_________

19
De Stoet

December legde zijn vinger op zijn lippen. Hij begaf zich achter de toog van de winkel en greep een fles wodka vast. Met een zacht gezoem schoof de toonbank opzij en kwam er een luik in de vloer tevoorschijn. December opende het. Sam zag dat het luik toegang gaf tot een trap. December gebaarde dat hij naar beneden moest gaan.

Sam vroeg zich af wat dit allemaal te betekenen had. Waarom moest December hem zo de stuipen op het lijf jagen? Als hij hem dringend nodig had, had hij dat ook gewoon kunnen vragen. Hij keek vragend naar zijn leerkracht. Die gebaarde met zijn handen dat Sam geduld moest hebben. Hij zou het zo meteen wel uitleggen.

December leidde Sam via enkele gangen naar een andere trap. Sam schatte dat ze ongeveer twee verdiepingen naar boven gingen. Daar stopte December plots voor een muur en drukte op een schakelaar. Sam vermoedde dat hij meer licht aan wilde steken, want het was hier behoorlijk donker. Maar toen er inderdaad meer licht in de gang viel, was dat doordat de muur plotseling openschoof.

Ze stapten een fel verlichte zaal binnen. Sam knipperde met zijn ogen. Hij moest even wennen aan het licht. Hij zag meteen waar ze waren: de ziekenzaal. Hij keek achterom. De opening waar ze doorheen waren gelopen, was aan deze kant een kast waarin alle dekens en lakens opgeborgen lagen. De kast stond alweer op zijn plaats. Niets deed vermoeden dat zo’n onschuldige kast ook toegang gaf tot een netwerk van geheime gangen in De School. December richtte zich tot Sam.

‘U zult zich wel afvragen waarom ik u zo onverwacht ontvoerd heb?’

Nee hoor, dit overkomt me tegenwoordig wel vaker, ik ben het al gewoon aan het worden, wilde Sam zeggen. Maar hij zweeg en knikte.

‘Wel,’ ging December verder, ‘Jason is weer helemaal de oude en heeft belangrijk en zeer dringend nieuws. Iemands leven kan ervan afhangen, dus we mogen geen seconde verspillen. Puik werk trouwens, uw achtervolgingsproef, als ik dat even mag zeggen. U had blijkbaar al snel door waar uw achtervolger zich ophield?’

‘Redelijk snel, ja. Ik zag haar weerspiegeld in een winkelraam’, zei Sam.

‘Zeer goed, maar ik had niets anders van u verwacht. Maar terzake nu, Jason ligt in een kamer hiernaast. Laten we eerst naar hem toegaan. Nu hebben we toch al enkele seconden verspeeld.’

Jasons gezicht klaarde op wanneer hij zijn vader en Sam zag binnenkomen. Hij lag al twee dagen in dit kleine kamertje zonder dat er veel volk over de vloer was geweest. Aan de boeken naast zijn bed te zien, had hij veel gelezen. Zijn klasgenoten waren de avond ervoor weliswaar op bezoek gekomen om hem alles te vertellen over de Zomerspelen. Maar zij wisten niet wat er echt met Jason gebeurd was. Zij dachten dat hij gewoon een lange tijd ziek was geweest. Hij kon zijn ervaringen niet aan hen kwijt en dat was lastig voor hem.

December ging naar zijn zoon en gaf hem een kus bovenop zijn hoofd.

‘Zo, jongen. Vertel maar wat je hebt gehoord bij dat stelletje kidnappers.’

‘Dag Sam’, zei Jason. Sam kon de dankbaarheid in zijn ogen lezen en ook Sam zelf vond het fijn Jason weer te zien. Het trotseren van een bende gangsters schept nu eenmaal een bepaalde band. Jason begon te vertellen.

‘De gangsters hebben me altijd goed verzorgd. Ik kreeg voldoende te eten, vaak zelfs tweemaal warm per dag, en ik kon televisie kijken en computerspelletjes spelen. Ik heb op een bepaald moment ook om een boek gevraagd en toen zijn ze er zelfs een paar gaan kopen.’

Jason drukte op een knopje naast zijn bed, waardoor het hoofdeinde van zijn bed een beetje omhoogkwam. Hij ging wat meer rechtop zitten en vertelde verder.

‘In het begin wilde ik niets met hen te maken hebben. Ik trok mijn kussen over mijn hoofd als ik hen hoorde kletsen en lachen. Maar geleidelijk aan begon ik weer als een lid van De School te denken en probeerde ik hen af te luisteren. Er kon misschien wel eens interessante informatie naar boven komen. Vooral Frankie en Dennis durfden hun mond wel eens voorbij te praten.’

Sam wist wat hij bedoelde. Tommieboy dacht altijd eerst na voor hij iets zei, maar zijn kompanen waren allebei op en top flapuiten. Elke gedachte die in hun - weinige - hersenen opkwam, rolde een seconde later over hun tong.

‘Regelmatig hoorde ik Frankie of Dennis aan hun baas vragen wanneer de Big Day er nu eindelijk aankwam. Maar hun baas weigerde er iets over te verklappen. Ook de vrouw zweeg altijd als vermoord. Die baas en die vrouw heb ik trouwens nooit gezien. Ze lieten altijd hun helpers voor mij zorgen.’

Sam onderbrak hem. ‘Ik heb de baas wel gezien,’ zei hij tegen December en Jason, ‘en ik weet zelfs zijn naam…’

‘Tommieboy’, onderbrak December op zijn beurt Sam. ‘Dat heb ik nog door het microfoontje kunnen horen, meneer Smith. Zijn echte naam is Tom Hops. Lastige kerel, hij is vóór zijn achttiende al veroordeeld voor kleine feiten als autodiefstal en inbraak. Sindsdien hebben we hem op niets meer kunnen betrappen. Zo glad als een paling, die jongen. We weten dat hij continu met duistere zaakjes bezig is, maar we hebben nooit voldoende bewijzen tegen hem.’

‘Hij laat het vuile werk altijd door anderen opknappen’, zei Sam.

‘Juist. Hij zorgt er altijd voor dat hij zelf een alibi heeft. Hij weet dat we hem niets kunnen maken.’

December zuchtte en keek naar de grond. Het was duidelijk dat hij die Tommieboy dolgraag wilde klissen. En zeker nu die betrokken was geweest bij de ontvoering van Jason.

‘Maar Tommieboy is niet het brein achter deze ontvoering’, zei Sam. ‘Er is ook nog een grote baas. Daar heb ik hen duidelijk over horen spreken.’

‘Ik ook’, voegde Jason eraan toe. ‘Frankie vroeg vaak aan zijn baas, die Tommieboy dus, wanneer ze dat karweitje nu gingen opknappen voor de grote baas. Meestal kreeg Frankie gelijk een klap voor zijn kop als hij dat vroeg.’

Sam had een binnenpretje. Frankie had inderdaad al behoorlijk wat klappen van Tommieboy te verduren gekregen. Hij fungeerde als een levende boksbal voor zijn baas.

‘Ik weet het,’ zei December, ‘Tommieboy speelt in deze zaak voor tussenpersoon. De vraag is alleen: voor wie?’

Daar hadden ze voorlopig het raden naar. Tommieboy was slim genoeg geweest om de naam van zijn opdrachtgever niet te verklappen aan zijn helpers. De kans dat zij die naam per ongeluk zouden verraden hebben aan Jason of Sam was even groot als de kans dat in de herfst de bladeren van de bomen vielen.

‘Heeft u er enig idee van wie de vrouw is?’ vroeg Sam aan December.

‘Ik gok op Emma Block’, zei die. ‘Zij is al jaren aan de zijde van Tommieboy te vinden. Zij is het ook die hem meestal een alibi verschaft door te zeggen dat hij bij haar zat. Tot nu toe had zij echter niet veel te maken met de zaakjes van Tommieboy. Maar nu had hij blijkbaar iemand nodig op wie hij kon vertrouwen.’

‘Oké,’ zei Sam, ‘laten we even proberen op te sommen wat we weten. Tom Hops werkt samen met Emma Block voor een grote baas. Hij doet ook een beroep op twee leeghoofdige handlangers, Frankie en Dennis.’

Dat was geen slecht idee van Sam, om alles eens samen te vatten, en December trad hem bij.

‘Samen ontvoeren ze Jason en zetten ze mij onder druk om de gegevensbestanden van De School aan hen te overhandigen. Daarna laten ze Jason gaan.’

‘En niet te vergeten,’ sprak nu ook Jason, ‘ze spraken over een “Big Day” en “een karweitje dat ze voor hun grote baas moesten opknappen”.’

Er viel een stilte waarin ze elk probeerden de puzzelstukjes in elkaar te passen. Echt veel informatie hadden ze niet. Het meeste hadden ze al geweten voor Jason was vrijgelaten. Door Jason wisten ze echter wel dat het de boeven om een bepaalde dag te doen was. Dat ze de lijsten in de eerste plaats nodig hadden om een bepaalde actie uit te voeren.

Sam probeerde verschillende mogelijkheden na te gaan. Een bankoverval? Daar hadden ze die lijsten niet voor nodig. Een autodiefstal, een inbraak, drugs, een moordaanslag, wapenhandel? Hij kon niet meteen iets bedenken dat verband hield met het gegevensbestand van De School.

Hij stelde zich Tommieboy voor, liggend op een dak, geweer in de aanslag, één oog dichtgeknepen, wachtend op zijn slachtoffer, van wie hij een foto naast zich had liggen.

Wacht eens… Een foto… Misschien…

‘Ben zo terug’, mompelde Sam. Hij stond op van zijn stoel en liep met de snelheid van het licht de kamer uit. Jason en December keken hem verbaasd na. Sam rende naar de lift, wachtte ongeduldig tot hij op de vierde verdieping was en stormde dan naar zijn kamer.

Hoe had hij dat ooit kunnen vergeten? Meer dan een maand had het in zijn broekzak gezeten, maar hij had er simpelweg niet meer aan gedacht. Misschien bevatte het wel het ontbrekende puzzelstukje - maar misschien ook niet, hij zou het snel weten. Hij deed zijn kast open en zocht naar de broek die hij aan had gehad bij zijn tocht naar King James Street. Ze was ondertussen al een keer gewassen, hij hoopte dat het er nog in zat.

Hij voelde in zijn zak, nam de foto eruit die hij in het huis had opgeraapt en bekeek hem. De foto was beschadigd, maar er bestond geen twijfel over wie erop afgebeeld was. Dat betekende misschien toch een moordaanslag! Zijn voorstelling van Tommieboy op het dak was misschien niet eens zo vergezocht geweest.

Hij haastte zich zijn kamer uit en liep bijna Daphné omver die voor zijn deur stond. Hij kon nog net remmen.

‘Sam, waar zat je plots?’ vroeg ze. Sam kon aan haar gezicht zien dat ze ongerust was geweest. En boos omdat als er iets aan de hand was, zij daarvan op de hoogte wilde zijn.

‘Je hebt het eerste deel van de achtervolgingsproef gewonnen, maar zo meteen moet je ook nog het tweede deel afleggen. Catherine Beech is er alvast op uit om je terug te pakken!’

Sam, die eerst nog wat stond te hijgen, legde haar het zwijgen op.

‘Even geen vragen stellen, Daphné. Kom mee, ik leg het je onderweg wel uit. We moeten zo snel mogelijk terug naar December en Jason.’

‘December? Jason? Maar…’

‘Onderweg, Daphné, onderweg.’

‘Dus Tommieboy wil de koningin vermoorden!’ riep December uit, wanneer Sam hem de foto had gegeven en verteld had waar hij hem had gevonden. ‘Maar waarom hadden ze dan die lijsten nodig? En wanneer gaan ze toeslaan?’

Wanhopig hief hij zijn handen in de lucht. Ze waren betrokken geraakt in iets groots. Dit was niet zomaar een ontvoering geweest, het leven van hun koningin stond op het spel! Maar waar, wanneer en hoe? De kamer was gevuld met een loodzware stilte. Hun hersens werkten op volle toeren en Sam had kunnen zweren dat hij ze hoorde zoemen.

‘Euheum’, kuchte Daphné, die door Sam van alles op de hoogte gebracht was. ‘Ik denk dat ik een idee heb.’

In haar ene hand hield ze de foto, die ze aandachtig bekeek, en met haar andere hand draaide ze krulletjes in haar zwarte haren.

‘Als ik het mij goed herinner, heeft mevrouw September ons ooit iets verteld over een “stoetopdracht” voor de leerlingen van klas D. De beste twee leerlingen zouden als lijfwacht worden aangesteld bij de jaarlijkse stoet van de koningin.’

Sam wist waar ze naartoe wilde, maar hij liet haar eerst uitspreken. Ook bij December en Jason zag hij dat er een lichtje ging branden.

‘Als de gangsters weten wie er allemaal in klas D zit, kunnen zij De School in het oog houden en kijken wie van klas D naar buiten komen op de dag van de optocht. Dan weten de gangsters dat zij de leerlingen zijn die de rol van lijfwacht zullen vervullen. De vraag is alleen wat ze dan gaan doen.’

‘Tien tegen een dat ze hen ontvoeren en hun plaats innemen’, beantwoordde Sam de vraag van Daphné. ‘De gangsters zullen op die manier in het bezit komen van de nodige pasjes en zullen zich ongemerkt bij de andere lijfwachten voegen.’

‘Maar die andere lijfwachten zullen toch merken dat ze geen leerlingen van De School zijn, niet?’ vroeg Jason.

‘De andere lijfwachten zullen geen argwaan hebben, aangezien zij de leerlingen van De school nog nooit gezien hebben’, antwoordde Sam. ‘Zij weten niet wie ze moeten verwachten en als er dan twee personen komen opdagen die de juiste pasjes hebben en zeggen dat De School hen gestuurd heeft…’

‘…Dan zullen ze dat ook geloven’, vulde December aan. ‘En dan is het voor hen een koud kunstje om tot bij de koningin te geraken en haar om te brengen. Heren en dame, dit is een zeer ernstige situatie, maar dat beseft u zelf ook wel.’

December ijsbeerde door de ziekenzaal, zoekend naar een oplossing. Na een minuutje hield hij op en richtte zich tot Daphné, Sam en Jason.

‘Ik denk dat het het beste is om meneer Summer op de hoogte te brengen. Jason is weer veilig in De School, dat is het belangrijkste. Als Summer weet wat ik gedaan heb, kan me dat mijn kop kosten, maar de veiligheid van de koningin gaat voor.’

Summer bleef verrassend rustig wanneer December de gebeurtenissen van de voorbije weken aan hem ontvouwde. Sam had ook niets anders verwacht. Summer kon als geen ander zijn emoties onder controle houden. Zelfs als de hele School voor zijn ogen zou ontploffen, zou hij hoogstens zijn wenkbrauwen fronsen en ‘vervelend’ mompelen.

‘Ik moet zeggen dat ik al vermoedde dat er iets niet klopte, maar dat ik niet precies wist wat. Het gedrag van Sam was op zijn zachtst gezegd vreemd te noemen. Als u meteen naar mij was gekomen na de ontvoering, hadden we dit misschien samen kunnen oplossen. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer.’

December verweerde zich. ‘U vergeet dat we hier niet met een stelletje amateurs te maken hebben. Als ik u had gewaarschuwd, had ik Jason misschien niet meer teruggezien.’

‘Zoals ik al zei: gedane zaken nemen geen keer’, zei Summer ijzig kalm. Hij was niet van plan in discussie te treden met zijn collega. ‘Laten we eerst behandelen wat dringend is. U meent dus dat de ontvoerders de plaats zullen innemen van de twee leerlingen van De School en dan een aanslag op de koningin zullen plegen.’

De hoofden van Sam, Daphné en Jason gingen gelijktijdig op en neer. ‘Klopt’, bromde December.

‘En die optocht van de koningin, wanneer is die ook alweer?’

Niemand wist het. ‘In ieder geval binnenkort’, zei Sam. ‘Zo stond het toch in de krant enkele weken geleden.’

‘Laat ik het maar eens even opzoeken’, zei Summer en tikte een paar toetsen in op zijn computer. ‘Dan weten we het meteen zeker. En dan kunnen we een plan opstellen om de kidnappers in de val te lokken.’

Summers woorden waren nog niet koud toen zijn gezicht verbleekte.

‘O mijn god,’ mompelde hij, ‘de stoet is vandaag… Onze jongens zijn al weg!’

Vliegensvlug pakte hij zijn telefoon en drukte een snelkiestoets in. Aan de andere kant van het bureau keken Sam en de rest elkaar aan. De situatie werd alsmaar ingewikkelder.

‘Dag meneer, Summer hier’, sprak Summer in de hoorn. ‘We zitten hier met een noodgeval. Kunt u zo snel mogelijk klaarstaan aan de ingang? … Wat? Ja… Nee, ik leg het u zo meteen wel uit, we hebben echt geen moment te verliezen… Goed, tot zo meteen.’

Summer haakte in, nam dan de hoorn opnieuw in zijn hand en voerde hetzelfde gesprek nog eens, maar nu met iemand anders. Daarna legde hij weer de hoorn neer en richtte zich tot December.

‘Haast u naar de ingang. We vertrekken zo snel mogelijk. Meneer Smith en meneer Davids, u moet ook mee omdat u de ontvoerders kunt herkennen.’

Daphné porde Sam hard in zijn rug.

‘Au!’ riep Sam.

‘Ja, meneer Smith, was er nog iets? U beseft toch dat tijd op dit moment kostbaarder is dan al het goud van Fort Knox?’

Sam had de boodschap van Daphné begrepen.

‘Euh… Ik had graag gehad dat Daphné er ook bij mocht zijn, meneer Summer. Zij is al van alles op de hoogte en kan een handige hulp zijn.’

‘Zolang u maar maakt dat u binnen drie tellen mijn kantoor uit bent, mag u voor mijn part heel de zoo van Londen meenemen!’ zei Summer, die moeite moest doen om zijn stem niet te verheffen. ‘Er staat hier een leven op het spel, meneer Smith, en niet zomaar een, dus haast u wat! Meneer December en ik komen u zo meteen achterna.’

Sam, Daphné en Jason spurtten het kantoor uit. Op weg naar de lift hield Sam halt voor het lokaal van meneer January.

‘Wacht hier even’, zei hij tegen de andere twee.

Hij voelde aan de deur van het lokaal. Het was niet op slot. Binnen liep hij naar de kasten en morrelde ook hier aan een klink. Ook de kastdeuren waren niet op slot. Gelukkig dat meneer January zo’n verstrooide professor was, de meeste leerkrachten deden hun klaslokaal op slot na de les.

Sam pakte wat hij nodig had, sloot de kasten en ging de klas weer uit. Daphné en Jason stonden ongeduldig op hem te wachten.

‘Wat had je daar nu te zoeken?’ vroeg Jason. ‘We moesten zo snel mogelijk naar de ingang, weet je nog? Onderweg inbreken in klaslokalen is niet zo snel mogelijk!’

‘Ik had het voorgevoel dat ik dat moest doen,’ antwoordde Sam, ‘en sta daar niet zo te talmen, jullie weten dat onze leerkrachten een hekel hebben aan laatkomers!’

Hij kon de mep van Daphné nog net ontwijken.

Aan de ingang stonden naast December en Summer, ook Spring en Autumn hen op te wachten. Zij waren dus de personen met wie Summer gebeld had. Portman keek even op toen hij het zevenkoppige gezelschap voorbij zag lopen, maar concentreerde zich al snel weer op de sportpagina’s van zijn krant. Er moest al heel wat gebeuren, wilde een man als Portman zich ergens druk om maken.

Buiten gekomen sprongen ze in twee grijze Mercedessen en stoven ze er in vliegende vaart vandoor. Sam, Daphné en Jason zaten op de achterbank bij Summer en Spring. December en Autumn reden voor hen uit. Sam kneep even in Daphné’s hand om de spanning wat te verminderen. Daphné kneep terug. Het enige dat ze voorlopig konden doen, was hopen dat Tommieboy en zijn ploeg nog niet hadden toegeslagen.