Martin schoot met een ruk overeind en realiseerde zich dat hij meer dan een uur had geslapen. Hij vloekte en wierp de deken van zich af. De plaats naast hem was leeg en koud, dus Lisette moest al een poosje geleden zijn opgestaan. Geïrriteerd haalde hij zijn hand door zijn haar, dat door het slapen helemaal in de war zat, en stapte de hal in. Iets in zijn ene ooghoek trok zijn aandacht. Twee schaduwen die snel om de hoek verdwenen bij het geluid van zijn opengaande deur. Hij liep er vlug achteraan, maar toen hij de trap bereikte waren ze al verdwenen. Hij vroeg zich af wie zo hun best hadden gedaan om hem te ontlopen, en waarom.
Nog steeds enigszins slaapdronken liep hij de trap af en volgde het geluid van stemmen in de bibliotheek. De storm was eerder heviger geworden dan minder en de lichte grauwheid en gespannen trekken op alle gezichten gaven duidelijk aan dat niemand het prettig vond om hier onder deze omstandigheden vast te zitten. Martin keek argwanend de kamer rond. Wie van de mensen hier hadden zich boven niet aan hem willen laten zien? Maar niemand leek onrustig of zelfs maar buiten adem.
'Zo, werd het tijd om wakker te worden?' bulderde Harald. 'Nu zie ik eens goed hoe mijn belastinggeld wordt gebruikt. De politie ligt te slapen, terwijl er een moordenaar vrij rondloopt.' Hij grinnikte en kreeg een harde elleboog van Britten in zijn zij. Zij vond zijn grapje kennelijk smakeloos.
'Ik wil graag verder gaan met de verhoren.' Martin hoorde hoe korzelig hij klonk en zei daarom op mildere toon: 'Bernard, zou je zo vriendelijk willen zijn...'
Bernard nam niet de moeite om te antwoorden. Hij fronste alleen nonchalant zijn wenkbrauwen, zette zijn glas neer en liep achter Martin aan.
'Was jij zonet boven?' vroeg Martin terloops, terwijl hij de man die aan de andere kant van het bureau was gaan zitten opnam.
'Boven? Nee, ik zat beneden in de bibliotheek. Dat zag je toch zelf ?' zei Bernard en hij sloeg op zijn plagerige, karakteristieke manier zijn benen over elkaar.
Martin wist niet zeker of hij hem geloofde en vroeg dan ook: 'Zag je zonet nog iemand anders van boven komen?'
'Hm, nee. Iedereen was in de bibliotheek. Ik dacht trouwens dat we het over gisteravond zouden hebben. Wie onze lieve opa Ruben heeft vermoord, die nu in zijn koelcel rust... Niet wie er zonet boven rondrende.'
'Ik wil het zeker graag over gisteravond hebben. Je grootvader uitte tijdens het eten behoorlijk harde woorden tegen jou. Wat bedoelde hij precies? Over welke bronnen had hij het, en wat hadden die te zeggen over het bedrijf waarvan jij kennelijk mede-eigenaar bent?'
Bernard plukte een paar onzichtbare draadjes van zijn keurig geperste broek. Vervolgens keek hij Martin recht aan. Er speelde de hele tijd een glimlach om zijn lippen. Zijn hele lichaam, zijn hele verschijning straalde minachting uit en, dacht Martin, een superioriteit jegens alle mensen die hij tegenkwam.
'Tja, zoals je gisteren ook wel hoorde, heb ik geen flauw idee waar opa het over had. Mijn bedrijf loopt schitterend, we staan op het punt naar de beurs te gaan, en wat opa's bronnen betreft... Laat ik het zo zeggen, de ouwe deed niet echt meer mee. Zijn zogenaamde bronnen zijn allemaal mensen die geen invloed meer hebben en het spel niet langer mogen meespelen, en die het daarom amusant vinden om boze geruchten te versprei den.'
'Ik kreeg niet de indruk dat jouw grootvader geen invloed meer had. Eerder het tegendeel.'
Bernard snoof. Hij plukte nog een paar onzichtbare draadjes weg voordat hij antwoordde: 'Opa Ruben zette mijn vader en Harald op twee van de belangrijkste posten van zijn bedrijf. Klinkt dat jou in de oren als een gezond, intelligent en zakelijk besluit?'
Martin begreep wat hij bedoelde. Misschien had de oude man inderdaad niet goed meer geweten waar hij het over had.
'De familie Liljecrona schijnt Ruben regelmatig om... contanten te hebben gevraagd... Heb jij op dezelfde manier gebruikgemaakt van de familie- kas?'
'En wat dan nog? We zouden het geld vroeg of laat toch erven. Het was toch beter dat de ouwe ons kon helpen terwijl hij nog leefde, zodat hij ons dank je wel kon horen zeggen. En ons kon zien slagen...'
'Hoeveel?' vroeg Martin met koude stem.
'Hoeveel wat?' Bernard deed net alsof hij de vraag niet begreep.
'Hoeveel geld heb je Ruben in je bedrijf laten steken?'
Bernard leek even zijn zelfbeheersing te verliezen en zweeg terwijl hij nadacht. Toen zei hij: 'Twintig miljoen.'
'Twintig miljoen?' zei Martin sceptisch. Het bedrag deed hem duizelen.
'Hij zou het met rente terugkrijgen. Zodra de beursnotering rond was.''Wat was gisteravond dan het probleem? Je grootvader klonk alsof hij zich zorgen maakte om zijn investering.'
'Ik weet niet waar hij het over had, dat heb ik al gezegd! De beursnotering is over een paar weken rond en dan zou hij de twintig miljoen die hij had geïnvesteerd terugkrijgen, plus een flinke zak geld!' De beheerste buitenkant begon nu barstjes te vertonen en Bernard streek met zijn hand door zijn gladde, naar achteren gekamde haar.
'Als ik weer contact heb met de bewoonde wereld en de afdeling Economische Delicten vraag om je bedrijf door te lichten, dan zal die dus niets vreemds vinden?'
Wederom een hand door het vettige haar, en tot zijn grote genoegen zag Martin dat Bernards blik enigszins onrustig werd.
'Hoe vaak moet ik het nog herhalen? Ik heb geen flauw idee waar opa het over had,' zei hij met samengeknepen lippen.
'Je zegt dus dat je geen motief had om hem te vermoorden. Wat denk je van de anderen? Zou iemand anders in de familie het gedaan kunnen hebben?'
Nu was Bernard weer in zijn gewone zelfverzekerde doen. En hij antwoordde in principe hetzelfde als zijn zus. 'Denk je nou echt dat ik je dat dan zou vertellen?'
Martin besefte dat hij op dit moment niet veel verder zou komen met Bernard.
'Goed, we houden het hierbij. Voor het moment. Wil je Mattias hierheen sturen?'
'Niemand noemt hem Mattias. Alleen maar Mat te. Maar ik zal het tegen mijn dierbare neef zeggen.' Bernard slenterde de kamer uit. Martin keek hem geërgerd na. De man had iets waardoor zijn haren recht overeind gingen staan.
'Je wilde dat ik zou komen.'
Matte stond bescheiden in de deuropening. Martin zag dat zijn ogen rood waren en begreep dat er sinds gisteren nog meer tranen waren gevloeid.
'Kom binnen,' zei hij vriendelijk en hij gebaarde naar de stoel voor het bureau.
Matte ging dankbaar zitten. 'Wat een rottige eerste ontmoeting met de familie,' zei hij met een bleek glimlachje.
'Ja, het is waarschijnlijk een record dat niet zo gauw gebroken zal worden,' zei Martin lachend. Toen werd hij ernstig. 'Hoe gaat het ?'
Matte schudde zijn hoofd. 'Ik kan niet bevatten dat opa dood is... En dat het niemand... iets schijnt te doen...'
'Ik begrijp wat je bedoelt,' zei Martin. 'Tot nu toe ben jij de enige die ik om Ruben Liljecrona heb zien huilen. Ik neem aan dat jullie zeer op elkaar gesteld waren?'
'We hadden een ritueel, opa en ik. Eén keer per week, elke vrijdagmiddag, ging ik bij hem theedrinken. Dan hadden we het over van alles en nog wat. Mijn opa was een van de verstandigste, meest algemeen ontwikkelde en ruimdenkende mensen die ik ooit heb ontmoet. Het was een voorrecht om hem te kennen.'
'De andere familieleden lijken die mening niet te delen.'
Matte snoof. 'De anderen kregen alleen maar dollartekens in hun ogen bij de gedachte aan opa. Zelfs mijn vader. Het enige waar ze aan dachten was hoe ze meer geld van hem konden lospeuteren. Niemand interesseerde zich voor wie hij echt was.'
'Dus dat verhaal over het appartement waar Bernard het over had...'
Matte zuchtte vermoeid. 'Mijn opa en ik hadden een afspraak. Zolang ik studeerde, mocht ik in een van zijn appartementen wonen. Het appartement stond niet op mijn naam, ik huurde het alleen van hem.'
Martin zweeg even, toen zei hij zachtjes: 'Heb jij enig idee wie het kan hebben gedaan?'
Het duurde even voordat Matte reageerde, toen schudde hij zijn hoofd. 'Nee... ik heb geen idee.'
Het leek alsof hij nog iets wilde zeggen, dus vroeg Martin nogmaals: 'Weet je het heel zeker? Heb je geen vermoeden wie je grootvader had willen vermoorden?'
'Nee, absoluut niet,' zei Matte, wat resoluter nu. 'Ze maakten weliswaar allemaal misbruik van hem, maar dat is niet hetzelfde als hem willen vermoorden... Nee, ik kan me niet voorstellen dat het een van hen is.'
Na hem een poosje onderzoekend te hebben aangekeken zei Martin: 'lk geloof niet dat ik op dit moment nog iets heb.'
'Geen vragen meer?'zei Mat te verbaasd. 'Maar er moet toch veel meer zijn...'
'Voordat dit tot op de bodem is uitgezocht, heb ik nog heel veel vragen voor jullie allemaal. Maar nu wil ik me eerst een globaal beeld van de situatie vormen. Ik kom er nog op terug.'
Matte stond op, maar verliet de kamer niet. Hij bleef in de deuropening staan en heel even zag het ernaar uit dat hij iets wilde zeggen. Martin wachtte af. Maar toen draaide Matte zich om en liep naar buiten.
Martin vroeg zich af welke vragen hij had moeten stellen.