Dr. Wexler
Katrina, staat de band aan?
Mooi. Geef me de microfoon eens aan. Ik ben dr. Wexler, en dit is de weergave van de sessies vanaf de eerste van de vorige maand met een zekere meneer en mevrouw Smith, die ik op band heb opgenomen. Ze zijn samengevat en uitgetypt door mijn assistente, Katrina Östlicher. Deze versie bevat tevens kanttekeningen bij mijn notities over de gezichtsuitdrukkingen van de patiënten, hun lichaamstaal enz., enz., zoals gewoonlijk enzovoort.
Als meneer en mevrouw Smith mijn spreekkamer binnenkomen, ben ik ietwat verbaasd. Ten eerste zijn ze wat jonger dan de stellen die ik gewoonlijk zie. Ze zien er ook goed uit. Als filmsterren eigenlijk, allebei. Goedverzorgd, keurig gekleed. Beleefd.
Beiden komen aardig over, heel intelligent.
En ze lachen.
Als je hen ziet, zou je denken dat ze het ideale stel vormen. Dus vraag ik me af, meneer en mevrouw Smith: wat brengt jullie bij een relatietherapeut?
Soms stormen mijn cliënten razend van woede mijn praktijk binnen. Soms komen ze zogenaamd rustig naar binnen, als vulkanen die op het punt staan tot uitbarsting te komen. Soms merk je dat ze in de wachtkamer hebben zitten bakkeleien. Ach. Wat mijn receptioniste me af en toe niet vertelt! Ik zou er een boek over kunnen schrijven!
Maar deze twee. Ik kan er met mijn pet niet bij. In het openbaar zijn ze weliswaar niet overdreven lief tegen elkaar, maar wel heel beleefd. Ik zie dat hij zelfs haar stoel voor haar naar achteren schuift. En zij zegt: ‘Dankjewel.’
Heel ongebruikelijk, in mijn praktijk.
Ik ben onmiddellijk geïnteresseerd.
Ik zit nu bijna drieëntwintig jaar in het vak en heb zo ongeveer alles gezien wat je je maar kunt voorstellen. Maar over het algemeen zijn de meeste mensen in een paar voorspelbare categorieën in te delen: man bedriegt vrouw met een andere vrouw; vrouw bedriegt man met een andere man; of met een andere vrouw; vrouw heeft een succesvollere carrière dan man, en ga zo maar door.
Maar bij meneer en mevrouw Smith voel ik dat er iets anders speelt. En dus lijkt het me een interessante zaak.
Zoals altijd vraag ik toestemming hun sessie op de band op te nemen. Wat hierna volgt, is de uitgetypte, letterlijke versie van de sessie, hier en daar aangevuld met mijn op- en aanmerkingen.
Seesie een: meneer en mevrouw Smith
Ik geef meneer en mevrouw Smith de gelegenheid op hun gemak te gaan zitten. Over mijn bril heen glimlach ik hen toe, bied hun vervolgens koffie of thee aan (die ze beiden afslaan), leg hun dossier open, kies een pen uit mijn pennenhouder, wrijf mijn brillenglazen schoon — een aanpak die mijn cliënten de gelegenheid geeft tot rust te komen voordat ik de eerste vraag stel.
AANTEKENING: Meneer Smith buigt zich al naar voren, klaar om iets duidelijk te maken.
MENEER SMITH:‘Goed. Om te beginnen wil ik zeggen dat het niet echt nodig is dat we hier zijn...’
AANTEKENING: Inderdaad. Veel mensen beginnen zo.
MEVROUW SMITH (glimlachend): ‘Het is eigenlijk een grappig verhaal.’
MENEER SMITH (grinnikend):‘We waren op een liefdadigheidsbijeenkomst, een veiling van de kerk met een barbecue...’
MEVROUW SMITH: ‘... onze vrienden, de Colemans. Ze wonen naast ons.Toegewijde...’
MENEER SMITH: ‘Episcopalisten.’
MEVROUW SMITH: ‘Presbyterianen.’
AANTEKENING: Ietwat tegenstrijdig. Niets om je zorgen over te maken. Tenzij... Aha, ja. Ze kijken elkaar afkeurend aan.
MENEER SMITH: ‘Hoe dan ook, hqet belangrijkste stuk was...’
MEVROUW SMITH: ‘... een verrassing.’
MENEER SMITH: ‘Ik had een paar glaasjes op, reed ook niet...’
MEVROUW SMITH: ‘Een paar?’
AANTEKENING: Mevrouw Smith laat haar ogen rollen. Meneer Smith reageert daarop met een felle blik. Zijn kaaklijn verstrakt. Zijn drankgebruik is blijkbaar een probleem.
Maar hij hapt niet toe.
Klassiek geval van het onderdrukken van zijn gevoelens. Althans in aanwezigheid van vreemden.
Ik durf nu al te stellen dat dit typisch een stel is dat nooit ruziet in het openbaar.
Meneer Smith gaat door alsof hij niet in de rede is gevallen.
MENEER SMITH:‘Dus Jane begint te bieden. Ze wordt nogal fel.’
AANTEKENING: Mevrouw Smith perst haar lippen op elkaar bij deze opmerking. Een ander probleem dat tussen hen speelt?
MENEER SMITH: ‘Het komt erop neer dat we er uiteindelijk achthonderd dollar doorheen jagen om dat verrassingsstuk te bemachtigen.’
MENEER EN MEVROUW SMITH (tegelijk): ‘Vier sessies bij dokter Wexler.’
AANTEKENING: Beiden lachen. Beschaafd. Iets te luidruchtig.
MENEER SMITH: ‘De Colemans hebben een geweldig gevoel voor humor.’
AANTEKENING: Weer een lachbui, maar die is van korte duur. Mijn zintuigen staan nu op scherp. Dit stel is hier niet op eigen initiatief gekomen.
En toch kwamen ze.
Ik schrap een opmerking en geef hun zo de tijd om zich ervan te overtuigen dat ze hun zegje hebben kunnen doen.
Dan kijk ik hen aan en glimlach.
IK: ‘Maar u hoefde niet te komen.’
AANTEKENING: Volledige stilte.
Meneer en mevrouw Smith kijken elkaar vluchtig aan en wenden dan snel hun blik af.
Ik zeg niets en wacht geduldig af. Soms is dat de beste manier om iemand aan het praten te krijgen. Een aangename stilte stoort iemand die op zijn gemak is niet. Maar een veelzeggende stilte lijkt mensen die al zenuwachtig zijn ertoe te zetten om hun hart uit te storten. Het is een techniek die ik heb overgenomen van politieseries op tv.
Ik wacht.
MENEER SMITH:‘Dat klopt...’
MEVROUW SMITH:‘Inderdaad.’
AANTEKENING: Ze zitten achterovergeleund op hun stoel. Ietwat zenuwachtig. Ik zie mevrouw Smith denken.
MEVROUW SMITH:‘Maar we hebben een theorie...’
MENEER SMITH (verbaasd): ‘O ja?’
MEVROUW SMITH (glimlachend):‘De “APK”.’
MENEER SMITH:‘O. Inderdaad.’
AANTEKENING: Ik heb sterk de indruk dat dit de eerste keer is dat meneer Smith van deze theorie hoort. Maar hij speelt het spelletje mee.
MENEER SMITH: ‘Kijk, we zijn vijf jaar getrouwd...’
MEVROUW SMITH:‘Zes.’
MENEER SMITH: ‘... een jaar of vijf, zes, en dit is zoiets als een tussentijdse keuring voor ons. Een gelegenheid om even naar de motor te kijken, misschien de olie te verversen, een paar kleppen te vervangen.’
AANTEKENING: Het aantal jaren dat ze getrouwd zijn, lijkt een punt te zijn.
De parallellen met autotechniek lijken meneer Smith nogal aan te spreken.
Meneer en mevrouw glimlachen naar elkaar en wenden zich dan weer tot mij. Het volmaakt gelukkige stel.
Ze doen me denken aan een ander volmaakt stel: Barbie en Ken.
Ik begin te snappen welke kant dit wellicht uitgaat.
IK (glimlachend): ‘Goed. Laten we dan eens onder de motorkap kijken. Willen jullie nu op de volgende vragen het antwoord geven dat jullie het eerst te binnen schiet?’
MEVROUW SMITH: ‘Natuurlijk.’
MENEER SMITH (maakt een gebaar alsof hij schiet):‘Vanuit de heup.’
IK: ‘Op een schaal van één tot tien: hoe gelukkig zijn jullie als een stel?’
MEVROUW SMITH: ‘Acht.’
MENEER SMITH: ‘Wacht.’
AANTEKENING: Mevrouw Smith reageert meteen. Meneer Smith lijkt geschokt door haar antwoord.
MENEER SMITH: ‘Dus tien als we heel gelukkig zijn en één als... het een en al ellende is?’
IK: ‘Gewoon wat het eerst in u opkomt.’
MENEER SMITH:‘Goed. Klaar?’
MEVROUW SMITH: ‘Klaar.’
MENEER EN MEVROUW SMITH (tegelijk):‘Acht.’
AANTEKENING: Interessant... niet te warm, niet te koud. Net pap.
IK (volgende kaart):‘Op een schaal van één tot tien: hoe gelukkig denkt u dat uw partner is?’
MENEER SMITH:‘Acht.’
AANTEKENING: Ditmaal is meneer Smith degene die onmiddellijk reageert en aarzelt mevrouw Smith.
MEVROUW SMITH: ‘Hmm, mogen halfjes ook?’
AANTEKENING: Meneer Smith lijkt onaangenaam verrast door haar antwoord en buigt zich voorover.
MENEER SMITH EN IK (tegelijk): ‘Het gaat om wat het eerst in je opkomt.’
MEVROUW SMITH: ‘Goed, ik ben klaar voor de start. Een, twee, drie...’
MENEER EN MEVROUW SMITH (tegelijk):‘Acht.’
AANTEKENING: Weer acht. Ze kijken me aan of ik het goedvind, alsof ik hun leerkracht ben en zij vragen beantwoorden die op het bord staan.
Zeer interessant. ..Acht is een heel veelzeggend getal. Een veilige hoogte. Niet dramatisch hoog of laag. Geen enkele passie.
Nu ik hen wat heb opgewarmd is het tijd voor de Grote Vraag. Ik werp een blik op mijn kaart, mijn gezicht uitdrukkingsloos om niet te verraden wat komen gaat.
De schok lokt meestal het eerlijkste antwoord uit.
IK (nonchalant):‘Hoe vaak hebben jullie seks?’
AANTEKENING: Ik moet 'weer opkijken om te zien of ze er nog steeds zitten.
Ze zijn er nog, maar ze zitten als een standbeeld. Verbijsterd. Uit het lood geslagen.
MEVROUW SMITH (blozend):‘Ik... begrijp de vraag niet.’
AANTEKENING:Ja, die begrijpt u wel, mevrouw Smith.
MENEER SMITH (draaiend op zijn stoel):‘Wacht. Oké, ik ben even de draad kwijt. Gaat dit ook op een schaal van een tot tien?’
AANTEKENING: Aha, meneer Smith. U wilt eromheen draaien.
MEVROUW SMITH: ‘Precies. Ik bedoel, want als dat het geval is, betekent “één” dan “niet vaak”, of is “één” “nooit”? Want strikt genomen zou nul “nooit” moeten zijn.’
MENEER SMITH: ‘Inderdaad. En daar komt bij: als we niet weten wat “één” is, hoe moeten we dan weten wat “tien” is?’
MEVROUW SMITH: ‘Precies... Is tien... U weet wel?’
MENEER SMITH:‘Constant... aan één stuk door.’
MEVROUW SMITH: ‘Vierentwintig uur lang, zeven dagen per week... geen onderbreking.Voor wat dan ook.’
MENEER SMITH: ‘Zelfs niet om te eten.’
MEVROUW SMITH: ‘Net als Sting.’
MENEER SMITH: ‘Precies.’
AANTEKENING: Meneer Smith schudt nadrukkelijk zijn hoofd -hij heeft een bekende persoon gevonden om de aandacht naar af te leiden — een afdwaling die zijn gevoelens van schuld of ongemak kan helpen verzachten.
MENEER SMITH: ‘Kijk eens naar wat Sting op een dag te doen heeft. Wie kan er anders zestig uur per week bezig zijn met vrijen?’
AANTEKENING: Mooi, ik denk dat ik nu wel een gokje kan wagen. Uitgaande van mijn professionele instincten en mijn ervaring schrijf ik een getal op. Mijn schatting van hoe vaak dit jonge stel de laatste maand seks heeft gehad. Misschien in het hele jaar.
IK (kalm, niet oordelend): ‘Dit is geen vraag die op de schaal van één tot tien gaat. Dit is een rechtstreekse vraag.’
AANTEKENING: Ik wacht tot ze weer enigszins tot rust gekomen zijn. Het is tenslotte een gênante vraag, zeker tegenover een vreemde.
Sommige mensen zeggen gewoon dat ze het zich niet kunnen herinneren. Anderen scheppen erover op. Meestal liegen ze dat ze barsten. Ik wacht tot een van heiden iets zegt. En als het stil blijft, stel ik de vraag opnieuw:
IK (mijn keel schrapend):‘Hoe vaak hebben jullie seks?’
AANTEKENING: Nog steeds geen antwoord.
IK (aansporend):‘Deze week dan?’
MENEER SMITH (rekt weer tijd): ‘Het weekend meegerekend?’
Ik (schouderophalend en met een geruststellende glimlach): ‘Ja, hoor.’
AANTEKENING: Meneer Smith leunt weer achterover in zijn stoel en staart naar zijn handen. Mevrouw Smith lijkt het patroon in de gordijnen van mijn praktijk te bestuderen.
Aha, meneer en mevrouw Smith. Jullie kunnen het aantal keren zelfs niet eens hardop zeggen, hè?
Maar volgens mij is dat ook niet meer nodig.
Ik kijk naar het getal dat ik genoteerd heb: een mooi rond getal.
Nul.
Dan kijk ik op mijn kalender om te zien of ik begin volgende week nog een plaatsje voor hen heb.
Volgens mij hebben we nog heel wat te doen.
Tweede sessie, meneer en mevrouw Smith
AANTEKENING: Cliënten komen niet opdagen.
Mevrouw Smith belt later, biedt excuses aan. Zegt dat er iets tussen is gekomen. Slaat aanbod voor een nieuwe afspraak af. Zegt dat ze eerst met haar man moet overleggen. Zal later terugbellen.
Een uur later belt meneer Smith, biedt zijn excuses aan. Zegt dat hij onverwacht de stad uit moest. Slaat aanbod voor een nieuwe afspraak af. Zegt dat hij eerst met zijn vrouw moet overleggen. Zal later terugbellen. Mevrouw Smith belt de volgende dag.
Vraagt of ze dinsdag kan komen.
Alleen.
Interessant...
Tweede sessie, mevrouw Smith, alleen
Mevrouw Smith, tweede sessie. Volledige weergave van ons opgenomen gesprek, aangevuld met mijn aantekeningen.
Mevrouw Smith komt binnen, aarzelend, verontschuldigend. Ze gaat zitten, slaat benen over elkaar. Zet benen naast elkaar. Leunt voorover. Leunt achterover. Friemelt voortdurend aan haar trouwring.
De vrouw maakt een vermoeide indruk. Ik kijk mijn aantekeningen na: mevrouw Smith runt een uitzendbureau voor IT’ers. Werkt vooral op locatie om storingen op te lossen en heeft met name de grotere bedrijven in de stad tot klant. Wisselende werktijden, wordt soms midden in de nacht opgeroepen. Reist veel, geen kinderen. Drukbezette agenda.
Maar haar uitputting lijkt me niet alleen lichamelijk. Ik merk een ernstige emotionele vermoeidheid op. Ze heeft een stralende glimlach, maar haar ogen lijken daarbij niet mee te doen. Ze zien er vermoeid uit. Leeg. Droevig.
Ik rommel weer wat met mijn papieren en wacht tot ze zich enigszins ontspant. Ik bied haar koffie of thee aan, die ze afslaat. Ze vraagt wel of ze mag roken.
Ik ben verrast. Tijdens de eerste sessie rookte ze niet. Wellicht omdat haar man erbij was? Een geheimpje misschien?
Ik zeg dat ze natuurlijk mag roken. Ik moedig het roken zeker niet aan, maar als ex-roker weet ik hoe ontspannend een sigaret op een moment als dit kan zijn. In dit stadium is het belangrijk dat ze zich op geen enkele manier beoordeeld voelt.
Misschien dat we het later nog eens over het roken kunnen hebben. Maar eerst zullen we het huwelijk onder de loep nemen.
Ze laat een sigaret uit een prachtige leren sigarettenkoker glijden en steekt hem aan met een bijpassende aansteker. Van dit gebaar gaat een zekere bekoring uit, waardoor mevrouw Smith nog aantrekkelijker lijkt dan ik me kan herinneren - als een actrice uit een oude zwart-witfilm. Je kent die klassieke thrillers wel. Zoals Dial M for Murder. Ze maakt een beduidend andere indruk dan tijdens haar eerste bezoek. Als ze een lange haal van haar sigaret neemt, valt de spanning zichtbaar van haar af.
Nu kunnen we beginnen.
IK: ‘Vertelt u eens, mevrouw Smith: waarom hebt u besloten alleen terug te komen?’
MEVROUW SMITH (haalt schouders op, wendt blik af): ‘Ik weet het eigenlijk niet. Ik geloof niet dat we een probleem hebben. Ik bedoel, ik hou van mijn man, ik hou van mijn huis, ik hou van ons leven...’
AANTEKENING: Ze maakt haar zin niet af. Er hangt nog een groot onuitgesproken MAAR in de lucht. Wat het ook is, ze lijkt zichzelf er niet toe te kunnen zetten door te gaan.
IK (aansporend):‘Maar...?’
AANTEKENING: Mevrouw Smith kijkt afwezig. In haar gedachten spelen zich duidelijk weer enkele taferelen af, taferelen die haar verdrietig maken.
Dan haalt ze haar schouders op.
IK: ‘En toch... bent u hier. Alleen. Dit is niet langer meer een prijs die u tijdens een veiling voor een goed doel hebt gewonnen en die u in een opwelling komt innen... Dit is geen APK, of wel, mevrouw Smith?’
AANTEKENING: Mevrouw Smith kijkt naar haar handen en schudt haar hoofd.
IK: ‘Blijkbaar hebt u er dus behoefte aan ergens over te praten.’
AANTEKENING: Geforceerde glimlach. Ik stel mijn vraag anders.
IK: ‘Dus wat is volgens u het probleem?’
AANTEKENING: Mevrouw Smith neemt nog een trekje en kijkt uit het raam. Ik heb het idee dat ze een vrouw is die alles opkropt. Het zal voor haar niet eenvoudig zijn haar diepste gevoelens met iemand te delen. Zeker niet hardop.
Eindelijk draait ze zich weer naar me om.
MEVROUW SMITH: ‘Er is een bepaalde afstand tussen ons, een afstand die gevuld wordt door de dingen die we niet tegen elkaar zeggen. Hoe noem je dat?’
IK (wrang):‘Getrouwd zijn.’
AANTEKENING: Mevrouw Smith laat het even op zich inwerken en neemt weer een trekje van haar sigaret.
MEVROUW SMITH:‘Zo kan hij in een kamer zijn... en er toch niet zijn.’
IK: ‘Kunt u me daar een voorbeeld van geven?’
AANTEKENING: Hier stopte de band. Maar ze noemde een paar dingen. Een ruzie over gordijnen. Gebrek aan gespreksstof tijdens het eten... Iets over het doorgeven van het zout, gekibbel over aan wiens kant van de tafel het staat...
Het soort dingen dat niet belangrijk is.
En dat toch is. Niet omdat ze op zich belangrijk zijn. Tafelmanieren en inrichting en wie aan welke kant van het bed slaapt.
Maar ze zijn belangrijk omdat het symptomen zijn: ze kunnen kleine slagvelden worden voor de onuitgesproken problemen die zelfs de deelnemers zelf niet helemaal bevatten en kunnen uitleggen.
Terwijl ik aan mijn cassetterecorder friemel, laat ik haar praten totdat ze niet meer weet wat ze moet zeggen.
Ze ziet er verontrust uit, teleurgesteld. Ze weet dat ze niet goed kan uitleggen wat er aan de hand is.
AANTEKENING: Band loopt weer.
IK: ‘Hoe eerlijk bent u tegen uw man?’
AANTEKENING: Mevrouw Smith kijkt als een hert dat gevangen is in het licht van de koplampen van een naderende grote vrachtwagen. Ze neemt nog een trekje van haar sigaret. Blaast langzaam de rook uit. Ogen dwalen.
MEVROUW SMITH: ‘Tamelijk eerlijk... Niet dat ik tegen hem lieg. Alleen zullen we allebei wel onze eigen geheimpjes hebben. Iedereen heeft zo zijn geheimpjes, nietwaar?’
AANTEKENING: Ik haal mijn schouders op, zonder te oordelen. Ik heb het idee dat mevrouw Smith heel wat dingen voor haar man verborgen houdt. Misschien zelfs wel iets belangrijks.
IK: ‘Mevrouw Smith, ik ga u wat huiswerk opgeven.’
AANTEKENING: Ze lacht nerveus.
IK: ‘Het is niets om u zorgen om te maken, dat verzeker ik u. Ik wil alleen dat u naar huis gaat en uw gevoelens op papier zet.’
MEVROUW SMITH: ‘O. Ik ben eerlijk gezegd niet zo’n schrijver, dokter Wexler. En mijn werk... Ik heb het vreselijk druk, en...’
IK: ‘Ik begrijp het. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. Dit is geen opdracht voor school. Het hoeft er niet geweldig uit te zien. Het hoeven zelfs geen volledige zinnen te zijn. En behalve u hoeft niemand het te zien. U hoeft het aan niemand te laten zien.’
MEVROUW SM1TH: ‘Zelfs met aan u?’
IK: ‘Zelfs niet aan mij. U mag het natuurlijk wel laten zien als u dat wilt. Maar het gaat er voornamelijk om dat u inzicht in uzelf krijgt, zodat u begint te begrijpen wat u werkelijk dwarszit. Soms weten we niet wat ons verhaal is totdat we het onszelf vertellen.’
AANTEKENING: Mevrouw Smith rookt, denkt na.
MEVROUW SMITH: ‘Niemand hoeft het te zien.’
IK: ‘Niemand.’
MEVROUW SMITH:‘Zelfs...John niet.’
IK: ‘Zelfs John niet.’
MEVROUW SMITH (schouderophalend): ‘Ik zal het proberen.’
IK: ‘Uitstekend! Ik denk dat u er heel wat aan zult hebben.’
MEVROUW SMITH: ‘Eh... Maakt het nog wat uit in wat voor schrift of met wat voor pen...’
IK (geruststellend):‘Dat maakt niet uit.’
MEVROUW SMITH: ‘Eh... hoe moet ik beginnen?’
IK: ‘Begin gewoon bij het begin. Schrijf op hoe u elkaar hebt ontmoet. Probeer te herinneren waarom u om te beginnen verliefd werd op uw man...’
AANTEKENING: Mevrouw Smith staart uit het mam. Eindelijk een glimlach. Een mooie glimlach zelfs. Ze herinnert zich iets buitengewoon plezierigs.
MEVROUW SMITH: ‘Het was in Columbia. Bogotá. Zes jaar geleden...’
AANTEKENING: Ik knik, tevreden. Ik zie aan haar gezicht... dat er in de as van hun huwelijk nog enkele kooltjes smeulen.
IK (aanmoedigend): ‘Heel goed. Begin daarmee. O, konden we meneer Smith maar zover krijgen dat hij hetzelfde gaat doen. Denkt u dat dat mogelijk is?’
MEVROUW SMITH (kijkt ontzet): ‘O, nee! Ik bedoel, ik geloof niet dat hij hier nog een keer komt. Ik bedoel, nou ja, u weet hoe mannen zijn. Hij houdt niet zo van... dit soort dingen. En eigenlijk, nou ja...’
IK:‘Ja?’
MEVROUW SMITH (zacht lachje):‘Ik heb hem eigenlijk nog niet verteld dat ik alleen zou gaan. Ik wilde hem niet ongerust maken, ziet u. Of hem het idee geven dat er wel degelijk iets mis is. Ik wilde het gewoon... voor mezelf houden.’
AANTEKENING:Aha. Een van de geheimpjes...
Meneer Smith blijkt eveneens een paar geheimen te hebben. Zonder dat mevrouw Smith het wist, belde hij eveneens voor een afspraak. Zie onderstaande aantekeningen.
Tweede sessie, meneer Smith, alleen
Meneer Smith gaat zitten in mijn spreekkamer. Hij biedt zijn excuses aan voor het feit dat hij te laat is, al is hij dat niet.
De man ziet er moe uit. Ik kijk mijn aantekeningen na: meneer Smith runt een bouwbedrijf. Internationaal. Reist veel. Geen kinderen. Een druk leven.
Maar zijn uitputting lijkt me niet lichamelijk. Aan zijn ogen te zien is er iets anders waardoor hij er zo afgemat uitziet.
Ik rommel weer met mijn papieren en wacht tot hij zich enigszins ontspant. Ik bied hem koffie, thee enzovoort aan. Hij bedankt ervoor, maar haalt dan een zilveren heupflacon tevoorschijn. Temijl hij me met een scheve grijns aankijkt, zo’n grijns die vrouwen helemaal uit hun evenwicht brengt, vraagt hij: ‘Mag ik...?’
Ik werp een blik op de klok. Het is amper middag en toch is er iets waardoor het een normaal gebaar voor meneer Smith lijkt. ‘Het is altijd wel ergens vijf uur,’ zegt hij lachend.
Ik maak een aantekening. John Smith is een stuk gladder dan ik me hem van zijn eerste bezoek herinner. Toen kwam hij op me over als een erg aardige, betrouwbare, evenwichtige kerel, zo’n echtgenoot uit een advertentie van een verzekeringsmaatschappij. Deze meneer Smith lijkt... nou ja, anders. Hij heeft iets van James Bond, of misschien zelfs iets van Frank Sinatra. Hij heeft die Rat Pack-flair.
Nonchalant neemt hij een slok uit zijn zilveren fles en dan zie ik dat hij zijn trouwring niet omheeft.
Ik controleer mijn aantekeningen. Hij droeg die toch echt tijdens de eerste sessie toen zijn vrouw erbij was.
Dit lijkt misschien onbelangrijk. Maar het is iets waarnaar ik altijd kijk als een getrouwd stel binnenkomt. Een trouwring is meer dan een symbool. De meeste mensen nemen ringen dan ook erg serieus.
Ik vraag me af of meneer Smith een reden heeft om de zijne niet te dragen. Daar zit een interessant verhaal achter, dat weet ik zeker. Ik zet de band aan en hoop erachter te komen.
IK: ‘Vertelt u eens, meneer Smith. Waarom hebt u besloten alleen terug te komen?’
MENEER SMITH (haalt schouders op, wendt blik af):‘Ik weet het eigenlijk niet. Ik geloof niet dat we een probleem hebben. Ik bedoel, ik hou van mijn vrouw, ik hou van mijn huis, ik hou van ons leven...’
AANTEKENING: Hij maakt zijn zin niet af. Er hangt nog een groot, onuitgesproken MAAR in de lucht. Maar hij lijkt zich er niet toe te kunnen zetten om door te gaan.
IK (aansporend):‘Maar...?’
AANTEKENING: Er komt een afwezige blik in de ogen van meneer Smith. In zijn gedachten spelen zich blijkbaar pijnlijke taferelen af. Er zit hem absoluut iets dwars. Maar het is duidelijk dat hij niet weet hoe hij erover moet praten. Dat is bij mijn mannelijke patiënten overigens niet vreemd.
Dus doe ik een stap terug en probeer het op een andere manier.
IK: ‘Maakt u zich niet druk, meneer Smith. We zijn hier om te praten, meer niet. Goede of foute antwoorden bestaan hier niet. Vertel me eens over uw vrouw...Waardoor voelde u zich in het begin tot haar aangetrokken?’
MENEER SMITH (nu glimlachend): ‘Ze was betoverend... opwindend... mysterieus...’
AANTEKENING: Mooi. Hij komt los.
IK: ‘En nu?’
AANTEKENING: Meneer Smiths gezicht betrekt, hij sluit zijn ogen.
MENEER SMITH: ‘Het mysterie is eraf.’
AANTEKENING: Ik wacht geduldig af tot hij meer zegt. Maar hij kijkt me alleen maar aan en haalt zijn schouders op. Alsof hij wil zeggen: Dat is het.’ Hij frunnikt wat aan zijn flacon, neemt nog een slok van wat er ook in mag zitten, en kijkt dan naar de grond, alsof hij berust in zijn teleurstelling.
Ik zie dat hij het moeilijk vindt zijn hart uit te storten. Sterker nog: ik ben ervan overtuigd dat er dynamiet aan te pas moet komen om hem meer te laten zeggen.
Ik tik met mijn pen op mijn bureau en denk na.
IK: ‘Meneer Smith, ik ga u wat huiswerk opgeven.’
AANTEKENING: Hij kijkt me aan met een blik alsof hij wil zeggen: ‘Is dit een grap?’
IK: ‘U hoeft zich nergens zorgen over te maken, dat verzeker ik u. Ik wil alleen dat u naar huis gaat en uw gevoelens op papier zet.’
AANTEKENING: Meneer Smith barst in lachen uit, alsof ik net op de sociëteit een hilarische grap heb verteld. Dan houdt hij op met lachen en kijkt opgelaten.
MENEER SMITH: ‘Dit meent u toch zeker niet, hè? Of wel? O, nou ja. Moet u horen, dokter. Ik ben niet zo’n schrijver. Ik hou meer van actie. Ik zit in de bouw, heb ik u dat niet verteld? Nou ja, ik heb het erg druk op mijn werk, u zou niet geloven wat voor ellende ik meemaak met dat project in Atlanta...’
IK: ‘Ik begrijp het, meneer Smith. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. Dit is geen opdracht voor uw leraar Engels op school. Het hoeft er niet geweldig uit te zien. Het hoeven zelfs geen volledige zinnen te zijn. Het is gewoon een oefening. Een experiment, laten we zeggen. En u hoeft het niemand te laten zien.’
MENEER SMITH:‘Niemand?’
IK: ‘Niemand.’
MENEER SMITH: ‘Ook niet... u weet wel... aan haar?’
IK: ‘Mevrouw Smith? O, nee hoor, u hoeft het haar niet te laten zien. U hoeft het zelfs mij niet te laten zien. Als u dat wilt, mag dat natuurlijk wel. Maar het gaat er mij voornamelijk om dat u zich vrij voelt om te schrijven wat u wilt. Zodat het u helpt om erachter te komen wat u nu eigenlijk dwarszit. Soms weten we niet wat ons verhaal is totdat we het aan onszelf vertellen.’
AANTEKENING: Meneer Smith neemt nog een slok uit zijn flacon. Hij lijkt te beseffen dat ik misschien zit te tellen. Vlug schroeft hij de dop er weer op en stopt hem terug in de zak van zijn colbert.
MENEER SMITH (schouderophalend): ‘Wat maakt het ook uit?’ Lacht, alsof het niets voorstelt. ‘Ik bedoel, natuurlijk. Ik zal een poging wagen. Waarom ook niet? U bent immers de dokter, nietwaar?’
IK: ‘Uitstekend.’
MENEER SMITH: ‘Maar ik beloof niets, hè?’
AANTEKENING: Meneer Smith springt op om weg te gaan. Schudt mijn hand alsof we kameraden zijn op een reünie van de middelbare school. Wil snel naar buiten gaan.
Blijft dan staan. Draait zich om.
MENEER SMITH: ‘Eh... dokter?’
IK: ‘Ja, meneer Smith?’
MENEER SMITH: ‘Dus, eh... hoe moet ik eigenlijk beginnen?’
IK (lachend): ‘Gewoon bij het begin. Probeer u te herinneren hoe u uw vrouw hebt ontmoet... Probeer u te herinneren waarom u verliefd werd.’
MENEER SMITH: ‘Ja. Goed. Begrepen!’
AANTEKENING: Meneer Smith vliegt de deur uit, alsof de schoolbel net is gegaan.
Ik maak een aantekening en schud mijn hoofd.
Ik vraag me af of ik ooit nog iets van meneer Smith zal horen.