64
Normaal gesproken zou het paviljoen uitpuilen van de mannen, maar Damin had geregeld dat Lernen, Kraig en slechts een paar van de betrouwbaarste slaven van de hoogprins – gehuld in wapenrusting, zodat ze van een afstand op officieren leken – de enige aanwezigen in het paviljoen waren. De echte slag zou op een paar mijl afstand van hier plaatsvinden, in de lager gelegen vallei, maar de afwezigheid van de hoogprins en een paviljoen vanwaar het gevecht kon worden bekeken, zou door een vijandelijke generaal die zijn titel waard was, worden opgevat als een duidelijk teken. Axelle Regis en zijn officieren moesten geloven dat dit de plek was waar ze hun stellingen innamen en dat de tienduizend man beneden op het veld alle troepen waren die ze konden vrijmaken voor de strijd.
Rorin maakte een buiging toen hij het open paviljoen binnenkwam en liep naar de prins toe. ‘Hoogheid, heer Leeuwenklauw stuurt me om te vragen of u nog verdere bevelen hebt.’
Lernen liet zich even afleiden van de strijd om een blik te werpen op Tejay, die met haar rug naar de tent toe bezig was de jonge gewonde soldaat steviger in haar zadel te sjorren. ‘Waarom komt hij me dat niet zelf vragen?’
‘De Fardohnyanen blijken sterker dan de zwakke cavalerie aan de rechterzijde,’ deelde Kraig hen mede, zodat Rorin geen antwoord hoefde te geven. Kraig had het nieuws dat hij aan de hoogprins was toegewezen tamelijk stoïcijns opgevat, maar omdat hij zo ongeveer alles tamelijk stoïcijns opvatte, viel het niet te zeggen hoe hij er echt over dacht.
‘De mannen van Krijgsheft?’ vroeg Rorin. Hij draaide zich om, zijn ogen beschermend tegen de bliksem, en staarde naar het slagveld. ‘Nu al?’
‘Ik ken die naam,’ zei Lernen nadenkend, de veldslag voor even vergetend. ‘Waarom ken ik die naam?’
‘Het is een vazal van heer Havikzwaard,’ bracht Rorin hem in herinnering. ‘Zijn echtgenote, vrouwe Kendra, heeft u een smeekschrift gezonden, hoogheid.’
‘Waarom?’
‘Zij wil dat u haar verzoek tot echtscheiding inwilligt.’
‘Vindt ze haar man niet aardig?’
‘Ze wil graag met uw neef Narvell trouwen, hoogheid.’
‘Hmmm...’ antwoordde Lernen nadenkend. ‘Dan zou het voor iedereen dus veel beter zijn als hij in de strijd zou sneuvelen. Veel netter. Minder kans op onenigheid.’
‘Ik... eh...’ antwoordde Rorin, die geen idee had hoe hij op zo’n suggestie moest reageren. ‘Ik neem aan...’
‘Weet je wat,’ stelde Lernen voor, ‘we laten de goden beslissen. Als het voorbestemd is dat ze de man verliest die ze niet langer wil, dan zullen de goden hem vandaag laten sterven. Als hij deze dag overleeft, vinden de goden blijkbaar dat ze bij hem moet blijven.’
‘Dat is een bijzonder... interessante oplossing, hoogheid.’
Lernen glimlachte. ‘Ik ben erg wijs. Dat komt omdat ik de hoogprins ben, snap je. Waar hadden we het over?’
‘Uw court’esa merkte net op dat de Fardohnyanen sterker blijken dan de cavalerie aan de rechterzijde. Dat zijn de mannen van heer Krijgsheft.’
‘Nou, daar heb je het al. De goden hebben...’ In een plotselinge vlaag van paniek vergat Lernen alles over vrouwe Kendra en haar huwelijksproblemen en greep hij de grote Denikaan bij zijn arm. ‘Wacht even... Betekent dat... dat we verliezen?’
‘Nee, hoogheid,’ verzekerde Kraig hem. ‘Het gaat zoals de bedoeling was.’
‘Weet je dat zeker?’ vroeg Lernen nerveus. ‘Het klinkt niet alsof we gaan winnen. Als de vijand sterker is dan wij, betekent dat dan niet dat we verliezen?’
‘We wíllen juist dat ze door onze gelederen breken, hoogheid,’ bracht Rorin hem in herinnering. ‘Dit zijn schijnbewegingen, weet u nog?’
‘Maar dat betekent toch dat ze deze kant op komen?’
‘We zijn allang weg voordat de Fardohnyanen hier zijn, hoogheid,’ verzekerde Kraig de hoogprins. ‘Maar uw aanwezigheid hier is een noodzakelijk onderdeel van onze list, en als u op het juiste moment op de vlucht slaat, zal de indruk worden versterkt dat uw troepen het onderspit delven en dat u denkt dat u verslagen bent. Dat zal de vijand in onze val lokken.’
‘Dus... ik doe iets heel belangrijks?’ vroeg Lernen met een plotseling kinderlijke vreugde. ‘Deze hele slag, deze slimme list... die kan alleen slagen dankzij mij?’
‘Zeer zeker, hoogheid,’ antwoordde de Denikaan plechtig.
‘Nou, in dat geval,’ kondigde de hoogprins aan, terwijl hij dapper zijn schouders rechtte, ‘moet u heer Leeuwenklauw opdragen zich opnieuw in de strijd te werpen en in elk geval de indruk te wekken dat hij in deze verrekte oorlog vecht! Hup, wegwezen!’
Rorin keek even naar de Denikaan, sloeg zijn ogen ten hemel en maakte toen een buiging voor de hoogprins. ‘Mijnheer begeleidt momenteel een gewonde Stroper naar het hospitaalpaviljoen en hoopt bij terugkeer u te mogen begeleiden naar onze volgende positie, hoogheid. Zodra u het bevel hebt gegeven, natuurlijk.’
Lernen fronste zijn wenkbrauwen en keek op naar de Denikaanse slaaf. ‘Is dat een goed idee?’
‘Een uitstekend idee, hoogheid,’ beaamde de grote man.
‘O, nou... Goed dan, zeg Terrin Leeuwenklauw maar dat hij kan wachten en me mag begeleiden als het zover is.’ De prins wendde zich tot Kraig. ‘Wanneer is dat?’
‘Dat duurt zeker nog een uur,’ voorspelde Kraig. ‘Beslist niet eerder, want dan zal de vijand vermoeden dat het een valstrik is.’
Wat volgde, was het zenuwslopendste uur uit Rorins leven. Wonder boven wonder hield het op met regenen toen beide groepen infanterie op de vlakte beneden verwikkeld raakten in een bloedbad dat deels uit hakken en houwen en deels uit duwen en stoten bestond. Het daadwerkelijke gevecht speelde zich alleen af tussen de eerste tien gelederen. De troepen achterin waren vooral bezig aan de schermutselingen te ontkomen, ook al moesten ze daarvoor hun eigen doden en gewonden onder de voet lopen.
Rorin zag de Hythrische centrale linie van infanterie-eenheden uit Pentamor en Groenhaven langzaam maar zeker bezwijken onder de superieure druk van de oprukkende Fardohnyanen, die doordrongen tot diep in het hart van het leger van Hythria. De flanken, bestaande uit de lichte cavalerie van Izcomdar en een handjevol ruiters uit Elasapine, wekten sterk de indruk dat ze elk moment konden bezwijken, maar ze hielden stand, ook al stroomden er steeds meer Fardohnyanen door de trechter.
Het enige wat we nu nog hoeven te doen, dacht Rorin, is de valstrik aantrekken voordat de Fardohnyanen beseffen wat er aan de hand is.
‘Hoogheid,’ stelde Kraig onverwacht voor, ‘dit is wellicht een goed moment om het bevel uit te vaardigen.’
De hoogprins keek de Denikaan met een nietszeggend gezicht aan. Een uur was een erg lange tijd in de wereld van Lernen Wolfsblad. ‘Welk bevel?’
‘Het bevel tot terugtrekken, hoogheid. We moeten de vijand laten denken dat ze uw leger hebben verslagen.’
‘Maar terugtrekken... dat is... zeg maar, wegvluchten?’
‘In dit geval niet, hoogheid. Weet u nog? Dit is terugtrekken naar een positie die ons strategisch voordeel biedt.’
‘Nee!’ verklaarde Lernen nukkig, terwijl hij zijn armen als een weerbarstig kind over elkaar sloeg. ‘Ik heb hierover nagedacht. We blijven hier. Het volk van Hythria kijkt tegen me op! De soldaten van Hythria hebben een leider nodig! Ik wil niet dat iemand me zoiets lafs ziet doen!’
Kraig keek Rorin vol ergernis aan. De jonge tovenaar haalde zijn schouders op. Hij wist net zomin als de Denikaan hoe ze Lernen Wolfsblad moesten aanpakken wanneer hij in een dergelijke stemming verkeerde. Damin was de expert wat betreft de omgang met de hoogprins.
‘Rorin!’ siste een ongeduldige stem.
Hij draaide zich om en zag Tejay Leeuwenklauw achter hem op de helling staan, nog steeds vermomd in haar harnas en wachtend totdat Lernen de volgende fase van het plan in werking zou zetten. Ze was al die tijd weggeweest en had nu zowel haar paard als dat van Rorin bij zich. Blijkbaar was de jongeman voor wie ze haar leven had gewaagd, inmiddels in de veilige handen van de geneesheren.
‘Zeg dat hij het bevel moet geven!’ drong ze luid fluisterend aan. Blijkbaar had ze Lernens dwaze besluit gehoord. ‘Nu!’
Rorin haalde hulpeloos zijn schouders op en wendde zich weer tot de hoogprins. ‘Hoogheid, u moet het bevel tot terugtrekken geven en deze plek verlaten,’ smeekte hij, terwijl het geluid van de strijd naderbij kwam. ‘De Fardohnyanen moeten geloven dat ze ons hebben verslagen, anders zullen ze nooit achter onze troepen aan in de hinderlaag lopen.’
‘Een hinderlaag is een laffe manier om een oorlog te winnen!’ verklaarde Lernen Wolfsblad. ‘Ik ga helemaal nergens heen.’
‘O, in vredesnaam,’ snauwde Tejay. ‘Een hinderlaag is de enige manier om een oorlog te winnen als het een tegen twee is, oude gek.’
Rorin vroeg zich af of hij haar moest tegenhouden, maar Tejay verkeerde in een stemming waarin ze zich door niemand zou laten dwarsbomen. Ze wrong zich langs Rorin en stelde zich voor de hoogprins op, met haar handen op haar heupen, hem kwaad aankijkend door de smalle spleet in haar helm.
‘Je geeft nú dat bevel, Lernen Wolfsblad, en daarna donder je meteen op naar de echte bevelvoerderspost, want als je dat niet doet, leg ik je als een van mijn eigen knapen over de knie en krijg je een ongenadig pak rammel. Wat denk je, hoe laf zullen Fardohnyanen jouw slappe witte achterste dan vinden?’
Lernen kneep verbaasd zijn ogen tot spleetjes. ‘Vrouwe Leeuwenklauw?’
Nu Tejay niet langer de schijn hoefde op te houden, trok ze de helm van haar hoofd en liet ze haar dikke blonde haar over haar schouders vallen.
Lernen hapte geschokt naar adem. ‘Vrouwe! U hebt gedaan alsof u een krijgsheer bent?’
‘Jij doet niet anders, Lernen Wolfsblad,’ zei ze beschuldigend. ‘En geef nu dat verrekte bevel!’
Lernen keek haar angstig en aandachtig aan en knikte toen, alsof hij niet tegen zo’n kwade vrouw in durfde te gaan. Onvoorstelbaar opgelucht gaf Rorin een van de wachtende boodschappers het teken het bevel door te geven. Een paar tellen later klonk het hoorngeschal om de aftocht aan te geven.
De troepen die beneden op het bevel hadden staan wachten, gingen onmiddellijk uiteen en stoven alle kanten op. Na een kort moment van ongelovige verbijstering steeg er een gejuich op uit de Fardohnyaanse gelederen. Zodra ze geloofden dat hun vijand op de vlucht sloeg, zetten ze de achtervolging in, precies zoals de bedoeling was.
‘Axelle Regis heeft de strijd nu niet meer in de hand,’ zei Kraig tegen Rorin, met een tevreden blik op de terugtrekkende soldaten.
‘Hoe weet je dat?’
‘De Fardohnyanen gaan achter onze soldaten aan zonder op bevelen te wachten,’ antwoordde Tejay in zijn plaats. ‘Zodra je mannen een kant opgaan waarheen je hen niet hebt gestuurd, ben je de controle over het slagveld kwijt.’
Kraig knikte instemmend. ‘We moeten nu gaan. Over een paar minuten zullen die soldaten hier zijn. Hoogheid?’
Lernen stond nog steeds verbijsterd te staren naar Tejay Leeuwenklauw en liet zich zonder al te veel verzet door Kraig naar zijn wachtende paard voeren. De grote Denikaan tilde hem op en zette hem in het zadel als een vader die zijn kind op een pony tilt.
Een paar minuten later was het commandopaviljoen verlaten en galoppeerde Rorin, in het kielzog van Tejay Leeuwenklauw, de hoogprins, prins Maanschaduw Kraig van het Huis van de Rijzende Maan en de paar betrouwbare hovelingen die van Damin de opdracht hadden gekregen om over zijn oom te waken, weg van de plek waar het eerste treffen had plaatsgevonden.
‘Waar denk je dat de Fardohnyaanse cavalerie is?’ vroeg Rorin aan Kraig toen ze hun paarden de sporen gaven, rijdend in de richting van Ouddrevel, met de vluchtende Hythrun en de oprukkende Fardohnyanen op minuten afstand achter hen.
‘Die zijn zich op dit moment aan het verzamelen,’ voorspelde de Denikaan grimmig.
Pas toen het begon te regenen en de druppels met een twinkelend geluid naast hem op het harnas van Tejay vielen – nog voordat hij de druppels op zijn eigen gezicht voelde – drong het tot Rorin door dat hij weliswaar ongeschonden uit de veldslag was gekomen, maar dat er beneden op het veld waarschijnlijk aan beide zijden twee- tot drieduizend mannen lagen te sterven of al dood waren.
En het tragische, wist hij, was dat voor de nietsvermoedende Fardohnyanen die de vluchtende Hythrun uitgelaten schreeuwend achtervolgden, het ergste nog moest komen.