'Ik heb koffie gezet. Neem gerust.' Kerstin zette een dienblad met een thermoskan en kopjes op de tafel langs de lange muur en verdween vervolgens weer naar de keuken.
'Wil jij ook?' Britten stond op en liep naar de thermoskan. Harald knikte naar haar en ze schonk twee kopjes koffie in, zwart voor zichzelf en melk met twee suikerklontjes voor Harald. Ze had jarenlang geprobeerd hem zover te krijgen dat hij de suiker liet staan, maar uiteindelijk beseft dat het een hopeloze strijd was.
'Je bent de suiker toch niet vergeten, hè?' Harald keek ongerust toen ze het kopje voor hem neerzette.
Britten glimlachte. 'Nee, lieverd, ik ben de suiker niet vergeten.' Ze kenden elkaar zo goed.
Ze nam een paar slokjes en herhaalde toen haar vraag. 'Hebben we het verkeerd gedaan?'
'Met Matte, bedoel je?' Harald roerde in zijn koffie, zodat de suiker oploste.
'Met Matte en Lisette. Ze heeft gelijk, weetje. We hebben haar verwaarloosd. Al onze aandacht ging naar Matte, terwijl zij aldoor te horen kreeg dat ze braaf moest helpen en dat ze zichzelf wel kon redden. En dat kon ze niet... zichzelf redden dus. Dat kan ze nog steeds niet.'
'Wat hadden we dan moeten doen?' vroeg Ha- raid moe, en hij streek met zijn hand over zijn gezicht. 'Matte had ons meer nodig. We hebben gedaan wat we konden.'
'Is dat wel zo?' vroeg Britten. Haar ogen waren vochtig. 'Hebben we echt gedaan wat we konden? Hadden we niet iets beter ons best kunnen doen? Hadden we niet moeten proberen er voor beiden te zijn? Hadden we haar niet ook de tijd en aandacht moeten geven die ze verdiende? Nu ben ik bang dat het te laat is.' Er biggelde een traan over haar wang.
Harald staarde naar zijn koffiekopje. Hij schudde zijn hoofd. 'Misschien had ik minder moeten gaan werken...' zei hij. Het was voor het eerst dat Britten hem die gedachte hoorde overwegen. Zelf had ze het vaak tegen hem gezegd, soms smekend, soms in blinde woede. Maar nu hij het hardop zei, realiseerde ze zich dat dat niet mogelijk was geweest. Harald was dan wel geen hoogvlieger, dat had ze lang geleden al ingezien, maar hij was dol op zijn werk en hij werkte graag hard. Hij wist niet beter, en iets anders zou hem ook niet zijn bevallen. Dus misschien had hij gelijk. Misschien hadden ze alles gedaan wat binnen hun mogelijkheden lag.
'En wat doen we nu?' vroeg ze, terwijl ze haar hand weer op die van Harald legde.'We laten ze even met rust. Als we van dit eiland af zijn, moeten we het op de een of andere manier maar oplossen. Het moet gewoon worden opgelost.'
In stilte dronken ze hun koffie. Veel meer viel er niette zeggen.
Martin veerde op toen het opnieuw begon te donderen. Hij was altijd al bang geweest voor onweer. Dat was gênant voor een volwassen man, maar eerst de scherpe flits die alles in een schril, eng licht zette en vervolgens het wachten, het wachten op de klap waarvan je wist dat die kwam - hij moest er niets van hebben. Toen de bliksem de keuken nogmaals verlichtte, begon hij in gedachten te tellen: eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig... 'Pang.' Martin deinsde terug. Bernard was achter hem komen staan en glimlachte weer zo akelig. 'Sorry, heb ik je laten schrikken?' Hij lachte. Toen kwam de echte donderslag en die klonk niet meer zo dichtbij.
'Nee hoor,' zei Martin afwerend.
'Wanneer is de lunch?' Bernard wendde zich tot Kerstin en Börje en slaagde erin de vraag te laten klinken alsof ze zijn onderdanen waren.
'Over een halfuur,' zei Kerstin. Ze draaide zich om en ging verder met de voorbereidingen.
'Mooi, dan hebben wij tijd om te praten.' Bernard knikte naar Martin, die onwillig achter de lange, donkere man de keuken uit liep. Hoe onsympathiek Martin hem ook vond, hij moest toegeven dat Bernard Liljecrona een flinke dosis gezag uitstraalde. Het was moeilijk om hem niet te volgen.
'Waar gaat het over?'vroeg Martin in een poging de touwtjes weer in handen te nemen.
Bernard wierp een korte blik op Harald en Britten, die achter in de eetzaal zaten, en gaf geen antwoord. Met grote passen beende hij naar het kleine kantoor en even dacht Martin dat Bernard achter het bureau zou plaatsnemen om hem te verhoren. Maar gelukkig ging hij op de stoel voor het bureau zitten, terwijl hij Martin dwingend aankeek.
Onwillekeurig werd Martin nieuwsgierig. Hij nam plaats achter het bureau en trok zijn wenkbrauwen op ten teken dat Bernard kon beginnen.
'Je hebt gezien wat er net is gebeurd.' Bernards stem was droog en constaterend.
'Je bedoelt de... ruzie tussen Matte en jou?' vroeg Martin. Hij was benieuwd waar Bernard naartoe wilde, al had hij wel zo'n vermoeden.
'Ja. Je hebt gezien dat Matte me aanviel, ja, eigenlijk zonder enige aanleiding.'
Martin vroeg zich af in hoeverre dat waar was, maar bleef zwijgend op het vervolg wachten.
'Ja, en dit is niet iets nieuws. Matte heeft bepaalde. .. problemen gehad.' Bernard viel even stil, maar ging toen verder. 'Harald en Britten hebben hun best gedaan om het onder controle te houden, te verbergen - en Ruben heeft daar trouwens ook bij geholpen. Maar de waarheid is dat Matte labiel is geweest. Hij is een paar keer opgenomen... Dus, ja... als je mij zou vragen wie in dit gezelschap de meest voor de hand liggende moordenaar is...' Hij spreidde zijn handen.
Martin zuchtte. Hij had gehoopt dat Bernard met iets substantiëlers zou komen. Het was niets nieuws dat Matte psychische problemen had gehad en het hielp het onderzoek ook niet verder.
'En iets concreters heb je niet?'vroeg Martin vermoeid.
'Hoezo, concreters? Hij heeft me aangevallen! Geprobeerd me te wurgen! Veel concreter kan het toch niet! Dat is verdomme poging tot moord!'
'Poging tot moord vind ik in deze context wel erg sterk uitgedrukt. En er is ook geen verband met de dood van Ruben, toch? Bovendien zegt iedereen dat Ruben en Matte erg op elkaar gesteld waren. Wat voor motief zou hij hebben om hem te vermoorden?'
Buiten knalde de donder en zowel Bernard als Martin veerde op.
Bernard snoof. 'Motief. Wie weet hoe een zieke geest denkt? Dat ze erg op elkaar gesteld waren, maakt het toch alleen maar waarschijnlijker?'
'Hoe bedoel je?' vroeg Martin, maar hij kon niet veel enthousiasme opbrengen.
'Liefde kan zomaar omslaan in haat. Een labiel iemand als Matte kan zich van alles inbeelden en Joost mag weten wat hij zich over opa in zijn hoofd heeft gehaald.'
'Hm... Ik vind het magertjes klinken,' zei Martin en hij schudde zijn hoofd. 'Ik heb opgeschreven wat je me hebt verteld, maar ik heb concreter bewijs nodig om ervan overtuigd te raken dat ik Matte boven aan de lijst met verdachten moet zetten.'
'Zodra we dit kuteiland hebben verlaten, ga ik formeel aangifte doen, als je dat maar weet. Hij moet niet denken dat hij mij ongestraft kan aanvallen.' Bernard boog zich naar voren en staarde Martin strak aan.
'Tja, daar heb je alle recht toe,' zei Martin en hij stond op ten teken da t het gesprek was afgelopen.
Buiten knalde het nog een keer en nu leek het alsof het onweer aanzienlijk dichterbij was gekomen.
Ze aten in stilte. Lisette was chagrijnig weer naar beneden gekomen, maar Matte schitterde nog altijd door afwezigheid. Het eten dat Kerstin en Börje hadden geserveerd was lekker, maar niemand leek er echt van te genieten.
Martin vroeg zich af wat Harald en Britten zouden zeggen als ze wisten dat Bernard had geprobeerd hun zoon als de moordenaar aan te wijzen. Maar hij was niet van plan om het hun te vertellen. Hij keek met een schuin oog naar Lisette, die naast hem zat en stug naar haar bord bleef staren. Sinds ze beneden was, had ze geen woord tegen hem gezegd en hij besefte wederom dat ze voorbij het punt waren waarop er nog iets kon worden gerepareerd. Niet dat hij daar zin in had. Hij vond het prima als ze elkaar nooit meer zagen nadat ze dit eiland hadden verlaten. Maar tot die tijd kon de stemming weleens ijzig zijn.
'Heeft een van jullie met Matte gepraat?' vroeg hij zachtjes aan Harald en Britten, die tegenover Lisette en hem zaten. Ze schudden tegelijk hun hoofd.
'Nee,' zei Britten uiteindelijk en ze keek Harald schuin aan. 'We hebben hem met rust gelaten. Als hij een tijdje alleen kan zijn, kalmeert hij meestal weer.'
'Misschien moeten we even bij hem gaan kijken?'vroeg Harald gedempt.
'Nee, we laten hem met rust,' zei Britten, maar helemaal overtuigd klonk ze niet. Harald drong echter niet aan en in een bedrukte stilte aten ze verder. Het enige dat er te horen viel, was het gerinkel van bestek op porselein.
Martin voelde de paniek opkomen. Hij wilde niets liever dan dit huis en dit eiland verlaten. Hij keek er vooral naar uit om hulp bij het onderzoek te krijgen, van iemand die meer ervaring had, die kon zien hoe ze verder moesten, die wegen wist die hij zelf klaarblijkelijk over het hoofd zag. Op dit moment had hij absoluut geen idee wie de oude man had vermoord. Hij was geen steek wijzer dan een dag geleden en begon behoorlijk aan zijn eigen capaciteiten te twijfelen.
'Ik geloof dat ik even een tukje ga doen,' zei Harald en hij streek over zijn stevige buik.
'Ja, dat is een goed plan,' zei Martin, terwijl hij een gaap onderdrukte. Door de bedrukte stemming in huis en al het eten en drinken was hij ongelooflijk moe geworden. Toch had hij al een uur geslapen.
'Ik ga naar boven,' zei hij tegen Lisette en hij stond op. Ze mompelde een antwoord, maar weigerde nog steeds om hem aan te kijken.
Toen hij even later in zijn kamer in bed lag, hoorde hij de ene deur na de andere dichtgaan. De meesten leken zijn voorbeeld te hebben gevolgd. Het laatste wat hij hoorde voordat hij door de slaap werd overmand, was het onweer buiten.