Martin was kwaad op zichzelf. Hoe kon hij zo ongelooflijk
slordig zijn! Hij had een bewijsstuk, één mogelijk bewijsstuk, en
dat had hij in de kamer laten liggen. Stel dat de moordenaar het al
had opgehaald?
Hij vloekte toen hij de deur van Mattes kamer opende.
Vervolgens bleef hij midden in zijn beweging staan en kalmeerde bij
de aanblik van de plas bloed op de vloer. Hij zou de zaak er niet
beter op maken als hij de kamer binnenstoof en eventuele sporen
vertrapte, dus liep hij voorzichtig naar het nachtkastje. Hij
merkte pas dat hij zijn adem had ingehouden toen hij het ding zag
liggen. Het mobieltje. De tweede telefoon. Niet die van Matte, maar
van iemand anders.
Hij opende het klepje. De telefoon stond uit en hij had een
pincode nodig om hem aan te zetten en te weten te komen van wie hij
kon zijn. Dat zou je altijd zien! Hij sloot het klepje en nam de
telefoon mee. Hij liep dralend naar beneden en bleef even wachten
voor de dichte deur van de bibliotheek, voordat hij die opendeed en
naar binnen ging. Zodra hij de kamer binnenstapte, voelde hij hoe
het verdriet hem bijna fysiek, als een muur tegemoetkwam. Even
overwoog hij zich meteen weer om te draaien en niet te storen. Maar
hij wist dat dat niet kon.
Hij schraapte zijn keel om ieders aandacht te krijgen.
'Is er echt geen manier om hier weg te komen?' Brittens dunne,
gebarsten stem loste vrijwel meteen op en droeg ternauwernood tot
Martin, hoewel hij slechts twee meter bij haar vandaan stond.
Hij schudde zijn hoofd. 'Nog niet. Maar Börje en Kerstin zijn
bij de steiger geweest en als de wind nog wat meer gaat liggen,
komt de ijsbreker hierheen.'
'Kunnen we Matte dan meenemen?' Britten trok de deken strakker
om haar schouders. Hoewel de open haard nu de hele ruimte
verwarmde, zag Martin dat haar tanden klapperden van de kou.
'We zullen ervoor zorgen dat hij meekomt,' zei Martin, hopend
dat hij geen vergissing beging door haar dat te beloven. Maar in
dat geval moest hij daar later de consequenties maar van
aanvaarden. Nu ze elk moment leek te kunnen instorten, kon hij haar
dit onmogelijk weigeren.
'Ik heb een vraag. Herkent iemand deze?' Hij hield de telefoon
omhoog.
'Die is van mij,' zei Bernard direct. 'Waar heb je hem
gevonden?'
'In Mattes kamer.'
Bernards gezicht stond blanco. 'Hoe is hij daar
terechtgekomen?'
'Dat wilde ik net vragen,' zei Martin en hij keek Bernard
sommerend aan.
'Ik heb geen idee. De laatste keer dat ik hem zag, lag hij op
mijn kamer. Ik vond het niet nodig om ermee rond te sjouwen nu we
hier toch geen bereik hebben.'
'En wanneer was dat dan, dat je hem voor het laatst
zag?'
'Vanochtend toen ik wakker werd,' antwoordde Bernard. 'Ik
gebruikte hem als klok en heb erop gekeken toen ik wakker
werd.'
'En je bent daarna niet in Mattes kamer geweest?'Martin hoorde
zelf hoe bars hij klonk, maar hij voelde zich na het afgelopen
etmaal zo gestrest dat hij zijn gevoelens niet helemaal in toom
had.
'Nee, ik ben überhaupt niet in Mattes kamer geweest !
Beschuldig je me ergens van of zo?' Bernard deed een pas naar
voren, maar zijn vader legde een kalmerende hand op zijn arm.
'Martin doet gewoon zijn werk, Bernard. Hou je gedeisd. We
willen allemaal dat dit tot op de bodem wordt uitgezocht.' Gustav
keek even naar Britten, die voor zich uit staarde en niet leek te
registreren wat er werd gezegd.
Bernard schudde zijn vaders hand weg, maar herhaalde op
rustiger toon: 'Ik ben niet in Mattes kamer geweest. Überhaupt
niet.'
'Dus je hebt geen idee hoe die telefoon daar is beland?'
'Iemand moet in mijn kamer zijn geweest en hem hebben
meegenomen,' zei Bernard en hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat kan
niet anders. Iemand wil mij erin luizen. Het kan niet anders of de
moordenaar heeft die telefoon uit mijn kamer gepakt en vervolgens
bij Matte neergelegd.'
'Kunnen we even in jouw kamer gaan kijken ?'
'Natuurlijk.' Bernard spreidde zijn armen en liep naar de
deur. 'Ik heb niets te verbergen. Kijk zoveel je wilt.' Zijn toon
was licht spottend en Martin moest zich inhouden om hem geen trap
te geven toen hij langs hem heen slenterde.
Hij liep vlak achter Bernard de trap op. Bovenaan kwamen ze
Vivi en Miranda tegen, die net naar beneden gingen. Beiden hadden
een vreemde uitdrukking op hun gezicht, maar Martin had geen tijd
om daarbij stil te staan.
'Wat gaan jullie doen?' vroeg Vivi in Bemards richting.
'Niets. Gewoon even iets controleren,' zei Bernard afwerend en
hij liep naar zijn kamer. Martin volgde hem op de voet.
'Kijk, hij is niet op slot. Iedereen kan zo naar binnen.'
Bernard deed demonstratief de deur open en gebaarde Martin voor te
gaan.
De kamer was een wonder van orde. Drie witte, keurig gestreken
overhemden hingen aan de open kastdeur. Eronder stonden twee
glimmende zwarte schoenen, identiek aan het paar dat Bernard droeg.
Er was geen koffer te bekennen, dus die moest opgeborgen zijn. Er
lag een boek op het nachtkastje, Sherlock Holmes: de complete
avonturen. Martin bedacht net dat hij niet had verwacht dat Bernard
van lezen hield, toen Bernard abrupt achter hem stil bleef
staan.
'Dat heb ik daar niet neergelegd.'
'Wat?' vroeg Martin en hij draaide zich om, zodat hij kon zien
waar Bernard naar keek.
'Dat boek. Dat is niet van mij.'
Martin trok een wenkbrauw op. 'Je zegt dus dat iemand stiekem
in je kamer is geweest om je mobieltje te stelen en een boek op je
nachtkastje te leggen. Dat klinkt nogal vergezocht als je het mij
vraagt...'
'Ja, maar het is toch zo,' antwoordde Bernard geïrriteerd. 'Ik
lees alleen zakenbladen. Sherlock Holmes was iets van opa. Ik vind
het verschrikkelijk sullig.'
'Je weet zeker dat het hier vanochtend niet lag?'
'Je hoort toch wat ik zeg?!' Bemards hautaine stem echode
tussen de muren. 'Zo'n boek heb ik niet eens. En nee, het lag er
vanochtend niet. Iemand...
heeft... het... er... neergelegd.' Bemard sprak de laatste zin
langzaam en duidelijk uit, alsof hij het tegen een kind had.
Opnieuw voelde Martin het trekken in zijn rechtervoet. Hij had zin
om Bemard een flinke schop tegen zijn schenen te geven. Maar hij
beheerste zich.
'Je hoeft niet te overdrijven. Ik hoor je wel.' Martins toon
was net zo afgemeten als die van Bemard hautain. 'Zie je nog meer
vreemde dingen ? Is er verder nog iets neergelegd of verdwenen
?'
Bemard keek om zich heen en schudde toen zijn hoofd. 'Nee, de
rest ziet er allemaal uit zoals ik het heb achtergelaten.'
Martin ging op zijn knieën op de vloer zitten en tilde de
sprei op.
'Wat doe je?' Bemard keek hem onthutst aan. 'Aha, je zoekt het
pistool.'
'Ja,' zei Martin en hij kneep zijn ogen halfdicht om helemaal
tot aan de muur onder het bed te kunnen kijken. 'Heb je daar
bezwaar tegen?'
'Nee, hoor. Leef je uit!' Bemard leunde tegen de muur, sloeg
zijn armen over elkaar en keek geamuseerd toe, terwijl Martin over
de vloer kroop. Na een tijdje stond Martin op, veegde zijn broek af
en vroeg: 'Ik neem aan dat je een koffer bij je hebt. Mag ik daar
even in kijken?'
'Sure,' zei Bemard en hij wees naar de inloopkast.
'Daar staat hij. Wroet gerust tussen mijn onderbroeken.'
Martin trok de koffer uit de nauwe ruimte, legde hem op de
vloer en deed hem open. Hij zocht even tussen de kleren en voelde
grondig in de zijvakken, maar hij vond niets.
'Geen dampend pistool?' vroeg Bernard, terwijl hij keek hoe
Martin de koffer terugzette.
'Nee,' zei Martin. 'Dat kan ik hier niet vinden.'
'Ben ik nu hoofdverdachte?' Bernard leek de situatie erg
vermakelijk te vinden.
'Je staat in elk geval hoog op de lijst. Don't leave town,
zoals ze zeggen.'
'Nee, daar is geen kans op.' Bernard lachte. 'Hoewel het
buiten rustiger lijkt te zijn geworden. Misschien kunnen we deze
godverlaten plek straks eindelijk verlaten.'
'Laten we het hopen.' Martin keek nog een keer rond voordat
hij de kamer uit liep. Bernard kwam achter hem aan.
'Mag ik mijn mobieltje terug?' vroeg hij en hij stak zijn hand
uit.
'Nee, dat houd ik nog even,' zei Martin en hij legde zijn hand
op zijn broekzak. 'Je hebt hier geen bereik, dus je hebt er toch
niets aan.'
'Wat doen we met het boek?'
'Ik zal beneden vragen of iemand het hier heeft
neergelegd. Maar het zou me verbazen als die iemand me dat
vrijwillig vertelde. Wat denk je zelf trouwens? Is het een
boodschap voor jou?'
'Aangezien ik het er niet zelf heb neergelegd, is het om
verwarring te scheppen. Vergeet niet dat ik hoofdverdachte ben.'
Hij lachte weer, en nu kon Martin zich niet inhouden.
'Vind je dit leuk? Je neef is dood, je grootvader ook, en jij
lijkt dit als een soort entertainment te beschouwen.'
'Ik huil vanbinnen,' zei Bernard en hij greep met een
dramatisch gebaar naar zijn borst.
Martin kon er niet langer tegen hem te zien. Hij drong zich
langs hem heen en liep weer naar beneden. Onder aan de trap kwam
hij Börje tegen.
'De wind lijkt af te nemen,' zei Börje en Martin knikte. 'Ja,
dat hebben we gemerkt. Misschien kunnen we gauw weg.'
'Ja. We zien liever niet dat onze gasten graag vertrekken,
maar in dit geval heb ik er wel begrip voor.' Börje wees naar de
bibliotheek. 'Er is verse koffie.'
'Dank je,' zei Martin en hij liep naar de deur. Hij hoorde
Bernard achter zich naar beneden komen en liep snel de bibliotheek
in om te voorkomen dat hij nog meer domme commentaren moest
aanhoren.'Wat hebben jullie gedaan?' Harald had een deel van zijn
schijnbare gezag hervonden en keek Martin sommerend aan.
'We hebben even iets gecontroleerd,' zei hij en hij maakte een
afwerend gebaar met zijn hand. Te zijner tijd zou hij hen allemaal
op de hoogte brengen, maar hij wilde dat in zijn eigen tempo
doen.
Hij liep naar de tafel met de koffiekan en schonk een kopje in
voordat hij op de bank ging zitten. Lisette had de plek aan haar
moeders voeten verlaten en zat nu in de andere hoek van de bank. Ze
staarde met glasachtige ogen naar de vloer. Martin stak zijn arm
uit en streek over haar hand, die op het kussen naast haar rustte.
Ze reageerde niet, maar duwde zijn hand in elk geval niet weg.
Martin besefte dat hij zijn plichten als vriendje schromelijk had
verwaarloosd. Voormalig vriendje weliswaar, maar hij had niet eens
geprobeerd haar te troosten.
Achter zich hoorde hij dat Bernard zijn vader over het boek op
het nachtkastje begon te vertellen en hij haastte zich om hem voor
te zijn.
'Het lijkt erop dat er vandaag iemand in Bernards kamer is
geweest. Volgens hemzelf in elk geval,' kon hij niet nalaten eraan
toe te voegen, 'en die persoon lijkt zowel een mobieltje te hebben
meegenomen als een boek op zijn nachtkastje te hebben gelegd. Weet
iemand daar iets van?' Martin keek de bibliotheek rond. De stilte
kwam hem tegemoet. Britten leek de vraag niet te hebben gehoord.
Bernard en Gustav schudden hun hoofd. Vivi en Miranda zaten op de
bank tegenover hem en leken ook erg afwezig. Miranda's gezicht was
krijtwit en Martin herinnerde zich opeens de vreemde uitdrukking op
het gezicht van beide vrouwen toen hij hen boven aan de trap was
tegengekomen. Nog iets om nader te bekijken.
'Wat was het voor boek?' vroeg Lisette en ze richtte haar blik
op Martin.
'Iets over Sherlock Holmes. Een verzamelwerk, geloof
ik.'
Lisette giechelde even, een hol, merkwaardig lachje. 'Dat is
vast van opa. Hij was helemaal bezeten van Sherlock Holmes.'
'Toen hij jonger was, was hij voorzitter van een Sherlock
Holmesgenootschap,' vulde Harald aan. 'En daar is hij altijd lid
van gebleven. Ik heb altijd het idee gehad dat het genootschap - en
de hobby - gewoon een excuus van een aantal oude mannen was om één
keer per maand bij elkaar te komen voor een glas whisky en wat
geouwehoer.'
'Nee, het was een echte hobby.' Brittens stem was nog altijd
broos. 'Het werkte aanstekelijk op Matte en als ze elkaar vrijdags
zagen, bespraken ze de boeken.'
'Maar jullie hebben geen idee wie het boek daar neergelegd kan
hebben en waarom?' Niemand antwoordde.
Gustav kuchte. 'Geen spoor van het pistool?'
'Nee, helaas niet.' Het werd weer stil. Ze waren nu allemaal
bij elkaar en het drong voor het eerst goed tot hem door: een van
deze mensen was een moordenaar. Andere mogelijkheden waren er niet.
In de koelcel lagen twee dode mannen. De ene vergiftigd, de andere
doodgeschoten. Iemand moest die moorden hebben gepleegd en die
persoon moest zich in deze kamer bevinden. Er voer een huivering
door Martins lichaam. Hij duizelde bij de gedachte.
'Wat gebeurt er als we op het vasteland zijn?' Miranda stelde
de vraag die waarschijnlijk op ieders lippen lag.
'Jullie worden allemaal door mijn collega's op het
politiebureau verhoord. De technische recherche zal hier het
noodzakelijke onderzoek doen.' Hij aarzelde, maar ging toen verder:
'Ruben en Matte zullen worden overgebracht naar de Forensische
Eenheid en daar zal sectie worden verricht. Hopelijk kunnen we dit
relatiefsnel oplossen.'
Miranda knikte. Haar blik vloog van de een naar de ander en ze
leek dezelfde gedachte te hebben als Martin. Het was alsof ze haar
familieleden voor het eerst zag. Vervolgens keek ze naar haar
moeder en haar gezicht kreeg opnieuw die merkwaardige uit-
drukking. Vivi op haar beurt ontmoette Martins blik en hij zag een
rust in de hare die er eerder niet was geweest. Haar nerveuze
trekjes leken te zijn verdwenen en zijn nieuwsgierigheid groeide.
Hij besloot het uit te zoeken.
'Vivi... kan ik je even spreken? In het kantoor?'
Ze knikte en stond op.