John
‘En komt u maar verder, dames en heren.’
Jane en ik slenterden over het straatfestival van San Gennaro, een van de oudste en grootste kermissen van New York City, dat werd gehouden in Little Italy in Manhattan.
Ja, dat klopt.
We hadden de straten verwisseld, de ene gevuld met moord en wanorde voor een andere waar gelach, muziek en feestgedruis de boventoon voerden.
We hadden Bogotá verlaten en waren naar huis gevlogen. En ach, laten we zeggen dat we contact waren blijven houden. Heel veel contact.
Geen rondvliegende kogels meer om aan te ontsnappen. In plaats daarvan doken Jane en ik de menigte in om samen van een roze suikerspin te eten en langs de stalletjes met etenswaren, kunstnijverheid, spelletjes en andere dingen te slenteren waar je geld aan kunt verbrassen.
‘Kom op, mevrouwtje, niet bang zijn.’
De oude kermisgast die was ingehuurd om klanten voor de schiettent te lokken had geen idee tegen wie hij het had. Ik geloofde niet dat mijn Jane ergens bang voor was.
Ik betrapte mezelf erop dat ik haar al zag als mijn Jane.
Jane bleef staan en leek aangetrokken te worden door de speel-goedgeweren.
‘Wil je een poging wagen?’ vroeg ik uitnodigend.
Haar moordende lippen krulden zich tot een glimlach. ‘Waarom ook niet?’
Terwijl ik de man betaalde, koos Jane een wapen uit. Het zag er wat vreemd uit in haar handen, maar ik onderdrukte de neiging om de manier waarop ze het wapen vasthield te corrigeren. Het was maar voor de lol.
Ze richtte, vuurde - en bami Het wapen had een lichte terugslag. Jane wankelde iets en miste.
Ik spoorde haar aan om het nog eens te proberen.
De volgende keer schoot ze de kermisgast bijna een oog uit. Arm kind. Ik probeerde niet te lachen toen ze haar schouders ophaalde en mij het geweer gaf.
Ik pakte het wapen beet, voelde hoe zwaar het was, rekte mijn nek om mijn spieren los te maken. Toen richtte ik.
Wat hebben kermissen, meisjes en wapens toch, dat je je steeds weer wilt bewijzen?
Ik vuurde, en het was recht in de roos.
Jane hield haar adem in en leek erg onder de indruk.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Beginnersgeluk, denk ik.’
Mijn hemel, het was niet de bedoeling geweest om haar een rotgevoel te geven. Dus ik besloot met mijn volgende schot minder mijn best te doen. Ik had ook andere redenen om in het openbaar niet te laten zien hoe goed ik met een wapen kon omgaan.
Dus ik schoot nog een paar keer; ditmaal mikte ik wat lager en zorgde dat er ook wat missers tussen zaten.
Al met al was het toch niet slecht voor een gemiddelde kerel. Zelfs toen ik probeerde te missen, won ik nog een speelgoed-beertje. Trots draaide ik me om om door te lopen en wilde de prijs aan mijn meisje geven.
Maar Jane hield me tegen. ‘Eh... mag ik het nog eens proberen?’ Aha, dacht ik. Dus we geven ons niet gewonnen? Dat mocht ik wel in een vrouw.
Ditmaal hield ze het geweer vast als een beroeps, richtte en vuurde vijfmaal achter elkaar.
BAM! BAM! BAM! BAM! BAM!
Ik liet bijna mijn beertje vallen.
Vijf schoten. Vijfmaal recht in de roos.
‘Beginnersgeluk, denk ik,’ zei ze, en ze liep weg met haar prijs: een levensgrote beer.
Ik zal vast verbaasd hebben gekeken. Lachend haalde ze de sjaal van de berennek en sloeg hem rond de mijne.
Ze had me waar ze me hebben wilde. Ze had mijn leven met één ruk kunnen beëindigen.
Maar ze trok me naar zich toe en beëindigde mijn leven zoals ik wist dat ze zou doen... met een moordkus.
Verdomd. Zij was de vrouw van mijn dromen.