72

Hoe beter Wrayan Lichtvinger Damin Wolfsblad leerde kennen, des te minder zorgen hij zich maakte over de toekomst van Hythria. Tegen nagenoeg alle verwachtingen in was Marla erin geslaagd een intelligente, bekwame en charismatische jongeman groot te brengen die verstandig en rechtvaardig zou regeren; een man die zowel meedogenloos als meelevend kon zijn – dat laatste trekje had hij duidelijk niet van zijn moeder, stelde Wrayan nuchter vast. De prins voor wie de oude Kagan Palenovar, Laran Krakenschild en Glenadal Ravenspeer zo hun best hadden gedaan en voor wie ze al die geheime plannen en samenzweringen op touw hadden gezet, was eindelijk volwassen geworden. Het was allemaal goed afgelopen, al kon Wrayan niet zeggen in hoeverre dat aan Damins karakter of aan zijn opvoeding te danken was.

      En het verbaasde Wrayan allerminst dat zelfs Zegarnald zijn zegen aan deze telg van Hythria had gegeven.

      Een paar uur later sloeg Wrayan Damin Wolfsblad aandachtig gade toen die Rogan Beerboog en Conin Valklans vertelde dat hij de hoogprins had overgehaald de leeftijd van meerderjarigheid tot vijfentwintig te verlagen, hetgeen betekende dat ze nu beiden officieel krijgsheer van hun eigen provincie waren.

      Het was in geen enkel opzicht eenvoudig geweest. Lernen was vandaag bijzonder slechtgeluimd en kwam aanvankelijk terug op zijn besluit het decreet te tekenen. Wrayan wist niet zeker wat Damin had moeten doen om Lernen uiteindelijk toch zijn handtekening en zegel op het document te laten zetten, maar het was hem gelukt. Marla had haar zoon blijkbaar niet alleen lessen tactiek en politiek gegeven, maar hem ook geleerd hoe hij de hoogprins moest aanpakken wanneer die de bokkenpruik op had.

      De twee jongelieden waren nogal verbijsterd door het nieuws, maar Rogan herstelde zich sneller dan zijn jongere kompaan. Conin Valklans was een verre neef die zelfs nog moest wennen aan het idee dat hij erfgenaam van Groenhaven was. Rogan was daarentegen opgevoed met de wetenschap dat hij op een dag krijgsheer van Izcomdar zou zijn en had die rol al min of meer vervuld sinds zijn vader was bezweken aan de pest, ook al had hij daarmee eigenlijk de wet overtreden.

      ‘En die wet die je oom heeft getekend, om de meerderjarigheidsleeftijd te verlagen, kan die niet door de Convocatie worden herroepen?’ vroeg Rogan nadat Damin had uitgelegd dat de omstandigheden onverwacht in hun voordeel waren veranderd.

      ‘De volgende hoogprins kan die wet herroepen, denk ik,’ zei Damin. ‘Maar dat ben ik. En ik word weldra vijfentwintig en ben van plan de volgende dag meteen naar Krakandar te gaan om de provincie over te nemen van mijn oom, dus ik zie mezelf die wet nog niet zo snel wijzigen. Jullie wel?’

      ‘Het is jammer dat je die leeftijd niet kunt verlagen tot vijf,’ grapte Conin. ‘Dan zouden we meteen een oplossing hebben voor Zonnegloor, zodat alle provincies weer een krijgsheer hadden.’

      ‘En dat brengt ons op de kwestie Zonnegloor,’ zei Damin.

      ‘Heb je een echtgenoot voor mijn zus gevonden?’ vroeg Rogan.

      ‘Ze wil niet hertrouwen.’

      ‘Maar je hebt ons net verteld wat er allemaal in het Tovenaarscollectief is voorgevallen. Je wilt die provincie nu toch niet overdragen aan het Collectief?’

      ‘O nee, geen sprake van.’

      ‘Heb je dan misschien een regent in gedachten?’ vroeg Conin.

      ‘Niet echt.’

      Rogan keek hem boos aan. ‘Is dit soms een raadselspel, Damin?’

      ‘Nee, hoor. Ik weet alleen nog niet goed hoe ik het jullie moet vertellen, dat is alles.’

      ‘Misschien moet u het hun gewoon laten zien, hoogheid,’ stelde Wrayan voor.

      Damin had hem voorgesteld als een hoveling en een van zijn moeders adviseurs en, waarschijnlijk wijselijk, verzwegen dat Wrayan ook een dief was.

      ‘Dat zou misschien nog beter zijn,’ beaamde Damin. Hij liep door de tent naar een prachtig geweven wandtapijt dat het woongedeelte van het slaapvertrek scheidde en trok het opzij. Erachter stond Tejay Leeuwenklauw te wachten.

      Zij is je nieuwe krijgsheer?’ Narvell hapte naar adem.

      Rogan keek zijn zuster fronsend aan. ‘Dat meen je niet.’

      ‘Waarom zou hij het niet menen, Rogan?’ vroeg Tejay aan haar jongere broer terwijl ze naar het hoofdgedeelte van de tent liep.

      Conin Valklans staarde hen vol ongeloof aan. ‘Het spijt me, Damin, maar ik moet Rogan gelijk geven. De hoogprins zal het nooit goedkeuren dat je een vrouw tot krijgsheer benoemt.’

      ‘De hoogprins heeft het al goedgekeurd,’ deelde Damin hun mede. ‘De zaak is al beklonken, heren. Groet de nieuwe krijgsheer van Zonnegloor.’

      ‘Damin...’ begon Rogan aarzelend, wellicht beseffend dat zijn zus geen grapje had gemaakt. ‘Ik begrijp heel goed wat je hier wilt doen, maar... dit gaat niet werken. Dat zie je toch ook wel in? Ook al vindt de hoogprins het een fantastisch idee, dan nog zal het volk geen vrouwelijke krijgsheer accepteren.’

      ‘Ik denk dat je het volk van Zonnegloor onderschat,’ merkte Tejay op.

      Rogan wendde zich hoofdschuddend tot Damin. ‘Zonnegloor is in strategisch opzicht veel te belangrijk om een proeftuin voor verregaande sociale hervormingen te kunnen zijn, Damin.’

      ‘Het gaat me niet om verregaande hervormingen,’ antwoordde Damin. ‘Het gaat me om een provincie die geen krijgsheer heeft, en daar heb ik een pasklare oplossing voor. Ben je soms bang dat je zuster niet tegen die taak is opgewassen?’

      ‘Nee, natuurlijk niet.’

      ‘Stelt het je gerust als ik zeg dat er geen enkele Harshiniwet is die haar benoeming verbiedt? De Harshini hebben nooit iemand afgewezen op grond van geslacht. En de oorlogsgod is al helemaal niet eenkennig. Zolang je hem maar aanbidt en bloed voor hem vergiet, kan het hem niet schelen of je een man of een vrouw bent.’

      ‘Maar het gewone volk dan?’ vroeg Conin. ‘Ik ben bang dat Rogan gelijk heeft. Ze zullen nooit een vrouw als krijgsheer accepteren.’

      ‘Hoe kun jij dat zo zeker weten?’ vroeg Tejay.

      ‘Nou... ik heb het niemand persoonlijk gevraagd,’ bekende hij, ‘maar ik kan me voorstellen dat de boeren het...’ Zijn stem stierf weg toen hij besefte dat zijn veronderstelling op niets was gebaseerd.

      ‘Ik vermoed dat u uzelf een mening over de boeren toedicht die weinig met daadwerkelijke ervaringen te maken heeft, heer,’ opperde Wrayan. ‘Wanneer hebt u voor het laatst met iemand uit het volk gesproken? Ik heb het niet over een slaaf of een bediende, maar gewoon over iemand op straat.’

      ‘Nou, ik spreek het volk natuurlijk niet persoonlijk...’

      ‘Hoezo, natuurlijk?’ vroeg Narvell, die even niet-begrijpend naar zijn broer keek voordat hij zijn blik op de jonge krijgsheer richtte. ‘Vind je het onnatuurlijk om met iemand te praten die niet tot je eigen klasse behoort?’

      Die vraag leek Conin oprecht te beledigen. ‘Staat Charel Havikzwaard het jou soms toe met boeren om te gaan?’

      ‘Dat moedigt hij zelfs aan,’ antwoordde Narvell met een stap naar voren om zijn woorden tegenover Valklans te bekrachtigen. ‘Volgens hem voorkomt dergelijk contact dat lieden van hoge geboorte veranderen in opgeblazen, arrogante...’

      ‘Zo is het genoeg!’ beet Tejay de beide jongemannen met een boos gezicht toe. Ze keek haar broer hoofdschuddend aan. ‘Rogan, als je wilt weten waarom er behoefte is aan vrouwelijke krijgsheren, dan hoef je alleen maar naar die twee te kijken. We zijn nog geen vijf minuten bezig of ze vliegen elkaar al in de haren over iets wat niets te maken heeft met de kwestie die we hier bespreken.’

      Wrayan keek even naar Damin, die zo verstandig was een stap terug te doen en Tejay de kans te geven de anderen te overtuigen. De prins sloeg haar met een flauw glimlachje gade maar maakte geen aanstalten om tussenbeide te komen.

      ‘Dat verandert niets aan jouw benoeming, Tejay,’ antwoordde Rogan, die zo te zien begrip had voor de positie van zijn zuster. ‘Ook al zou ik ermee instemmen dat jij de nieuwe leider van Zonnegloor wordt, dan weet ik nog niet hoe jij je als heerser zou kunnen handhaven.’

      ‘Op dezelfde manier zoals jij je in Izcomdar weet te handhaven, Rogan. Door goed te zijn in wat ik doe.’ Ze wendde zich tot de anderen. ‘Is het bovendien niet mijn probleem hoe ik dat aanpak? Stel dat ik over een week, een maand of misschien een jaar de macht over Zonnegloor kwijtraak, dan mogen jullie zeggen dat jullie het altijd al hebben geweten. Maar geef me in de tussentijd in elk geval de kans om te bewijzen dat ik het kan. Afgesproken?’

      Rogan keek zijn zus even aan en knikte toen. ‘Je hebt gelijk, Tejay. Als je Zonnegloor weet te behouden, dan verdien je de provincie ook.’

      ‘Sta jij hierachter?’ vroeg Conin verbijsterd.

      De nieuwe heer van Izcomdar plantte zijn handen op zijn heupen. ‘Ja. En jij ook, jongeheer Valklans.’

      ‘Waarom?’ vroeg Conin. Wrayan kreeg de indruk dat hij behoorlijk van zijn stuk was gebracht door Rogans dreigende houding.

      ‘Omdat de nieuwe krijgsheer van Zonnegloor mijn zuster is en ik iedereen vermoord die haar probeert te dwarsbomen. Als het volk van Zonnegloor in opstand komt en de mensen haar willen verdrijven omdat ze een despoot is, of er gewoon helemaal niets van bakt, dan moeten ze dat zelf weten. Maar er komt geen bemoeienis van buitenaf, Conin. Niet uit Izcomdar, en zeker niet uit Groenhaven.’

      ‘Of uit Elasapine,’ beloofde Narvell uit naam van zijn grootvader.

      ‘Of Krakandar,’ verzekerde Damin hem.

      Ze keken allemaal naar de jonge krijgsheer uit Groenhaven, die met tegenzin knikte.

      ‘Ik zal me er niet mee bemoeien,’ beloofde hij. ‘Maar ik ben wel benieuwd hoe je Arendspiek en Vosklauw zo ver krijgt dat ze akkoord gaan.’

      ‘Die hoeven helemaal niet akkoord te gaan,’ legde Damin uit. ‘Dit is een decreet van de hoogprins waaraan de Convocatie niets kan veranderen. Maar al zouden we de Convocatie wel nodig hebben, er zijn nu vijf van de zeven provincies in deze tent aanwezig. Dat is een meerderheid.’

      ‘Ik wil er wel bij zijn als je het aan Cyrus vertelt,’ zei Rogan. ‘Gewoon om zijn gezicht te zien.’

      ‘Ik wil vooral weten hoe hij reageert wanneer hij hoort dat zijn moeder dood is,’ zei Narvell monter. ‘Kunnen we dat snel gaan vertellen? En mag ik erbij zijn?’

      ‘Doe eens volwassen, Narvell,’ zei Tejay kwaad.

      ‘Neem me niet kwalijk.’

      ‘Narvell heeft wel gelijk, Tejay,’ zei Damin. ‘We moeten het zo snel mogelijk tegen Cyrus en Toran zeggen.’

      ‘Het ijzer smeden als het heet is,’ opperde Rogan.

      ‘Inderdaad,’ zei Damin, die zich omdraaide naar de ingang van de tent. ‘Almodavar!’

      De oude kapitein had buiten staan wachten en dook meteen onder de flap door. ‘Hoogheid?’

      ‘Zeg tegen de krijgsheren van Dregian en Pentamor dat ze meteen hierheen komen, kapitein. Indien nodig mag er geweld worden gebruikt.’

      Almodavar toonde een zeldzame glimlach. ‘Met genoegen, hoogheid.’

      De kapitein dook weer onder de flap door naar buiten en Damin wendde zich tot zijn gezelschap. ‘Dit zou wel eens heel erg boeiend kunnen worden.’

      Rogan haalde zijn schouders op. ‘Ik kijk er vooral naar uit om mijn eigen mensen bevelen te kunnen geven, zonder eerst toestemming te moeten vragen aan een of andere vreemde krijgsheer...’

      Wrayan kreeg verder niet veel van het gesprek mee. Terwijl Rogan aan het woord was, glipte er een Stroper de tent binnen die de dief een opgevouwen briefje overhandigde. Hij maakte het nieuwsgierig open en vouwde het, zodra hij zag van wie het afkomstig was, weer op en volgde de Stroper naar buiten.

 

‘Braus Rollin!’ riep Wrayan uit toen hij een van zijn eigen mannen uit het dievengilde van Krakandar herkende. Rollin stond vlak voor de tent, samen met Rorin Marinier. De man zat onder de modderspatten en zag er uitgeput uit.

      ‘Nooit gedacht jou aan te treffen in het legerkamp, Wrayan.’

      ‘Dat had ik zelf ook nooit kunnen denken, maar ik weet in elk geval hoe ik hier verzeild ben geraakt. Geldt dat ook voor jou?’ Hij keek even naar Rorin. Wrayan was hier zelf nog maar een paar uur en had niet gedacht dat anderen zouden weten dat hij hier zat. ‘En hoe wist jij eigenlijk waar je me kon vinden?’

      ‘Dat hoorde ik van Damin toen hij de hoogprins kwam opzoeken. Ik heb de afgelopen dagen een handje geholpen in Lernens paviljoen. En zijn boodschap is voor Damin, niet voor jou. Maar omdat het een bericht van Starros is, nam ik aan dat jij hem misschien eerst wilde spreken.’

      Wrayan keek de dief aandachtig aan. Rollin was een inbreker, en een goede ook. Altijd te vertrouwen. ‘Zijn er problemen in Krakandar?’

      De man knikte vermoeid. ‘Er zijn alleen maar problemen in Krakandar, Wrayan. Je kunt je niet voorstellen hoe het sinds jouw vertrek is gegaan. De stad zit nog steeds potdicht, er komen mensen om van de honger, iedereen is doodsbang... Daarom hebben we besloten er iets aan te doen.’

      ‘Dat klinkt niet best,’ zei Wrayan. ‘Wie bedoel je precies met we?’

      ‘Het dievengilde. En een paar van de andere gilden. Nou ja, allemaal eigenlijk. Zodra bekend werd wat we van plan waren, bood vrijwel iedereen hulp aan. Ook een paar hooggeplaatste personen op het paleis.’

      Rorin keek de jonge bezoeker onderzoekend aan. ‘Wat zijn jullie precies van plan?’

      Braus leek hen niet meteen in vertrouwen te willen nemen. ‘Dat mag ik van Starros alleen tegen prins Damin zeggen.’

      ‘Je werkt voor mij, Braus Rollin, niet voor Starros,’ bracht Wrayan de inbreker in herinnering. ‘Geef antwoord op Rorins vraag. Wat zijn jullie precies van plan?’

      De dief aarzelde. Achter hen naderden een bijzonder ontevreden kijkende Cyrus Arendspiek en een al even ontstemde Toran Vosklauw de tent, begeleid door Geri Almodavar en een stuk of tien Stropers uit Krakandar.

      Braus wachtte tot de twee krijgsheren de tent hadden betreden en sprak toen verder. ‘We gaan de inwoners van Krakandar stelen.’

      Wat?’ vroeg Rorin.

      ‘We gaan de stad in het geheim evacueren. Aanstaande Rustdag over een week.’

      Wrayan keek Rorin aan. ‘Wat zal Damin dat prachtig vinden!’

      ‘Kan ik hem spreken?’ vroeg Braus.

      ‘Hij heeft nog even iets anders aan zijn hoofd. Ik ben bang dat jouw nieuws zal moeten wachten.’

      Wrayan was nog niet uitgesproken of er klonk een woest gebrul vanuit Damins tent. Rorin en Braus wierpen allebei een verontruste blik op de tent en keken vervolgens vragend naar Wrayan.

      ‘Ik zei toch dat hij iets aan zijn hoofd heeft?’

      ‘Is er iets gebeurd?’ vroeg Rorin.

      ‘Niets wat jij nog niet weet, Rorin,’ zei Wrayan tegen hem. ‘Die kreet zal zijn geslaakt door de krijgsheer van Dregian, die zojuist heeft vernomen dat zijn moeder dood is, of anders door Toran Vosklauw van Pentamor, die te horen kreeg dat de nieuwe krijgsheer van Zonnegloor een vrouw is.’