43
Furieus omdat er niet op haar uitnodiging was gereageerd, ijsbeerde Marla nog ruim een uur door haar kamer voordat ze voldoende was gekalmeerd om te gaan slapen. Ze was het niet gewend zo onbehoorlijk te worden behandeld, zelfs niet door haar gelijken. Van een laaggeboren moordenaar was het meer dan ze kon verdragen.
Je bent een stomme idioot, hield ze zichzelf voor terwijl ze zich begon uit te kleden. De slaven had ze al weggestuurd, want die hoefden van haar agitatie geen getuige te zijn. Zoals gewoonlijk was het die nacht benauwd en vochtig, maar een licht briesje bracht verkoeling op Marla’s klamme huid. Ongeduldig trok ze de strikken van haar korset los en smeet het ding op de grond. In hoeverre was haar woede niet meer dan nukkige teleurstelling?
Marla was eerlijk genoeg tegen zichzelf om haar emoties te zien voor wat die waren. Opgewonden had ze Galon Miars komst afgewacht, en dat was bespottelijk, want Marla wist goed dat de huurmoordenaar daar precies op uit was. Ze zou beter moeten weten dan te vallen voor zijn schaamteloze trucjes.
Helaas betekende kennis van een ziekte nog niet dat je er tegen bestand was.
Misschien had ze daarom met zoveel spanning op zijn komst gewacht, troostte Marla zichzelf terwijl ze haar rok op de grond liet vallen en uit haar onderjurk stapte. Als Galon keurig op tijd was verschenen, had Wrayan zijn gedachten kunnen lezen om zijn verraderlijke motieven aan het licht te brengen. Ongetwijfeld betroffen die een duister plan tegen de troon en was ze dan meteen genezen van die mallotige obsessie voor een man die zo gevaarlijk was dat het zelfmoord kon zijn om hem te beschouwen als iets anders dan een vijand.
‘Goden, Marla!’ sprak ze haar spiegelbeeld streng toe terwijl ze de koele zijden kamerjas van haar schouders liet glijden. ‘Doe normaal, meid! Je wordt nog eens net zo gek als Lernen.’
‘In uzelf praten is evenmin een bemoedigend teken, hoogheid.’
Met een gil van schrik draaide Marla zich om en zag Galon Miar op de vensterbank van een open slaapkamerraam. Ze had er geen idee van hoe lang hij daar al zat. Of hoe hij er was gekomen. Ze had hem zeker niet door het raam hier op de bovenverdieping horen klimmen, noch had hij zijn aanwezigheid verraden met een onverwachte beweging. Duizend reacties op zijn verschijning schoten haar door het hoofd, maar vreemd genoeg zat de wacht roepen daar niet bij. Marla wist dat deze man haar kwaad kon doen, maar niet in fysieke zin. Het was iets veel verraderlijkers. En veel verleidelijkers.
Ze haalde diep adem, niet van zins haar innerlijke onrust te laten blijken, en al helemaal niet aan de man die daar voor het grootste deel debet aan was.
‘Wat heb jij hier te zoeken? vroeg ze ijzig terwijl ze haar japon dichtknoopte.
Galon sprong van de vensterbank en kwam zachtjes neer op het tapijt, geheel gekleed in het zwart en met katachtige bewegingen. Dat was een goede beschrijving, bedacht Marla, want dat was hij ook – een roofdier. Een zeer gevaarlijk roofdier.
‘U hebt me uitgenodigd.’
‘Ik heb u uitgenodigd om op een redelijk uur te verschijnen aan mijn voordeur, meester Miar, niet in het holst van de nacht door mijn slaapkamerraam.’
Hij glimlachte. ‘Maar dat is toch veel romantischer? En als we toch gaan trouwen...’
‘Daar heb ik niets van gezegd,’ deelde ze hem koeltjes mede, zich omdraaiend naar de spiegel, met haar rug naar de indringer ten teken van haar minachting.
‘Maar dat doet nog u wel,’ zei Galon zelfverzekerd. ‘Uiteindelijk.’
Ze pakte haar borstel en begon haar schouder-lange haar uit te kammen. Hij was gek als hij dacht dat Marla zich liet intimideren. ‘Mijn huis uit.’
Galon leek haar niet te horen. Langzaam kwam hij dichterbij, tot hij vlak achter haar stond en haar aankeek met ogen die veel te veel zagen.
‘Waarom gilt u niet?’ Voorzichtig pakte hij een lok haar en liet het langs zijn lippen liet glijden alsof de geur hem vervoering bracht. ‘U hebt genoeg wachters in huis om me neer te sabelen voordat ik bij het raam kan komen.’
Marla haalde nonchalant haar schouders op. ‘Gillen zou betekenen dat ik bang voor je ben, Galon Miar. En dat ben ik niet.’
‘Dat zou u wel moeten zijn,’ waarschuwde hij zachtjes. Hij was zo dichtbij dat ze zijn hete adem in haar nek kon voelen.
In een onverstoorbaar ritme borstelde Marla verder. Galon liet de lok haar vallen terwijl ze langzaam en nadrukkelijk bleef borstelen. Ze voelde het gevaar, ook al was dat niet direct zichtbaar. Ze veinsde onverschilligheid maar was zich van hem bewust als een blinde die te dicht bij een brandhaard kwam. ‘Waarom zou ik bang voor u moeten zijn? U bent ook maar een mens, Galon Miar, en ik ben voor niemand bang.’
‘Maar ik ben niet zomaar iemand.’ Hij legde zijn handen op haar schouders en begon ze zachtjes te masseren, wat haar ruggengraat deed tintelen. Hij boog zich naar voren en fluisterde in haar oor, haar aankijkend in de spiegel. ‘Ik kan je in vervoering brengen, Marla Wolfsblad. Ik kan je stoutste dromen overtreffen. Ik kan je bloed laten zinderen.’
‘Jij kunt helemaal niks,’ hield ze vol, terwijl hij langzaam de kraag van haar kamerjas over haar schouders liet glijden. Ze dacht erover zich van hem los te rukken; zich om te draaien en hem een klap in zijn schaamteloze gezicht te geven... maar daar bleef het bij – erover denken.
‘Ik kan uw hart sneller laten kloppen,’ verzekerde hij haar hij zachtjes. Zijn handen streelden haar hals, langzaam omlaag naar haar borsten. Even sloot ze haar ogen, bijna toegevend aan de sensatie...
Toen drong het door waar ze mee bezig was, en haar ogen vlogen open. Marla sloeg zijn handen van zich af en draaide zich naar hem toe. Dit had nu lang genoeg geduurd.
‘Mijn hart zal net zo vrolijk sneller kloppen als je aan mijn voeten dood ligt te bloeden,’ merkte ze kil op met alle ijzige waardigheid die ze in zich had. ‘En dat kan ik heel snel regelen door te gillen.’
‘Als ik u laat gillen, hoogheid’ voorspelde hij met een vals lachje terwijl ze haar kamerjas weer fatsoeneerde, ‘gilt u om meer, niet om hulp.’
De eigendunk van deze man was niet meer normaal. Langs haar neus keek Marla hem aan, zich afvragend of minachting zou slagen waar hooghartigheid had gefaald. ‘U denkt werkelijk dat u Kalianahs geschenk aan vrouwen bent, nietwaar, Galon Miar?’
‘Ben ik dat dan niet?’ vroeg hij in geveinsd afgrijzen.
‘Helaas voor u niet, nee. Bovendien bent u niet bijzonder creatief,’ voegde ze eraan toe. ‘Denkt u nu echt dat ik zo om menselijk contact verlegen zit, dat ik met een huurmoordenaar naar bed ga, of, nog erger, er met een wil trouwen? Als ik seks wil, Galon, laat ik wel een court’esa komen.’
‘Uw court’esa is dood, hoogheid. Dat hebt u mij zelf verteld. En vreemd genoeg hebt u nooit andere aangeschaft. Waarom eigenlijk niet?’
‘Dat gaat jou niets aan, Galon.’ Ze draaide zich weer om naar de spiegel en ging verder met borstelen. ‘Als je het niet erg vindt; je hebt je pleziertje nu wel gehad, ik wil nu naar bed.’
Hij grijnsde ondeugend naar haar spiegelbeeld. ‘Die twee sluiten elkaar niet uit, hoor.’
Ondanks zichzelf moest Marla glimlachen. Het viel niet mee om na zo’n schaamteloze uitnodiging in haar ijskoude rol te blijven. ‘Ga nu maar weg, voordat ik besluit je aan het zwaard te laten rijgen.’
Hij leek ervan overtuigd dat ze blufte. ‘U zou uw wachters allang hebben geroepen als u mij echt naar het leven stond,’ zei hij. ‘Of als u dacht dat ik u naar het leven stond.’
‘Denk je me echt zo goed te kennen?’
‘Ik denk dat het erg leuk zou zijn om u beter te leren kennen.’
Versteld door zijn volharding legde ze de borstel neer en draaide ze zich naar hem om. ‘Schaam jij je nooit?’
‘Bijna nooit.’ Zijn ogen gleden langs haar opengevallen kamerjas omlaag en hij bekeek haar met een waarderende blik. ‘Net als u, vermoed ik, hoogheid,’ voegde hij eraan toe.
Nadrukkelijk sloeg Marla de jas weer dicht. Haar minachting boette aardig in aan kracht toen ze zich realiseerde dat ze bloosde.
‘Al vier keer trouwde u uit politiek en financieel gewin, Marla Wolfsblad,’ sprak hij, haar strak aankijkend. ‘U voelt zich toch zeker niet meer opgelaten als u naakt wordt gezien door een man.’
‘Laat me u vertellen,’ antwoordde Marla stijfjes met opgeheven kin, ‘dat ik slechts driemaal ben getrouwd uit politiek of financieel gewin. Eén keer was daadwerkelijk uit liefde.’
‘Welke keer?’ wilde hij weten.
‘Dat gaat je niet aan.’
Geruime tijd bleef hij haar aanstaren. ‘Ze verdienden u geen van allen. Geen van hen zal u hebben gewaardeerd.’
‘Oh, en dat doe jij wel, zeker?’ vroeg ze.
Galon wenkte haar met een krommende vinger naar zich toe. ‘Kom maar eens hier,’ daagde hij haar uit,’ dan zal ik het laten zien.’
Marla schatte de korte afstand tussen hen in en schudde haar hoofd. ‘Ik dacht het niet.’
‘Bang?’
‘Niet genoeg in verleiding gebracht,’ loog ze. Dit spelletje was dom, gevaarlijk, maar bovenal gemakkelijk af te kappen. Ze hoefde maar te roepen en dan was het bruut en bloedig afgelopen met iedere man die het waagde in de kleine uurtjes van de nacht haar kamer binnen te sluipen in de hoop de zuster van de hoogprins te verleiden.
Galon Miar leek haar bedoelingen, zo niet haar gedachten, te lezen. Maar als Marla niet bereid was de afstand tussen hen te dichten, dan deed hij dat wel. Zonder te wachten op een reactie pakte de huurmoordenaar haar hand en trok haar naar zich toe totdat zijn lippen boven de hare zweefden. Hij wachtte heel even, alsof hij verwachtte dat ze zich los zou trekken, en kuste haar.
Toen Marla niet reageerde, hief Galon zijn hoofd en keek haar bevreemd aan. Zijn oprechte verrassing dat ze niet als boter was gesmolten, deed haar groot genoegen.
‘Wat? Eén vurige zoen en je denkt dat ik voor jou ben? Je hebt het nogal hoog in je bol, hè?’
Galon keek haar aan alsof hij er geen woord van geloofde, nam toen haar gezicht in zijn handen en langzaam, met tergende tederheid, kuste hij haar weer.
Even gaf Marla zich gewonnen. Zo was ze niet meer gekust sinds Nash met haar had gevreeën in Kalianahs grot, lang geleden in Krakandar. Maar zo’n vertrouwdheid was veel te verleidelijk en uiteindelijk zinloos. Ze had Nash immers laten vermoorden.
Zachte lippen, een gespierd lichaam en te veel gierende lust vormden de ideale voedingsbodem voor niets dan rampspoed. Dat wist Marla absoluut zeker.
Ze duwde hem van zich af, zich verbazend over haar eigen kracht. Galon Miar was dichter bij zijn overwinning dan hij dacht.
‘Is “ik moet je niet” nou echt zo moeilijk te verstaan?’ vroeg ze ijzig.
Haar vraag leek hem te amuseren. ‘U bent opgeleid door een court’esa, niet?’
‘Uiteraard,’ antwoordde ze, in verwarring gebracht door zijn vraag.
‘Dan zou u beter moeten weten dan te liegen over uw gevoelens.’
‘Ik lieg nergens over. Ik mag je niet, ik moet je niet, en je bent compleet gestoord als je soms denkt dat ik met je ga trouwen.’
‘Echt waar?’ vroeg hij, voorzichtig het haar uit haar gezicht vegend. ‘Heeft uw court’esa u dan nooit verteld over de lichamelijke veranderingen die optreden wanneer u opgewonden raakt, hoogheid? U kent ze vast nog wel. Het zijn de eerste dingen die u waarschijnlijk geleerd heeft. Al die kleine verraderlijke aanwijzingen: onregelmatige ademhaling, versnelde hartslag, vergrote pupillen en,’ zijn blik gleed naar beneden, ‘enkele andere... gemengde symptomen...’
Beledigd door zijn gore lef hief Marla haar hand om hem een klap te geven, maar hij greep haar pols en hield die stevig vast. ‘U hebt uw adem onder controle, prinses, maar uw hartslag gaat als een razende tekeer,’ zei hij met een blik op haar opgeheven hand die hij bij de pols hield, ‘en uw ogen zijn zo groot dat ik er bijna in verdrink. U kunt me vertellen dat het u niet aanstaat hoe ik me kleed. U kunt me vertellen dat u niet blij bent met mijn beroep, maar u kunt me niet vertellen dat u mij niet net zo graag wilt als ik u, op dit moment.’
Marla probeerde haar pols los te trekken uit zijn greep, maar hij was niet van plan haar los te laten. Ze wilde toeslaan met haar andere hand, maar die ving hij ook op, waardoor ze gevangen zat in zijn omarming. Hij deed haar geen pijn, maar hij gaf haar ook geen ruimte.
Roep de wachters, vermaande ze zichzelf streng. Hou op met dit spelletje en roep om hulp.
Het probleem was dat Marla geen hulp wilde. Ze wilde winnen.
En om te winnen, besefte ze met een schok, zou ze moeten verliezen. ‘Goed dan, ik geef het toe. Ik wil je.’
Galon stond zo perplex van haar plotselinge overgave dat hij haar losliet. ‘Wat?’
‘Je hebt helemaal gelijk, Galon,’ zuchtte ze en ze sloeg haar armen om zijn nek. ‘Ik wil je. Bij jou voel ik dingen die ik in geen jaren meer gevoeld heb. Je bent een zeer aantrekkelijke man – helaas weet je dat maar al te goed, waardoor je onuitstaanbaar kunt zijn – maar ik ben ook maar een vrouw van vlees en bloed, net zo ontvankelijk voor je charmes als ieder ander. Neem me.’
Hij tilde haar armen van zich af en keek haar achterdochtig aan. ‘Zojuist fantaseerde u nog dat ik lag dood te bloeden aan uw voeten...’
‘We hebben allemaal zo onze voorkeuren,’ sprak Marla beschouwend. ‘Dat is de tweede les van de court’esa, toch?’
Nu begon hij zich echt zorgen te maken. Marla vond het geweldig. In minder dan een tel had ze de rollen omgedraaid en hield zij de touwtjes in handen. Galon Miar leek lang niet meer zo zeker van zichzelf. Ze zag hem twijfelen aan haar motieven, haar plotselinge ommezwaai, ervan overtuigd dat ze kwade bedoelingen had.
‘Wat voer je in je schild?’
‘Ik geef me over,’ zuchtte ze als een hopeloos verliefde maagd.
Hij trapte er niet in. ‘Je geeft je over? Waarom? Zodat je de wachters kunt roepen en doen alsof ik je dwong?’
‘Als je niet bereid was dat risico te nemen, Galon, zou je nooit door mijn raam naar binnen zijn geslopen.’ Ze liet opzettelijk haar kamerjas openvallen en kwam dichter bij hem staan. ‘Dit wilde je toch, mijn lieveling? Marla Wolfsblad die zich aan je voeten werpt, smekend om te worden gestreeld, gekust, geliefkoosd? Neem me dan, Galon. Neem me hard. Laat me voelen wat ik allemaal heb moeten missen. Breng me in vervoering. Ik ben van jou.’
Toen hij zelfs terugdeinsde wist Marla dat ze gewonnen had. Met een triomfantelijke blik deed ze een stap achteruit, nu wederom vervuld van ijzige waardigheid.
‘Wie is er nu bang voor wie?’ sprak ze terwijl ze haar kamerjas dichtknoopte. Toen liep ze naar het midden van de kamer en draaide zich naar hem toe. En terwijl ze hem strak aan bleef kijken, riep ze: ‘Wachters!’
Op haar bevel vloog de deur op en stormden er twee paleiswachters de kamer binnen. Zodra ze zagen dat hun prinses niet alleen was, trokken ze hun zwaarden en gingen ze op de insluiper af. Geschokt keek Galon haar aan, maar hij was slim genoeg om geen onbesuisde bewegingen te maken en langzaam zijn handen in de lucht te steken om de wachters te laten zien dat hij zich niet zou verzetten.
‘Hoogheid?’ vroeg de oudste van de twee wachters verward, starend naar de huurmoordenaar. ‘Bent u ongedeerd?’ Ze stonden al op wacht sinds ze zich had teruggetrokken en hadden niemand binnengelaten. Door de onvermoede aanwezigheid van een vreemde in de kamer van hun meesteres keek de wachter bijna net zo ontzet als Galon.
‘Meester Miar wilde net gaan. Willen jullie hem even naar de deur brengen?’
Ze draaide zich om en keek hem aan. Hij herstelde zich snel, moest ze hem nageven. Hij liet zijn handen zakken en maakte met oprecht respect een buiging.
‘Het was me een genoegen, hoogheid. Ik veronderstel dat we ons... gesprek... binnenkort voortzetten?’
‘Wacht er niet te lang op,’ adviseerde Marla hem.
‘Het zal niet lang duren,’ voorspelde hij met een vrijpostige knipoog, helemaal terug in zijn normale doen. ‘U hebt me nodig.’
En toen grijnsde hij. ‘Bijna net zo zeer als u naar mij verlangt.’
Marla stond zichzelf een glimlachje toe. ‘Ik zou er maar niet te zwaar op wedden, Galon.’
Voor het eerst had hij geen gevat antwoord klaar.
Terwijl de wachters hem meenamen de kamer uit en de gang door naar de trap, keek Marla hen na.
Zodra hij uit het zicht was verdwenen, sloot ze de deur en leunde ertegenaan, hijgend en zich afvragend waarom de moeilijkste van alle emoties waarmee ze nu streed, de drang was om achter Galon aan die gang door te rennen en hem terug te roepen naar haar kamer.