Hoofdstuk 27

 

 

 

Francesca deed geen poging om te vluchten. Ze kon nergens heen. Dean had de deur al op slot gedraaid. Het slot zat weliswaar aan de binnenkant, en ze kon de deur dus weer open doen als ze de kans kreeg, maar dat zou toch een paar seconden langer duren dan wanneer ze zó door de open deuropening naar buiten kon rennen.

En ze had het gevoel dat iedere seconde telde.

‘Wat doe je hier, Dean?’ fluisterde ze hees.

Hij keek gefrustreerd. Ongelukkig. ‘Ik wilde niet komen. Maar het moest.’

Ze vroeg zich af of ze door de schuifpui aan de andere kant van de kamer naar buiten kon komen. Toen ze zo in het nauw was gedreven door de vorige bezoeker, had ze ter beveiliging een bezemsteel overdwars door de deurgrepen getrokken, zodat niemand de pui eruit kon tillen. Tegen de tijd dat ze die bezemsteel eruit had getrokken, de pui van het slot had gehaald en de deuren open had geschoven, was het al te laat. ‘Niemand heeft je gedwongen hierheen te komen.’

‘Je begrijpt het niet. Het was mijn schuld.’

Francesca zag die arme Sherrilyn voor zich, een angstige moeder van drie jonge kinderen, die misschien in dezelfde situatie was beland als zij. Langzaam schoof ze achteruit naar het bed. Ze moest de pepperspray te pakken zien te krijgen die ze onder het dekbed had laten liggen. Het was echter maar een klein busje, en dus niet makkelijk terug te vinden. Kon ze de pepperspray in handen krijgen en op Dean toepassen vóór hij haar wist te overmeesteren?

Er bestond een kleine kans dat het haar zou lukken. Als ze snel was, en het busje niet bleef haken tussen het beddengoed…

‘Wat was jouw schuld?’ vroeg ze.

‘Het slipje. Ik had het in Butch’ truck verstopt.’

Ze probeerde ervoor te zorgen dat het bed tussen hen in stond en bewoog met iedere stap achteruit ook wat meer naar links. ‘Welk slipje?’

Als hij al in de gaten had dat ze tijd probeerde te winnen, liet hij het niet blijken. ‘Je weet welk slipje. Jij hebt het meegenomen. Ik wil het terug. Als je meewerkt, eindigt deze nacht veel beter dan als je het niet doet.’

Ze wist om het bed heen te schuiven, met nog een meter of drie tussen hen. ‘Stel dat ik dat slipje niet heb. Wat dan?’

‘Jij moet het ding wel hebben. Op de sloperij ligt het niet meer.’

‘En stel dat ik het slipje heb? Wat maakt het jou uit dat ik een onderbroek uit de sloperij heb meegenomen, Dean?’

Hij had iets in zijn handen. Het was geen honkbalknuppel, het was iets kleiners. Ze kon in het donker niet precies zien wat het was, maar wist bijna zeker dat het een stuk touw was.

‘Doe niet zo dom,’ zei hij. ‘Je beledigt me door te denken dat ik daar in trap.’

Misschien kwam het door de slaappil, maar hij klonk angstaanjagend helder. Worstelend met de mist die nog steeds over haar brein hing, probeerde ze een andere tactiek. ‘Dus jij bent hem?’

‘Ik ben wat?’

‘Degene die al die vrouwen heeft vermoord.’

Hij vertrok zijn gezicht. ‘Nee, natuurlijk niet. Dat was Butch. Dat weet je toch.’

Inmiddels was ze er niet zo zeker meer van. Het zou best kunnen dat Dean Butch gevolgd was, die avond dat hij met April had afgesproken bij de Pour House. Misschien had hij haar vermoord om zijn broer een hak te zetten. Als Dean inderdaad een psychopaat was, eentje die in vijf jaar tijd al zeven vrouwen had vermoord, dan maakte één meer of minder ook niet uit. Bovendien waren die twee mannen bepaald niet dol op elkaar. Als Butch naar de gevangenis ging, dan zou dat een mooie manier zijn om hem van de sloperij weg te krijgen zonder dat er een lijk aan te pas kwam, en zonder dat Paris of Deans ouders hem erop aan zouden kijken. Misschien had Dean het kaartje van de Pour House wel bij het massagraf in Dead Mule Canyon gelegd.

Het enige probleem met deze redenering was het feit dat Dean had toegegeven dat hij het slipje in Butch’ dashboardkastje had gestopt. Als hij had gewild dat het ding gevonden werd, waarom was hij dan naar haar toe gekomen om het mee terug te nemen? Was hij van gedachten veranderd? Had hij zich gerealiseerd dat zijn plan een averechtse uitwerking kon hebben en ook hij nauwlettend in de gaten zou worden gehouden door de politie? ‘Hoe weet jij dat het Butch is?’ vroeg ze.

‘Wie zou het anders kunnen zijn? Bovendien zijn er wel tekenen die daarop wijzen.’

‘Zoals…’

Hij maakte aanstalten om om het bed heen te lopen, en ze klom er razendsnel op, van plan om er met een reuzensprong vanaf te springen zodra hij niet meer tussen haar en de deur zou staan.

Maar hij bleef toch staan, vastbesloten om ervoor te zorgen dat ze niet langs hem heen naar buiten kon glippen. ‘Zijn ogen,’ zei hij. ‘Zijn ogen zijn leeg. En zijn hart is koud.’

Francesca schoof met haar voet tussen het beddengoed, op zoek naar de pepperspray. Langzaam werkte ze het bed af. Waar had ze gezeten toen ze het busje in handen had gehad? Rechts of links op het bed? En waar zou het heen zijn gerold tijdens haar gesprek met rechercheur Finch, toen het verlangen naar een slaappil en een warm bad het van haar angst had gewonnen?

Ze was zo in gedachten geweest dat ze er geen bewust beeld van had wanneer ze het busje had losgelaten. Of waren die warrige beelden het gevolg van de slaappil? ‘Paris ziet dat heel anders.’

‘Paris houdt van hem. Ze heeft geen oog voor zijn fouten. Bovendien heeft zij zijn werk niet gezien. Ik wel.’

Werk – dat verwees blijkbaar naar de gewelddadige moord op April Bonner, en al die andere vrouwen. De haren in Francesca’s nek gingen er recht van overeind staan. Toch was ze er niet zo zeker van dat hij de waarheid sprak. Er was immers die toestand met Sherrilyn. Schreef Dean bewust zijn eigen acties toe aan een ander? Iemand die tot moorden in staat leek? Iemand die hij erin wilde luizen?

‘Heb je gezien dat hij een moord pleegde?’

‘Ik heb het lijk gezien.’

‘Welk lichaam, Dean? Dat van Sherrilyn? Of dat van Julia?’

Deans hoofd schoot achterover, alsof ze op hem geschoten had. Als hij nog een stap dichterbij was gekomen, zou Francesca zich op het bed hebben moeten storten voor de pepperspray, hoewel ze het busje nog niet had gevonden.

‘Hoe weet jij van hun bestaan af?’ vroeg hij.

‘Research. Dat is mijn werk. Ze zijn dood, hè? Je hebt ze vermoord.’

‘Nee.’ Aangeslagen schudde hij zijn hoofd. ‘Sherrilyn is niet dood. Ze is gewoon… verdwenen. Ik zoek al jaren naar haar. Bijna iedere nacht. Overal. Uiteindelijk vind ik haar wel.’

Zijn stem klonk nu zo kinderlijk. Zou dit het begin zijn van een psychotische aanval? En zo ja, zou dat de kans om hier levend uit te komen vergroten of juist verkleinen? ‘En de anderen dan?’

‘Breng me nu niet in de war. Dit… dit heeft niets te maken met anderen.’

‘Wie is Julia, Dean? Waar kwam ze vandaan?’

‘Waarom zou ik jou dat vertellen? Je bent niet te vertrouwen. Wij zijn geen vrienden. Ik heb het wel geprobeerd. Ik deed heel aardig tegen je. Maar jij… jij wilde niet.’ Weer zette hij een stap naar voren. ‘Ik moet om mijn moeder denken. Wat heb je met het slipje gedaan?’

Wat had dit te maken met Elaine Wheeler?

Francesca stond nu bij het hoofdeinde. Ze had de pepperspray nog steeds niet gevonden, maar vluchten leek op dat moment even riskant als doorgaan met vragen. ‘Het broekje heb ik naar een forensisch lab gestuurd. Dit heeft dus geen zin, Dean. Je kunt beter naar huis gaan, nu, voor je nog meer problemen krijgt. Als er DNA op het slipje wordt aangetroffen, zal de politie bewijzen tegen je gaan verzamelen, en dan sturen ze je naar de gevangenis.’

‘Mij? Waarom? Ik heb niemand vermoord! En jou ga ik ook niet vermoorden. Of jij sterft, hangt van Butch af. Hij is de moordenaar.’

Hoewel ze hem graag geloofde, was Butch niet degene die hier in haar slaapkamer stond. En ze begreep niet helemaal waarom Dean een touw in zijn handen had als hij haar geen kwaad wilde doen. ‘Waarom help je hem dan? Waarom doe je dit?’

‘Dat heb ik je toch al verteld? Ik heb geen keus.’

‘Er is altijd een keus.’

‘Dit keer niet.’ Toen hij op haar af sprong, liet ze zich op het bed vallen en schoof haar handen onder de deken. Ze was doodsbenauwd dat ze de pepperspray niet zou vinden en kon het dan ook nauwelijks geloven toen haar hand zich om het busje sloot en ze het in één vloeiende beweging onder het beddengoed vandaan trok.

Dean lag al boven op haar. Hij duwde haar op haar rug en hield haar met zijn lichaamsgewicht in bedwang. Hij had geen idee dat ze een wapen had.

Omdat ze wist dat een deel van de pepperspray op haarzelf terecht zou komen, kneep Francesca haar ogen stijf dicht en wendde haar gezicht af terwijl ze op hem richtte en op de knop drukte.

Ze had hem niet direct in het gezicht weten te raken. Ze waren immers verwikkeld in een heftige strijd, bewogen voortdurend. Maar hij was wel verrast door haar actie en had een deel van de spray binnengekregen. Hij begon te hoesten en te gillen en leek helemaal vergeten dat hij het touw in handen had. Hij liet het vallen en haalde naar haar uit. Eerst raakte hij haar hoofd, toen haar kaak.

Francesca raakte het busje kwijt toen ook zij flink moest hoesten. De pepperspray brandde in haar ogen, en even zag ze niets. Gelukkig kende ze haar slaapkamer beter dan Dean. De pijn in haar door Butch’ hond toegetakelde onderarm negerend, beukte ze Dean met alle kracht die ze in zich had tegen het hoofdeinde.

Een seconde later was ze vrij.

Vloekend en tierend sloeg hij wild om zich heen, proberend haar weer te raken. Ze moest dood, riep hij, en daarna jammerde hij luidkeels om zijn moeder.

Francesca strompelde op de tast naar de gang en wist haar weg door het huis te vinden. Maar toen haar buurvrouw Josephine haar had binnengelaten, ze de politie had gebeld en er daadwerkelijk een politiewagen was gearriveerd, bleek Dean al vertrokken.

 

Jonah werd uit zijn onrustige slaap gewekt door een luid gebons op zijn deur. Hij had liggen dromen, over Summer, die aan het verdrinken was in een kristalhelder meertje. Hoe hij in zijn droom ook zijn best deed, hij kon haar niet redden. En hij had gedroomd over Adriana, die hem niet had willen helpen, maar zich even later schor had gegild toen ze hun dochter met het gezicht naar beneden in het water zag drijven, net buiten haar bereik. Ook Francesca was af en toe in de droom voorgekomen, terwijl ze druk bezig was aan een moordenaar met een bijl te ontsnappen. Vrouwen in gevaar. Verder zei de droom hem weinig, al hield hij er een bang voorgevoel aan over.

Dat er vóór dag en dauw iemand op de deur klopte, maakte het er alleen maar erger op.

‘Ik kom eraan!’ Hij krabbelde overeind, schoot een korte broek aan en haastte zich erheen om een blik door het kijkgaatje te kunnen werpen. Daarna gooide hij de deur wijd open.

In de gang stond Nate Ferrentino, op slippers, gekleed in een trainingsbroek en sweater die niet bij elkaar pasten. Op zijn wang was de afdruk van een laken zichtbaar. Hij was duidelijk ook nog maar net wakker.

‘Wat is er? Is het Rachel? Komt de baby al?’ Jonah was nooit betrokken geweest bij een bevalling, maar misschien was Nates moeder niet beschikbaar en hadden ze iemand nodig die op Dylan kon passen…

‘Waar is je mobiel, verdomme?’ vroeg Nate.

‘Die heb ik uitgezet. Ik had mijn slaap hard nodig. Waarom?’

‘Je moet een vaste lijn nemen.’

‘Daarvoor ben ik te weinig thuis. Wat is er dan?’

Nate krabde zich eens op het hoofd, waardoor zijn haar nog meer door de war raakte. ‘De antwoorddienst heeft me gebeld. Ze zeiden dat iemand uit Arizona probeert om contact met je te maken. Een noodgeval, zeiden ze.’

Een woeste golf van angst sloeg over Jonah heen. ‘Hebben ze ook gezegd wat er aan de hand was?’

‘Nee.’ Nate stak hem een papiertje toe. ‘Bel dit nummer,’ zei hij, en hij schuifelde weer weg.

Jonah herkende het nummer. Hij had het eerder die dag gebeld, net nadat hij met Ms. Price had gesproken om haar te vertellen dat hij niet meer aan de zaak werkte. Dat was toen hij op zijn vliegtuig had zitten wachten. Hij had zich niet echt prettig gevoeld bij het idee dat hij Francesca moest achterlaten, en daarom had hij wat extra zekerheid ingekocht.

Hij sloot de deur en wierp een blik op de klok aan de muur achter hem. Vier uur.

Zo vroeg in de ochtend gebeurden er doorgaans geen goede dingen.

Hij zette zijn mobieltje aan en ging bij het raam staan, waar hij goed zicht had op de koplampen van de auto’s die zich diep onder hem een weg baanden door de stad.

Al na twee keer overgaan werd er opgenomen. Een mannenstem. ‘Ray Leedy.’

‘Ray, met Jonah. Wat is er aan de hand?’

‘Waar was je, man? Ik probeer je al sinds middernacht te pakken te krijgen.’

Jonah had niet echt verwacht dat er problemen zouden zijn. Hij had gehoopt dat Finch en Hunsacker Butch goed in de gaten zouden houden. Dat hadden ze tenslotte toegezegd. Deze beveiliger was in feite naderhand toegevoegd, als back-up, om hem nog wat meer gemoedsrust te verschaffen. ‘Maakt niet uit. Je hebt me nu te pakken. Wat is er loos?’

‘Je mannetje is druk in de weer geweest, vannacht.’

Jonahs maag trok krampachtig samen. ‘Hoezo?’

‘Hij is de hele nacht op geweest. Ik kon alleen niet goed zien wat hij allemaal aan het doen was. Hij kwam thuis en verdween direct in de sloperij. Daarna zag ik hem een loodzware vuilniszak naar zijn truck slepen.’

Nee… ‘En toen?’

‘Hij gooide de zak achterin en reed weg.’

Tussen opeengeklemde kaken door zoog Jonah zijn longen vol lucht. ‘Hoe laat was dat?’

‘Zo rond middernacht. Ik heb direct geprobeerd je te bellen, om te vragen wat ik nu moest doen.’

‘Ik hoop dat je hem gevolgd bent.’ Had hij Ray nu maar uitgebreidere instructies gegeven… Jonah had echter gedacht dat hij niet meer hoefde te doen dan bij de sloperij op de uitkijk zitten. Dat had hem een goed idee geleken, ter bescherming van Francesca, maar ook om bij te houden waar Butch uithing, voor het geval er weer een moord werd gepleegd. Zoiets als dit had hij zéker niet verwacht…

‘Ja, ik ben hem gevolgd. Je had immers gezegd dat ik hem niet uit het oog moest verliezen. Maar hij ging niet naar Chandler, waar je zo bang voor was.’

‘Waar ging hij dan heen?’

‘De bergen in.’

Jonah greep het mobieltje nog steviger beet. ‘Welke bergen?’

‘De Juniper Mountains, in het westen.’

‘Waarom? Wat deed hij daar?’

‘Ik weet het niet zeker. Ik kon er niet te dicht bij komen. Het stond er vol met bomen en ik moest flink afstand houden, anders zou hij mij zien…’

‘Je bent hem kwijtgeraakt.’

‘Ja. Sorry.’

In ieder geval gaf hij toe dat het fout was gegaan. ‘Kun je me laten zien waar het ongeveer was?’

‘Ja, dat wel.’

‘Dat is mooi.’

‘Wat zou hij daar te zoeken hebben?’ Er klonk slechts lichte twijfel in zijn stem. Ray had waarschijnlijk wel een vermoeden.

‘Geen idee, maar als iemand die van moord verdacht wordt een zware vuilniszak naar de bergen brengt, krijg ik daar toch een ongemakkelijk gevoel bij.’

‘Ja, ik heb er ook geen prettig gevoel bij. En ik zit hier ook nog eens op amper twintig meter van zijn voordeur…’ antwoordde Ray met een nerveus lachje.

Jonah drukte zijn handpalm tegen zijn voorhoofd. ‘Waar is hij nu?’

‘Hij is niet zo lang geleden thuisgekomen. Er brandt geen licht. Ik denk dat hij naar bed is.’

‘Heeft hij je gezien?’

‘Nee. Ik heb afstand gehouden. Daarom weet ik ook niet wat hij met die vuilniszak heeft gedaan. Het ding is er niet meer, dat weet ik wel. Ik heb in de truck gekeken.’

Hij had de zak weggegooid of begraven, ergens in de bergen. Jonah had geen idee of ze de vuilniszak ooit zouden kunnen terugvinden, maar hij zou het zeker proberen. ‘Heb je misschien nog andere mensen gezien die de sloperij in de gaten houden?’

‘Ben ik dan niet de enige?’

Dat was in feite al een antwoord op zijn vraag. Jonah was erg blij dat hij extra geld had besteed om Francesca te beveiligen. Een privébeveiliger voor vijftien dollar per uur was zijn geld meer dan waard. ‘Blijkbaar wel. En hoe staat het met Dean?’

‘Wie?’

‘Die magere man over wie ik je verteld heb.’

‘Niet gezien.’

‘Hoe laat was je bij de sloperij?’

‘Om een uur of tien. Dat had je me gevraagd.’

‘Perfect. Dank je wel.’

‘Zal ik blijven tot de zon opkomt?’

‘Blijf daar maar tot ik er ben, als dat kan. Ik neem het eerste vliegtuig die kant op. Je kunt er vijftig procent extra voor rekenen.’

‘Akkoord.’

Ze hingen op, maar voor Jonah onder de douche kon springen, rinkelde zijn mobieltje alweer. ‘Hallo?’

‘Jonah?’ Het was Francesca. Ze viel met de deur in huis, nog voor hij haar kon vertellen wat hij zojuist had gehoord.

‘Het is niet Butch. Het is Dean. Hij heeft gisteravond bij mij ingebroken en me geprobeerd te vermoorden. Als ik… als ik die pepperspray niet had gehad…’

‘Wat?’ Zijn vrije hand balde zich tot een vuist. ‘Ben je gewond?’

‘Nee. Nu de naweeën van de pepperspray zijn weggeëbd, ben ik voornamelijk… doodop.’

Nu hij wist dat ze niet gewond was, drong het tot hem door hoe onlogisch het allemaal was. Als Dean de moordenaar was, waarom had Butch dan een vuilniszak gedumpt in de bergen? En als de beide zwagers dit gezamenlijk hadden gepland, dan vormden ze toch wel het raarste duo aller tijden. Zo raar dat Jonah het niet kon geloven.

Nee, er was iets anders aan de hand. Maar wat? Jonah had geen flauw idee.

‘Waar ben je nu?’ vroeg hij aan Francesca.

‘Op weg naar Prescott.’

‘Weten Finch en Hunsacker dat je eraan komt?’

‘Ik heb ze direct gebeld. Ze proberen een huiszoekingsbevel te krijgen.’

Hij overwoog even om haar nu alsnog te vertellen over de zwarte vuilniszak, maar besloot ermee te wachten. Als Dean een bedreiging vormde voor Francesca, moest hij eerst worden opgepakt. Het had geen zin het onderzoek in de war te sturen vóórdat ze hem hadden, vooral als ze ook de sloperij gingen doorzoeken. Laat de rechercheurs daar maar heen gaan met de forensisch specialisten, ik ga zelf wel naar Juniper Mountains, dacht Jonah bij zichzelf.

‘Ik ga nu naar het vliegveld,’ zei hij hardop. ‘Ik bel je zodra ik geland ben.’