stroomde braaf weer in de kom.
'Je bent net zo erg als die Tops,' zei Fleur tegen Ron toen ze Bill een heleboel dankbare kussen had gegeven. 'Zij ies ook altijd even klunge - '
'Ik had die lieve Tops gevraagd of ze vandaag ook wilde komen,' zei mevrouw Wemel. Ze zette de worteltjes met overdreven kracht weer op tafel en keek Fleur woedend aan. 'Maar ze wilde niet. Heb jij haar de laatste tijd nog gesproken, Remus?'
'Nee, ik heb eigenlijk met niemand veel contact gehad,' zei Lupos. 'Maar Tops heeft toch zelf familie?'
'Hmmm,' zei mevrouw Wemel. 'Misschien wel, maar ik kreeg eerlijk gezegd de indruk dat ze met kerst alleen wilde zijn.'
Ze keek Lupos geërgerd aan, alsof het zijn schuld was dat Fleur haar schoondochter zou worden in plaats van Tops. Harry zag dat Fleur nu met haar eigen vork stukjes kalkoen voerde aan Bill en dacht dat mevrouw Wemel een verloren strijd voerde. Hij herinnerde zich wel dat hij iets had willen vragen over Tops en aan wie kon hij dat beter doen dan aan Lupos, die alles van Patronussen wist?
'De Patronus van Tops is van vorm veranderd,' zei hij. 'Dat beweerde Sneep tenminste. Ik wist niet dat dat kon. Waarom zou je je Patronus veranderen?' Lupos kauwde een tijdje op zijn kalkoen, slikte en zei langzaam: 'Soms... een trauma... een grote emotionele schok...'
'Hij was groot en had vier poten,' zei Harry. Plotseling schoot hem iets te binnen. 'Hé, het zou toch niet - ?'
'Arthur!' zei mevrouw Wemel plotseling. Ze was opgestaan, drukte haar hand tegen haar borst en staarde uit het keukenraam. 'Arthur - daar is Percy!'
'Wat?'
Meneer Wemel draaide zich om. Iedereen keek vlug naar buiten en Ginny stond op om beter te kunnen zien. Percy kwam met grote passen aanlopen over het besneeuwde erf. Zijn hoornen bril glinsterde in het zonlicht, maar hij was niet alleen.
'Arthur, hij - hij heeft de Minister bij zich!'
De man die Harry in de Ochtendprofeet had gezien volgde inderdaad in Percy's voetstappen. Hij hinkte een beetje en er kleefden sneeuwvlokken in zijn dikke, grijzende haar en op zijn zwarte mantel. Voor iemand iets kon zeggen en voor meneer en mevrouw Wemel meer konden doen dan elkaar verbijsterd aankijken, ging de keukendeur open en kwam Percy binnen.
Er viel een pijnlijke stilte en toen zei Percy nogal stijfjes: 'Vrolijk kerstfeest, moeder.'
'O Percy!' zei mevrouw Wemel en ze wierp zich in zijn armen.
Rufus Schobbejak bleef leunend op zijn wandelstok in de deuropening staan en keek naar dat ontroerende tafereel.
'Vergeef me dat ik zo kom binnenvallen,' zei hij toen mevrouw Wemel hem glunderend aankeek en haar ogen afveegde. 'Percy en ik waren toevallig in de buurt - werk voor het Ministerie, snapt u - en hij wilde per se even aanwippen om jullie te zien.'
Percy liet echter uit niets blijken dat hij ook de rest van zijn familie graag wilde begroeten. Hij stond er kaarsrecht bij, leek nogal opgelaten en staarde over de hoofden van de rest van het gezelschap heen. Meneer Wemel, Fred en George keken hem met stalen gezichten aan.
'Komt u toch binnen, Minister! Gaat u zitten!' zei mevrouw Wemel zenuwachtig en ze zette haar hoed recht. 'Neem een stukje palkoen of wat kudding... ik bedoel - '
'Nee, nee, beste Molly,' zei Schobbejak; Harry bedacht dat hij waarschijnlijk aan Percy gevraagd had hoe ze heette voor ze binnenkwamen. 'Ik wil niet storen, ik zou hier helemaal niet zijn als Percy jullie niet zo dolgraag had willen zien...'
'O, Percy!' snotterde mevrouw Wemel. Ze ging op haar tenen staan om hem te kunnen kussen.
'... we kunnen maar vijf minuten blijven, dus maak ik even een ommetje over het erf terwijl jullie bijpraten met Percy. Nee, nee, echt, ik wil jullie niet tot last zijn! Nou, als iemand me jullie fraaie tuin zou willen laten zien... ah, die jongeman daar is klaar met eten. Misschien wil hij een stukje met me wandelen?'
De sfeer aan tafel veranderde merkbaar en iedereen keek van Schobbejak naar Harry. Niemand geloofde dat Schobbejak zogenaamd niet wist hoe Harry heette, of toevallig net hem uitkoos voor een wandelingetje in de tuin terwijl Ginny, Fleur en George ook uitgegeten waren.
'Ja, goed,' verbrak Harry de stilte.
Hij liet zich niet voor de gek houden; Schobbejak kon wel zeggen dat ze toevallig in de buurt waren geweest en dat Percy graag zijn familie wilde zien, maar de werkelijke reden was dat Schobbejak onder vier ogen met hem wilde praten.
'Het is goed,' zei hij zacht toen hij Lupos passeerde, die half overeind was gekomen uit zijn stoel. 'Goed,' herhaalde hij toen meneer Wemel zijn mond opendeed.
'Geweldig!' zei Schobbejak. Hij stapte achteruit om Harry voor te laten gaan. 'Even een rondje door de tuin en dan moeten Percy en ik helaas weer vertrekken. Eet rustig verder, allemaal!'
Harry liep over het erf naar de overwoekerde en besneeuwde tuin van de Wemels en Schobbejak hinkte met hem mee. Harry wist dat hij hoofd van de Schouwers was geweest; hij zag er gehard en gehavend uit, totaal anders dan de gezette Droebel met zijn bolhoed.
'Fraai,' zei Schobbejak. Hij bleef bij het tuinhek staan en keek naar het besneeuwde gras en de onherkenbare planten. 'Heel fraai.'
Harry zei niets, maar voelde dat Schobbejak naar hem keek.
'Ik wilde je al heel lang ontmoeten,' zei Schobbejak na enkele ogenblikken. 'Wist je dat?'
'Nee,' zei Harry waarheidsgetrouw.
'Ja, al heel lang. Maar Perkamentus stelde zich altijd vreselijk beschermend op als het om jou ging,' zei Schobbejak. 'Heel begrijpelijk, na alles wat je hebt doorgemaakt... en vooral na wat er op het Ministerie gebeurd is...'
Hij wachtte tot Harry iets zou zeggen, maar Harry hield zijn mond en dus vervolgde Schobbejak: 'Al sinds mijn benoeming tot Minister heb ik gehoopt dat we elkaar even zouden kunnen spreken, maar dat heeft Perkamentus - heel begrijpelijk, laat ik dat herhalen - steeds verhinderd.'
Harry zei nog steeds niets en wachtte af.
'De geruchten die de ronde doen!' zei Schobbejak. 'We weten natuurlijk allebei hoe overdreven die verhalen kunnen zijn... al dat gefluister over een profetie... dat jij de "Uitverkorene" zou zijn...'
Nu naderden ze de reden voor Schobbejaks bezoek, dacht Harry.
'... ik neem aan dat Perkamentus dit soort zaken met je besproken heeft?'
Harry vroeg zich af of hij moest liegen of niet. Hij keek naar de kleine voetafdrukken van de tuinkabouters rond de bloembedden en het omgewoelde stuk grond waar Fred de kabouter had gevangen die nu, gehuld in een tutu, boven in de kerstboom hing. Hij besloot uiteindelijk de waarheid te vertellen... of een deel daarvan.
'Ja, we hebben erover gesproken.'
'Aha... aha...' zei Schobbejak. Harry zag vanuit zijn ooghoeken dat Schobbejak hem aandachtig bestudeerde en deed daarom alsof hij heel erg geïnteresseerd was in een tuinkabouter die plotseling zijn hoofd onder een bevroren rododendron uit stak. 'En wat heeft Perkamentus je allemaal verteld, Harry?'
'Sorry, maar dat blijft tussen ons,' zei Harry.
Hij zei het zo beleefd mogelijk en Schobbejaks stem was ook luchtig en vriendelijk toen hij zei: 'Ja, natuurlijk, als hij het je in vertrouwen verteld heeft, wil ik niet dat je zijn vertrouwen... nee, nee, verre van dat... en doet het er trouwens wel iets toe of je werkelijk de Uitverkorene bent of niet?'
Harry moest daar even over nadenken voor hij antwoord gaf.
'Ik begrijp niet helemaal wat u bedoelt, Minister.'
'Kijk, voor jou is het natuurlijk vreselijk belangrijk,' zei Schobbejak lachend. 'Maar voor de tovergemeenschap als geheel... het is maar net hoe de mensen iets zien, ja toch? Het gaat erom wat ze geloven.'
Harry zweeg. Hij dacht dat hij nu vaag zag waar Schobbejak heen wilde, maar hij was niet van plan om hem te helpen. De kabouter onder de rododendron wroette tussen de wortels, op zoek naar wormen, en Harry bleef naar hem kijken.
'Mensen geloven dat jij de Uitverkorene bent, snap je?' zei Schobbejak. 'Ze vinden je een held - en dat ben je ook, Harry, uitverkoren of niet! Hoe vaak heb je het nu al niet opgenomen tegen Hij Die Niet Genoemd Mag Worden? Maar goed,' ging hij verder, zonder op antwoord te wachten, 'het punt is dat jij voor velen een teken van hoop bent. Het idee dat er iemand is die misschien in staat is, of wie weet zelfs is voorbestemd, om Hij Die Niet Genoemd Mag Worden te vernietigen - nou, je snapt dat dat mensen een opkikker geeft. En ik denk dat, als je je dat goed bewust bent, je ook zult begrijpen dat het min of meer je plicht is om je aan de zijde van het Ministerie te scharen en iedereen nieuwe moed te geven.'
De kabouter had een worm gevonden en sjorde daar nu uit alle macht aan, in een poging hem uit de bevroren grond te trekken. Harry zweeg zo lang dat Schobbejak van Harry naar de kabouter keek en zei: 'Grappige wezentjes, hè?' Maar wat zeg je ervan, Harry?'
'Ik begrijp niet goed wat u wilt,' zei Harry. 'Me "aan de zijde van het Ministerie scharen"... wat bedoelt u daar precies mee?'
'O, ik verlang echt geen grote inspanningen van je,' zei Schobbejak. 'Maar als je zo nu en dan eens zou kunnen aanwippen op het Ministerie, zou dat een goede indruk maken. En als je daar toch bent, kun je meteen eens praten met Gustaaf Rinkelbom, mijn opvolger op het Schouwershoofdkwartier. Dorothea Omber heeft verteld dat je de ambitie hebt om Schouwer te worden. Nou, dat kan heel gemakkelijk verwezenlijkt worden...'
Harry voelde woede opborrelen in zijn maag. Dus Dorothea Omber werkte nog steeds op het Ministerie?
'Met andere woorden,' zei hij, alsof hij een paar kleine puntjes wilde ophelderen, 'u wilt dat ik de indruk wek dat ik voor het Ministerie werk?'
'Het zou veel mensen een oppepper geven als ze dachten dat jij nauw bij ons werk betrokken was, Harry,' zei Schobbejak. Zo te horen was hij opgelucht dat Harry het zo snel snapte. 'De "Uitverkorene", begrijp je... het gaat erom dat we mensen weer hoop geven, het gevoel dat er opwindende dingen gebeuren...'
'Maar als ik kind aan huis ben bij het Ministerie,' zei Harry, die moeite deed om vriendelijk te blijven klinken, 'dan denkt iedereen toch dat ik het eens ben met wat het Ministerie doet?'
'Nou ja,' zei Schobbejak met een lichte frons, 'dat is gedeeltelijk het effect dat we graag zouden - '
'Nee, dat lijkt me geen goed idee,' zei Harry kalm. 'Sommige dingen die het Ministerie doet, vind ik namelijk niets. Dat jullie Sjaak Stuurman hebben opgesloten, bijvoorbeeld.'
Schobbejak zweeg even, maar zijn gezicht verhardde.
'Misschien was het naïef om te denken dat je het zou begrijpen,' zei hij en hij slaagde er minder goed in dan Harry om de boosheid uit zijn stem te bannen. 'We leven in gevaarlijke tijden en moeten bepaalde maatregelen nemen. Jij bent zestien - '
'Perkamentus is heel wat ouder en hij vindt ook dat Sjaak niet in Azkaban thuishoort,' zei Harry. 'Jullie maken van Sjaak een zondebok, net zoals jullie van mij een mascotte willen maken.'
Nadat ze elkaar lang en doordringend hadden aangekeken zei Schobbejak zonder enige hartelijkheid: 'Ik begrijp het. Net als je grote held Perkamentus heb je het liefst zo weinig mogelijk met het Ministerie te maken?'
'Ik wil niet gebruikt worden,' zei Harry.
'Sommige mensen zouden zeggen dat het je plicht is om je door het Ministerie te laten gebruiken!'
'Ja, en sommige mensen zouden zeggen dat het jullie plicht is om eerst te controleren of iemand wel een Dooddoener is voordat jullie hem in de bak gooien,' zei Harry. Hij begon nu ook kwaad te worden. 'U gedraagt zich precies zoals Barto Krenck. Jullie maken er iedere keer een zooitje van op het Ministerie. Of we hebben een Droebel, die doet alsof zijn neus bloedt terwijl er mensen voor zijn ogen vermoord worden, óf iemand als u, die de verkeerden laat opsluiten en wil doen alsof de Uitverkorene voor hem werkt!'
'Dus je bent de Uitverkorene niet?' zei Schobbejak.
'Dat deed er toch niet toe?' zei Harry met een verbitterde lach. 'Voor u niet.'
'Dat had ik niet moeten zeggen,' zei Schobbejak. 'Het was tactloos - '
'Nee, het was eerlijk,' zei Harry. 'Een van de weinige eerlijke dingen die u gezegd heeft. Het zal u een zorg zijn of ik blijf leven of niet. U wilt alleen dat ik de mensen wijsmaak dat u aan de winnende hand bent in de oorlog tegen Voldemort. Ik ben dit nog niet vergeten, Minister...'
Hij stak zijn rechtervuist op. Op de rug van zijn verkleumde hand glansden de witte littekens, waar hij Ik mag niet liegen van Dorothea Omber in zijn eigen vlees had moeten snijden.
'Ik kan me niet herinneren dat u het voor me opnam toen ik vorig jaar probeerde te waarschuwen dat Voldemort was teruggekeerd. Toen wilde het Ministerie niet zo graag vriendjes zijn.'
Ze bleven nog even staan, in een stilte die net zo ijzig was als de grond onder hun voeten. De kabouter was er eindelijk in geslaagd de worm uit de grond te trekken en zoog er nu tevreden op, leunend tegen de onderste takken van de rododendron.
'Wat voert Perkamentus uit?' vroeg Schobbejak bruusk. 'Waar gaat hij heen als hij niet op Zweinstein is?' 'Geen idee,' zei Harry.
'Maar zelfs als je het wist zou je het me niet vertellen, hè?' zei Schobbejak. 'Nee,' zei Harry.
'Nou, dan moet ik er op een andere manier achter zien te komen.'
'Dat kunt u proberen,' zei Harry onverschillig. 'Maar u lijkt me snuggerder dan Droebel, dus hoop ik dat u van zijn vergissingen geleerd heeft. Hij probeerde zich ook te bemoeien met de gang van zaken op Zweinstein. Misschien heeft u gemerkt dat Droebel geen Minister meer is, maar Perkamentus nog wel schoolhoofd. Ik zou Perkamentus met rust laten als ik u was.'
Er viel opnieuw een lange stilte.
'Ik merk in elk geval wel dat hij je goed geïndoctrineerd heeft,' zei Schobbejak. Zijn ogen glommen kil en hard achter zijn metalen bril. 'Je bent de trouwe volgeling van Perkamentus, hè Potter?'
'Ja, inderdaad,' zei Harry. 'Ik ben blij dat dat duidelijk is.'
Hij keerde de Minister van Toverkunst de rug toe en liep terug naar het huis.