61
’Moeder van de goden, jongen! Waar hoort dit stuk in vredesnaam?’
‘Hier,’ zei Rorin op kalme toon tegen Tejay, terwijl hij haar hand wegduwde. ‘Het hoort aan dit stukje aan de achterkant.’
Ongeduldig liet Tejay de jonge tovenaar de gespen op de schouder van haar vergulde harnas vastmaken en vloekte, toen ze door alle Hythrische woorden heen was die ze kende, binnensmonds in verschillende andere talen verder.
‘Echt, Tejay, jij kent scheldwoorden die ik zelfs nog nooit heb gehoord.’
Ze keek op en zag Damin onder de flap van de tent door naar binnen duiken. Hij was uitgedost voor de strijd en droeg de metalen handschoenen waarmee hij Mahkas van diens luchtpijp had beroofd. De zon kwam net op en het hele kamp was bezig wakker te worden. Boven de heuvels in de verte rommelde de donder en af en toe trok de bliksem langs de bewolkte hemel. Tijdens de afgelopen twee dagen had het noodweer aan kracht gewonnen en waren de Fardohnyanen de vallei ingetrokken, en nu leek het erop dat de bui en het leger tegelijk zouden aankomen. Het was ook allemaal erg beschaafd verlopen. Er waren afgezanten uitgewisseld, het aanbod tot vrede was plichtmatig van de hand gewezen. Alle regels voor oorlogvoering waren gerespecteerd. Nu hoefde er alleen nog maar te worden gevochten.
Boos keek ze de jonge prins aan. De donder rommelde dramatisch op de achtergrond. ‘Nog één zo’n bijdehante opmerking, jochie, en je zult merken dat ik in veel meer dingen beter ben dan jij.’
‘Ik zou het niet durven,’ verzekerde Damin haar. ‘Ik moet zeggen dat je er erg... decoratief uitziet.’
Ze trok met een kwaad gezicht aan de ongemakkelijk zittende borstplaat. ‘Ik lijk wel een rondhuppelende zot.’
‘Wat de indruk alleen maar versterkt dat Terrin daadwerkelijk in dat ding zit,’ merkte Rorin op. ‘Blijft u even rustig staan, vrouwe.’
‘Goden! Ik had minder tijd nodig om me op te doffen voor het bal ter gelegenheid van het Feest van Kaelarn in Groenhaven,’ klaagde ze.
‘Wellicht was u toen niet zo ongedurig,’ protesteerde Rorin. ‘Toe, vrouwe, we zijn bijna klaar.’
‘Is hij altijd zo?’ zei ze verongelijkt aan Damin.
Damin begreep heel goed hoe ongemakkelijk ze zich voelde, maar hij kon er niet veel aan veranderen. ‘Weet je zeker dat je weet wat je vandaag moet doen?’
Tejay, die nog steeds was overgeleverd aan Rorins bijstand, sloeg haar ogen ten hemel. ‘Lang genoeg in het gelid blijven totdat we de vijand naar ons toe hebben gelokt en dan de mannen stukje bij beetje uiteen laten wijken, zodat we onze tegenstanders kunnen omcirkelen. Vervolgens doen we net alsof we de aftocht blazen, zodat de vijand zich te ver zal terugtrekken en de flanken zich achter hen zullen sluiten. Ik ben niet dom, Damin.’
‘Dat wilde ik ook niet beweren, Tejay. Ik heb Rogan, Conin en Narvell hetzelfde gevraagd.’
‘En Cyrus en Toran?’
‘Daar kreeg ik de kans niet toe. Voordat ik een van hen kon aanspreken, waren ze al vertrokken naar de commandopost bij Ouddrevel.’
‘Waarom verbaast dat me niet? Au!’ Ze keek kwaad naar Rorin. ‘Trek die band niet zo strak aan, jongeman. Daar zit een gezonde boezem onder die vier kinderen heeft gevoed, snap je wel? Die is niet bedoeld om te worden geplet door een stalen emmer.’
‘Het spijt me vrouwe, maar dit harnas is ontworpen voor een man. We hebben altijd al geweten dat de pasvorm niet optimaal zou zijn.’
‘En dat brengt me op een ander punt waarover niemand nog iets heeft gezegd,’ verklaarde ze, zich omdraaiend naar Damin. ‘Stel dat ik moet plassen?’
‘Wat?’
‘Kijk niet zo naar me. Zo’n rare vraag is het niet. Hoe plas je als je een harnas draagt?’
‘Eh...’ zei Damin, slecht op zijn gemak. ‘Nou... ik weet wel hoe ik het zou doen...’
‘Dank je, Damin, daar heb ik echt heel veel aan.’ Ze wendde zich tot Rorin. ‘Heb jij enig idee?’
Rorin keek haar hulpeloos aan. ‘Als ik een gokje mag wagen: uiterst voorzichtig, zou ik zeggen.’
‘Geweldig! Net wat ik nodig had. Nog een mafketel die denkt dat hij slim is!’
‘Eerlijk gezegd maken ze die dingen doorgaans niet voor vrouwen, Tejay. Ik denk niet dat iemand aan een dergelijk probleem heeft gedacht.’
‘Ik zal er tegen de avond wel een oplossing op hebben gevonden. Denk je dat dit overtuigend genoeg is?’
‘Je ziet eruit als een rondhuppelende zot.’
‘Bedankt, hoogheid. Nu voel ik me stukken beter.’
‘Nou, dat is mijn taak, nietwaar? De moed erin houden. Zorg je ervoor dat je die verdraaide helm op houdt?’
Ze keek hem boos aan.
‘Ik geef alleen maar nuttig advies.’
Tejay slaakte een zucht. ‘Wat wil je nu echt, Damin?’
‘Het naakte lijf van Cyrus Arendspiek, ingesmeerd met honing, vastgebonden op een mierenhoop.’ Toen dacht hij even na en voegde eraan toe: ‘En horen dat Hablet van Fardohnya een gruwelijke en pijnlijke dood is gestorven die op geen enkele wijze tot een van mijn familieleden kan worden herleid.’
Ze wierp hem een van haar handschoenen toe. ‘Wegwezen, gek. En neem Rorin met je mee.’
Damins glimlach verdween. ‘Hij blijft bij je, Tejay. En daar wil ik geen enkel bezwaar tegen horen.’
‘Rorin is een genezer, Damin. Hij hoort bij jou te blijven.’
‘Ik ben niet van plan gewond te raken.’
‘Ik ook niet,’ antwoordde ze, ‘en sterker nog, die kans lijkt me vrij klein omdat ik nu een harnas draag. Jij hebt hem nodig. Ik red me wel.’
Damin was vastbesloten. ‘Hij blijft bij je. Als er iets gebeurt...’
‘Er gebeurt niets.’
‘Ik bedoel,’ zei hij, een tikje verontwaardigd omdat ze hem had onderbroken, ‘als er iets gebeurt en jij wordt bijvoorbeeld van je paard gestoten of anderszins uitgeschakeld, dan wil ik Rorin in de buurt zodat hij je van het slagveld kan wegvoeren voordat iemand beseft dat er een gezonde en indrukwekkende boezem schuilgaat onder die borstplaat, in plaats van de krijgsheer van Zonnegloor.’
‘Hij heeft gelijk, vrouwe,’ stemde Rorin met hem in. ‘Ik kan maar beter bij u blijven.’
‘Harnas of geen harnas, Tejay, je staat straks vooraan in de gelederen, midden in het strijdgewoel,’ bracht Damin haar in herinnering. ‘Ik zou het mezelf nooit vergeven als jou iets overkwam.’
‘Damin, als je niet wilt dat er iemand doodgaat, dan moet je toch eens je vraagtekens gaan zetten bij dat aanbidden van die oorlogsgod. Het is mijn ervaring dat het algauw uit de hand loopt als je een groot aantal mensen gewapend met scherpe voorwerpen loslaat op een veld, met het bevel om elkaar net zo lang te slaan totdat er niemand meer overeind staat.’
Damin keek haar glimlachend aan. ‘Rorin blijft.’
‘Rotzak. Wat gebeurt er daarna?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Na de slag? Zodra je niets meer aan mijn militaire vaardigheden hebt, keer ik dan weer terug naar mijn borduurwerkje en ga ik zitten wachten totdat er een man komt om me vertellen wat het beste is voor mij en mijn provincie?’
Damin fronste zijn wenkbrauwen, alsof die vraag hem overviel. ‘Om heel eerlijk te zijn, Tejay, heb ik nog niet zo ver vooruit gedacht. Ik weet alleen dat ik jou, als dit eenmaal voorbij is, heel wat verschuldigd ben.’
‘Nou, denk er dan maar niet te lang over na. Tegen het einde van de dag is deze slag wel beslist, in ons voordeel of nadeel. En stel dat ik er dan nog ben, dan wil ik graag weten of ik moet gaan uitkijken naar een nieuwe echtgenoot.’
‘Wilt u dan een nieuwe echtgenoot?’ vroeg Rorin nieuwsgierig.
‘Ik wilde mijn eerste niet eens,’ deelde ze hem met een grimas mede. Ze pakte haar helm. ‘Maar als ik Zonnegloor niet kwijt wil raken, moet ik op zoek naar een echtgenoot die er net mee door kan en hem laten benoemen tot regent voor mijn zoon. Je moeder is niet voor niets vier keer getrouwd, Damin, of dacht je dat ze zo graag iemands echtgenote wilde zijn?’
De prins leek begrip te hebben voor haar benarde positie, ook al kon hij, als man, de ernst van de kwestie niet helemaal begrijpen. ‘Ik snap hoe je je voelt, Tejay...’
‘Nee, dat snap je niet,’ verklaarde ze, terwijl ze de helm op haar hoofd plantte. Die was haar eigenlijk iets te groot, maar haar lange blonde haar zat in een knot die als extra vulling fungeerde, zodat de helm niet te veel heen en weer kon schuiven. ‘Je hebt er geen idee van hoe het voelt wanneer je altijd wordt gezegd wat je moet doen door iemand die lang zo slim niet is als jij, moet toezien dat hij stomme streken uithaalt terwijl jij het beter had gekund... en dan ook nog eens je benen voor hem moet spreiden, alleen maar omdat de wet hem het recht geeft om je te nemen wanneer hij maar wil. Als je me een gunst wilt verlenen, Damin Wolfsblad, zorg er dan voor dat mij dat lot niet treft. Hoe zie ik eruit?’
Damin knikte goedkeurend. ‘Als een krijgsheer,’ zei hij.
Dat is allemaal leuk en aardig, klaagde Tejay in gedachten terwijl Rorin haar hielp haar zwaard om te gorden, maar wat er vandaag op het slagveld ook gebeurt, morgen ben ik weer gewoon een vrouw en zijn jullie weer heer en meester.
Het ergste was nog, zo wist ze, dat deze mannen morgen vergeten zouden zijn dat ze in het heetst van de strijd, zij het maar voor even, het verschil niet eens hadden gemerkt.