_________

18
Zomerspelen-Dag 2

Sam was vroeg wakker die morgen. Hij had niet goed geslapen. Hij had gedroomd van Catherine Beech die hem op de hielen zat. Ze had hem te pakken gekregen en in een klein kamertje gestopt. Sam was bang geweest. Catherine had willen weten waar het pakje was, maar Sam wist het niet. Ze had kokende olie over hem gegoten en gedreigd om zijn ouders te ontvoeren. Sam was blijven schreeuwen dat hij het niet wist. Catherine had haar helpers opgedragen hem weg te brengen en plots waren Frankie en Dennis voor hem opgedoken. Net wanneer ze hem hadden willen grijpen, had hij zijn ogen opengedaan.

Zijn keel was kurkdroog en zijn lakens waren nat van het zweet. Hij dronk wat water uit de fles naast zijn bed. De combinatie van de ruil met de achtervolgingsproef stelde zijn zenuwen danig op de proef. Ook in zijn slaap ontsnapte hij er niet aan. Hij probeerde het van zich af te zetten en trok zijn kleren aan. De eerste proef van die dag zou pas om tien uur beginnen, dus had hij nog twee uur de tijd om iets te eten en het parcours op de vijfde verdieping nog eens te gaan verkennen.

Met een bord spek en eieren in zijn hand stapte hij uit de lift. Kauwend wandelde hij door de straten en probeerde zoveel mogelijk van de omgeving in zich op te nemen. Rechts van hem was een bakker, links een pub. De straat eindigde in een T-splitsing. Hij sloeg rechtsaf en zag dat er om de hoek een klein steegje was. Dat moest hij onthouden, daar zou hij zich misschien kunnen verschuilen. Hij stopte en draaide zich om. Hij wilde gaan kijken of hij een gelijkaardig steegje zou vinden als hij op de T-splitsing linksaf draaide. Terwijl hij zich omdraaide, botste hij echter pardoes op een meisje dat vlak achter hem stond. Het was Catherine Beech. Wat overgebleven was van Sams spek en eieren was terechtgekomen op haar rokje.

‘Hé, bah!’ riep ze, terwijl ze de etensresten van haar kleren veegde. ‘Kan jij niet uitkijken? Mijn nieuwe rokje helemaal vuil!’

‘Sorry, hoor,’ bromde Sam, ‘maar misschien moet jij eens leren dat het niet beleefd is om mensen zomaar langs achteren te besluipen.’

‘Noem jij dat sluipen? Ik was hier het terrein wat aan het verkennen en zag jou lopen. Ik stapte gewoon op je toe om dag te zeggen. Dat belooft voor vanavond.’

Meende ze dat? Had ze werkelijk enkel hallo willen zeggen? Of had ze hem expres de stuipen op het lijf willen jagen? Sam dacht terug aan zijn droom: Catherine die hem achtervolgde en angstaanjagend lachte. Hij keek naar haar lieftallige gezichtje en de droom verdween weer. Misschien moest hij haar maar het voordeel van de twijfel gunnen.

‘Oké, laten we opnieuw beginnen’, zei hij. ‘Goedemorgen, mevrouw Beech, alles goed?’

Catherine lachte en speelde het spelletje mee. ‘Goedemorgen, meneer Smith, jazeker, en met u?’

Sam lachte nu ook. ‘Sorry voor je rokje, hé. Als je het afgeeft op het secretariaat van De School heb je het vanmiddag alweer helemaal schoon terug.’

‘Bedankt voor de tip’, zei Catherine. ‘Maar als je het niet erg vindt, zou ik nu nog even verder het parcours willen verkennen. Straks mogen we hier immers niet meer komen. En ik kan me voorstellen dat jij ook nog wel even wilt rondkijken, niet?’

Sam knikte. ‘Zin om vanmiddag samen met ons iets te gaan eten?’ riep hij voordat Catherine de straat uit was.

‘Zeker,’ riep ze terug, ‘als jij trakteert!’ En ze verdween in een zijstraatje. Catherine Beech leek al bij al nog de kwaadste niet.

Sam zette zijn verkenningsronde verder, besliste dan dat hij meer dan voorbereid was voor die avond en keerde terug naar zijn kamer. Op zijn computer bekeek hij het programma voor die dag. Tennis, de opmerkingsproef, casino, een bom en ten slotte de achtervolging. Hij hoopte dat ze met de laatste proef al een geruststellende voorsprong zouden hebben, dan kon hij ontspannen de achtervolging inzetten.

Julia Stevenson was absoluut geen partij voor haar tegenstandster, het zwaargebouwde zwarte meisje Vera Wilson. Vera joeg de ballen keer op keer met een geweldige vaart over het net en Julia kon ze enkel krampachtig terugslaan. Het deed Sam denken aan de strijd van David tegen Goliath. Alleen leek het er nu sterk op dat Goliath zou zegevieren - tenzij Julia haar opponente nog met een welgemikte slag kon uitschakelen.

De eerste set eindigde voorspelbaar in het voordeel van het Amerikaanse meisje met 6-0. Tijdens de pauze tussen de sets overstelpten de leerlingen van klas A hun klasgenootje met goede raad.

‘Probeer de lijnen op te zoeken, Julia.’

‘Speel naar haar backhand, daar is ze niet goed in.’

‘Ga zoveel mogelijk naar het net, dan weet ze niet wat te doen.’

‘Blijf achteraan en probeer haar te passeren als zij naar het net komt.’

Iedereen had wel zijn mening over de wedstrijd, maar al die goede raad was al even nuttig als een koe achter een computer. Julia had gewoon geen schijn van kans.

In de tweede set kon ze toch een heel klein beetje weerwerk bieden en slaagde ze erin een spelletje te winnen. Maar meer zat er niet in en Julia verloor met 6-0 en 6-1. De algemene stand was nu 3-3.

Na de tenniswedstrijd was het de beurt aan James voor de opmerkingsproef. Net zoals de aardrijkskundeproef was dit normaal gezien geen spannend gebeuren. James en zijn tegenstander zaten elk aan een tafeltje en kregen op een scherm zowel bewegende als stilstaande beelden te zien. Daarop moesten ze aanduiden wat er niet in de haak was. De toeschouwers konden meespelen omdat de opdrachten ook op de grote schermen te zien waren. Om te voorkomen dat de spelers het zouden horen wanneer iemand uit het publiek hardop de juiste antwoorden zou roepen, hadden de deelnemers een hoofdtelefoon op.

De opgaven waren moeilijk. Sam probeerde ze mee op te lossen, maar gaf het al snel op. Het tempo lag veel te hoog, de foto’s en filmpjes legden een estafetterace op olympisch niveau af. Hij keek om zich heen en zag dat er buiten James en zijn tegenstandster niemand meer echt op de beelden lette.

James nam het op tegen Annie Morgan. Het meisje met de rosse krullen zat er heel ontspannen bij. Zacht neuriënd loste ze een voor een de opgaven op. Wat een verschil met James, dacht Sam. Die zweette zich te pletter en schoof voortdurend heen en weer op zijn stoel. James had goed geoefend, maar elke prent was anders. Dat je op de ene foto iets kon aanduiden, wilde niet noodzakelijk zeggen dat je dat op een volgende ook zou kunnen. Sam stootte Daphné aan.

‘Dat is waar ook,’ zei hij, ‘ik heb Catherine Beech uitgenodigd om straks samen met ons iets te eten. Is dat oké voor jou?’

Daphné fronste haar wenkbrauwen. ‘Waarom zou ik dat niet goedvinden? Ik zou eerder denken dat jij er problemen mee had. De vorige keer waren jullie nu niet bepaald de beste maatjes!’

‘Dat klopt’, antwoordde Sam terwijl hij in de richting van James en Annie staarde. Onder de stoel van James had zich ondertussen een klein beekje van zweet gevormd. ‘Maar ik ben haar vanmorgen opnieuw tegengekomen en ze blijkt wel mee te vallen. Vanmiddag kunnen we haar echt leren kennen.’

Daphné haalde haar schouders op. ‘Mij best,’ zei ze, ‘maar ik vrees dat we haar ware aard donderdag al te zien hebben gekregen.’

De laatste foto kwam in beeld. Sam zag de binnenkant van een groot bankfiliaal vol mensen, maar wie was de overvaller? James’ ogen speurden het scherm af, maar je kon van zijn gezicht aflezen dat hij de oplossing niet zag. Annie daarentegen rekte zich even uit en leunde losjes achterover. Veel hoop op een punt voor klas A was er niet. De computer berekende de score:

De School: 9 - CIA-jongeren: 12

James had het er niet eens zo slecht van afgebracht. De Amerikanen juichten uitbundig. Met 4-3 op het scorebord stonden ze er zeer goed voor. Nog één punt binnenhalen en ze hadden al op zijn minst een gelijkspel afgedwongen. Sam en Daphné zuchtten. De druk die nu op hun schouders lag, was groot. Als klas A nog wilde winnen, dan moesten ze de komende drie proeven winnen.

‘Kom,’ zei Daphné, ‘laten we iets gaan eten. Ik heb het gevoel dat we een degelijke maaltijd goed zullen kunnen gebruiken.’

Sam had de laatste dagen zoveel barbecuevlees gegeten dat hij er zijn buik vol van had. Hij bestelde een kogelvrij vest met granaten voor zichzelf en een mafia voor Daphné, die al een plaatsje op een van de bankjes was gaan zoeken.

Hij vond Daphné aan een tafeltje in de zon en zette het eten voor haar neer. Daphné viel er meteen gretig op aan en draaide de spaghettislierten behendig om haar vork. Sam at langzaam, hij had nog maar net een bord spek met eieren verorberd en zat nog behoorlijk vol.

‘Wat zou Tommieboy ondertussen met de lijsten gedaan hebben?’ vroeg Daphné tussen twee happen door.

Sam dacht na. Als Tommieboy de lijsten had bekeken, moest hij ontdekt hebben dat er geen Philip Collins op De School zat. Hij zou dus weten dat Sam hem had voorgelogen. Nu ja, veel maakte dat niet meer uit, hij zou Tommieboy toch nooit meer weerzien.

‘Ik hoop dat ze nog niet bij de grote baas terechtgekomen zijn. Dan ziet onze toekomst er niet erg rooskleurig uit. Maar ik ben ervan overtuigd dat December daar wel een stokje voor zal steken.’

Daphné had minder vertrouwen in December. ‘Ik weet niet of die nog iets zal kunnen ondernemen. Niemand weet waar die kidnappers zich bevinden en hoe snel ze die lijsten gaan doorgeven.’

Sam zuchtte. ‘Ik weet het, Daphné, maar we moeten proberen positief te blijven. Door te klagen zullen we geen oplossing vinden!’

Hij keek op van zijn lunch en zag Catherine Beech met een halve maan rondwandelen, op zoek naar iemand bij wie ze kon zitten. Wanneer ze een groepje tweedejaars van haar school zag, stapte ze op hen toe. Sam zwaaide met zijn armen.

‘Catherine! We zitten hier!’ riep hij.

Ze keek naar Sam en Daphné, zwaaide terug en leek zich hun afspraak van die morgen te herinneren.

‘En Sam,’ vroeg ze terwijl ze naast hem ging zitten, ‘klaar voor vanavond?’

‘Ik ben altijd klaar. Maak je maar geen zorgen om mij, let eerst maar op jezelf’, zei Sam plagend.

Catherine glimlachte. ‘Dank je voor de wijze raad, ik zal hem inlijsten en boven mijn bed hangen.’

Daphné onderbrak hen. ‘Genoeg over vanavond. Je kunt er zoveel over speculeren als je wilt, jullie zullen het allebei moeten laten zien op het terrein zelf.’

Sam en Catherine knikten instemmend en Daphné ging verder.

‘Zo, Catherine, enkel een stuk watermeloen als middagmaal? Moet je zo hard op je lijn letten om op te vallen bij die jongens van het tweede jaar?’

Sam schrok van de opmerking van Daphné. Ze had het heel rustig gezegd, maar er zat genoeg gif in om een olifant te vellen. Dat was ook Catherine niet ontgaan. Zonder aarzelen vuurde ze terug.

‘Ik zit hier tenminste niet te schrokken als een nijlpaard. Als je zo voortgaat, zullen ze je met een helikopter uit De School moeten halen omdat je niet meer door deuren kan.’

Sam keek van Daphné naar Catherine en van Catherine weer naar Daphné. Hij kende Daphné goed genoeg om te weten dat zij zich zoiets niet zomaar zou laten zeggen.

‘Ik kan eten zoveel ik wil zonder ook maar een halve gram aan te komen’, zei Daphné. ‘Jij wordt zelfs dikker als je niets eet. Dat komt waarschijnlijk omdat je van jezelf al opgeblazen bent!’

‘Daphné, hou er nu mee op…’ probeerde Sam te bemiddelen, maar Catherine onderbrak hem.

‘Nee, Sam, laat maar. Het zijn toch maar praatjes van een van die vele losers hier op deze stomme school. Jullie zijn zelfs op je best nog niet eens half zo goed als onze school.’

Catherine liep rood aan. Sam en Daphné lieten haar verder razen.

‘Huil dus straks maar eens goed uit als jullie je proef verloren hebben. We zullen eens zien of jullie dan nog zoveel praats hebben.’

Ze nam kwaad haar watermeloen en stapte met haar kin omhoog zonder om te kijken in de richting van haar medeleerlingen. Sam en Daphné keken haar even na, zochten dan elkaars blik en barstten in lachen uit.

‘Wat is die snel op haar teen getrapt, zeg’, zei Sam.

‘Wat je zegt,’ zei Daphné, ‘één grapje en dat mens is al over haar toeren. Maar dat had ik wel verwacht.’

‘Jij wist al meteen dat het zo’n verwaand nest was?’ vroeg Sam, die de uitbarsting van Catherine niet had zien aankomen. ‘Waarom heb je me dat dan niet gezegd?’

‘Ik wist niet of je me wel zou geloven. Ik wilde dat je met je eigen ogen zou zien wat er schuilgaat achter dat lieve snoetje. Ze kwam alleen maar met ons eten om wat bij jou te slijmen, zodat je straks minder op je hoede zou zijn.’

‘Nou, dat is haar dan niet echt gelukt’, lachte Sam. ‘Ik zal op mijn hoede zijn zoals nog nooit iemand op zijn hoede is geweest!’

Ze aten rustig keuvelend de rest van hun maaltijd op en begaven zich dan naar de eerste proef van de namiddag: kaarten met John Cole. Wilde klas A Catherine en de haren nog op hun plaats zetten, dan zou John deze proef moeten winnen.

John had geluk, het kaartspel waar meneer December het meest aandacht aan had besteed, was uitgekozen voor de casinoproef: poker. John Cole was de enige zwarte jongen van de klas. Hij had meestal een parelwitte glimlach op zijn gezicht en dat was nu niet anders. Hij leek volop te genieten van de spanning. Sam hoopte dat hij zo zijn tegenstander van de wijs zou brengen. Die zat er heel wat minder relaxed bij. Tegenover John zat Chandler Sterling, die Sam intussen had leren kennen. Chandler had Sam verteld dat hij eigenlijk niet zo’n goede kaartspeler was. Maar dat was ook de rest van zijn klas niet en zo was hij toch nog de beste van de tien. Er kon dus terecht hoop gekoesterd worden op een overwinning voor klas A.

John en Chandler kregen elk de denkbeeldige som van 50 000 dollar en moesten om het eerst al het geld van de ander veroveren. De minimuminzet per spel bedroeg duizend dollar en wanneer iemand de inzet wilde verhogen, moest hij minstens nog eens dat bedrag erbij voegen. Het leek Sam wel een fijn gevoel om met zoveel geld - al was het dan fictief - te spelen. John bleef er alleszins betrekkelijk rustig onder. 50 000 dollar, zou dat het bedrag zijn dat Tommieboy en zijn helpers voor de lijsten kregen? Of zou de grote baas hen veel meer hebben beloofd?

Tijdens de eerste spelletjes werd er voor kleine bedragen gespeeld. Zoals de twee spelers op school geleerd hadden, tastten ze eerst hun tegenstander wat af. Had hij bepaalde tics? Blufte hij vaak? Hun ogen waren meer op elkaar gericht dan op hun kaarten.

Het was wachten tot iemand een groot risico zou nemen. Chandler was de eerste. Hij had al 10 000 dollar verloren en wilde dat in één keer goedmaken. In een poging om John te overbluffen zette hij in één klap 20 000 dollar in. John doorzag de bluf van Chandler en ging gezwind mee. Wanneer de kaarten op tafel werden gelegd, klonk er gejuich bij de supporters van De School: John had twee paar (tienen en vijven), terwijl Chandler enkel twee zessen had. John had nu al 80 000 dollar en Chandler nog maar 20 000.

Chandler leek van zijn stuk gebracht door dat verlies en deed het de volgende spelletjes wat rustiger aan. Hij blufte niet meer, maar zette weloverwogen in als hij goede kaarten had. Ook John nam geen overbodige risico’s en wachtte geduldig zijn kans af om het spel af te maken. Chandler won zo wat geld terug en na een halfuur spelen was de stand 74 000- 26 000 in het voordeel van John.

In het publiek klonk geroezemoes. Zij zagen de spelers liever voor grote bedragen spelen, op deze manier ging het niet vooruit. Voor Sam maakte het niet uit. Neem zoveel tijd als je wilt, John, dacht hij, als je maar wint.

Enkele spelletjes later was het zover. Ofwel werd er gebluft, ofwel hadden ze sterke kaarten, want er werd duchtig opgeboden. John was begonnen de inzet te verhogen met 3000 dollar en Chandler had daarop gereageerd door 5000 bij te zetten. Zo bleven ze doorgaan tot er 20 000 van Chandler en 18 000 van John op tafel lagen. John verhoogde dan heel slim tot 23 000 dollar, precies het bedrag dat Chandler nog had. Nu moest Chandler gokken. Hij kon passen en nog 5000 dollar overhouden om verder te spelen, hoewel dat heel moeilijk zou worden. Of hij kon verhogen tot 23 000 dollar en zo de kaarten op tafel laten leggen. Misschien had John wel gebluft en kon Chandler zo 46 000 dollar winnen?

Sam zag kleine zweetdruppeltjes op het voorhoofd van Chandler verschijnen. Misschien had hij zelf wel gebluft en durfde hij daarom niet ineens alles in te zetten. Hij had misschien gehoopt dat John na een tijdje wel zou passen. Maar dat had die niet gedaan, John zat er heel ontspannen bij, nog steeds een glimlach op zijn lippen.

‘Ik pas’, klonk het plots uit de mond van Chandler. Hij had de gok niet aangedurfd.

Chandler gooide zijn kaarten op tafel: hij had twee boeren, maar hij had dat niet als voldoende beschouwd om John te kunnen verslaan. In principe moest John niet laten zien wat voor kaarten hij in zijn handen had - hij had toch gewonnen -, maar hij deed het toch: een twee, een zes, een zeven een boer en een aas. John had gebluft! Hij had rotslechte kaarten gehad, maar toch gewonnen! De toeschouwers klapten en floten. John lachte, zoals gewoonlijk, en Chandler kon zich wel voor het hoofd slaan, wat hij ook deed.

De rest van de wedstrijd was snel afgelopen. John won nog makkelijk de volgende twee spelletjes. Een totaal gefrustreerde en gedemotiveerde Chandler zette zonder iets in zijn handen te hebben 2000 en 3000 dollar in en verloor het punt aan De School. Het was nu 4-4, de laatste twee proeven zouden beslissen over winst en verlies.

Een uurtje later zaten Daphné en haar concurrent, Tibo M. Squad, elk met een kanjer van een bom voor hun neus op het binnenplein. Naast de bom lagen hun benodigdheden: een schroevendraaier, een klein zaagje, een schaar en een hamer. Daarmee moesten ze het redden. De timer was klaar en duidelijk: 2:00. Als de bom niet ontmanteld was in twee minuten, zou ze in hun gezicht ontploffen.

Het gerucht deed de ronde dat Tibo al eens een echte bom onschadelijk had gemaakt. Op een groepsuitstap had hij plots een klokje gezien in een frisdrankautomaat. Op zich niet zo speciaal zou je denken, ware het niet dat dit klokje aftelde in plaats van het uur weer te geven. Gelukkig had hij een kwartier de tijd gehad en had hij rustig de bom eruit kunnen halen. De bom zelf had maar één circuit gehad en hij had de juiste draden gekozen. Last van zenuwen zou hij bij een speeltje als een verfbom dus niet hebben.

‘Zijn jullie er klaar voor?’ vroeg mevrouw November, die de proef leidde. ‘Wie als eerste de timer kan stopzetten, wint de proef. Als twee minuten voor jullie niet genoeg zouden zijn, mag u zich verwachten aan een uitstapje met deze heren.’

Ze wees op de mannen in de doktersuniformen, die zich net zoals bij de bevrijdingsproef dicht bij de deelnemers hadden opgesteld. Daphné en Tibo knikten, ze waren klaar.

‘Veel succes,’ sprak November, ‘uw tijd gaat nu in.’

Via een drukknop die verbonden was met de twee bommen, zette November de timers in werking. Met snelle en weloverwogen handelingen haalden Daphné en Tibo het omhulsel eraf. Geen van beiden wilde zich laten vangen zoals Richard die keer in de les en ze legden ook de timer bloot. Maar daar zat de valstrik niet, dat zou wat te makkelijk zijn.

Sam en de rest van de toeschouwers zetten grote ogen op. De bommen die daar op de tafels lagen, zagen er razend ingewikkeld uit. De draden krioelden over, onder en door elkaar heen. De bommen hadden meer draden dan een spinnenweb. Tussen de draden knipperden er lichtjes in zoveel kleuren dat een discotheek er jaloers op zou zijn.

De eerste minuut bestudeerde Daphné de bom nauwkeurig. Ze liet haar handen over de draden glijden, zonder iets door te knippen. Ze wilde eerst een goed beeld krijgen van het geheel voor ze aan de ontmanteling begon. Tibo had een andere techniek: hij begon meteen te knippen. Hij nam een aantal draden in zijn handen, inspecteerde die en knipte er dan enkele van door. Sam wist niet of die techniek zou lonen. Mevrouw November kennende zouden er een groot aantal valstrikken in de bom aanwezig zijn. Overhaast knippen zou tot een ontploffing leiden.

Na een minuut nam ook Daphné haar schaar in de hand. Zelfzeker begon ze draad per draad door knippen. Ze leek goed te weten wat ze aan het doen was. Ze lette niet op wat er om haar heen gebeurde, alsof ze zich in een geluidloze glazen kooi bevond. Alleen de bom telde voor haar, niet de Zomerspelen of Tibo of het punt dat ze moest verdienen. Ook al de spanningen rond Tommieboy en de lijsten leek ze even van zich afgezet te hebben. Sam zag November tevreden glimlachen. Zo had ze het ook aan Daphné geleerd. Als men een bom moet ontmantelen, is dat op dat moment het belangrijkste in je leven. Letterlijk, want een verkeerde handeling kan je je leven kosten.

Nog twintig seconden. Tibo had nog vijf draden over en stopte met knippen om na te denken. Daphné had er nog heel wat meer, maar bleef aan een snel tempo doorknippen. Zij wist al welke draden ze zou doorknippen, twijfelen hoefde niet meer.

Vijftien seconden. Tibo had nog twee draden doorgeknipt, maar de timer bleef doorlopen. Hij wiste het zweet van zijn gezicht. Nu kwam het erop aan de juiste beslissing te nemen. De twijfel was van zijn gezicht af te lezen.

Tien seconden, meldde de timer. Ook Daphné had nog maar drie draden over. Ze had alles uitgekiend en hoefde niet te twijfelen of ze rood, groen of blauw zou nemen. Daphné zette de schaar op de blauwe draad en met een krachtige beweging knipte ze de geleider in twee.

Boem! Een rookwolk verspreidde zich op het binnenplein, groene verfspatten vlogen in het rond. Daphné keek naar haar timer: die was gestopt op 7 seconden. Daarna keek ze naar haar tegenstander. Tibo lachte groen. Letterlijk groen, want de verf bedekte zijn hele gezicht. Terwijl Tibo door de dokters werd afgevoerd, kreeg Daphné een staande ovatie van het publiek. Ze had een mooi staaltje van koelbloedigheid geleverd. Ze had de ingewikkelde bom rustig aangepakt en toch snel genoeg doorgewerkt zodat ze nog een beetje speling had op het einde.

Mevrouw November stapte naar haar leerlinge en legde haar hand op de schouder van Daphné.

‘Puik werk, juffrouw Wickman,’ sprak ze, ‘niet veel leerlingen slagen erin zo’n moeilijke bom op zo’n korte tijd te ontmantelen. Zelfs experts hebben het er soms nog moeilijk mee. U heeft het punt dubbel en dik verdiend!’

November draaide zich om naar het publiek.

‘De stand voor klas A en het eerste jaar van de CIA-jongeren is vijf tegen vier’, riep ze, wat onthaald werd op een enthousiast geklap en gejuich door de supporters van De School.

Sam feliciteerde Daphné met haar overwinning.

‘En je bleef zo kalm! Ik heb je geen moment zien twijfelen!’ zei hij opgewonden.

‘Dat was enkel uiterlijk’, zei Daphné met een hese stem. Sam zag nu ook dat haar handen nog wat natrilden.

‘Ik ben nog nooit zo zenuwachtig geweest, denk ik.’

Sam sloeg een arm om haar schouder. ‘Maar je hebt het wel perfect gedaan. De bom is onschadelijk en het punt is binnen. Kom, ik trakteer je op een ijsje.’

De achtervolgingsproef van Sam was de allerlaatste van de Zomerspelen. Klassen B, C en D hadden al hun proeven afgelegd en de scores waren bekend. Klas B en klas D hadden elk nipt verloren met 6-4. Klas C daarentegen had de CIA-jongeren verpletterd met 7-3.

Martin Wayne, het haantje-de-voorste van klas D, stapte op Sam en Daphné toe.

‘Jij bent Sam Smith, hé?’ vroeg hij.

Sam keek op. Hij hield één hand boven zijn ogen om ze te beschermen tegen de zon.

‘Ja, dat ben ik, waarom?’

‘Ik kwam maar even zeggen dat de proef die je zo meteen moet afleggen belangrijker is dan je denkt.’

Hoezo, belangrijker? Sam moest proberen de overwinning binnen te halen voor zijn klas. Was dat nog niet belangrijk genoeg? Hij had tot gisteren nog niet veel belangrijke dingen gedaan in zijn leven, dus deze proef zou voor hem zowat het wereldrecord der belangrijke dingen zijn.

‘Ik zal het even uitleggen’, zei Martin, die Sams niet begrijpende gezicht zag. ‘De Zomerspelen zijn niet enkel competities tussen de klassen, er wordt ook een algemene uitslag berekend tussen De School en de CIA-jongeren. Op dit moment is die 2-1 voor de Amerikanen. Als jij je proef zou winnen, wordt het 2-2. Als je verliest, zou het 2,5-1,5 worden. Volg je nog?’

Sam knikte. ‘Het klinkt vrij logisch: een overwinning levert een klas één punt op, een gelijkspel een half. Als ik win, is het 6-4 en hebben we één punt voor De School verdiend. Verlies ik, wordt het 5-5 en delen we de punten met de Amerikanen.’

‘Correct’, beaamde Martin. ‘Dus dan snap je het belang van jouw proef: verlies voor jou betekent het verlies voor heel De School. Als je wint, wordt de algemene stand 2-2.’

‘Dus eigenlijk kan De School nog maximaal gelijkspelen tegen de CIA-jongeren?’ onderbrak Daphné hem.

‘Nee wacht even’, zei Martin geduldig. ‘Nu komt het: Als de stand 2-2 is, dan wordt er gekeken naar het aantal individueel gewonnen proeven per school. En op dit moment is die stand in ons voordeel: van de 39 reeds afgelegde proeven wonnen wij er 20 en zij 19. Als Sam wint, wordt dat 21-19 en wint De School dus de Zomerspelen. En daarom is jouw proef zo belangrijk, Sam. Of De School wint of verliest, hangt van jou af.’

Sam wreef over zijn slaap. Hij was zo al zenuwachtig genoeg geweest en nu kwam dit er nog bij. Maar ook Catherine wist wat er op het spel stond. Hij hoopte dat ze net zo zenuwachtig zou zijn als hij, maar hij betwijfelde het.

Ondertussen was Spyro 42 bij hun bankje komen staan.

‘Genoeg gelanterfant, dame en heer,’ zei hij, ‘het wordt tijd dat u zich naar de vijfde verdieping begeeft voor de achtervolgingsproef. De rest van uw klas staat al klaar, het is enkel nog wachten op de hoofdrolspeler.’

Sam en Daphné stonden op en volgden Spyro naar de lift.

‘U weet wat er op het spel staat, meneer Smith?’ vroeg Spyro terwijl de lift naar beneden gleed.

‘Ja ja,’ zei Sam, ‘het is me al duidelijk gemaakt, maar toch bedankt om me er nog eens op te wijzen. Nu ben ik zeker niet zenuwachtig meer.’

‘Ach, het loopt wel los’, sprak Spyro. ‘Heel De School heeft vertrouwen in u. Uw klasgenoten zullen u goed bijstaan. Zoals u weet is collegialiteit een belangrijke eigenschap van een geheim agent.’

De deuren gingen open en ze stapten uit de lift. Zijn klasgenoten en die van Catherine stonden hen ongeduldig op te wachten. December legde nog eens kort de spelregels uit.

‘Dus meneer Smith begint als de achtervolgde. Hij heeft dertig minuten de tijd om zijn pakje op het juiste adres te bezorgen terwijl hij tracht zijn achtervolger af te schudden. Degene die de heer Smith achtervolgt, moet uitzoeken waar het pakje afgeleverd werd. Nog iemand vragen?’

Niemand stak zijn hand op.

‘Goed. Dan stel ik voor dat we eraan beginnen, het publiek op het binnenplein wordt ongeduldig. U mag zich verspreiden over het terrein.’

Negentien kinderen stapten de wijk in. Sam bleef bij December staan. Hij keek even omhoog naar de talloze camera’s aan het plafond. Hij was al vergeten dat elke beweging nauwgezet gevolgd werd door de toeschouwers die zich hadden verzameld voor het grote scherm.

December gaf Sam een briefje. Hij opende en las het.

Jimmy’s Bar

Meer stond er niet. Daar moest hij dus naartoe. Hij wist waar het was en het paste mooi bij het plannetje dat hij in zijn hoofd had. Tijdens zijn verkenningstocht had hij enkele dingen gezien waarvan hij handig gebruik zou kunnen maken. Ook Daphné was hiervan op de hoogte, zij wist wat haar te doen stond.

‘Succes, meneer Smith,’ zei December, ‘het is nu het geschikte moment om al die goede dingen die over u verteld worden, te bevestigen.’

Hij drukte op zijn chrono en gaf Sam een bruin pakje.

‘Uw tijd gaat nu in.’

Sam stapte op zijn beurt de straat in. Er hing een ijzingwekkende stilte op de vijfde verdieping. Het was ten strengste verboden te spreken tijdens deze proef. Anders zouden de medeleerlingen de spelers kunnen helpen door te zeggen waar het pakje lag. Werd er een ploeg betrapt op spreken, dan hadden die de proef verloren.

Om de aandacht wat af te leiden, sloeg Sam eerst willekeurig enkele straten in. Hij wachtte tot hij Catherine kon bespeuren. Als hij wist waar ze was, kon hij haar ook kwijtspelen. In een ooghoek zag hij Daphné achter zich verschijnen. Ze wandelde op haar dooie gemak op het voetpad. Ook zij zou hem in het oog houden.

Waar bleef Catherine? Had ze hem nog niet in het oog of was ze werkelijk zo goed dat hij haar niet kon ontdekken? De minuten kropen voorbij zonder dat hij haar zag. Hij moest de tijd goed in het oog houden. Het zou stom zijn, moest hij na dertig minuten het pakje niet eens hebben afgeleverd.

Nog twintig minuten. Sam keek in de etalage van een kruidenier. Hij bewonderde de kleine details die de makers hadden voorzien: appels, peren, tomaten, koekjes, snoepjes, water, flessen sterke drank, … Het zag er allemaal net echt uit. Plots zag hij haar weerspiegeld in de ruit. Hij deed alsof hij de handelswaar van de kruidenier nog wat bekeek en wandelde dan verder.

Ze zag er anders uit. Ze had een zwart petje opgezet en een bril op haar neus, in de hoop dat hij haar niet meteen zou herkennen. Dat was dan mooi niet gelukt! Nu hij wist waar ze was, kon hij aan de uitvoering van zijn plan beginnen. Hij moest zich bedwingen om niet achterom te kijken. Nog enkele straten voor hij bij Jimmy’s Bar was. Tot dan zou hij ervan uitgaan dat Catherine hem op de voet volgde.

Hij kwam in de straat van Jimmy’s Bar. Deze straat kende hij op zijn duimpje. Hier waren ze de eerste keer met December ook geweest. Hij keek naar de moeder die met haar kind ging winkelen, naar de winkelier en de man in de lange jas. Door het mechanisme in de poppen, leek het of ze echt leefden. Hij zag ook Jill Roberts en Vera Wilson voor zich uit lopen. Maar zijn aandacht ging vooral uit naar de twee kwajongens die bezig waren bommetjes in vuilnisbakken te stoppen. De vuilnisbak die ze wilden vernielen, bevond zich voor Jimmy’s Bar. En zoals de ontwerpers ervoor hadden gezorgd dat alles bij de kruidenier echt leek, zouden ze ook hier wel een snufje hebben voorzien.

Hij zag de handen van een van de jongens in de vuilnisbak reiken. Daarna draaiden ze zich allebei om en legden ze hun handen op hun oren. Dit was zijn moment, nu kon hij Catherine afschudden!

Snel liep hij naar de vuilnisbak. Op het moment dat hij er voorbijliep, klonk er een luide knal. In de straat verspreidde zich een gordijn van rook, waar Sam helemaal in verdween. Dit was het signaal voor Daphné om in actie te schieten. Met veel kabaal struikelde ze over de stoeprand. Catherine hoorde het geluid en keek om.

Gebruikmakend van deze afleiding schoot Sam als een speer Jimmy’s Bar binnen en legde het pakje achter de toog. Verborgen achter een gordijn, wachtte hij tot de rook weer opgetrokken was. Hij keek naar buiten. Catherine stond helemaal ontredderd in het midden van de straat. Ze was Sam kwijtgeraakt. Hoe was dat gebeurd? Ze draaide zich om en keek naar Daphné. Die krabbelde recht, veegde het stof van haar kleren en liep glimlachend verder. Catherine keek opnieuw de straat in waar Sam spoorloos was verdwenen. Dan zette ze het op een rennen. Ze vermoedde waarschijnlijk dat Sam in de verwarring snel de straat was uitgelopen.

Sam keek haar glimlachend na. Hij wachtte tot ze de hoek om was en verliet dan Jimmy’s Bar. Hij slenterde terug in de andere richting. Zijn list was gelukt, nu kon er hem niets meer gebeuren. Zelfs als Catherine hem nu zag, zou ze toch niet kunnen zeggen waar het pakje lag.

Nog tien minuten. Hij had zelfs nog een derde van de tijd over. Wanneer hij opnieuw langs de kruidenier wandelde, besloot hij even binnen te gaan. Hij vroeg zich af of al dat eten echt was of van plastic. En hij had toch niets beter te doen op dat moment.

Sam had zich vroeger vaak afgevraagd hoe het zou voelen om verlamd te zijn. Toen er in de kruidenierswinkel iemand een hand voor zijn mond sloeg, wist hij het. Het gebeurde zo onverwachts dat het niet in hem opkwam om te reageren. De hand was zelfs niet nodig geweest, hij kon geen kik uitbrengen.

Allerlei gedachten spookten door Sams hoofd. Een klasgenoot van Catherine wilde te weten komen waar het pakje lag en zo het punt voor hun school binnenhalen. Of Frankie en Dennis waren De School binnengedrongen om hem te ontvoeren, omdat hij te veel wist. Er was maar één manier om het te weten te komen. Sam kreeg opnieuw gevoel in zijn benen en zijn armen en rukte zich los. De hand bood geen weerstand.

Sam draaide zich om en keek in het gezicht van zijn belager: het was December.