_________
3
Het Voorstel
Sam, wacht even!’
Sam draaide zich om en zag David Toile op hem toesnellen. De blonde jongen uit zijn klas had een rood gezicht van het lopen.
‘Wat ben jij gehaast, zeg. Is het goed als ik met je mee naar huis loop?’
Sam had er geen probleem mee en de twee jongens wandelden zwijgend de straat door. Het was vrijdag en de school was uit. De meeste jongeren waren op zo’n moment druk bezig plannen te maken voor het weekend, maar Sam niet. Hij zou waarschijnlijk zoals elk weekend een beetje voor school werken en vooral veel tv kijken. En zondag natuurlijk op bezoek bij oma. Hij werd in zijn overpeinzingen gestoord door David, die probeerde om de genante stilte te doorbreken.
‘En, hoe was je rapport?’
‘Hmm, niet fantastisch, maar ook geen tekorten. En bij jou?’
‘Zes onvoldoendes. Maar probeer maar eens te leren met ouwelui zoals die van mij. Ik kan die twee geen seconde alleen laten. Ze hebben altijd wel iets nodig.’
Sam was vaag op de hoogte van de gezinssituatie bij de Toiles. Uit de roddels die op school de ronde deden, had hij kunnen afleiden dat de vader van David in een rolstoel zat en dat zijn moeder de hysterie nabij was. Wanneer zijn moeder weer een van haar buien had, draaide David op voor het hele huishouden, zijn vader gebruikte immers zijn gehandicaptenstatus om zo weinig mogelijk mee te moeten helpen. Plots vertraagde Sam zijn pas en draaide zich om.
‘Wat is er?’ vroeg David.
‘Ik weet het niet. Ik heb al sinds we de school uitliepen het gevoel dat we bespied worden. Maar het zal wel niets zijn.’
‘Natuurlijk worden we niet bespied. We spelen niet mee in een film hoor! En wie zou jou nu bespieden?’
‘Je hebt gelijk. Het zal mijn verbeelding wel zijn.’
Sam keek nog even om zich heen en besloot dan maar om David te volgen, die intussen al verder gelopen was.
‘Hij past inderdaad in het profiel van de school’, zei Spring, ‘maar ben je zeker dat je je carrière voor hem op het spel wil zetten?’
Spring en Summer zaten in een oude, grijze mercedes te kijken hoe Sam en David de straat uit liepen. Het was al enkele jaren geleden dat ze nog eens samen aan een opdracht hadden gewerkt. Summer genoot ervan nog eens met zijn partner op stap te zijn. Door een nijpend tekort aan agenten de laatste jaren, moesten ze meer en meer op hun eentje werken. Het werd tijd dat er nog eens een goede nieuwe lichting opstond.
‘Als je geen risico’s neemt dan red je het niet in dit beroep, dat weet jij evengoed als ik, Spring. Ik ben ervan overtuigd dat die jongen het heeft. Ik weet niet precies waarom, maar mijn intuïtie heeft me nog niet vaak in de steek gelaten.’
‘Behalve dan die keer in Roemenië, weet je nog? Meneer was ervan overtuigd dat er een bom in het overheidsgebouw lag. Een week lang hebben we een hele wijk ontruimd en het sociale leven volledig stilgelegd, maar een ontploffing kwam er niet. Ik weet nog dat ik op het einde van de week wenste dat die verrekte bom gewoon zou ontploffen, dan konden we daar eindelijk weg. Ik heb toen serieus mijn nek moeten uitsteken om jou je baan te laten behouden.’
Summer werd niet graag aan het voorval herinnerd. Hij was er nog altijd zeker van dat er wel een bom was geweest, maar dat die bij toeval nooit was ontploft. Een foutje in het ontstekingsmechanisme of zo. Dat de Roemeense regering maar oppaste, want wie weet kwam die bom tien jaar later alsnog tot ontploffing. Hij veranderde van onderwerp wanneer hij zag hoe Sam zich omdraaide en de omgeving afspeurde.
‘Heb je gezien hoe Sam omkeek? Hij weet dat hij achtervolgd wordt. Die eigenschap zal hem goed van pas komen in zijn opleiding. Ik heb het je gezegd dat die jongen iets heeft.’
‘Mm. En hoe zit dat met dat vriendje dat bij hem is?’
‘David Toile. Geen probleem, hun gesprekken gaan enkel over schoolse activiteiten. David kent Sam eigenlijk niet echt, ze wonen enkel toevallig in dezelfde buurt. Er zijn maar een drietal jongens die af en toe bij Sam op bezoek komen, maar ook daar schuilt geen gevaar. Zij zullen Sam niet meteen missen als die een tijdje verdwijnt. Dan zoeken ze gewoon een ander kind om wat mee te spelen. Ik zeg toch dat hij het perfecte profiel heeft.’ ‘.
En de ouders?’
‘Een simpele vertegenwoordiger en een huisvrouw. Hebben beiden geen broers of zussen, dus daar moeten we ons geen zorgen over maken. Van hun ouders leeft enkel nog haar moeder, maar die heeft een geheugen als een zeef. Als ze Sam een week niet ziet, weet ze gewoon niet meer dat ze een kleinzoon heeft.’
‘En wat als Sam zelf weigert?’
‘Sam zal niet weigeren. En als hij het wel doet zitten we met een probleem. Meneer April kennende is de brief naar zijn directeur in verband met zijn verandering van school al onderweg en is de naam Sam Smith al geschrapt bij de dienst bevolking. We kunnen niet meer terug, maar mijn gevoel zegt me dat dat ook niet nodig zal zijn.’
‘Ik hoop het voor jou. Moet die David Toile het hele eind mee met Sam of loopt hij ook nog een stukje alleen?’
‘Zo meteen scheiden hun wegen en dan pikken we Sam op. Klaar?’
‘Altijd.’
‘Tot maandag zeker?’
‘Ja, veel plezier in het weekend!’
Sam keek David even na en sloeg dan linksaf zijn straat in. ‘Veel plezier’, yeah right, zijn leven kennende zou dat ongetwijfeld het geval zijn. Maar ja, David wist ook niet beter, hij kende Sam niet. Niemand kende Sam eigenlijk, zelfs zijn eigen ouders konden niet tot hem doordringen.
Weer kreeg hij het gevoel dat hij gevolgd werd. Over zijn schouder zag hij een grijze Mercedes langzaam de straat inrijden. Normaal zou hij er geen aandacht aan besteden, maar door het vreemde gevoel dat hem bekroop, bleef hij de wagen vanuit een ooghoek volgen. De Mercedes reed hem voorbij en stopte dan na enkele meters. Sam stapte een klein stukje verder en schrok wanneer er plots een portier van de wagen openzwaaide en een hand hem wenkte. Nieuwsgierig en met een kloppend hart stapte hij dichterbij. Uit de wagen klonk een zachte stem: ‘Goedemiddag, meneer Smith, zou u even willen instappen alstublieft?’
Sam plofte neer op de achterbank van de wagen. Ondanks de behoorlijk vreemde situatie was hij niet bang. Zijn nieuwsgierigheid had de strijd van zijn angst gewonnen. Er zat een man naast hem en een man aan het stuur. Beiden droegen een grijs kostuum en op de een of andere manier gaf dat een vertrouwd gevoel. Grijs was de kleur van zijn leven.
‘Blij u eindelijk te ontmoeten, meneer Smith’, sprak de man naast hem. ‘Mijn naam is Summer en vooraan in de wagen ziet u meneer Spring. Ik zal niet rond de pot draaien en zo snel mogelijk tot de kern van onze ontmoeting komen. De voorbije maanden heb ik uw leven intensief bestudeerd. Ik ben tot de conclusie gekomen dat u vindt dat uw leven eerder aan de saaie kant is, klopt dat?’
‘Euh… Ja, misschien wel’, antwoordde Sam aarzelend, verrast door de directheid van de vraag. Beseffen dat je leven saai is, is één ding, maar dat toegeven tegenover anderen is toch niet zo vanzelfsprekend.
‘Goed, maar ik heb ook gemerkt dat u niet weigerachtig zou staan tegenover een voorstel dat daar verandering in zou kunnen brengen. Correct?’
Summer sprak zeer snel zodat Sam niet veel tijd had om na te denken.
‘Euh… Ja?’ leek hem het meest logische antwoord. Ondertussen was zijn oog gevallen op een geboortevlek in de nek van Summer, die de vorm van een hartje had. Onwillekeurig moest Sam even glimlachen.
‘Fantastisch, wij zijn namelijk hier om u dat voorstel te doen. En ik zie dat u ook het merkteken in mijn nek hebt opgemerkt. Ik zal er maar twee dingen over zeggen: één, ja ik heb dat altijd gehad en twee, ja het helpt geweldig om vrouwen te verleiden want die vinden dat toch o zo schattig. Maar terzake nu, wat zou u ervan zeggen als wij u de kans gaven om dit leven in te ruilen voor een nieuw leven vol spanning en avontuur? Een leven waarin u iets kan betekenen voor anderen. Een leven waarin u van de wereld een betere plaats probeert te maken.’
De laatste zinnen had Summer afgelezen uit een klein groen boekje.
‘Sorry voor de melige toon, maar volgens de instructies moeten wij het u zo meedelen. Het wordt eens tijd dat iemand ze herschrijft, want zo kunnen we de jeugd toch niet meer warm maken. Spring, herinner me eraan dat ik Autumn hierover aanspreek.’
‘Komt in orde’, antwoordde Spring, die zich voor het eerst in het gesprek mengde.
Sams hersenen werkten op volle toeren: hoezo, dit leven opgeven? Hoezo, een leven als wereldverbeteraar? Misschien waren dit wel getuigen van Jehova of zo, die hem een leven als missionaris voorstelden. Dan toch maar het leven dat hij nu had. Hij was niet van plan om zijn dagen te slijten met van deur tot deur mensen lastig te vallen – ‘Hallo, wat vindt u van het einde van de wereld, mag ik even binnenkomen?’ Anderzijds zag hij een leven vol avontuur wel zitten, het grootste avontuur in zijn leven was voorlopig het weghalen van de zijwieltjes van zijn fiets geweest. Met als mooie tweede de dag dat hij uit zichzelf op het potje was gaan zitten. Misschien moest hij de twee mannen toch maar een kans geven om hem te overtuigen.
‘En wat voor leven zou dat dan zijn? Ik wil niet onbeleefd zijn, maar jullie overvallen me wel met die vraag. Het ene moment wandel ik nog van school naar huis en plots zit ik een wagen bij twee vreemde mannen die me voorstellen een nieuw leven te beginnen. Kunnen jullie me ten minste wat meer uitleg geven?’
‘Goed,’ zei Summer, ‘die vraag hadden we verwacht. Veel kan ik u nog niet vertellen, het meeste zult u zelf moeten ontdekken, maar ik zal proberen om zo duidelijk mogelijk te zijn. Wij zijn hier om u een plaats aan te bieden op onze school, De School. Daar wordt u opgeleid tot een van de belangrijkste personen van dit land: een geheim agent. Als u toestemt zult u nooit meer het leven kunnen leiden dat u nu heeft, u zult met alles moeten breken. Veel bedenktijd kunnen we u niet geven, want u moet zo snel mogelijk naar De School zodat uw achterstand op uw medeleerlingen niet al te groot wordt. Nog vragen?’
Sam had even tijd nodig om alles tot zich te laten doordringen. Hij wreef in zijn ogen om er zeker van te zijn dat hij wakker was.
‘Dus, stel dat ik ja zeg, dan zie ik mijn ouders nooit meer.’
‘Klopt.’
‘Maar zij zullen mij toch missen? Zij zullen vast en zeker naar mij op zoek gaan. En dan wordt jullie organisatie ontdekt en vliegen jullie de gevangenis in wegens ontvoering van een minderjarige, niet?’
Summer glimlachte naar Spring.
‘Ik heb gezegd dat het een pientere knaap was, niet, Spring?’
Spring bromde instemmend en Summer ging verder: ‘Uw ouders zullen u helemaal niet missen. En niet omdat ze niet om u geven, want dat doen ze wel, al laten ze het niet vaak zien. Nee, uw ouders zullen niet meer weten dat ze ooit een zoon hebben gehad, daar gaan Spring en een team van De School voor zorgen. Vroeger moesten we onze nieuwe leerlingen zogezegd laten sterven, opdat niemand argwaan zou krijgen, maar dankzij een nieuwe hypnosetechniek die Spring mee heeft bedacht, kunnen we de ouders dat leed besparen. We prenten hen - en eventuele verwanten – simpelweg in dat zij nooit een kind hebben gehad zodat zij nooit een gemis moeten ervaren. Verder worden alle sporen van uw bestaan uitgewist en dan kunt u zonder zorgen naar De School, waar u een nieuwe identiteit krijgt.’
Sam stelde zich het leven van zijn ouders voor zonder hun zoon. Veel zou er voor hen niet veranderen. Moeder zou blijven wassen, schoonmaken en koken, zij het dan wat minder en vader zou gewoon zijn dagelijkse afspraken blijven afwerken. En ze zouden hem niet moeten missen, dus ze zouden geen verdriet hebben, althans dat zei die meneer Summer toch. Sam had het gevoel dat hij hem wel kon vertrouwen.
Maar wat met zijn eigen leven? Ondanks de vreemde situatie vond Sam het aanbod toch zeer aanlokkelijk. Hij had ook niet veel te verliezen, veel saaier dan zijn leven nu kon dat van een geheim agent niet zijn. En hij moest ook geen schrik hebben om echte vrienden achter te laten, want die had hij niet. Als hij deze kans niet zou grijpen, zou hij daar later spijt van krijgen.
‘Het is goed,’ zei Sam, ‘ik doe het.’
Summer knikte tevreden. ‘U zult er geen spijt van krijgen, meneer Smith.’
De auto reed voorbij het huis van Sam. Er stond een grijze bestelwagen voor de deur en mannen in grijze pakken liepen het huis in en uit met de bezittingen van Sam. Zijn kleren, zijn computer, zijn schoolgerief en zelfs zijn bed werden ingeladen.
‘Wacht!’ riep Sam. ‘Wat gebeurt er met mijn ouders?’
Spring stopte de wagen en draaide zich om. Hij keek Sam diep in de ogen.
‘Uw ouders zullen morgen wakker worden en gewoon verder gaan met hun leven, niet wetende dat ze ooit een zoon hadden. Momenteel liggen ze in een diepe slaap verzonken. En u gaat dat voorbeeld volgen, meneer Smith.’
Nog voor Sam besefte wat Spring aan het doen was, vielen zijn ogen dicht en zakte hij onderuit op de achterbank. De komende 24 uur zou hij genieten van een gelukzalige droom, waarin hij de wereld op het nippertje van de ondergang redde.