Toen hij alleen was, keek Martin om zich heen. Nu iets nauwkeuriger. Hij wist dat hij normaliter door zijn collega's zou worden gelyncht als hij op deze manier op een plaats delict rondstapte. Maar buitengewone omstandigheden vroegen om buitengewone maatregelen. Hij had gewoon geen andere keuze dan zelf proberen te vinden wat er te vinden viel.
Langzaam, centimeter voor centimeter, begon hij over de vloer te kruipen. Zijn blik was voortdurend op zoek naar iets, het maakte niet uit wat, wat zijn aandacht trok. De vloer was echter schoon. Opnieuw tilde hij de sprei op om onder het bed te kijken, maar ook daar was het properen netjes. Matte leek een ordelijke man te zijn geweest. Bij de kamerdeur stonden twee paar schoenen keurig naast elkaar en alle kleren waren opgeborgen in de klerenkast tegen de lange muur.
Hij draaide zich honderdtachtig graden om en inspecteerde de andere kant van de kamer even nauwkeurig, met zijn gezicht vlak bij de vloer om zelfs het kleinste deeltje te kunnen zien. Aanvankelijk vond hij ook hier niets interessants, maar toen hij verder naar links keek, zag hij onder het nachtkastje iets glimmen. Hij kroop erheen en stak zijn arm uit. Zijn vingers kregen iets hards en kouds te pakken. Het was een mobieltje. Een fraai model, zag hij. Hij had het idee dat hij er ergens anders in de kamer ook een had gezien, en een blik op het nachtkastje bevestigde dat. De aanzienlijk goedkopere en meer versleten telefoon leek er slordig te zijn neergelegd, en Martin vermoedde dat die van Matte was. Nu moest hij zien te achterhalen van wie de andere was.
101Hij legde de glimmende telefoon naast die van Matte op het nachtkastje en zocht verder. Maar de vloer leverde niets meer op en Martin richtte zijn aandacht op de dode. Hij huiverde even toen hij Matte aanraakte. Dit uitje was echt een stoomcursus in het hanteren van lijken geworden. Eerst keek hij naar de wond in de borst. Dat was niet direct zijn specialisme, maar er zat veel zwart om de wond en hij was er vrij zeker van dat het pistool van dichtbij was afgevuurd. Hij draaide Matte behoedzaam om en stelde vast dat de kogel dwars door het lichaam was gegaan. Voorzichtig legde hij Matte weer op zijn rug en ging staan. Hij keek zoekend rond. Te oordelen naar hoe Matte lag, moest de kogel in de richting van de deur zijn gevlogen. Martin sloot de deur, die nog altijd openstond. Ja, daar zat de kogel. In het hout, maar niet diep. De snelheid was waarschijnlijk behoorlijk afgeremd door Mattes lichaam. Martin raakte de kogel niet aan. Daar moesten de technici zich maar mee bezighouden als ze hier kwamen.
Met gefronste wenkbrauwen draaide hij zich weer om. Eén ding was raar. Hij had het al eerder gezien, maar er niet echt bij stilgestaan. Martin ging op zijn hurken zitten. Er lagen stukjes steen en fijn stof op de vloer voor de open haard. Hij richtte zich op. In het midden van de schoorsteenmantel zat een flinke beschadiging. Als hij niet had gezien dat de kogel in de deur zat, zou hij hebben gedacht dat die beschadiging daardoor was veroorzaakt. Maar dat was onmogelijk. Matte had één kogelwond en er was geen enkel spoor van een tweede schot. De schade aan de open haard moest een andere oorzaak hebben. Er waren geen tekenen die erop wezen dat er voorafgaand aan het schot een gevecht had plaatsgevonden. De rest van de kamer zag er keurig uit. Het enige wat stoorde was dit, de beschadiging aan de schoorsteenmantel en het hoopje steenstof op de vloer. Merkwaardig. De beschadiging kon natuurlijk zijn ontstaan voordat Matte werd vermoord. Martin zuchtte. Dit was totaal hopeloos. Was Patrik Hedström er maar, zodat hij met hem kon praten. In zijn eentje voelde hij zich helemaal verloren.
Hij liep achteruit de kamer uit. Hier viel niets meer te halen. Nu was het belangrijk dat Matte in de koelcel werd gelegd, een rustplaats die hij tijdelijk met zijn grootvader zou delen. Martin zou om hulp moeten vragen. Daar keek hij niet naar uit.
Lisette sliep onrustig. De bank was weliswaar comfortabel, maar donkere dromen verstoorden haar rust. Ze had oordopjes in gedaan om geen last te hebben van de storm buiten, maar de stilte die daardoor ontstond, creëerde juist ruimte voor te veel gedachten, te veel onrust.
De dromen belaagden haar. Gezichten die met elkaar versmolten. Ruben, die Bernard werd, die Matte werd. Beschuldigende ogen. Verdrietige ogen. Vertwijfelde ogen. Ogen die in woede en haat op haar werden gericht. Achter haar oogleden bewogen haar eigen ogen onrustig heen en weer. Er drong iets door de oordopjes heen, een geluid van buiten. Geschreeuw van pijn, van vertwijfeling. Maar de grens tussen droom en werkelijkheid was vaag en het geluid werd onderdeel van de droom. Het paste goed bij de ogen die haar volgden.
Ondanks de dromen vocht ze om de slaap vast te houden. De werkelijkheid was niet veel beter, niet prettig om in wakker te worden. Maar de slaap trok al weg toen ze een hand op haar schouder voelde. Slaapdronken keek ze omhoog. Ze zag het gezicht van haar vader, maar zo verwrongen dat ze hem amper herkende. Ze kwam overeind.
'Wat is er, papa?' Instinctief wist ze dat er iets miswas. Echt mis. De herinnering aan de schreeuw in haar droom, iets wat op een bepaalde manier werkelijk had geleken, drong zich op. Ze klemde zijn arm vast.
'Zeg op, wat is er?' Pas nu besefte ze dat de bibliotheek vol mensen was. Iedereen was er. Ze zag haar moeder ineengezakt in een van de fauteuils zitten, en de paniek sloeg toe. Ze hing aan Haralds arm toen hij zwaar naast haar ging zitten. 'Wat is er gebeurd?' Ze keek naar de anderen en langzaam begon het te dagen, ledereen was er... Iedereen behalve...
'Matte!' schreeuwde ze. 'Waar is Matte?' Ze maakte aanstalten om op te staan, maar haarvader hield haar tegen en sloeg zijn armen om haar heen. Het gebaar was zowel bedoeld om haar te troosten als om haar tegen te houden.
'Er is iets... verschrikkelijks gebeurd, Lisette.' Zijn stem stokte en Lisette besefte dat ze hem voor het eerst zag huilen. Alleen dat al deed alle alarmbellen rinkelen.
'Waar is Matte?' herhaalde ze, maar met een dunne, levenloze stem. Ze wist het. Het stond op alle gezichten geschreven.
'Matte is dood,' zei Harald en hij bevestigde wat haar hart al probeerde te begrijpen.
Lisette snikte, nog steeds met het merkwaardige gevoel dat ze droomde. Dit kon toch niet waar zijn. Niet Matte. Alle bitterheid die ze tegenover hem had gevoeld, stroomde weg alsof die er nooit was geweest.
'Hoe?' vroeg ze. Ze merkte dat haar handen onbeheerst trilden.
'Hij is doodgeschoten,' zei Harald en hij legde zijn grote, warme hand op de hare.
'Wie?' ging ze verder in een poging de vragen te formuleren die door haar hoofd tolden.
'Dat weten we niet...' Harald wreef met zijn vrije hand over zijn ogen. Lisette besefte opeens hoe haar moeder eraan toe moest zijn en ze stoof op haar af. Ze legde haar hoofd op haar moeders schoot en huilde terwijl ze haar handen streelde. Britten huilde en schreeuwde niet meer; ze leek in een shock te verkeren. Ze staarde strak voor zich uit en streek Lisette afwezig over haar haar.
'Ik heb hulp nodig,' hoorden ze opeens Martins stem vanuit de deuropening. Zijn gezicht zag grauw en hij vermeed het om Britten aan te kijken, alsof haar pijn hem te veel was. Het duurde een paar tellen voordat de rest begreep wat hij bedoelde. Toen stond Harald als eerste op. Gustav deed een pas in de richting van zijn broer en legde een hand op zijn schouder. De beweging zag er onhandig en onwennig uit, maar tegelijk vol medeleven.
'Wij regelen dit wel, Harald. Blijf jij maar bij je gezin.' Gustav knikte naar Bernard, die stilletjes terugknikte en met Martin meeging. Gustav deed zorgvuldig de deur achter zich dicht. De anderen hoefden niet te zien wat er nu gedaan moest worden.
'Wat gaat er gebeuren?' Brittens stem klonk ver weg en afwezig.
Lisette nam haar moeders handen tussen de hare.
'Maak je nu maar niet druk, mama.'
'Verplaatsen ze Matte? Waar leggen ze hem neer? Ik moet een deken voor hem halen, zodat hij het niet koud krijgt.' Britten probeerde op te staan. Mild duwde Lisette haar terug in de fauteuil.
'Zij zorgen wel voor hem, mama. Echt. Je kunt op dit moment niets meer voor hem doen.'
'Maar...'
'Sst...' Lisette kroop naast haar moeder in de grote fauteuil, sloeg haar armen om haar heen en wiegde haar als een kind. Ze had het gevoel dat iemand zijn hand in haar borst had gestoken en haar hart eruit had gerukt. Maar dat moest ze op dit moment verdringen. Haar moeder had haar meer nodig.
Achter de gesloten deur hoorden ze zware voetstappen op de trap. Op weg naar beneden. In stilte luisterden ze allemaal naar het geluid van drie paar voeten die zich verwijderden.
Toen ze in de keuken kwamen, realiseerde Martin zich dat hun gastheer en gastvrouw nog niet wisten wat er was gebeurd. Maar de keuken was verlaten en er was geen spoor van hen te bekennen, dus de hele opschudding moest aan hen voorbij zijn gegaan. Ze zouden er gauw genoeg achter komen. Eerst moest Mattes lichaam in de koelcel worden gelegd. Martin liep voorop en slaagde erin een hand vrij te maken, zodat hij het hangslot en de deur open kon doen. Hij huiverde in de plotse kou en liep achteruit de ruimte binnen. Hij keek rond of ze Matte ergens op konden leggen en besefte dat dat alleen maar op de vrieskist kon. Het leek geen goed alternatief om hem rechtstreeks op de grond te leggen.
'We moeten hem voorlopig maar op de vriezer leggen, dan kunnen we zo meteen een tafel uit de eetzaal halen.'
Bernard en Gustav knikten. Voorzichtig liepen ze om Ruben heen, waarbij ze alle drie vermeden om naar hem te kijken. Ze legden Matte boven op de vrieskist en haastten zich de koelcel uit om een tafel te halen. Niemand wilde er langer blijven dan strikt noodzakelijk was.
Een paar minuten later lag Matte op een tafel, naast zijn grootvader. Twee mannen van de familie Liljecrona, die beiden een gewelddadige dood waren gestorven. En iemand in dit huis was een moordenaar. Iemand had Matte en zijn grootvader vermoord, en Martin had op dit moment geen flauw idee wie. De gedachte was verlammend.
De drie mannen bleven in de keuken staan. Geen van allen voelde zich opgewassen tegen de confrontatie met het verzamelde verdriet in de bibliotheek. In plaats daarvan schonken ze ieder een kopje koffie in uit het koffiezetapparaat dat aanstond en nipten daar in stilte van.
'Weten jullie of iemand van de familie een pistool heeft? Heeft een van jullie er een?' vroeg Martin. Het klonk bruusker dan hij had bedoeld. Maar het was lastig om de vraag tactvol in te kleden.
Er volgde een korte stilte, terwijl Bernard en Gustav een lange blik wisselden. Uiteindelijk nam Gustav het woord. 'Mijn vader had er altijd een bij zich. Sinds die kidnappoging vijftien jaar geleden.'
Dat was ook zo. Een stukje vergeten informatie kwam weer in Martins geheugen op. De Oostblok- maffia had een mislukte poging gedaan om Ruben Liljecrona te ontvoeren. De politie had echter lucht van de plannen gekregen en was paraat geweest toen de kidnapping zou plaatsvinden. De kranten hadden er wekenlang van vol gestaan.
'Daarna heeft hij zich nooit meer echt veilig gevoeld,' ging Gustav verder. 'Dus kocht hij een pistool, dat hij altijd bij zich had.'
'Hoe kwam hij aan een vergunning?'vroeg Martin. Op hetzelfde moment besefte hij hoe naïef die vraag was.
Bernard snoof om dat te bevestigen. 'Zo'n stomme licentie kon hem niets schelen. Het was dood- simpel om een pistool te regelen.'
'Hoeveel mensen wisten dat Ruben een wapen bij zich had en waar hij dat bewaarde?'
'In elk geval iedereen die hier is,' zei Bernard op de smalende toon die Martin al van meet af aan tegen de borst had gestuit. 'Er is niemand in deze familie die niet wist dat Ruben altijd gewapend was en dat het pistool in zijn aktetas zat, in een apart vak.'
'En niemand vond het nodig om dat aan mij te vertellen?' vroeg Martin ontzet. 'We hebben een moord en een moordenaar die we nog niet hebben kunnen identificeren. We zitten hier vast en jullie vinden het niet belangrijk om mij te vertellen dat er ergens in huis een pistool is?' Hij was zo boos dat hij beefde.
'We... we hebben er niet aan gedacht...' zei Gustav nerveus. 'We weten het allemaal al zo lang dat niemand er waarschijnlijk bij stil heeft gestaan...' Zijn blik werd naar de deur van de koelcel getrokken en Martin hoopte dat Gustav hetzelfde dacht als hij. Als zij even de moeite hadden genomen om Martin over het pistool te vertellen, had Matte daar misschien niet hoeven te liggen.
'Ik ga boven kijken,' zei Martin en hij zette zijn koffiekopje met een klap op het aanrecht. Onderweg vloekte hij inwendig. Dat hij Rubens kamer niet eerder had doorzocht! Maar de getuigenverklaringen hadden belangrijker geleken. Rubens kamer was de eerste aan zijn rechterhand en hij liep omzichtig naar binnen. Het was de grootste en mooiste kamer van het hele huis, maar dat was misschien wel terecht omdat Ruben alles betaalde. Midden in de kamer troonde een hemelbed. Het was nog altijd opgemaakt. Ruben had nooit de kans gekregen erin te gaan liggen. Er stond een grote koffer met keurige stapeltjes gevouwen kleren. Op het nachtkastje lag een boek. Martin draaide het om, nieuwsgierig wat Ruben had willen lezen. Sherlock Holmes: de complete avonturen. Hij glimlachte scheef. Het voelde... gepast voor de gelegenheid. Had hij zelf maar een fractie van Sherlocks genialiteit om ogenschijnlijk onoplosbare mysteriën te ontrafelen.
Hij ging op zijn hurken naast de koffer zitten en tilde de inhoud er voorzichtig uit. Overhemden, lamswollen truien, broeken en onderkleding. Genoeg voor twee weken in plaats van een weekend. Maar als je zelf je bagage niet hoefde te dragen, kon je meenemen wat je wilde, dacht Martin. Er zat niets anders in de koffer dan kleding en Martin voelde met zijn handen langs de kanten. Geen pis- tooi. Net zo voorzichtig als hij alles eruit had gehaald, legde hij de stapeltjes weer terug. Hij keek zoekend rond. Er stond een aktetas tegen het nachtkastje en hij voelde een sprankje hoop. Hij ging op het bed zitten en legde de aktetas naast zich neer. Er zat een viercijferig codeslot op. Maar omdat dat niet goed dichtzat, kon hij de tas zo openmaken. Een dikke stapel papieren en een paar plastic hoesjes waren het eerste dat hij zag, en net zo behoedzaam als hij de stapels kleding uit de koffer had gehaald, pakte hij nu de documenten en legde ze op het bed. De aktetas was helemaal leeg. Geen pistool. Toch voelde hij het met zijn hand na en hij vond een zacht lapje stof. Het had dezelfde kleur als de voering van de aktetas en daarom had hij het niet meteen gezien. Hij vouwde het open en besefte dat hij waarschijnlijk naar een lap keek waar een wapen in had gelegen. Het pistool had dus in de aktetas gezeten, maar nu was het weg. Martin staarde in de verte, terwijl er allerlei gedachten door zijn hoofd schoten. Rubens pistool was weg en je hoefde geen genie te zijn om te beseffen dat het waarschijnlijk was gebruikt om Matte te vermoorden.
Nadat hij het stukje stof weer op de bodem van de aktetas had gelegd, begon hij de documenten door te nemen, hopend dat iets zijn aandacht zou trekken. Maar hij zag niets wat ook maar in de verste verte met de twee moorden te maken zou kunnen hebben. Notulen van een bestuursvergadering, een financieel verslag, een risicoanalyse van een voorgestelde investering. Martin zuchtte, stopte de papieren terug en bleef een tijdje op het bed zitten terwijl zijn gedachten op volle toeren werkten. Iemand was in Rubens kamer geweest om zij n pistool te pakken. Iemand die wist dat hij er een had en waar hij het bewaarde, wat vermoedelijk de hele familie Liljecrona was. Wederom een zucht. Martin zag ertegen op om naar beneden te gaan en geconfronteerd te worden met het verdriet dat in de lucht hing, hij zag ertegen op om de verantwoordelijkheid te dragen die veel te zwaar op zijn schouders rustte. Toen stond hij op. Hij kon maar beter meteen gaan, eeuwig hier blijven loste ook niets op.
Miranda stapte net de hal in, toen de voordeur openging. Koude lucht en sneeuw gierden naar binnen en ze huiverde. Kerstin en Börje waren dik ingepakt en stampten met hun voeten om hun schoenen te ontdoen van alle sneeuw die eraan plakte.
'Brr, het is bar en boos buiten!' zei Börje en hij trok zijn wanten uit. 'Maar de wind lijkt af te nemen. We hebben even bij de steiger gekeken en als het weer zo rustig wordt dat de ijsbreker kan uitvaren, kunnen we binnenkort wel naar het vasteland.'
Hij ging opzij zodat Kerstin ook naar binnen kon stappen, en ze wurmden zich uit de donzen jassen waarmee ze de wind hadden getrotseerd. Door iets in Miranda's blik bleef Börje stilstaan met zijn jas halverwege het haakje aan de muur.
'Wat is er? Is er iets gebeurd?'
Ook Kerstin verstijfde midden in een beweging en leek te beseffen dat er iets aan hand was. Miranda kon in eerste instantie alleen maar knikken. Er zat een brok in haar keel en ze kon niets uitbrengen. Met krachtsinspanning begon ze vervolgens te kuchen om ruimte te maken voorde woorden die naar buiten moesten.
'Er is... er is iets gebeurd... Matte... hij...' Ze hoorde zichzelf hakkelen en probeerde zich te concentreren om te kunnen formuleren wat er gezegd moest worden.
'Matte, hij is... hij is dood.' De woorden stuiterden kil tussen de wanden. Ze klonken hard en definitief toen ze uit haar mond kwamen, en met elke lettergreep werd de klomp in haar maag groter. Vanuit de bibliotheek hoorde ze af en toe gesnik.
De gastheer en gastvrouw van Valö leken door de bliksem te zijn getroffen.
'Wat... wat zeg je me nou?' zei Börje ongelovig. 'Maar... wat...?' Ook hij kwam niet goed uit zijn woorden en Kerstin, die schuin achter haar manstond, was doodsbleek geworden.
'Maar hoe?' Börje bewoog zijn hoofd heen en weer alsof hij de woorden die hij zojuist had gehoord van zich afwilde schudden.
Miranda kuchte weer. Er zat nog altijd iets in haar keel.
'Hij is doodgeschoten...'
'Doodgeschoten?' Kerstin snakte naar adem. Ze wankelde en zocht steun bij de muur.
'Doodgeschoten?' echode Börje. Hij bleef zijn hoofdschudden.
'Britten heeft hem op zijn kamer gevonden,' zei Miranda en haar blik ging naar de dichte deur van de bibliotheek.
'Lieve help. Wat verschrikkelijk.' Kerstins stem was een en al medeleven. 'Hoe gaat het met haar?' vroeg ze.
'Ze heeft een shock.' Luid gesnik drong door de gesloten deur naar de gang en vormde een akelig geluidsdecor voor Miranda's woorden.
'Wat verschrikkelijk,' herhaalde Kerstin, maar ze leek haar daadkracht te hervinden. 'Börje, we moeten koffiezetten en broodjes maken, zodat ze in elk geval iets binnenkrijgen, en zien of de open haard lekker brandt, zodat ze het daar niet koud hebben. De praktische dingen verzorgen is wel het minste wat we kunnen doen.'
Door haar rappe commando's ontwaakte Börje ook uit zijn verlamming en hij trok snel zijn schoenen en skibroek uit. 'Natuurlijk. Ik kijk wel naar de open haard, regel jij het in de keuken,' zei hij, terwijl hij naar de bibliotheek liep. Met zijn hand op de deurkruk bleef hij plotseling staan. 'Waar... waar ligt hij?'
'In de koelcel,' antwoordde Miranda en ze hoorde dat haar stem beefde. 'Hij ligt in de koelcel.'
'En jullie weten niet wie...' Börje liet de rest van de zin wegsterven.
'Nee. We weten niet wie,' zei Miranda en ze draai - de zich om en liep naar haar kamer. Ze voelde een dringende behoefte om even alleen te zijn.
Britten keek op toen de deur openging. Börje kwam bescheiden naar binnen en bleef in de deuropening staan. Onhandig zei hij: 'Gecondoleerd...' Vervolgens leek hij niet te weten wat hij verder moest zeggen. Ze begreep hem. Er waren geen woorden voor.
Börje liep naar de open haard en porde met de pook in het vuur, waarna hij er nog wat hout op legde.
'Nu wordt het in elk geval iets warmer,' zei hij gedempt, terwijl hij achteruit de kamer uit liep. 'Kerstin komt zo met koffie en broodjes,' ging hij verder, voordat hij de deur achter zich sloot. Britten volgde hem apathisch met haar blik. De temperatuur in de kamer was wel het laatste waar ze zich druk om maakte. Ze betwijfelde of ze het überhaupt zou voelen als het er vroor. Het was net alsof haar lichaam was uitgeschakeld, alsof het triviale dingen als warmte, kou, honger en dorst niet meer kon waarnemen. Haar hersenen waren druk bezig de beelden te verwerken die op haar netvlies stonden, informatie die eigenlijk niet binnen te laten viel. Hoe zou ze dat kunnen? Hoe zou ze ooit kunnen accepteren dat Matte, haar Matte, dood was?
Lisette zat ineengedoken aan haar voeten en had haar hoofd op Brittens schoot gelegd. Britten merkte dat haar dochter schokte van het huilen en streek afwezig over haar haar. Ze kon haar nu geen troost bieden. Ze had geen ruimte voor het verdriet van iemand anders. Ze had het al druk genoeg met haar eigen leed.
Ze herinnerde zich de dag dat Matte was geboren. Het was juli en het was ondraaglijk heet in de verloskamer. Er had een wesp tussen de dubbele ramen gezeten en tijdens de weeën had ze zich op zijn strijd gericht. Maar op het moment dat ze Matte zag, was zowel de wesp als de pijn vergeten. Hij was zo klein geweest. Hoewel zijn gewicht normaal was, was hij in haar ogen verschrikkelijk klein en broos. Ze had zijn vingers en tenen geteld, meerde- re keren, als een bezwering, om zich ervan te overtuigen dat alles was zoals het moest zijn. Hij had niet gehuild. Verwonderd had ze geconstateerd dat hij stil de wereld betrad, met grote, verbaasde ogen, die lichtelijk scheel keken toen hij zich op al het nieuwe probeerde te richten. Vanaf de eerste tel dat ze hem zag, had ze zoveel van hem gehouden dat ze dacht dat haar hart zou barsten. Natuurlijk had ze ook van Lisette gehouden toen die kwam, een paar jaar later. Maar Matte was haar eerstgeborene. En zij beiden hadden iets speciaals gedeeld. Ze hadden een unieke band gehad, al vanaf het allereerste moment dat zijn nieuwsgierige blik de hare had ontmoet. Harald had er tijdens de bevalling niet bij mogen zijn. Zo was dat in die tijd. Maar daardoor was de band tussen Matte en haar alleen maar sterker geworden. Het was hij en zij. Tegen de wereld. Niemand kon tussen hen in komen.
Natuurlijk was dat veranderd toen hij ouder werd. De magie van het allereerste moment was nooit teruggekomen, maar er was wel iets van blijven hangen. Het gevoel dat ze iets speciaals deelden. Het had haar verdriet gedaan toen ze hem zag opgroeien tot zo'n gekwelde geest. Ze kon slechts vermoeden tegen welke demonen hij streed. Vaak hadden de vragen haar bijna verstikt - kwam het door iets wat zijzelf had gedaan, iets wat Harald en zij hadden gedaan? Maar diep vanbinnen wist ze dat dat niet zo was. Al tijdens de eerste, bevende tellen, toen hij warm en plakkerig op haar borst lag, had ze de ernst in zijn blik gezien. Een oude ziel die opnieuw de weg naar het leven had moeten inslaan, maar misschien liever de rust en kalmte had opgezocht. Ze had het er nooit met Harald over gehad. Maar een deel van haar was niet verbaasd geweest toen ze hem vond, liggend op de vloer, terwijl zijn mooie blauwe ogen nietsziend naar het plafond staarden. In zekere zin had ze altijd geweten dat die oude ziel in Matte er niet in zou slagen een heel leven te volbrengen. Die ziel had al te veel gezien, te veel meegemaakt. Dat Matte het dertig jaar had volgehouden, was meer dan ze ooit had durven dromen, maar haar verdriet was er niet minder om. Ze bleef Lisette over haar haar strijken.