Rug tegen de muur
Glokta schudde van het lachen, een piepend gegorgel dat slobberend langs zijn tandvlees kwam, en de harde stoel kraakte onder zijn bottige achterwerk. Zijn gehoest en gejammer weergalmde mat tegen de kale muren in zijn schemerige woonkamer. Eigenlijk leek het veel op huilen. En misschien is het dat ook wel een beetje.
Elke keer dat zijn vergroeide schouders schudden, werden er spijkers in zijn nek gedreven. Elke keer dat zijn ribbenkast een ruk maakte, trokken er pijnscheuten helemaal tot in de tenen die hij nog overhad. Hij lachte, en het lachen deed pijn, en door de pijn lachte hij nog harder. O, wat een ironie! Ik giebel van moedeloosheid. Ik grinnik van wanhoop.
Bellen speeksel vlogen van zijn lippen toen hij nog een laatste jankende uithaal gaf. Als het doodsgereutel van een schaap, maar dan minder waardig. Toen slikte hij en veegde zijn tranende ogen droog. Ik heb in jaren niet zo hard gelachen. Misschien wel niet meer sinds de folteraars van de keizer hun werk deden. En toch is het niet zo heel moeilijk om ermee op te houden. Niets is hier immers eigenlijk bijzonder grappig, toch? Hij tilde de brief op en las hem nog eens.
Superieur Glokta,
Mijn werkgevers van het bankiershuis Valint en Balk zijn meer dan teleurgesteld over uw voortgang. Het is nu enige tijd geleden dat ik u persoonlijk vroeg om ons te informeren over de plannen van hoofdlector Sult, en dan voornamelijk de redenen van zijn aanhoudende belangstelling voor de universiteit. Sindsdien hebben we geen bericht van u ontvangen.
Het is mogelijk dat u gelooft dat de plotselinge aankomst van de Gurken buiten de stad de verwachtingen van mijn werkgevers heeft veranderd.
Dat is niet het geval, in geen enkel opzicht. Niets zal die veranderen.
U zult u binnen een week bij ons melden, anders zal Zijne Eminentie op de hoogte worden gesteld van uw verdeelde loyaliteit.
Ik hoef hier amper aan toe te voegen dat het verstandig zou zijn als u deze brief vernietigt.
Mauthis.
Glokta staarde lange tijd naar het papier in het licht van de enkele kaars, met zijn verwoeste mond open. Hiervoor heb ik maanden van helse pijnen in de gevangenis van de keizer doorstaan? Heb ik me woest een weg gefolterd door het Manufacturiersgilde? Me een bloedig pad geslacht door de stad Dagoska? Om mijn dagen te eindigen in schande, gevangen tussen een bittere oude bureaucraat en een bank vol verraderlijke zwendelaars? Al mijn gekonkel, al mijn leugens, en mijn afspraken, en mijn pijn. Al die lijken langs de weg… hiervoor?
Een nieuwe uitbarsting van gelach schudde zijn lichaam, verkrampte zijn spieren en rammelde door zijn pijnlijke rug. Zijne Eminentie en die bankiers verdienen elkaar! Zelfs terwijl de stad om hen heen in brand staat kunnen hun spelletjes geen moment worden onderbroken. Spelletjes die heel wel fataal kunnen zijn voor die arme superieur Glokta, die alleen maar zijn kreupele best heeft gedaan. Hij moest wat snot onder zijn neus wegvegen, zo hard moest hij lachen bij die laatste gedachte.
Het is bijna jammer om zo’n afgrijselijk hilarisch document te verbranden. Misschien moet ik het maar aan de hoofdlector laten lezen? Zou hij de grap ervan inzien? Zouden we er samen om grinniken? Hij hield de hoek van de brief in de flakkerende kaarsvlam, zag het vuur langs de zijkant omhoog kruipen en door de letters vreten toen het witte papier opkrulde tot zwarte as.
Brand maar, net zoals mijn hoop, en mijn dromen, en mijn roemrijke toekomst zijn verbrand onder het paleis van de keizer! Brand maar, net zoals Dagoska heeft gedaan en Adua ongetwijfeld ook zal doen voor de woede van de keizer! Brand maar, zoals ik koning Jezal de Bastaard graag zou verbranden, en de Eerste van Magiërs, en hoofdlector Sult, en Valint en Balk, en die hele verrekte…
‘Au!’ Glokta wapperde met zijn verschroeide vingers en stak ze toen in zijn tandeloze mond, zijn gelach snel verstomd. Vreemd. Hoeveel pijn je ook ervaart, je went er nooit aan. We proberen er altijd aan te ontkomen. We leggen ons nooit neer bij meer pijn. De hoek van de brief lag nog smeulend op de grond. Hij fronste zijn voorhoofd en doofde hem met een woeste por van zijn stok.
De lucht was zwaar van de dichte stank van rook. Als honderdduizend aangebrande maaltijden. Zelfs hier in de Agriont hing een heel lichtgrijs waas dat de gebouwen aan het uiteinde van de straten lichtjes in elkaar deed vervloeien. Er woedden nu al enkele dagen branden in de buitenste wijken van de stad, en het Gurkense bombardement was dag en nacht onophoudelijk doorgegaan. Terwijl Glokta over straat liep, de adem fluitend door de spleten tussen zijn tanden van de inspanning om de ene voet voor de andere te zetten, klonk ergens in de stad de gedempte knal van een ontploffing en voelde hij een heel lichte trilling door de zool van zijn laarzen.
De mensen op straat verstijfden, staarden geschrokken op. De weinige ongelukkigen die geen excuus hadden om de stad te ontvluchten toen de Gurken kwamen. De ongelukkigen die te belangrijk waren, of niet belangrijk genoeg. Een optimistisch handjevol dat dacht dat het Gurkense beleg een voorbijgaande gril zou zijn, zoals een regenbui of korte broeken. Te laat hebben ze hun grote vergissing ingezien.
Glokta hobbelde voort, met zijn hoofd gebogen. Hij had de afgelopen week geen seconde wakker gelegen van de explosies waar de stad in het donker van beefde. Ik had het te druk met wakker liggen omdat mijn hoofd tolde, rond en rond als een kat in een zak, in een poging een uitweg uit deze valstrik te zoeken. Ik ben al gewend aan explosies door mijn vakantie in het charmante Dagoska. Voor hem was de pijn die door zijn achterwerk langs zijn rug omhoogtrok veel onrustbarender.
O, wat een arrogantie! Wie had ooit durven opperen dat Gurkense laarzen op een dag over de vruchtbare akkers van Midderland zouden stampen? Dat de mooie boerderijen en slaperige dorpjes van de Unie zouden dansen van het Gurkense vuur? Wie had ooit verwacht dat het schitterende, welvarende Adua van een stukje hemel in een stukje hel zou veranderen? Glokta voelde dat hij glimlachte. Welkom, allemaal! Welkom! Ik ben hier de hele tijd al. Wat leuk dat jullie me gezelschap komen houden.
Hij hoorde zware laarzen over de weg achter zich stampen, schuifelde te laat uit de weg van een zich voorthaastende rij soldaten en werd ruw in de berm gedrukt, waardoor zijn linkervoet weggleed in de modder en er een pijnscheut door zijn been omhoogtrok. De rij kletterde langs zonder hem op te merken en Glokta keek ze grimassend na. Mensen hebben niet langer de gepaste angst voor de Inquisitie. Ze zijn allemaal veel te bang voor de Gurken. Hij stapte huiverend en vloekend bij de muur weg, strekte zijn nek en strompelde verder.
Hoogrechter Marovia stond afgetekend tegen het grootste venster van zijn enorme werkkamer, met zijn handen verstrengeld op zijn rug. Zijn vensters keken uit op het westen. De richting van de grootste Gurkense aanval. Boven de daken in de verte rezen zuilen van donkere rook op in de bleke lucht en vervloeiden in een korrelig waas dat het karige herfstlicht nog somberder maakte. Marovia draaide zich om toen hij Glokta’s teenloze voet hoorde kraken op de donkere planken, en zijn gegroefde oude gelaat lichtte op in een verwelkomende glimlach.
‘Ah, superieur Glokta! U kunt u niet voorstellen hoe blij ik was toen ik hoorde dat u er was! Ik heb u gemist sinds uw laatste bezoek. Ik geniet zo van uw… uitgesproken stijl. Ik heb zo’n bewondering voor uw… toewijding aan uw werk.’ Hij wapperde met een lome hand naar het raam. ‘De wet, moet ik toegeven, heeft de neiging een beetje te slapen in tijden van oorlog. Maar zelfs met de Gurken voor de poort gaat het nobele werk van de Koninklijke Inquisitie door, nietwaar? Ik neem aan dat u hier weer bent in naam van Zijne Eminentie?’
Glokta bleef staan. Maar alleen uit gewoonte. Ik moet de Inquisitie mijn vergroeide rug toekeren. Hoe zou Sult me noemen? Een verrader? Ongetwijfeld, en nog wel erger. Maar iedere man moet bovenal loyaal zijn aan zichzelf. Ik heb mijn offers gebracht. ‘Nee, Edelachtbare. Ik ben hier in naam van Sand dan Glokta.’ Hij strompelde naar een stoel, schoof die naar achteren en liet zich erin vallen zonder daartoe te zijn uitgenodigd. Ik ben de beleefdheden ver voorbij. ‘Eerlijk gezegd heb ik uw hulp nodig.’ Eerlijk gezegd ben je mijn laatste hoop.
‘Mijn hulp? U hebt toch ongetwijfeld zelf ook machtige vrienden?’
‘Het is mijn spijtige ervaring dat machtige mannen zich geen vrienden kunnen veroorloven.’
‘Dat is helaas maar al te waar. Je bereikt mijn positie, of die van u, niet zonder te begrijpen dat iedere man uiteindelijk alleen staat.’ Marovia keek goedmoedig naar beneden terwijl hij in zijn grote stoel plaatsnam. Hoewel ik verre van gerustgesteld ben. Zijn glimlach is net zo dodelijk als Sults frons, denk ik. ‘Onze vrienden moeten diegenen zijn die zich voor ons nuttig kunnen maken. Met dat in gedachten, wat voor hulp kan ik u bieden? En belangrijker nog, wat kunt u mij in ruil daarvoor bieden?’
‘Dat vergt enige uitleg.’ Glokta grimaste vanwege kramp in zijn been en stak het recht naar voren onder de tafel. ‘Kan ik volkomen eerlijk tegen u zijn, Edelachtbare?’
Marovia streek peinzend over zijn baard. ‘De waarheid is een zeer zeldzaam en waardevol goed. Ik sta ervan te kijken dat een man met uw ervaring haar zomaar zou weggeven. Vooral aan iemand aan de andere kant van het hek, zogezegd.’
‘Ik heb een keer gehoord dat een man die verdwaald is in de woestijn het water moet aanpakken dat hem wordt aangeboden, waar het ook vandaan komt.’
‘Bent u dan verdwaald? Spreek dan maar in alle eerlijkheid, superieur, en dan zullen we zien of ik iets kan missen uit mijn veldfles.’
Amper een belofte van bijstand, maar het beste waar ik op kon hopen van een man die zo recent nog een bittere vijand was. En dus… mijn bekentenis. Glokta ging in gedachten langs zijn herinneringen aan de afgelopen paar jaar. En wat een vuig, schandelijk, afzichtelijk stel is het. Waar zal ik beginnen? ‘Het is nu enige tijd geleden dat ik een onderzoek ben gestart naar enkele onregelmatigheden in de zaken van het eerbare Manufacturiersgilde.’
‘Ik herinner me die ongelukkige kwestie nog goed.’
‘Tijdens mijn onderzoek ontdekte ik dat de manufacturiers werden gefinancierd door een bank. Een zeer rijke en machtige bank. Valint en Balk.’
Glokta lette nauwkeurig op Marovia’s reactie, maar de man vertrok geen spier. ‘Ik ben me bewust van het bestaan van een dergelijke instelling.’
‘Ik vermoedde dat ze betrokken waren bij de misdaden van de manufacturiers. Magister Kault vertelde me dat ook voor zijn onfortuinlijke verscheiden. Maar Zijne Eminentie wilde niet dat ik verder onderzoek deed. Te veel complicaties in een gecompliceerde tijd.’ Glokta’s linkeroog trilde en hij voelde dat het begon te tranen. ‘Mijn verontschuldigingen,’ mompelde hij terwijl hij er met zijn vinger langsveegde. ‘Kort daarna werd ik naar Dagoska gestuurd om de leiding te nemen over de verdediging van de stad.’
‘Uw ijver in die zaak was een bron van enig ongemak voor me.’ Marovia bewoog zuur zijn mond. ‘Mijn felicitaties. U hebt buitengewoon werk verricht.’
‘Ik kan daar niet geheel de eer voor opstrijken. De taak die de hoofdlector me had gegeven was onmogelijk. Dagoska was vergeven van het verraad, en het was omringd door Gurken.’
Marovia snoof. ‘Ik leef met u mee.’
‘Als iemand toen maar met me mee had geleefd, maar ze hadden het hier druk met hun pogingen elkaar de loef af te steken, zoals altijd. De verdedigingswerken van Dagoska bevonden zich in een deplorabele toestand. Ik kon ze niet versterken zonder geld…’
‘En Zijne Eminentie kwam er niet mee over de brug.’
‘Zijne Eminentie wilde geen enkele mark afstaan. Maar in mijn tijd van nood stapte er een onwaarschijnlijke weldoener naar voren.’
‘Een rijke oom? Wat een gelukkig toeval.’
‘Niet helemaal.’ Glokta likte over de zilte ruimte waar zijn voortanden vroeger zaten. En de geheimen beginnen boven te drijven als drollen uit een leeglopende latrineput. ‘Mijn rijke oom was niemand minder dan het bankiershuis Valint en Balk.’
Marovia fronste zijn voorhoofd. ‘Hebben ze u geld voorgeschoten?’
‘Dankzij hun goedgeefsheid heb ik de Gurken zolang buiten weten te houden.’
‘Met in het achterhoofd het gegeven dat machtige mensen geen vrienden hebben: wat heeft Valint en Balk daarvoor teruggekregen?’
‘In essentie?’ Glokta keek de hoofdrechter strak aan. ‘Wat ze maar wilden. Kort na mijn terugkeer uit Dagoska deed ik onderzoek naar de moord op kroonprins Raynault.’
‘Een verschrikkelijke misdaad.’
‘Waar de Gurkense ambassadeur die ervoor is opgehangen niet schuldig aan was.’
Marovia vertoonde een heel licht spoortje verbazing. ‘O nee?’
‘Dat staat vast. Maar de dood van de troonopvolger zorgde voor andere problemen, problemen die te maken hadden met stemmen in de Open Raad, en Zijne Eminentie was tevreden met het eenvoudigste antwoord. Ik heb geprobeerd de zaak verder te onderzoeken, maar werd daarvan weerhouden. Door Valint en Balk.’
‘Vermoedt u dan dat die bankiers betrokken waren bij de dood van de kroonprins?’
‘Ik verdenk ze van allerlei soorten dingen, maar bewijzen zijn er niet.’ Altijd te veel verdenkingen en te weinig bewijs.
‘Banken,’ gromde Marovia. ‘Ze bestaan uit lucht. Ze maken geld uit schattingen, leugens, beloften. Geheimen zijn hun valuta, nog meer dan goud zelfs.’
‘Dat heb ik ook ontdekt. Maar een man die verdwaald is in de woestijn…’
‘Ja, ja! Ga door, alstublieft.’
Glokta merkte tot zijn verbazing dat hij zich kostelijk vermaakte. Hij struikelde bijna over zijn tong in zijn gretigheid om het allemaal op tafel te gooien. Nu ik begin de geheimen weg te smijten die ik zo lang voor mezelf heb gehouden, merk ik dat ik niet kan ophouden. Ik voel me als een vrek die met geld smijt. Afgrijselijk, maar bevrijdend. Gepijnigd, maar uitgelaten. Zoiets als het doorsnijden van je eigen keel, stel ik me zo voor, een schitterende bevrijding, maar je kunt er maar één keer van genieten. En net als wanneer ik mijn eigen keel zou doorsnijden, zal het waarschijnlijk eindigen met mijn akelige dood. Nou ja. Het zat er al een tijdje aan te komen, nietwaar? En zelfs ik kan niet beweren dat ik het niet tien keer heb verdiend.
Glokta boog zich naar voren. Zelfs hier, zelfs nu, moet ik het om een of andere reden zachtjes zeggen. ‘Hoofdlector Sult is niet blij met onze nieuwe koning. Bovenal is hij niet blij met de invloed die Bayaz op hem heeft. Sults macht is zeer ingeperkt. Hij denkt in feite dat u achter de hele toestand zit.’
Marovia fronste zijn voorhoofd. ‘O ja?’
Ja, en ik ben er niet helemaal zeker van of ik die mogelijkheid uitsluit. ‘Hij heeft me gevraagd te zoeken naar een middel om Bayaz uit de weg te ruimen…’ Zijn stem werd bijna een fluistering. ‘Of de koning uit de weg te ruimen. Ik vermoed dat als ik faal, hij nog andere plannen heeft. Plannen die op de een of andere manier te maken hebben met de universiteit.’
‘Het lijkt wel alsof u Zijne Eminentie de hoofdlector beschuldigt van hoogverraad jegens de staat.’ Marovia’s ogen fonkelden hard als een nieuw paar spijkers. Argwanend, en toch verschrikkelijk gretig. ‘Hebt u iets ontdekt wat u tegen de koning kunt gebruiken?’
‘Voordat ik daar zelfs maar over kon nadenken, heeft Valint en Balk me dat behoorlijk krachtig ontraden.’
‘Wisten ze het al zo snel?’
‘Ik ben gedwongen toe te geven dat iemand bij me in de buurt misschien niet zo betrouwbaar is als ik altijd had gehoopt. De bankiers eisen niet alleen dat ik Zijne Eminentie ongehoorzaam ben, ze dringen er ook op aan dat ik onderzoek naar hém doe. Ze willen weten wat hij van plan is. Ik heb maar een paar dagen de tijd om ze tevreden te stellen, en Sult vertrouwt me niet eens meer genoeg om me kennis te laten nemen van de inhoud van zijn latrine, laat staan die van zijn hoofd.’
‘O jee.’ Marovia schudde zijn hoofd. ‘O jeetje.’
‘Om het nog erger te maken, ik denk dat de hoofdlector aanzienlijk minder onwetend is over wat er in Dagoska is voorgevallen dan hij voorgaf. Als er iemand praat, dan kan het best zo zijn dat diegene met beide partijen praat.’ Als je een man één keer kunt verraden, is het immers niet zo moeilijk om het nog een keer te doen. Glokta slaakte een diepe zucht. En dat was het dan. De geheimen zijn allemaal onthuld. De drollenput is leeg. Mijn keel is van oor tot oor doorgesneden. ‘Dat is het hele verhaal, Edelachtbare.’
‘Nou, superieur, u bevindt u inderdaad in een lastig pakket.’ Een fataal pakket, in feite. Marovia stond op en dwaalde langzaam door de kamer. ‘Laten we even aannemen dat u hier echt bent voor mijn hulp, niet om me bij een of ander schandaal te betrekken. Hoofdlector Sult heeft de middelen om een zeer ernstig probleem te veroorzaken. En de eindeloze egocentriciteit om dat te proberen in een tijd als deze.’ Dat zal ik niet tegenspreken. ‘Als u overtuigende bewijzen zou kunnen leveren, dan zou ik uiteraard bereid zijn die aan de koning voor te leggen. Maar ik kan geen actie ondernemen tegen een lid van de Gesloten Raad, vooral niet tegen de hoofdlector, zonder goede bewijzen. Een ondertekende bekentenis zou het beste zijn.’
‘Sults ondertekende bekentenis?’ mompelde Glokta.
‘Zo’n document lijkt voor ons allebei de problemen te kunnen oplossen. Sult zou uit de weg zijn, en de bankiers zouden hun greep op u kwijt zijn. De Gurken zullen natuurlijk nog steeds buiten onze muren kamperen, maar je kunt niet alles hebben.’
‘Een ondertekende bekentenis van de hoofdlector.’ En zal ik dan gelijk ook maar even de maan uit de hemel plukken?
‘Of een steen die groot genoeg is om de lawine te laten beginnen, misschien een bekentenis van iemand die voldoende dicht bij hem staat. Ik heb gehoord dat u een expert bent in het verkrijgen daarvan.’ De hoogrechter tuurde vanonder zijn dikke wenkbrauwen naar Glokta. ‘Ben ik onjuist geïnformeerd?’
‘Ik kan geen bewijzen uit de lucht toveren, Edelachtbare.’
‘Zij die verdwaald zijn in de woestijn moeten de kansen aangrijpen die hun worden geboden, hoe klein ook. Zoek bewijzen en breng me die. Dan, en alleen dan, kan ik handelen. U begrijpt dat ik geen risico’s voor u kan nemen. Het valt niet mee om een man te vertrouwen die zijn meester verraadt en nu een andere kiest.’
‘Kiezen?’ Glokta voelde zijn ooglid weer trillen. ‘Als u denkt dat ik enig deel heb gekozen van dit deerniswekkende leven dat u voor u ziet, dan hebt u het heel erg mis. Ik had gekozen voor roem en succes. Maar de doos bevatte niet datgene wat op het etiket stond.’
‘De wereld is vol tragische verhalen.’ Marovia liep naar het raam, en staarde naar de donker wordende hemel. ‘Vooral nu. U kunt amper verwachten dat ze iets uitmaken voor een man met mijn ervaring. Ik wens u goedendag.’
Verder commentaar lijkt zinloos. Glokta boog zich naar voren, duwde zich met behulp van zijn stok gepijnigd omhoog naar een staande houding en strompelde naar de deur. Maar het kleinste glimmertje hoop is de donkere kelder van mijn wanhoop binnengekropen… Ik hoef alleen maar een bekentenis van hoogverraad los te krijgen van het hoofd van de Koninklijke Inquisitie…
‘En superieur!’ Waarom kan niemand nou eens ooit uitgesproken zijn voordat ik opsta? Glokta draaide zich weer om, en zijn wervelkolom brandde. ‘Als iemand in uw omgeving kletst, moet u zorgen dat hij daarmee ophoudt. Nu meteen. Alleen een dwaas zou overwegen verraad uit de Gesloten Raad te ontwortelen voordat hij het onkruid uit zijn eigen tuin had gewied.’
‘O, maakt u zich maar geen zorgen over mijn tuin, Edelachtbare.’ Glokta trakteerde de hoogrechter op zijn meest afstotelijke grijns. ‘Ik ben mijn heggenschaar al aan het slijpen.’